NL1021969C2 - Inrichting voor inbrenging in een menselijk lichaam. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR INBRENGING IN EEN MENSELIJK LICHAAM

5

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting, die in een lichaam in te brengen is, zoals een stent of elektrode, en is gevormd uit een metaal bevattend materiaal, welke 10 inrichting tenminste één gesloten lus omvat. Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend en omvatten, zoals gezegd, bijvoorbeeld stents en elektrodes.

Een belangrijk nadeel van dergelijke inrichtingen is, dat in de nabijheid daarvan, en in het bijzonder in het bin-15 nenste daarvan, als een volume wordt omhuld, geen beeldvorming mogelijk is bij bijvoorbeeld MRI ("Magnetic Resonance Imaging"). In de lus of lussen wordt namelijk een elektrische stroom geïnduceerd onder invloed van het RF-veld, dat bij MRI wordt toegepast. Daardoor worden, net als bij een kooi van 20 Faraday, gebieden in het binnenste van de inrichting, of in elk geval in de nabijheid daarvan, afgeschermd. De in de lus of lussen geïnduceerde stromen creëren contravelden, waardoor effectieve beeldvorming wordt belemmerd of zelfs verhinderd.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd de genoemde 25 nadelen van de bekende techniek te verhelpen, of althans te verminderen, waartoe een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zich onderscheidt, doordat de lus een inzetstuk uit isolerend materiaal omvat. In een dusdanige inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt een stroomkring in 30 een lus daarvan effectief onderbroken, en worden geen contravelden gegenereerd, zolang er geen stromen kunnen vloeien. Daardoor is het mogelijk geworden om gebieden in de dichte nabijheid van de inrichting, en zelfs in het binnenste daar- 1021969 I van, als een zekere ruimte wordt omhuld, in kaart te brengen met beeldvormingstechnieken. Opgemerkt wordt, dat dit in het I bijzonder in het geval van een stent gunstig kan zijn, waar I die wordt gebruikt om een adervernauwing tegen te gaan. Een 5 dergelijke adervernauwing kan wel met een stent worden be- streden, maar kan door of langs de stent doorgroeien, waar- over geen informatie kan worden verkregen, zolang de stent effectieve beeldvorming belemmert.

Verder wordt opgemerkt, dat inrichtingen bekend zijn, 10 die geheel uit isolerende materialen zijn gevormd. Deze ver- tonen echter geen enkele werking als elektrode. Bovendien vertonen dergelijke inrichtingen uit isolerend materiaal een aanzienlijke mindere werking als stent, waar het de uitzet- baarheid en vormvastheid na uitzetting daarvan betreft.

15 De onderhavige uitvinding betreft ook diverse voor- keursuitvoeringsvormen.

Zo is het mogelijk, dat een inrichting volgens de uitvinding oprekbaar is om na het inbrengen uitgezet te wor- den en daarna de uitgezette vorm te behouden, waardoor de 20 inrichting bijv. is gevormd uit een geheugenmateriaal, metaal etc.. Zoals reeds is opgemerkt, zijn bijv. geheugenmaterialen in het algemeen gevormd uit overwegend metaal bevattende H materialen, in het bijzonder in het geval van stents, hetgeen dergelijke inrichtingen bijzonder gevoelig maakt voor verlie- H 25 zen aan beeldvorming in het binnenste en de directe nabijheid H daarvan.

De inrichting kan ook op diverse manieren zijn gepro- duceerd. Zo is het mogelijk, dat het inzetstuk is aangebracht in een in hoofdzaak buis- of plaatvormig basiselement, waar- 30 uit de inrichting te vormen is door daarin insnijdingen aan te brengen. Dit is op zich een standaardmethode om stents te H vormen, zij het dat bij de bekende techniek geen gebruik H wordt gemaakt van buisvormige basiselementen met daarin ten- 3 minste één inzetstuk, waarvan de productie en uiteindelijke vormgeving volgt door de insnijdingen in het buisvormige element te maken.

In het bijzonder vanwege het gegeven, dat isolerende 5 materialen over het algemeen een onvoldoende vormvastheid behouden na uitzetting daarvan, omvat een inrichting volgens de onderhavige uitvinding bij voorkeur de eigenschap, dat het inzetstuk is aangebracht in een deel van die inrichting, dat bij uitzetting niet aan rek onderhevig is. Daardoor wordt de 10 keuze aan bruikbare materialen aanzienlijk uitgebreid, en kunnen zelfs keramische materialen, silicium en dergelijke, worden toegepast voor het inzetstuk.

Tevens is het mogelijk, dat de inrichting is gevormd uit tenminste één draadvormig element, waarin het inzetstuk 15 op een met een lus overeenkomende plaats langs het draadvormige element is aangebracht. Het betreft hier een andere standaardproductiemethode met draadvormige, in hoofdzaak metaalbevattende elementen, maar dan zijn die draadvormige elementen derhalve op een manier volgens de onderhavige uit-20 vinding aangepast door de inzetstukken uit isolerend materiaal. In uitvoeringsvormen, waarbij een aantal uit hetzelfde draadvormige elementgevormde lussen met verschillende omtrekken aanwezig zijn in een inrichting volgens de uitvinding, kan het bijzonder gunstig zijn om in het draadvormige element 25 op vaste afstanden tenminste een even groot aantal inzetstukken als lussen aan te brengen, waarbij de afstand tussen de inzetstukken langs het draadvormige element korter is dan de omtrek van de kleinste van de lussen. Zo wordt een uniform productieproces van draadvormige element verzekerd, hetgeen 30 een vereenvoudiging oplevert ten opzichte van een situatie, waarin alleen inzetstukken op geselecteerde posities, die met de daadwerkelijk te vormen lussen overeenkomen, worden aangebracht. Ook in uitvoeringsvormen, waarin het draadvormige

1021Q GQ I

element wordt geproduceerd uit in hoofdzaak metaalachtig materiaal met een geheugenfunctie, dan nog kunnen de inzet- stukken star en stug en niet stripelastisch zijn, zonder wezenlijke invloed op de uitzettingsfunctie, zoals die ge- 5 wenst is bij een stent.

Opgemerkt wordt, dat, zoals het een vakman direct duidelijk zal zijn, inrichtingen volgens de onderhavige uit- H vinding tevens kunnen worden toegepast als elektrode in een op een aantal elektrodes gebaseerde werkwijze van elektro- 10 fysiologie.

Hieronder zal een aantal uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin op niet-limitatieve wijze een H aantal uitvoeringsvoorbeelden van inrichtingen volgens de 15 onderhavige uitvinding is getoond, waarin dezelfde of soort- gelijke componenten met in hoofdzaak dezelfde referentienum- mers worden aangeduid, en waarin: H fig. 1 een zijaanzicht toont van een stent als uit- voeringsvorm van de onderhavige uitvinding; 20 fig. 2 een plaatvormig element toont als mogelijke basis, waaruit die in fig. 1 getoonde stent kan worden ge- vormd; fig. 3 een draadvormig element toont als alternatief H voor het in fig. 2 weergegeven plaatvormige element; 25 fig. 4 een detail van een mogelijke uitvoeringsvorm I toont, zoals die kan zijn vormgegeven uit het in fig. 3 weer- I gegeven draadvormige element; en fig. 5 een perspectivisch aanzicht van productie van een stent volgens de uitvinding.

30 In fig. 1 is een stent 1 volgens de onderhavige uit- I vinding getoond in uitgezette toestand daarvan, waarin deze stent 1 wordt gebracht na het inbrengen in een menselijk I lichaam daarvan. De stent 1 omvat ribben 2 uit in hoofdzaak 5 metaal bevattend materiaal, dat bijvoorbeeld gunstig is, wanneer het een geheugenwerking vertoont om de ingenomen uitgezette vorm na uitzetting te behouden. In longitudinale ribben 3 van de stent 1 zijn inzetstukken 4 aangebracht, die 5 zijn vervaardigd uit een isolerend materiaal. Daarmee is verzekerd, dat in de langs de longitudinale ribben 3 gevormde lussen geen geïnduceerde stromen kunnen lopen, die een eventuele beeldvorming of imaging zouden kunnen belemmeren als gevolg van het daardoor gegenereerde contraveld. Aldus is 10 zowel het vloeien van elektrische stromen als het genereren van contravelden effectief voorkomen met de inzetstukken 4 uit isolerend materiaal.

In fig. 2 is een plaatvormig element 5 getoond. In het plaatvormige element 5 kunnen insnijdingen 6 worden aan-15 gebracht. Wanneer de uiteinden van het plaatvormige element 5 met elkaar worden verbonden, zoals is aangeduid met pijl A in fig. 2, en na het aanbrengen van de insnijdingen 6, is de aldus gevormde inrichting gereed om gebruikt te worden als stent, en is dan (nog) niet uitgezet. Na uitzetting zal een 20 dusdanige inrichting, die is gevormd uit het plaatvormige element 5, bij benadering de in fig. 1 getoonde vorm van de uitgezette stent hebben.

Opgemerkt wordt, dat in fig. 2 nog niet alle insnijdingen 6 zijn aangebracht, en dat verscheidene insnijdingen 25 in fig. 2 nog slechts schematisch zijn aangeduid in de vorm van een streep, waar de insnijdingen 6, die nog ontbreken, moeten worden verwezenlijkt. Ook wordt opgemerkt, dat de dimensionering in fig. 2 niet noodzakelijkerwijs in verhouding staat tot die van fig. 1.

30 Verder is in het plaatvormige element 5, voorafgaand aan het rondom aansluiten daarvan langs de pijl A in fig. 2 en het aanbrengen van de insnijdingen 6 daarin, een strook 7 aangebracht van isolerend materiaal. Een alternatieve methode 1021969 H zal hieronder worden beschreven aan de hand van fig. 5. De strook 7 levert de inzetstukken van isolerénd materiaal op, zoals die zijn aan-geduid met referentienummer 4 in fig. 1, H nadat de insnijdingen 6 zijn aangebracht, het plaatvormige 5 element 5 een rondgaande vorm is gegeven door aansluiting van I de uiteinden langs de pijl A, en de aldus gevormde stent is I uitgezet.

I De longitudinale ribben 3, waarin de inzetstukken 4 uit isolerend materiaal zijn aangebracht, zijn op zichzelf I 10 niet aan rek of uitrekking onderhevig bij uitzetting van een aldus gevormde stent. Dit is gunstig, wanneer bijvoorbeeld van metalen of materialen met een geheugeneffect gebruik wordt gemaakt, en het isolerende materiaal voor de inzetstuk- ken een dergelijke geheugenwerking of rekbaarheid niet ver- I 15 toont en bijvoorbeeld stijf of star is. In dusdanige situa- ties zou een inzetstuk zonder de vereiste geheugenwerking en met een mate van elasticiteit de werking van de stent zelf I kunnen verlagen, hetgeen wordt voorkomen door inzetstukken 4 I te positioneren op een zodanige wijze, dat een dergelijke 20 vermindering van de werking van de stent wordt voorkomen. In I het bijzonder geldt dit voor delen van de stent 1, die niet I aan rek onderhevig zijn.

In fig. 3 is een draadvormig element 8 getoond. Als alternatief voor het in fig. 2 getoonde plaatvormige element I 25 5, kan van een dergelijk draadvormige element 8 gebruik wor- I den gemaakt om daaruit een stent, zoals die bijvoorbeeld in fig. 1 is getoond, te vormen.

I In fig. 3 is het draadvormig element voorzien van inzetstukken 9 uit isolerend materiaal. De inzetstukken 9 I 30 zijn op onderlinge afstanden gepositioneerd, die kunnen zijn toegespitst op de uiteindelijk daaruit te vormen stents of I elektrodes. Dat wil zeggen, dat telkens een inzetstuk 9 als onderbreking van een uit het draadvormige element 8 gevormde 7 stroomkring kan worden verwezenlijkt op een specifiek daartoe bepaalde plaats. Als alternatief is het echter tevens mogelijk om de inzetstukken 9 op een dusdanige positie te plaatsen, dat met zekerheid elke stroomkring kan worden doorbro-5 ken.

Een dusdanige situatie is weergegeven in fig. 4. In fig. 4 is een aantal draadvormige elementen 8 getoond, die onderling zijn verbonden bij verbinding 12 en elk een tweetal lussen vormen. Een dusdanige configuratie kan een detail zijn 10 van een stent of elektrode, die een inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan zijn. De middelste van de draadvormige elementen in fig. 4 vormt een tweetal lussen 10 en 11, waarbij lus 10 in omvang kleiner is dan lus 11.

De inzetstukken 9 zijn in deze uitvoeringsvorm op 15 onderling gelijke afstanden aangebracht, waarbij met zekerheid een inzetstuk 9 ook in de kleinere van de twee lussen, te weten lus 10, is aangebracht om de stroomkring daar te onderbreken. Daartoe is de onderlinge afstand tussen de inzetstukken 9 kleiner dan de omtrek van een kleinste van de 20 lussen, wederom lus 10. Op deze wijze kunnen de inzetstukken 9 op onderlinge gelijke afstanden langs de lengte van het draadvormige element 8 worden aangebracht, hetgeen resulteert in een standaard productieproces, waarbij met zekerheid stroomkringen in de met het draadvormige element 8 te vormen 25 inrichting worden onderbroken. Het productieproces van het draadvormige element 8 kan dan plaatsvinden op een van de uiteindelijke vorm van de inrichting onafhankelijke wijze.

In de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm is uitgegaan van een plaatvormig element 5 met daarin insnijdingen 6, 30 waarvan de randen langs pijl A met elkaar worden verbonden om een cilindervormig geheel te verkrijgen. Zoals in fig. 5 is getoond, kan ook van een huls- of buisvormig element 14 worden uitgegaan. Dit is dan bijv. om een staaf 13 aangebracht 10219*9 * I om met een mes 17 de insnijdingen daarin te vormen om de I uiteindelijke, gewenste vorm van de stent over te houden. De I insnijdingen met het mes 17 worden aangebracht langs de met B stippellijn 18 aangeduide lijnen.

B 5 Om de inzetstukken 15 te vormen, is de huls 14 voor- B zien van ten minste één band 16 met een materiaal volgens de B onderhavige uitvinding. Na het aanbrengen van de insnijdingen B met het mest 17 resteren dan de inzetstukken 15 in de ribben B van de aldus gevormde stent.

B 10 Na het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat vele B aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, B die allemaal duidelijk zullen zijn voor een vakman, die deze B aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen kan verwezen- B lijken zonder eigen inventieve arbeid. Zo is het in de confi- B 15 guratie van fig. 1 mogelijk om ook andere dan de longitudina- B le ribben te voorzien van inzetstukken, bijvoorbeeld in de B lussen aan de linker en rechterzijde in de fig. 1. Als voor- B beeld van gebruikte materialen voor het inzetstuk is bijv.

B keramiek genoemd. Opgemerkt wordt dat keramiek bij uitstek B 20 een geschikte drager kan zijn van bijv. medicamenten om al- B dus zeer lokaal en nauwkeurig medicijnen toe te kunnen die- B nen. Anders dan de genoemde materialen voor de inzetstukken B kan ook van andere isolerende materialen gebruik worden ge- B maakt. Het zou in de toekomst zelfs mogelijk kunnen zijn, dat B 25 ook isolerende materialen met een geheugenwerking kunnen worden toegepast, waardoor inzetstukken ook kunnen worden gepositioneerd op posities, die bij uitzetting van de inrich- ting aan rek onderhevig zullen zijn. Ook bij andere produc- tiemethoden dan die, welke hierboven aan de orde zijn geweest 30 (plaatvormige en/of buisvormige elementen met insnijdingen en H draadvormige elementen) kan de onderhavige uitvinding worden toegepast, zolang op de gewenste posities stroomkringen in de vorm van lussen worden onderbroken, die anders beeldvorming 9 zouden kunnen belemmeren of zelfs verhinderen. In het bijzonder in het gebied van elektro-fysiologie, waarbij een aantal elektrodes worden toegepast, kunnen inrichtingen volgens de onderhavige uitvinding toepassing vinden, waaruit wel blijkt, 5 dat de onderhavige uitvinding ook niet is beperkt tot het toepassingsgebied van alleen stents.

i .1021969

Claims (10)

1. Inrichting, die in een lichaam in te brengen is, zoals I een stent of elektrode, en is gevormd uit een metaal bevat- I 5 tend materiaal, welke inrichting ten minste één gesloten lus omvat, waarbij de lus een inzetstuk uit isolerend materiaal I omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, welke oprekbaar is om na het inbrengen uitgezet te worden, en daarna de uitgezette 10 vorm te behouden, en daartoe in hoofdzaak is gevormd uit een materiaal uit de groep, die omvat: geheugen materiaal, vorm- vast materiaal, een metaal etc.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het inzetstuk I is aangebracht in een in hoofdzaak plaatvormig basiselement, I 15 waaruit de inrichting te vormen is door daarin insnijdingen aan te brengen.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij het in- I zetstuk is aangebracht in een deel van de inrichting, dat bij uitzetting daarvan niet aan rek onderhevig is. I 20

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij voor het in- zetstuk is gevormd uit een materiaal uit de groep, die kera- I misch materiaal, silicium en dergelijke omvat.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke is gevormd uit ten minste één draadvormig element, waar 25 het inzetstuk op een met de lus overeenkomende plaats langs I het draadvormige element is aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, welke ten minste twee, I uit hetzelfde draadvormige element gevormde lussen met ver- schillende omtrekken omvat, en in het draadvormige element op 30 vaste afstand ten minste een evengroot aantal inzetstukken als lussen is aangebracht, waarbij de afstand tussen de in- zetstukken langs het draadvormige element korter is dan de omtrek van de kleinste van de lussen. ♦ « '

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke een elektrode vormt voor toepassing in een op een aantal elektrodes gebaseerde werkwijze van elektro-fysiologie.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 5 waarbij het inzetstuk is gevormd uit een als drager voor medicamenten geschikt materiaal, zoals keramiek.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij op het inzetstuk een lokaal toe te dienen medicijn is aangebracht. J021969