NL1021871C2 - Aanstuurinrichting voor een aanhangend voertuig. - Google Patents

Description

Titel: Aanstuurinrichtina voor een aanhanaend voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een aanstuurinrichting voor een aanhangend voertuig voor het over afstand verplaatsen van een stuurbeweging.

5 Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld uit JP2001301636A, en is bij uitstek geschikt om te worden toegepast als aanstuurinrichting voor motorvoertuigen die gesleept worden en waarvoor de aansturing van de voorwielen zodanig moet worden gefixeerd dat deze de sleeprichting volgen. In het hiernavolgende zal de uitvinding derhalve worden besproken in het kader van toepassing voor motorvoertuigen die gesleept worden door middel van een sleepstang, maar nadrukkelijk wordt 10 opgemerkt dat de uitvinding niet tot een dergelijke toepassing beperkt is. In tegendeel, de uitvinding is in principe toepasbaar op elk vakgebied waar behoefte bestaat aan het gedefinieerd parallel overdragen van hoekverdraaiingen het zij in versterkte, verzwakte of in gelijkblijvende mate.

Bij de uit genoemde publicatie bekende aanstuurinrichting wordt de hoekverdraaiing door middel van meerdere sensoren, geautomatiseerde calculaties en een hydraulisch regelsysteem bewerkstelligd. 15 Hoewel dergelijke aanstuurinrichtingen tot het gewenste resultaat kunnen leiden, hebben zij toch een beperking, doordat het trekkende voertuig een speciale aanhanginrichting met een sensor bevat. Dat impliceert dat het aanhangend voertuig niet door een ander voertuig op de bedoelde manier kan worden getrokken indien deze niet is voorzien van de beschreven aanhanginrichting.

Een andere beperking voor de uit genoemde publicatie bekende aanstuurinrichting betreft het 20 feit, dat de aanstuurinrichting hoekverdraaiingssensoren bij de verdraaibare wielen moet bevatten en de aansturing hydraulisch geregeld wordt.

Een andere beperking voor de uit genoemde publicatie bekende aanstuurinrichting betreft het feit, dat de regeling wordt verkregen door middel van geautomatiseerde calculaties waarbij de nauwkeurigheid van de regeling wordt bepaald door de software en de gecombineerde fouttoleranties 25 van de sensoren, bevestigingen en het hydraulische systeem.

Het is derhalve een algemeen doel van de onderhavige uitvinding een algemenere en verbeterde zelfregulerende aanstuurinrichting te verschaffen.

In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een aanstuurinrichting te verschaffen die geheel mechanisch is en in zijn geheel is ingebouwd in het aanhangende voertuig.

30 Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een aanstuurinrichting te verschaffen waarbij de verdraaiing van de aangestuurde wielen in versterkte, gelijke of verzwakte mate plaatsvindt door middel van de dimensionering van de separate onderdelen, al naar gelang de doelstelling van de toepassing.

Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een koppeling te kunnen bewerkstelligen 35 tussen een uit twee delen bestaande trekstang, die ook aan de aanstuurinrichting is bevestigd en door middel van inklemming op de ziiflanken van de aanstuurinrichting de aanstuurinrichting koppelt met het trekkende voertuig. Indien de uit twee delen bestaande trekstang in een ongeklemde toestand verkeert dan zullen de onderdelen van de aanstuurinrichting vrijelijk kunnen bewegen en kunnen de voorwielen van het aanhangende voertuig door de bestuurder zelf worden bediend.

40 Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van en verwijzend naar de in figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding, waarin: 1 ft 9 1 ft 7 1 I figuur 1A schematisch een zijaanzicht van de aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator volgens de I onderhavige uitvinding toont; B figuur 1B een doorsnede volgens de lijn B-B in figuur 1A is; B figuur 2 schematisch een stuurwerk bevestigd aan het uitgangstandwielsegment van de I 5 aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator toont; I figuur 3A schetsmatig een trekstang in vastgeklemde toestand met het ingangstandwielsegment van de I aanstuurinrichting toont; I figuur 3B schetsmatig een trekstang in ongeklemde toestand met het ingangstandwielsegment van de I aanstuurintichting toont; I 10 figuur 4A, 4B, 4C symbolische weergave van mogelijke alternatieve uitvoeringsvormen van het I aanstuurmechanisme tonen.

I In de figuren zullen gelijke of vergelijkbare onderdelen worden aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers.

I Figuur 1 illustreert schematisch een aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator volgens de I 15 onderhavige uitvinding. Deze aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator omvat in wezen drie I onderdelen, namelijk een ingangstandwielsegment (1), een uitgangstandwielsegment (3) en een door de I tandwielen ingeklemde getande as (2), welke onderdelen zijn opgesteld in een frame (4).

I De werking van de aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator zal in het navolgende worden uitgelegd.

I Een verdraaiing van de draaias van het ingangstandwielsegment over een hoek ch zal een rotatie over I 20 een hoek β van de getande as bewerkstelligen waarbij geldt dat; a1.R1 = β.Γ. Hierin is ‘FV de effectieve B radius van het ingangstandwielsegment waarmee deze ingrijpt op de getande as; en V is the effectieve radius van de getande as waarmee deze ingrijpt op het ingangstandwiel· en het B uitgangstandwielsegment. Voor de verdraaiingshoek a2 van de draaias van het B uitgangstandwielsegment geldt nu: B 25 α2 = αι. Ri/R2.

B Hierin is ‘R2’ de effectieve radius van het uitgangstandwielsegment.

B Hieruit blijkt dat hoekverdraaiing a2 van het uitgangstandwielsegment naar believen een vaste mate van B versterking, verzwakking of volgend kan zijn aan hoekverdraaiing α-ι door keuze van de verhouding van B de tandwielsegment radii.

B 30 Figuur 2 illustreert schematisch een aanstuurinrichting-hoekverdraaiingstranslator volgens de B uitvinding met hierin een schematische weergave van een stuurwerk (5). Het stuurwerk (5) is verbonden B met het aangrijpingspunt (6) van het uitgangstandwielsegment (3). Bij verdraaiing van het B uitgangstandwielsegment (3) zal er een kracht door het stuurwerk (5) worden uitgeoefend op de arm (7) B die, verbonden met het wiel, draait om het wieldraaipunt (8). Deze kracht zorgt er voor dat het wiel in de B 35 gewenste richting zal draaien.

B Bij een zodanige keuze dat de diverse armen een zelfde lengte en oriëntatie hebben zal het ontstaan van B frictie in het stuurwerk worden voorkomen omdat de armuiteinden gelijke banen beschrijven.

B Figuur 3 illustreert schetsmatig de werking van een uit twee delen bestaande trekstang (10,11) B die hier symbool staan voor het verzorgen van de externe aanstuurkrachten voor de aanstuurinrichting B 40 volgens de uitvinding. Bij inklappen van deze twee trekstangdelen ontstaat er een trekstang waarbij ook B de voet (9) zich vastklampt aan het ingangstandwielsegment (1). Bij een veranderende trekrichting zal B het ingangstandwielsegment (1) gaan draaien ten gevolge van de aanwezige inklemming. Fig. 3B toont 3 de toestand waarbij de twee trekstangdelen (10,11) uitgeklapt zijn en de voet (9) van het ingangstandwielsegment (1) niet ingeklemd meer is. In deze laatste toestand zal het aangehangen voertuig zelfstandig de besturing kunnnen regelen.

Figuur 4 illustreert door middel van symbolen variaties en uitbreidingen in de aanstuurinrichting 5 volgens de uitvinding zoals deze mogelijk kunnen worden toegepast. In fig. 4A is de getande as (2) ingeklemd tussen de buitenzijden van het ingangstandwielsegment (1) en het uitgangstandwielsegment (3). Deze uitvoeringsvorm verdient de voorkeur indien druk uitgeoefend door het aanhangende voertuig domineert. Deze uitvoeringsvorm kan ook overwogen worden op grond van dimensionele overwegingen.

In fig. 4B is vanuit dimensionele overwegingen gekozen om met twee getande assen (2,12) te 10 werken. De onderlinge werking van de getande assen is gedefinieerd door middel van koppeling door een ketting (13), waardoor de functionaliteit van de twee getande assen dezelfde is als bij de enkele getande as (2) uit fig. 1B.

In fig. 4C is symbolisch weergegeven hoe meerde uitgangstandwielsegmenten (3,14,15) in de aansturingsinrichting kunnen worden opgnomen. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan worden overwogen 15 indien aansturing van meerdere wielparen van belang is.

1 0 2 1 8 7 1

Claims (5)

1. Inrichting voor het aansturen voor een aanhangend voertuig, omvattende: I een frame of behuizing (4); I 5 een ingangstandwielsegment (1) waarbij de positie van de draaiingsas is gefixeerd ten opzichte van de I behuizing; I een uitgangstandwielsegment (3) waarbij de positie van de draaiingsas is gefixeerd ten opzichte van de I behuizing; I een getande as (2) welke opgesloten zit tussen het ingangstandwielsegment en het I 10 uitgangstandwielsegment en welke tevens bij de asuiteinden gelagerd is bevestigd aan de behuizing (4); I de getande as die de draaiende beweging van het ingangstandwielsegment omzet in een rotatie van de I getande as; I het uitgangstandwielsegment die de rotatie van de getande as omzet in een draaiende beweging die I tegenovergesteld is aan de draaiing van het ingangstandwielsegment; 15 gekenmerkt door: I het ingangstandwiel (1) bij de draaiingsas door een extern ingrijpen wordt gedraaid; I de hoekverdraaiing van de draaiingsas van het uitgangstandwiel (3) de hoekverdraaiing volgt van de H draaiingsas van het ingangstandwiel (1) op een andere positie in de ruimte echter met eenzelfde H oriëntatie; en I 20 het uitgangstandwielsegment bij de rand een aangrijpingspunt (6) bevat waarvoor de mate van I hoekverdraaiing zich verhoudt met de hoekverdraaiing van de draaiingsas van het ingangstandwiel; en het aangrijpingspunt (6) op de rand van het uitgangstandwiel kan worden gebruikt ter bevestiging van een stuurwerk (5).

2. Inrichting voor het aansturen van een aanhangend voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de radius van het uitgangstandwielsegment groter, gelijk of kleiner is dan de radius van het ingangstandwielsegment; I gekenmerkt door: bij keuze van een grotere effectieve radius R2 (fig. 1B) van het uitgangstandwielsegment dan radius Rn I 30 (fig. 1B) van het ingangstandwielsegment zal ondersturing ontstaan bij het aanhangend voertuig; en bij keuze van een gelijke effectieve radius R2 (fig. 1B) van het uitgangstandwielsegment met radius Ri (fig. 1B) van het ingangstandwielsegment zal gelijke sturingsoverdracht ontstaan voor het aanhangende voertuig; en I bij keuze van een kleinere effectieve radius R2 (fig. 1B) van het uitgangstandwielsegment dan radius Ri I 35 (fig. 1B) van het ingangstandwielsegment zal oversturing ontstaan.

3. Inrichting voor het aansturen van een aanhangend voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het aangrijpingspunt op de rand van het uitgangstandwiel een stuurwerk aandrijft waarbij de arm van dit aangrijpingspunt gelijke lengte en oriëntatie heeft als de armen van de aan te sturen wielen 40 ter voorkoming van onnodige frictie in het stuurwerk.

4. Inrichting voor het aansturen van een aanhangend voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het ingangstandwielsegment, al naar gelang, aan de zijflanken is ingeklemd door een uit twee delen bestaande trekstang dienende ter levering van de externe kracht; en bij een vastgeklemde toestand (fig. 3A) de trekstang er zorg voor draagt dat het ingangstandwielsegment 5 (1) verdraait indien de trekrichting verandert; en bij een ongeklemde toestand (fig 3B) het ingangstandwielsegment (1) vrijelijk kan draaien.

5. Inrichting voor het aansturen van een aanhangend voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat er per tandwielsegment êên getande as aanwezig is waarbij de getande assen elkaar 10 onderling aandrijven door middel van een ketting (13); en/of meerdere uitgangstandwielsegmenten onderling zijn verbonden ter aansturing van meerdere wielparen. j η O Λ Ö 7 1