NL1017803C2 - Sluitkomsamenstel. - Google Patents

Description

Sluitkomsamenstel.

De uitvinding heeft betrekking op een sluitkomsamenstel voor vergrendelinrichtingen.

Uit het europese octrooischrift 0.668.420 is bekend een sluitkom met twee boven elkaar gelegen aange-5 brachte schootkasten, waarbij de schootkasten excentrisch zijn aangebracht ten opzichte van de langszijkanten van de sluitkom en waarbij de schootkasten aanslagranden vormen voor een schoot. Door de excentriciteit van de schootkasten in de sluitkom worden zij ribben met een verschillende 10 breedte door de sluitkom gevormd ter plaatse van de langszij kanten van de schootkasten. Door de excentriciteit van de schootkasten is, door omkering van de sluitkom in een opening in een kozijn, instelling van de aanslagranden van de schootkasten ten opzichte van het kozijn in twee posi-15 ties mogelijk. De sluitkom kan dan bij klapperen van een vleugel (bijvoorbeeld een deur of raam) bij tocht worden omgekeerd in de opening in het kozijn. De schoot steunt daarna tegen de andere aanslagrand van de schootkast ter plaatse van de bredere zijribbe van de sluitkom.

20 Bij een alternatieve uitvoeringsvorm is aan een standaardsluitkom een afdekplaat toegevoegd die rond zijn eigen lengtehartlijn omkeerbaar is. Nu omvat de afdekplaat schootopeningen die excentrisch zijn aangebracht ten opzichte van de langszijkanten van de afdekplaat, waarbij 25 de schootopeningen aanslagranden vormen voor de schoot.

10118 03 2

Voor verstelling van de positie van de aanslagranden ten opzichte van het kozijn dient nu de afdekplaat te worden omgekeerd.

De uitvinding heeft ten doel een vergrendelin-5 richting van een vleugel ten opzichte van een kozijn te verschaffen met een verbeterde instelbaarheid van de positie van de aanslagranden ten opzichte van het kozijn.

De uitvinding betreft hiertoe een sluitkomsamen-stel omvattende een opneemorgaan en een aanslagorgaan voor 10 een vergrendelinrichting van een vleugel (bijvoorbeeld een deur of een raam) ten opzichte van een kozijn, waarbij het aanslagorgaan twee aanslagranden omvat voor een schoot van de vergrendelinrichting en waarbij het opneemorgaan middelen omvat voor het althans deels opnemen van het aanslag-15 orgaan tussen twee opneemranden, waarbij het opneemorgaan en het aanslagorgaan elk respectieve lengtehartlijnen omvatten, die respectievelijk de lijnen vormen welke op gelijke afstand liggen van de langsbegrenzing van de buitenzijden van het opneemorgaan respectievelijk het 20 aanslagorgaan, waarbij de opneemranden van het opneemorgaan respectievelijk de aanslagranden van het aanslagorgaan excentrisch zijn aangebracht ten opzichte van de respectieve hartlijnen en waarbij het opneemorgaan omkeerbaar aanbrengbaar is in het kozijn, en waarbij het aan-25 slagorgaan omkeerbaar aanbrengbaar is aan het opneemorgaan.

Het sluitkomsamenstel volgens de uitvinding verschaft aldus een instelbaarheid van vier posities van de aanslagranden ten opzichte van het kozijn: zowel het 30 opneemorgaan als het aanslagorgaan kunnen onafhankelijk van elkaar worden omgekeerd. Er worden aldus meer mogelijkheden voor het instellen van de posities van de aanslagranden bereikt. Hierdoor kan bijvoorbeeld afdichting voor water en lucht verbeterd worden: die positie kan 35 worden gekozen waarbij de deur het best afdicht tegen het kozijn. Anderzijds kan worden bereikt dat de benodigde kracht om de deur te vergrendelen, beter instelbaar wordt: '7 r 3

Ook wordt het voordeel verschaft dat de plaatsing van een opening in het kozijn voor het opnemen van het opneemor-gaan minder kritisch wordt: om een gewenste positie van een aanslagrand in te stellen kan immers uit maar liefst 5 vier posities gekozen worden. De verbeterde instelbaarheid van de positie van de aanslagranden is in het bijzonder van nut wanneer na verloop van tijd de deur (steeds verder) kromtrekt: steeds kan die positie gekozen worden waarbij bijvoorbeeld de gewenste kracht benodigd voor het 10 vergrendelen van de deur het dichtst benaderd wordt.

Op voordelige wijze worden het opneemorgaan en het aanslagorgaan gevormd door een buitenkom respectievelijk een binnenkom waarbij bij voorkeur de opneemmidde-len van de buitenkom gevormd worden door een opening in de 15 buitenkom en waarbij bij voorkeur de aanslagranden van de binnenkom gevormd worden door de langszijkanten van een opening in de binnenkom.

In een gunstige uitvoeringsvorm bedraagt de excentriciteit van de buitenkomopening ongeveer de helft 2 0 van de excentriciteit van de binnenkomopening. De in te stellen posities van de aanslagranden vormen dan een reeks waarbij naburige posities van de aanslagranden steeds op dezelfde afstand van elkaar liggen.

Bij voorkeur omvatten de binnenkom en de buiten-25 kom markeringen voor het aflezen van de positie van de aanslagrand ten opzichte van het kozijn. Het wordt zo inzichtelijk welke van de binnenkom en de buitenkom omgekeerd dienen te worden om een volgende (bijvoorbeeld meest nabij gelegen) positie mogelijk te maken. De markeringen 30 kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht voor het verkrijgen van een oplopende reeks markeringen.

Op voordelige wijze omvatten de aanslagranden van de binnenkom afgeschuinde kanten welke openen in een uitwaartse richting ten opzichte van de binnenkom. Hier- 3 5 door kan de schoot gemakkelijker inlopen en in de ver grendelde positie gedwongen worden bij niet juist tegenover elkaar liggende posities van vergrendelinrichting en — n .

4 opneemorgaan op moment van bediening van de vergrendelin-richting.

Bijzonder gunstig vindt het samenstel toepassing in een vergrendelinrichting met meerpuntssluitingen: een 5 vergrendelinrichting waarbij meerdere sluitpunten vanuit één hoofdslot bediend worden waarbij tenminste een sluit-punt het samenstel volgens de uitvinding omvat. Het kromtrekken van de deur kan dan een verschillende invloed op elk sluitpunt hebben, bijvoorbeeld voor wat betreft de 10 benodigde kracht om de deur ter plaatse van het betreffende sluitpunt te vergrendelen. Met het sluitkomsamenstel volgens de uitvinding wordt voor elk sluitpunt afzonderlijk een verbeterde instelmogelijkheid verschaft.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal 15 hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren beschreven worden.

Figuren 1, 2 en 3 tonen respectievelijke boven aanzichten van uitvoeringsvoorbeelden van respectievelijk een binnenkom, een buitenkom en een afdekplaat volgens de 20 uitvinding.

Figuren IA, 2A en 3A tonen respectievelijke doorsneden van de in de figuren 1, 2 en 3 getoonde uitvoeringsvoorbeelden langs de lijnen IA, IIA, IIIA.

Figuur 4 respectievelijk 4A toont een uitvoe-25 ringsvoorbeeld van een samenstel van een binnenkom en een buitenkom zonder afdekplaat, respectievelijk een doorsnede daarvan langs de lijn IVA, met afdekplaat.

Figuur 1 en IA tonen een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een binnenkom 1 volgens de uit-30 vinding respectievelijk een doorsnede daarvan. De binnenkom 1 omvat een binnenkomopening 2 met aanslagranden 6 met afgeschuinde kanten 3 voor het ontvangen van een schoot van een vergrendelinrichting. De binnenkom 1 heeft schoudervlakken 10 en 11 en langszij kanten 4 en een bin-35 nenkomlengtehartlijn 5, waarbij de binnenkomlengtehartlijn 5 die lijn is die gelijke afstand heeft tot de beide langszijkanten 4. De afstand van de binnenkomlengtehart- 1017803 5 lijn 5 tot de aanslagranden 6 van de binnenkomopening 2 is Dl respectievelijk D2 waarbij de absolute waarde van (Dl-D2)/2 de excentriciteit is waarmee de binnenkomopening 2, in het bijzonder de aanslagranden 6, is aangebracht ten 5 opzichte van de binnenkomlengtehartlijn 5. Langgaten 7 zijn voorzien voor het bevestigen van de binnenkom 1 in de buitenkom 20 en liggen symmetrisch ten opzichte van de binnenkomlengtehartlijn 5. Markeringen 8 in de vorm van opeenvolgende letters A,B,C,D zijn aangebracht om de stand 10 van de binnenkom 1 te kunnen aflezen. Alternatief kunnen de markeringen 8 ook gevormd worden door opeenvolgende cijfers. De excentriciteit van de aanslagranden 6, in dit geval (Dl-D2)/2, bedraagt bijvoorbeeld 1 mm.

Figuur IA toont de doorsnede langs de lijn IA 15 van de binnenkom 1. De binnenkom 1 heeft verhoogde centrische randen 9 waaromheen een afdekplaat 40 kan (zie figuur 3) worden aangebracht, rustend tegen de schoudervlakken 10.

Figuren 2 en 2B tonen een bovenaanzicht van een 20 uitvoeringsvoorbeeld van een buitenkom 20 volgens de uitvinding respectievelijk een doorsnede daarvan. De buitenkom 20 omvat een buitenkomopening 22 met langsbinnenranden 26 voor het ontvangen van de binnenkom 1. De buitenkom 20 heeft een schoudervlak 30, langszij kanten 24 en een bui-25 tenkomlengtehartlijn 25, waarbij de buitenkomlengtehart-lijn 25 die lijn is die gelijke afstand heeft tot beide langszijkanten 24. De afstand van de buitenkomlengtehart-lijn 25 tot de langsbinnenranden 26 van de buitenkomopening 22 is D3 respectievelijk D4 waarbij de absolute 3 0 waarde van (D3-D4)/2 de excentriciteit is waarmee de buitenkomopening 22, in het bijzonder de langsbinnenranden 26, is aangebracht ten opzichte van de bui tenkomlengtehartlijn 25. Bevestigingsopeningen 27 in het vlak van ligging 25 zijn voorzien voor het bevestigen van de bui-35 tenkom 20 in een opening in een kozijn. Markeringen 28 in de vorm van strepen zijn op verschillende afstand van de openingen 27 aangebracht om de stand van de buitenkom 20 _ .*· k-; ' ' 6 te kunnen aflezen. De excentriciteit van de langsbinnen-randen 26 bedraagt hier 0,5 mm ten opzichte van de buiten-komlengtehartlijn 25.

Figuren 3 en 3A tonen een bovenaanzicht van een 5 uitvoeringsvoorbeeld van een afdekplaat 40 volgens de uitvinding respectievelijk een doorsnede daarvan. De afdekplaat 40 voor het samenstel van binnenkom 1 en buitenkom 20 heeft een opening 42 en bevestigingsopeningen 47 voor bevestiging op het samenstel van binnenkom 1 en buitenkom 10 20. De opening 42 heeft dezelfde excentriciteit als de buitenkom 20.

Figuren 4 en 4A tonen het samenstel van de in figuur 1 getoonde binnenkom 1 en de in figuur 2 getoonde buitenkom 20 respectievelijk een doorsnede daarvan. Om de 15 excentriciteiten goed inzichtelijk te maken is in figuur 4 geen afdekplaat 40 getoond. In figuur 4A is de afdekplaat 40 wel getoond. In de uitvoeringsvoorbeelden zijn de afmetingen van de binnenkom 1 en de buitenkom 20 zodanig gekozen dat in het samenstel de binnenkom 1 over zijn 20 langszij kanten 4 nagenoeg zonder speling tegen de langs-binnenranden 26 van de buitenkom 20 aanligt. De ingestelde positie van de aanslagrand 6 waartegen de schoot rust kan worden afgelezen door de op de binnenkom 1 aangebrachte markeringstekens 8 in combinatie met de op de buitenkom 20 25 aangebrachte markeringstekens 28: de ingestelde positie wordt met die letter 8 weergegeven die naast de bovenste markeringsstreep 28 staat: in dit geval dus A. Dit is één van de twee mogelijke posities waarbij de aanslagranden 6 van de binnenkomopening 2 het meest mogelijk excentrisch 30 liggen ten opzichte van de buitenkomlengtehartlijn 25. De excentriciteit van de binnenkomopening 2 ten opzichte van de buitenkomlengtehartli jn 25 bedraagt dan 1 mm + 0,5 mm = 1,5 mm. De andere positie met de grootst mogelijke excentriciteit van de binnenkomopening 2 wordt verkregen door 3 5 zowel de binnenkom 1 als de buitenkom 20 om te keren ten opzichte van hun lengtehartlijnen 5,25. Er wordt dan een positie ingesteld die wordt aangeduid met D. Ook in dat u L- \ 7 geval bedraagt de excentriciteit van de binnenkomopening 2: 1 mm + 0,5 mm = 1,5 mm, maar de excentriciteit is nu tegengesteld ten opzichte van de buitenkomlengtehartlijn 25.

5 Tussenposities, aangeduid met de letters C en D, kunnen worden ingesteld door respectievelijk ten opzichte van de in figuur 4 getoonde positie de buitenkom 2 0 en de binnenkom 1 om te draaien. Er worden dan respectievelijke, tegengesteld ten opzichte van de buitenkomlengtehartlijn 10 25 gerichte excentriciteiten van de aanslagranden 6 van de binnenkomopening 2 verkregen van: 1 mm - 0,5 mm = 0,5 mm. Opgemerkt wordt dat uiteraard ook een andere waarde voor de excentriciteit van de binnenkomopening 2 dan 1 mm kan worden gekozen, evenals een andere waarde voor de excen-15 triciteit van de buitenkomopening 22 dan 0,5 mm. Voordelig is echter een verhouding van 2:1 van de excentriciteit van de binnenkomopening 2 ten opzichte van de excentriciteit van de buitenkomopening 22. Er wordt dan voor de in te stellen posities van de aanslagrand 6 een reeks verschaft 20 waarin naburige posities steeds op dezelfde onderlinge afstand liggen.

Een doorsnede langs de lijn IVA van het samenstel van binnenkom 1 en buitenkom 20 is getoond. Een afdekplaat 40 is aangebracht om de verhoogde randen 9 en 25 over het schoudervlak 10 van de binnenkom 1 en over het schoudervlak 30 van de buitenkom 20. De bovenzijde van de afdekplaat 40 ligt dan in hetzelfde vlak als het schoudervlak 11 van de binnenkom 1. De randen 9 zijn centrisch aangebracht ten opzichte van de langszij kanten 4 van de 30 binnenkom 1 zodat de afdekplaat 40 zonder speling aanligt tegen de randen 9. Bij het omkeren van de buitenkom 2 0 dient dan eveneens de afdekplaat 40 te worden omgekeerd.

De afgeschuinde kanten 3 van de binnenkom 1 vergemakkelijken het binnentreden van de schoot in de 35 binnenkomopening 2. Wanneer vergrendelinrichting en opnee-morgaan niet juist tegenover elkaar gepositioneerd zijn bij de bediening van de vergrendelinrichting wordt zo 8 voorkomen dat de deur of het raam in een kierstand blijft staan.

\ \ · i 1 "

Claims (18)

1. Sluitkomsamenstel omvattende een opneemorgaan en een aanslagorgaan voor een vergrendelinrichting van een vleugel (bijvoorbeeld een deur of een raam) ten opzichte van een kozijn, waarbij het aanslagorgaan twee aanslagran- 5 den omvat voor een schoot van de vergrendelinrichting en waarbij het opneemorgaan middelen omvat voor het althans deels opnemen van het aanslagorgaan tussen twee opneemran-den, waarbij het opneemorgaan en het aanslagorgaan elk respectieve lengtehartlijnen omvatten, die respectievelijk 10 de lijnen vormen welke op gelijke afstand liggen van de langsbegrenzing van de buitenzijden van het opneemorgaan respectievelijk het aanslagorgaan, waarbij de opneemranden van het opneemorgaan respectievelijk de aanslagranden van het aanslagorgaan excentrisch zijn aangebracht ten opzich-15 te van de respectieve hartlijnen en waarbij het opneemorgaan omkeerbaar aanbrengbaar is in het kozijn, en waarbij het aanslagorgaan omkeerbaar aanbrengbaar is aan het opneemorgaan.

2. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 1, met 2. het kenmerk, dat het opneemorgaan gevormd wordt door een buitenkom.

3. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opneemranden van de buitenkom gevormd worden door een opening in de buitenkom.

4. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het aanslagorgaan gevormd wordt door een binnenkom.

5. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aanslagranden van de binnenkom gevormd 30 worden door de langszijkanten van een opening in de binnenkom .

6. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de binnenkom over zijn langszijkanten tegen de opneemranden van de buitenkom aanligt.

7. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het aanslagorgaan markeringen omvat voor het aflezen van de stand van het aanslagorgaan.

8. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opneemorgaan marke- 10 ringen omvat voor het aflezen van de stand van het opneemorgaan .

9. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 3 en 5, met het kenmerk, dat de excentriciteit van de buitenkomopening 15 ongeveer de helft bedraagt van de excentriciteit van de binnenkomopening.

10. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 3, met het kenmerk, dat de excentriciteit van de buitenkomopening 20 ongeveer 0,5 mm bedraagt.

11. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 5, met het kenmerk, dat de excentriciteit van de binnenkomopening ongeveer 1 mm bedraagt.

12. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 5, met het kenmerk, dat de binnenkom meerdere excentrische binnenko-mopeningen omvat.

13. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande 30 conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 4, met het kenmerk, dat de aanslagranden van de binnenkom afgeschuinde kanten omvatten welke openen in een uitwaartse richting ten opzichte van de binnenkom.

14. Sluitkomsamenstel volgens een der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat tevens een afdekplaat voorzien is voor afdekking van het sluitkomsamenstel in het kozijn.

15. Sluitkomsamenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de binnenkom uitsteekt ten opzichte van de buitenkom, tot in de dag van de afdekplaat.

16. Binnenkom bestemd voor een samenstel volgens 5 een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 4.

17. Buitenkom bestemd voor een samenstel volgens een der voorgaande conclusies wanneer afhankelijk van conclusie 2.

18. Sluitkomsamenstel volgens een der conclusies 1-15 bestemd voor toepassing in een vergrendelinrichting met meerpuntssluitingen. -o-o-o-o-o-o-o-o- RB/KP