NL1017950C2 - Inrichting voor het uitvoeren van krachtoefeningen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het uitvoeren van krachtoefeningen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van krachtoefeningen met één of meerdere gewichten als weerstand waarbij een gewicht, welke bestaat uit een,vloeistof en/of lucht 5 bevattend, reservoir, variabel is. Een dergelijk inrichting is bekend en bestaat uit een handhalter (dumbell) welke is vervaardigt van vinyl. Men kan dit handgewicht vullen met water. De hoeveelheid water in de handhalter bepaald het gewicht en dus de weerstand voor de krachtoefening. Het vullen of legen van de handhalter kan alleen wanneer men stopt met de krachtoefening. Ook zijn er inrichtingen bekend onder de naam “steekgewichten” welke de gewichtsweerstand voor de krachtoefening creëert 10 middels een aantal stalen gewichtsplaten met ieder een vast gewicht van meestal 5 kilo. Deze zijn op elkaar gestapeld en kunnen middels een geleiding systeem in een vertikale baan bewegen. Deze gewichtsplaten kunnen per aantal worden geselecteerd middels een selectiepin teneinde de juiste weerstand te verkrijgen. Het geselecteerde aantal platen wordt tijdens de krachtoefening omhoog getrokken middels een kabel welke over één of meerdere kabelschijven loopt en waarvan het andere 15 uiteinde aan een krachtoefening apparaat is gekoppeld waarop desbetreffende oefening plaatsvindt. Het selecteren van het gewicht kan alleen plaatsvinden wanneer men stopt met de oefening. Het is niet mogelijk een kleinere weerstandsverhoging in te stellen dan het gewicht van 1 plaat en het steekgewicht systeem kan niet op losse halters worden toegepast. Verder zijn er inrichtingen bekend die de weerstand voor de krachtoefening middels pneumatische, electromagnetische of hydraulische systemen 20 creëren. Deze systemen zijn in te stellen tijdens de krachtoefeningen maar moeten, doordat zij geen gebruik maken van gewicht, teveel concessies doen aan de kwaliteit van krachtoefeningen. Verder zijn electromagnetische, pneumatische en hydraulische systemen niet toe te passen op vrije gewichten zoals halters e.d.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting te verkrijgen met de volgende uitgangspunten: 25 De weerstand voor de oefening moet middels gewicht worden gecreëerd.

De weerstand moet traploos instelbaar zijn.

Het systeem moet toepasbaar zijn op zowel machines als losse gewichten zoals halters e.d.

De weerstand moet tijdens de oefening gemakkelijk hoger of lager kunnen worden ingesteld door de persoon die de oefening doet en/of een ander persoon of systeem.

30 Opgemerkt wordt, dat het gewicht aangepast dient te kunnen worden tijdens het uitvoeren van de krachtoefening daar de laatste herhalingen van een krachtoefening de herhalingen zijn die voor trainingsprogressie zorgen. Wanneer men dooruitputting deze laatste herhalingen niet kan maken dan kan men, met een inrichting volgens de uitvinding, het gewicht verlagen zonder te stoppen met de oefening en het beoogde aantal herhalingen alsnog maken. Ook de veiligheid is hiermee gebaat.

35 Volgens de uitvinding kan aan deze uitgangspunten worden voldaan middels een reservoir welke vloeistof kan bevatten. Dit reservoir, hierna te noemen gewichtsreservoir dient als gewichtsweerstand 11 01 7fl 2 voor een krachtoefening en is aangesloten middels een flexibele vloeistof leiding op een vloeistof verplaats inrichting. Deze vloeistof verplaats inrichting kan vloeistof in het gewichtsreservoir brengen en uit het gewichtsreservoir verwijderen waardoor het gewicht van het gewichtsreservoir en dus de weerstand voor de krachtoefening groter of kleiner wordt. De bediening van deze vloeistof verplaats 5 inrichting kan worden uitgevoerd door de beoefenaar tijdens het uitvoeren van de oefening. De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van drie in de figuren weergegeven schematische uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding toegepast in een krachtoefening machine 18 (legextension) waarbij de overbrenging van de weerstand middels een kabel 1 o geschiedt, vergelijkbaar' met het steekgewicht systeem.

Figuur 2 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding toegepast op een krachtoefening 18 (bankdrukken) waarbij een los halter wordt gebruikt.

Figuur 3a en 3b tonen schematisch een uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding toegepast op een krachtoefening 18 (dumbell curl) waarbij twee losse halters worden gebruikt.

15 Figuur 1

De inrichting schematisch weergeven in figuur 1. Bestaat uit een krachtoefening apparaat 18 (legextension) welke gekoppeld is middels een kabel 14 aan het gewichtsreservoir 5. Bij deze oefening dient men de voeten achter een hevel te plaatsen om deze hevel, middels het strekken en vervolgens weer buigen van de benen, in beweging te brengen waardoor, middels de, over kabelschijven lopende, 20 kabel 14, het gewichtsreservoir en diens inhoud in beweging komt en zodoende voor gewichtsweerstand zorgt. Onder het gewichtsreservoir 5 is een, met vloeistof gevulde, buffertank 1 geplaatst welke is aangesloten aan de zuigkant van een, met de perskant op overdruk klep 3 en op regelkleppen 4 en 4v aangesloten, vloeistofpomp 2. Wanneer de beoefenaar plaats neemt op het krachtoefening apparaat 18 dan wordt dit middels een niet nader weergegeven sensor 13 waargenomen 25 waardoor de vloeistofpomp 2 in werking wordt gesteld. De vloeistof pomp 2 pompt nu vloeistof uit de buffertank 1 naar de regelkleppen 4 en 4v en naar de overdruk klep 3. Wanneer de regelkleppen 4 en 4v gesloten zijn zal de druk aan de perskant van de vloeistofpomp 2 oplopen tot een druk waarbij de, met de uitgang op de buffertank 1 aangesloten, overdruk klep 3 opent waardoor de vloeistof terugstroomt in de buffertank 1 en er zo circulatie ontstaat. Wanneer de beoefenaar de niet nader 30 weergegeven gewichtsweerstand verhoging regeling 10 aktiveert dan opent regelklep 4v waardoor de druk aan de perskant van de vloeistofpomp 2 zakt en de overdruk klep 3 sluit. De vloeistof wordt nu door de geopende regelkep 4v via de flexibele vloeistof leiding 7a in het gewichtsreservoir 5 gepompt. Hierdoor wordt het gewichtsreservoir 5 zwaarder en dus wordt de weerstand voor de krachtoefening hoger. Wanneer de beoefenaar de niet nader weergegeven gewichtsweerstand verlaging regeling 11 35 aktiveert dan opent regelklep 6 waardoor de vloeistof in het gewichtsreservoir 5, middels de invloed van de zwaartekracht op die vloeistof, door de geopende regelklep 6 via de flexibele vloeistof leiding 3 7b, terugstroomt in de buffertank 1. Zodoende wordt het gewichtsreservoir 5 lichter en wordt de gewichtsweerstand voor de krachtoefening lager. Tijdens het verlagen en verhogen van de gewichtsweerstand van de krachtoefening kan de lucht vrijelijk, via de luchtpoorten 19a en 19c, respectievelijk in en uit het gewichtsreservoir stromen en respectievelijk uit en in de buffertank 1 5 stromen. De regelkleppen 4 zijn ieder aangesloten op één van de vier niet nader weergegeven, boven de buffertank 1 geplaatste, aan gewichtsreservoir 5 identieke en op identieke wijze functionerende, gewichtsreservoirs zodat op één inrichting volgens de uitvinding meerdere krachtoefening apparaten kunnen worden aangesloten en tegelijk kunnen worden gebruikt.

Opgemerkt wordt dat het verhogen en verlagen van de gewichtsweerstand voor de krachtoefening 10 middels de weerstandsverhoging regeling 10 en de weerstandsverlaging regeling 11 kan uitgevoerd worden tijdens het uitvoeren van de krachtoefening daar het gewichtsreservoir 5 over diens gehele bewegingsbereik aangesloten is op de twee flexibele vloeistofleidingen 7a en 7b waardoor het vullen met vloeistof en het verwijderen van vloeistof mogelijk blijft. De hoeveelheid vloeistof in het gewichtsreservoir 5 wordt middels een niet nader weergegeven sensor 8 opgemeten en op een aflees 15 scherm 12 weergegeven op een manier waardoor de beoefenaar voor, tijdens en na de oefening de gewichtsweerstand kan aflezen.

Figuur 2

De inrichting schematisch weergegeven in figuur 2 bestaat uit een krachtoefening inrichting 18 (los bankdrukken) waarbij de gewichtsweerstand, welke middels het gewicht van de halter 17 en diens 20 inhoud wordt bewerkstelligt, via de halterstang 16, direkt en zonder geleiding op de beoefenaar wordt overgebracht. Bij deze oefening dient men de halter in een verticale baan tot aan de borst te laten zakken waarna de halter met kracht dient te worden uitgestoten. De inrichting is voorzien van twee, naast elkaar geplaatste, met de hartlijnen zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende, ieder van een zuiger 15a en 15b voorziene, cylindervormige buffertanken la en lb. De zuigers 15a en 15b zijn in het 25 midden voorzien van een, met niet nader weergegeven inwendig geleidingsdraad uitgerust, gat, waarin een geleidingsdraadeind respectievelijk 24a en 24b is geplaatst. De geleidingsdraadeinden 24a en 24b ontspringen aan de onderzijde van de cylindervormige buffertanken respectievelijk la en lb en strekken zich, ieder met de hartlijn gelijk aan de hartlijn van desbetreffende cylindervormige buffertank, uit tot aan boven de bovenzijde van de cylindervormige buffertanken respectievelijk la en 30 lb. De geleidingsdraadeinden 24a en 24b zijn aan de onderzijde en aan de bovenzijde van de cylindervormige buffertanken la en lb voorzien van lagers op een manier dat de geleidingsdraadeinden 24a en 24b om hun lengte as kunnen draaien. Beide geleidingsdraadeinden 24a en 24b zijn ieder met hun bovenste uiteinde gekoppeld aan een tandwiel respectievelijk 25a en 25b.De tandwielen 25a en 25b zijn identiek. Tussen beide tandwielen 25a en 25b is nog een tandwiel 26 35 gemonteerd welke in beide tandwielen 25a en 25b aangrijpt en welke wordt aangedreven door een elektromotor 27. Beide zuigers 15a en 15b zijn voorzien van nog twee gaten waarbij in elk van deze 1 017950 4 gaten een, aan de onderzijde van desbetreffende cylindervormige buffertank ontspringende en zich tot aan de bovenzijde van desbetreffende cylindervormige buffertank, evenwijdig aan de geleidingsdraadeinden, uitstrekkende, geleidingstang is geplaatst waarlangs de bijbehorende zuiger slag kan maken zonder om zijn as te draaien. De Beide zuigers 15a en 15b zijn voorzien van niet nader 5 weergegeven afdichtingen op een manier dat de lucht, welke zich in de kamers L bevindt, in alle mogelijke, binnen de functie van deze inrichting vallende, situaties gescheiden is van de vloeistof welke zich in de kamers V bevindt. De vloeistof in kamer V van de cylindervormige buffertank 1 a staat in direkt kontakt, middels de flexibele vloeistof leiding 7a, met de vloeistof in kamer V van het cylindervormige gewichtsreservoir 5a. Evenzo staat de vloeistof in kamer V van de cylindervormige 10 buffertank lb in direkt kontakt, middels de flexibele vloeistof leiding 7b, met de vloeistof in kamer V van de cylindervormige gewichtsreservoir 5b. De halter 17 bestaat uit een halterstang 16 met aan beide uiteinden een cylindervormig gewichtsreservoir 5 a en 5b gemonteerd waarbij de hartlijn van de halterstang 16 tevens de hartlijn van de gewichtsreservoirs 5a en 5b is. De gewichtsreservoirs 5a en 5b zijn beide voorzien vaneen zuiger respectievelijk 20a en 20b.De zuigers 20a en 20b kunnen kunnen 15 slag maken in de cylindervormige gewichtsreservoirs respectievelijk 5a en 5b waarbij halterstang 16 als geleidingstang fungeert. De Beide zuigers 20a en 20b zijn voorzien van niet nader weergegeven afdichtingen op een manier dat de lucht, welke zich in de kamers L van de gewichtsreservoirs 5a en 5b bevindt, in alle mogelijke, binnen de functie van deze inrichting vallende, situaties gescheiden is van de vloeistof welke zich in de kamers V van de gewichtsreservoirs 5 a en 5b bevindt.

20 Opgemerkt wordt dat de lucht vrijelijk in en uit de kamers L kan stromen via de luchtpoorten 19a, 19b, 19c en 19d.

Wanneer de beoefenaar de niet nader weergegeven gewichtsweerstand verhoging regeling 10 aktiveert dan wordt de elektromotor 27 in werking gesteld op een manier waardoor tandwiel 26 beide tandwielen 25a en 25b aandrijft zodat beide geleidingsdraadeinden 24a en 24b in de draairichting 25 draaien welke ervoor zorgt dat beide zuigers 15a en 15b gelijkelijk naar beneden slag maken. Hierdoor wordt de druk in de kamers V hoger dan de druk in de kamers L waardoor de vloeistof, uit de cylindervormige buffertanken la en lb, via de flexibele vloeistof leidingen 7a en 7b, in de gewichtsreservoirs 5a en 5b wordt gedrukt met als gevolg dat de zuigers 20a en 20b gelijkelijk van elkaar af bewegen. Hierdoor worden de gewichtsreservoirs 5 a en 5b, en dus de halter 17, zwaarder 30 waardoor de gewichtsweerstand voor de krachtoefening hoger wordt. Wanneer de beoefenaar de niet nader weergegeven gewichtsweerstand verlaging regeling 11 aktiveert dan wordt de elektromotor 27 in werking gesteld op een manier waardoor tandwiel 26 beide tandwielen 25a en 25b aandrijft zodat beide geleidingsdraadeinden 24a en 24b in de draairichting draaien welke ervoor zorgt dat beide zuigers 15a en 15b gelijkelijk naar boven slag maken. Hierdoor wordt de druk in de kamers V lager dan de druk in 35 de kamers L waardoor de vloeistof, uit de gewichtsreservoirs 5 a en 5b, via de flexibele vloeistof leidingen respectievelijk 7a en 7b, in de buffertanken la en lb wordt gedrukt met als gevolg dat de 1 0 1 7q O v--‘ 5 zuigers 20a en 20b gelijkelijk naar elkaar toe bewegen. Hierdoor worden de gewichtsreservoirs 5a en 5b, en dus de halter 17, lichter waardoor de weerstand voor de krachtoefening lager wordt.

Opgemerkt wordt dat de gewichtsreservoirs 5a en 5b, middels de gelijkelijk slag makende zuigers 15a en 15b, in alle mogelijke, binnen de functie van de inrichting vallende, situaties een gelijke 5 hoeveelheid vloeistof bevatten zodat de halter 17 in balans blijft.

Tevens opgemerkt wordt dat het verhogen en verlagen van de gewichtsweerstand voor de krachtoefening middels de gewichtsweerstand verhoging regeling 10 en de gewichtsweerstand verlaging regeling 11 kan uitgevoerd worden tijdens het uitvoeren van de krachtoefening daar de gewichtsreservoirs 5a en 5b over diens gehele bewegingsbereik aangesloten zijn op de flexibele 10 vloeistofleidingen respectievelijk 7a en 7b waardoor het vullen met vloeistof en het verwijderen van vloeistof mogelijk blijft.

De hoeveelheid vloeistof in de reservoirs 5a en 5b wordt middels een niet nader weergegeven sensor 8 opgemeten en op een niet nader weergegeven aflees scherm 12 weergegeven op een manier waardoor de beoefenaar voor, tijdens en na de oefening de gewichtsweerstand kan aflezen.

15 Tevens opgemerkt wordt dat het vloeistof verplaats systeem 40 ook toegepast kan worden op het krachtoefening apparaat 18 (legextension) in figuur 1 waarbij de onderdelen in figuur 1 met de nummers 1, 2, 3, 4, 4v, 6, 7a,7b, 8 en 13 komen te vervallen. Het gewichtsreservoir 5 in figuur 1 dient onder diens laagst mogelijke vloeistofniveau direct aangesloten te worden op de in figuur 2 weergegeven flexibele vloeistofleiding 7a waarvan het andere uiteinde direct is aangesloten op de 20 cylindervormige buffertank la. De andere cylindervormige buffertank lb uit figuur 2 komt te vervallen en de electromotor 27 kan nu direkt worden aangesloten op de geleidingsdraadeind 24a van de cylindervormige buffertank la. De onderdelen uit figuur 1 met de nummers 10, 11 en 12 hebben in deze situatie dezelfde functies als de onderdelen uit figuur 2 met de nummers 10, 11 en 12.

Figuur 3A

25 De inrichting schematisch weergegeven in figuur 3 A bestaat uit een krachtoefening inrichting 18 (dumbell curl) waarbij de weerstand, welke middels het gewicht van de halters 17a en 17b en hun inhoud wordt bewerkstelligt, direkt en zonder geleiding op de beoefenaar wordt overgebracht. Bij deze oefening dient men de halters 17a en 17b, beurtelings, met de armen, in een ronde (curl) beweging omhoog en naar beneden te bewegen. Het vloeistof verplaats systeem 40 is gelijk aan het vloeistof 30 verplaats systeem 40 in figuur 2. Tevens is de bediening van het vloeistof verplaats systeem 40 gelijk aan de bediening van het vloeistof verplaats systeem 40 in figuur 2.De flexibele vloeistofleiding 7a is aangesloten op halter 17a en de flexibele vloeistofleiding 7b is aangesloten op halter 17b. De halters 17a en 17b zijn identiek.

Figuur 3 B

35 De inrichting schematisch weergegeven in figuur 3B betreft één van de twee halters 17a en 17b welke in figuur 3 A zijn weergegeven. De halter bestaat uit twee, door een holle halterstang 16 gescheiden, J017950 6 cylindervormige gewichtsreservoirs 5a en 5b welke beide een zuiger respectievelijk 20a en 20b bevatten. Beide zuigers 20a en 20b zijn voorzien van een, zich evenwijdig aan de hartlijn van de holle halterstang 16, naar het midden van de holle halterstang 16, uitstrekkende, tandheugel respectievelijk 30a en 30b welke beide aangrijpen in één, over een, in het midden van de holle halterstang 16 5 gemonteerde, as draaiende, tandwiel 31. Beide zuigers 20a en 20b zijn voorzien van niet nader weergegeven afdichtingen op een manier dat de lucht, welke zich in de kamers L bevindt, altijd gescheiden is van de vloeistof welke zich in de kamers V bevindt. Wanneer vloeistof middels drukverschil via de flexibele vloeistof leiding 7 in de kamers V stroomt dan drukt deze vloeistof de zuigers 20a en 20b uit elkaar waardoor de tandheugels 30a en 30b het tandwiel 31aandrijven. Wanneer 10 vloeistof middels drukverschil via de flexibele vloeistof leiding 7 uit de kamers V stroomt dan drukt de atmosferische druk in de kamers L de zuigers 20a en 20b naar elkaar toe waardoor de tandheugels 30a en 30b het tandwiel 31 aandrijven. Het tandwiel 31 voorkomt dat, in alle mogelijke, binnen de functie van deze inrichting vallende, situaties, de slagbeweging van de zuigers, door eventuele drukverschillen in de kamers L en/of V, van elkaar verschillen.

15 Opgemerkt wordt dat de gewichtsweerstand verhoging regeling 10, de gewichtsweerstand verlaging regeling 11, sensor 8, aflees scherm 12 en sensor 13 niet worden weergegeven in de figuren daar er verschillende technische toepassingen voor deze inrichtingen reeds bekend zijn in de meet en regeltechniek.

Tevens opgemerkt wordt dat door het scheiden van lucht en vloeistof, middels de zuigers 20a en 20b in 20 de gewichtsreservoirs 5a en 5b welke zijn weergegeven in de figuren 2 en 3B, voorkomen wordt dat de vloeistof dennate in beweging komt dat het zwaartepunt van de halters 17, 17a en 17b instabiel wordt.

Ji Π 1 r -

Claims (20)

1. Inrichting voor het uitvoeren van een krachtoefening door een gebruiker met behulp van één of meer gewichten als weerstand waarbij een gewicht een reservoir met 5 vloeistof of een gefluïdiseerde stof en/of lucht omvat en waarbij de grootte van de weerstand wordt bepaald door de variatie van de hoeveelheid vloeistof of een gefluïdiseerde stof in het reservoir, met het kenmerk dat een althans door de gebruiker althans tijdens het uitvoeren van de krachtoefening aan te sturen weerstandsmechanisme, omvattende een buffertank met vloeistof of een gefluïdiseerde 10 stof en/of lucht in verbinding met het reservoir de grootte van de weerstand van de krachtoefening bepaalt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het weerstandsmechanisme een pompinrichting bevat waarmee tijdens geschikte inschakeling daarvan de grootte 15 van de weerstand wordt verhoogd doordat vloeistof uit de buffertank in het reservoir wordt gepompt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het weerstandsmechanisme een pompinrichting bevat waarmee tijdens geschikte inschakeling daarvan de grootte 20 van de weerstand wordt verlaagd doordat vloeistof uit het reservoir in de buffertank wordt gepompt.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de buffertank zich bevindt onder het reservoir dat aan de onderkant een regelklep bevat waarmee bij opening 25 daarvan de grootte van de weerstand wordt verlaagd doordat onder invloed van de zwaartékracht vloeistof uit het reservoir in de buffertank stroomt.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de buffertank een slagmakende zuiger omvat die gedeelten met lucht en vloeistof in de buffertank van 30 elkaar scheidt en waarbij het gedeelte met vloeistof is aangesloten op het reservoir.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat bij inschakeling van de 1017950¾ slagmakende zuiger op zodanige wijze dat de in de buffertank aanwezige vloeistof in de richting van het reservoir wordt geperst, de grootte van de weerstand wordt verhoogd.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat bij inschakeling van de 5 slagmakende zuiger op zodanige wijze dat vloeistof uit het reservoir in de richting van de buffertank wordt gezogen, de grootte van de weerstand wordt verlaagd.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de slagmakende zuiger met behulp van een motor wordt aangedreven. 10

9. Inrichting volgens één of meer der conclusies 5-8, met het kenmerk dat het weerstandsmechanisme een tweede, aan de eerste althans nagenoeg identieke buffertank bevat aangesloten op een tweede, aan de eerste althans nagenoeg identiek reservoir waarbij beide zuigers op althans nagenoeg identieke wijze worden aangedreven. 15

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat elk reservoir een slagmakende zuiger bevat.

11. Inrichting volgens één of meer der conclusies 1 - 8 voor het uitvoeren van 20 meerdere krachtoefeningen door verscheidene gebruikers, met het kenmerk dat de door de gebruikers aan te sturen weerstandsmechanismen een gemeenschappelijke buffertank in verbinding met verscheidene reservoirs bevatten.

12. Inrichting volgens één of meer der conclusies 1-11, met het kenmerk dat een 25 overbrengingssysteem, bij voorbeeld een kabel of band het gewicht van althans één reservoir als weerstand met de corresponderende krachtoefening verbindt.

13. Inrichting volgens één of meer der conclusies 1-11, met het kenmerk dat althans één reservoir althans nagenoeg rechtstreeks de grootte van de weerstand van dc 30 krachtoefening vormt. ^117950^

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat althans één reservoir althans nagenoeg cilindervormig is.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat het 5 weerstandsmechanisme twee reservoirs omvat die althans nagenoeg cilindervormig zijn en elk een slagmakende zuiger omvatten, verbonden door een halterstang waarbij de hartlijn van de halterstang overeenkomt met de hartlijn van de reservoirs.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat beide zuigers een 10 evenwijdig aan de halterstang lopende tandheugel bevatten die aangrijpen in een althans nagenoeg in het midden van de holle halterstang gemonteerd tandwiel.

17. Buffertank geschikt ter toepassing in een inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de buffertank de vorm heeft van een injectiespuit en een afmeting van 15 een hoogte van ongeveer 1 m tot 2 m bij een diameter van ongeveer 25 tot 35 cm, bij voorkeur een hoogte van ongeveer 1,4 m bij een diameter van ongeveer 30 cm.

18. Halter geschikt ter toepassing in een inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de halter twee reservoirs omvat die althans nagenoeg cilindervormig zijn 20 en elk een slagmakende zuiger omvatten die een gedeelte met vloeistof scheidt van een gedeelte met lucht, en die verbonden zijn door een halterstang.

19. Halter volgens conclusie 18, met het kenmerk dat beide zuigers een evenwijdig aan de halterstang lopende tandheugel bevatten die aangrijpen in een althans nagenoeg r 25 in het midden van de holle halterstang gemonteerd tandwiel.

20. Werkwijze voor het uitoefenen van één of meerdere krachtoefeningen met het kenmerk dat een inrichting als geclaimd in één of meer der conclusies 1-15 wordt toegepast. 1017950· 30