NL1017496C2 - Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een houder. - Google Patents

Description

Inrichtine voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een houder

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals een losse container 5 of een kipbak, waarbij de klep aan een bovenrand van de houder zwenkbaar is.

Met betrekking tot een houder zoals een losse container of een kipbak welke voorzien is van een aan een bovenrand van de houder zwenkbare klep is uit de praktijk bekend dat de klep altijd dichtvalt onder invloed van de zware eigen massa wanneer de houder horizontaal staat. Als de zijwaartse kracht uitgeoefend door een lading in de houder vol-10 doende groot wordt, zal echter de klep opengaan. Daarom wordt een dergelijke klep vergrendeld. Dat gebeurt door gebruik te maken van bijvoorbeeld een aan de klep bevestigd eerste koppeldeel zoals een oog dat koppelt aan een aan de rest van de houder bevestigd tweede koppeldeel zoals een haak. Vergrendelen en ontgrendelen gebeurt handmatig. Desgewenst wordt de stand waarin de twee koppeldelen vergrendelen geborgd door gebruik te 15 maken van een middel zoals een borgpen die aan beide koppeldelen grijpt.

Een nadeel van een dergelijke inrichting betreft het aspect van handmatige bediening. Vergrendeling van de klep kan mogelijk onbedoeld achterwege blijven. Het vergrendelen zelf vergt de nodige tijd. Ook moet de gebruiker zich altijd in de buurt van de houder opstellen, wat uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden niet altijd veilig is.

20 Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals in de aanhef omschreven.

Het is een verder doel van de uitvinding om te voorzien in een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder 25 zoals in de aanhef omschreven, waarmee het vergrendelen en ontgrendelen zo snel mogelijk kan worden verricht.

Het is nog een doel van de uitvinding om te voorzien in een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals in de aanhef omschreven, waarmee het vergrendelen en ontgrendelen zo bedrijfszeker 30 mogelijk kan worden verricht.

Volgens een aspect van de uitvinding worden een of meer van deze doelen bereikt met een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals een losse container of een kipbak, waarbij de klep aan een bovenrand van de houder zwenkbaar is, waarbij de inrichting omvat: 101749 6¾ 2 a. een eerste koppeldeel zoals een opneemdeel, welk eerste koppeldeel verbonden is met de klep van de houder; b. een met het eerste koppeldeel samenwerkend tweede koppeldeel zoals een in 5 het eerste opneemdeel in te brengen inbrengdeel, welk tweede koppeldeel ver bonden is met de houder; en c. bedieningsmiddelen voor het bedienen van het tweede koppeldeel van de inrichting, welke bedieningsmiddelen verbonden zijn met het voertuig.

10 Doordat de inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen zich aan het voertuig bevindt en het tweede koppeldeel bedient, heeft dit het voordeel dat de voor bediening daarvan benodigde kracht van een installatie van het voertuig kan worden betrokken. Een verder voordeel hiervan is dat de uitvoering van de inrichting robuust kan worden gemaakt. Een robuuste uitvoering maakt ook snelwerkende mechanisatie mogelijk en leidt 15 daardoor tot tijdwinst bij gebruik van een inrichting volgens de uitvinding.

Het zal duidelijk zijn dat voor vergrendeling allerlei soorten koppeldelen toepasselijk zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting volgens de uitvinding verder zekeringsmiddelen. Met deze middelen worden de eerste en tweede koppeldelen gezekerd 20 in een stand waarin genoemde koppeldelen met elkaar samenwerken. Deze stand is te beschouwen als de ruststand van het tweede koppeldeel.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting terugstellingsmidde-len welke aangebracht zijn tussen genoemd tweede koppeldeel en de houder. De terugstel-lingsmiddelen oefenen een kracht uit op het tweede koppeldeel welke dit deel naar zijn 25 ruststand terugdwingt. Dit biedt een hoge graad van zekerheid met betrekking tot het vergrendeld zijn van een klep van de houder: deze is altijd vergrendeld, behalve bij doelbewust ontgrendelen zoals bij het ledigen of anderszins toegankelijk maken van de houder.

Bij voorkeur zijn de bedieningsmiddelen van het tweede koppeldeel op afstand be-krachtigbaar. Daardoor hoeft een gebruiker zich niet meer bij de houder op te houden. Dit 30 is voordelig uit het oogpunt van veiligheid.

De op afstand bekrachtigbare middelen van de inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen kunnen van uiteenlopende aard zijn, bijvoorbeeld mechanisch, pneumatisch, hydraulisch, elektrisch, elektronisch of draadloos. Daarbij valt te denken aan cilinders en elektromotoren. Het voordeel daarvan is dat bekrachtiging en bediening daarvan kan wor- 1 01 7486** 3 den geïntegreerd met en worden afgestemd op die van andere reeds op het voertuig aanwezige systemen voor bediening van allerlei functies met of aan de houder zoals opzetten, zekeren, vullen, kippen, afzetten, enz.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de op afstand bekrachtigbare middelen 5 een cilinder zoals een hydraulische cilinder of een luchtcilinder. Dit verschaft het voordeel van een technisch eenvoudige, betrouwbare en onderhoudsarme uitvoering. Een dergelijke cilinder kan zijn verplaatsing rechtstreeks op het tweede koppeldeel uitoefenen. In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de ontgrendelende kracht welke uitgeoefend wordt door de cilinder door middel van een stangenstelsel overgebracht op het tweede koppeldeel van 10 de vergrendelingsinrichting. Hierbij kan krachtversterking voordelig zijn. Nog een voordeel hiervan betreft een mogelijkheid de cilinder meer beschermd te plaatsen aan het voertuig, dat wil zeggen: wat verder af te plaatsen van de baan die zal worden gevolgd door een te verplaatsen houder bij het opzetten of afzetten daarvan.

15 Op zich is een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een zwenkbare bodem van een container bekend uit het US-5011360. De beschreven container is voorzien van een klinkmechaniek dat in normale stand de zwenkbare bodem verbindt met een wand van de container. Het klinkmechaniek omvat een bekrachtigingsorgaan in de vorm van een langwerpige platte staaf welke in lengterichting van de container gelegen is waarbij de staaf 20 zwenkbaar verbonden is met de achterkant van het onderstel van de container. De staaf strekt zich in voorwaartse richting en schuin omlaag wijzend uit en komt uit in een huis dat gemonteerd is onder de voorkant van het onderstel van de container en steekt aan de voorkant iets naar buiten. Binnen het huis bevindt zich een L-vormig klinkorgaan dat horizontaal zwenkbaar gemonteerd is aan een pen die door de wanden van het huis steekt. Een 25 eerste gelid van het klinkorgaan staat in hoofdzaak rechtop en is voorzien van een haakvormig uiteinde dat grijpt aan een horizontale klinkpen welke laatste gemonteerd is aan de onderste rand van de voorkant van de container. Een tweede gelid van het L-vormige klinkorgaan is langer dan het eerste rechtopstaande gelid en ligt in hoofdzaak horizontaal. Onder invloed van de zwaartekracht is het tweede gelid drukt omlaag, daarbij voorgespan-30 nen door een veer.

Het voorste eind van de platte staaf komt uit onder het achterste eind van het horizontale gelid van het L-vormige klinkorgaan waardoor een opwaartse zwenkbeweging van de staaf het tweede gelid omhoog zal doen bewegen, hetgeen teweegbrengt het andere gelid van het L-vormige orgaan naar voren en de buitenkant van de container toe en van de 101 74 9 6^ 4 horizontale klinkpen af zal zwenken om daardoor de bodem van de container vrij te geven. Daardoor kan de bodem ten opzichte van de containerwand wegzwenken.

Om de platte staaf te doen zwenken moet er dus op de staaf een opwaartse kracht worden uitgeoefend. De opwaartse kracht wordt geleverd door neerlaten van de container 5 op een ondergrond of tegen een opstaande rand van een stortbak waarin de inhoud van de container dient te worden geledigd. De voor het ontgrendelen benodigde kracht kan niet van het voertuig zelf worden betrokken; voor het ontgrendelen dient de container dus altijd eerst te moeten worden gehesen of getild. De beschreven inrichting is derhalve niet toepasselijk voor gebruik met containers voorzien van een zwenkbare klep aan een zijkant of aan 10 de achterkant van de container.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een voertuig voorzien van een deel van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

15 Figuur 2 toont het voertuig van Figuur 1 in linker-zijaanzicht, waarbij ook een ach terop het voertuig geplaatste houder wordt getoond.

Figuur 3 toont een rechter-zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die aangebracht is op het onderste deel van de achterkant van een voertuig (niet getoond).

20

Figuur 1 toont een deel van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die aan een voertuig gemonteerd is, schuin van linksboven af gezien. Het voertuig 1 is voorzien van een cabine 2 en een onderstel 3. Aan de achterkant van het onderstel bevindt zich een inrichting 4 waarvan een cilinder 5 is te zien. De cilinder 5 is zodanig gemon-25 teerd dat bij een arbeidsslag van de zuiger van de cilinder de zuiger naar boven beweegt. Overigens zijn ook rollen 6 van een afzetsysteem ten behoeve van verplaatsing van een houder ten opzichte van het voertuig te zien.

Figuur 2 toont het voertuig 1 van Figuur 1 in linker-zijaanzicht, met tevens een houder 7. De houder steunt op het onderstel 3 en is voorzien van een achterklep 8. De achter-30 klep scharniert aan haar bovenzijde 9. Het voertuig 1 is verder voorzien van een afzetsysteem 10 waarvan bij wijze van voorbeeld worden getoond een borghaak 11 die grijpt aan een daarmede samenwerkend oog 12 van de houder 7, en enkele rollen 6 van het afzetsysteem 10.

1 0 1 74 3 8^| 5

Figuur 3 toont een rechter-zijaanzicht van de achterkant van de houder 7 van Figuur 2 en van de cilinder 5 volgens Figuur 1. Getoond wordt, bij wijze van voorbeeld, de constructie van een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen volgens de uitvinding en de opstelling daarvan ten opzichte van de houder. Getoond wordt het deel van de houder 7 5 dat voorbij de hier niet getoonde achterkant van een voertuig naar achteren uitsteekt. De houder 7 heeft een bodem 14 die in hoofdzaak horizontaal ligt. Loodrecht daarop en daartegenaan gelegen bevindt zich een achterklep 15 die aan de bovenrand (niet getoond) van de achterkant van de houder 7 zwenkbaar is. De achterklep 15 is aan zijn onderzijde voorzien van een oog 16 waarin een haak 17 grijpt. De haak 17 is zwenkbaar bevestigd aan een 10 horizontale as 18. De as 18 is bevestigd aan de houder 7. Aan de haak 17 zit een arm 19 die naar boven toe uitsteekt. De arm 19 is zwenkbaar verbonden met een uiteinde van een trek-stang 20. De trekstang 20 is aan haar andere uiteinde verbonden met een zwenkarm 21. De zwenkarm 21 is voorzien van een uitstekend armdeel 22 dat boven de cilinder 5 uitkomt. Verder wordt getoond dat haak 17 via een tweede arm 23 verbonden is met een uiteinde 24 15 van een veer 25. De veer 25 is aan haar andere uiteinde 26 verbonden met de houder 7. De cilinder 5 heeft een eigen bedieningssysteem dat hier verder niet wordt getoond.

De hierboven beschreven inrichting volgens de uitvinding betreft een enkelvoudige uitvoering. Een uitvoering met een aantal haak-en-oog combinaties, verder voorzien van een aantal veren die worden bediend door een of meer cilinders ligt binnen het bereik van 20 een gemiddelde vakman.

Met de inrichting volgens de uitvinding gaat men bijvoorbeeld als volgt te werk. Voor het op- of afzetten van een houder op het voertuig is het voertuig voorzien van een afzetsysteem. Door een cilinder met het afzetsysteem te laten samenwerken, waarbij de plaats van de cilinder en een eventueel stangenstelsel zodanig bepaald worden dat de door 25 de cilinder uit te oefenen kracht op het tweede koppeldeel van de inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van de houder kan worden overgebracht, kan men van afstand, bijvoorbeeld vanuit het voertuigcabine, deze cilinder bekrachtigen en bedienen. Door gebruik te maken van een of meer veren die de achterklepvergrendeling bekrachtigen, blijft de klep gesloten. Door de cilinder uit te persen zal deze het boven de cilinder uitkomende 30 armdeel van de zwenkarm omhoog drukken. Hierdoor trekt de zwenkarm aan de trekstang welke de aan de haak zittende en naar boven toe uitstekende arm zal doen zwenken. Deze beweging doet de haak omhoog lichten waardoor de koppeling tussen de haak en het de haak opnemende oog, welk oog aan de onderzijde van de achterklep bevestigd is, wordt 1017496¾ 6 verbroken. De achterklep van de houder kan hierdoor vrij aan de bovenrand van de houder zwenken.

Omdat het inrichting volgens de uitvinding geschikt is voor het vergrendelen en ontgrendelen van kleppen van houders van uiteenlopende soort, kunnen allerlei bestu-5 rings- en bedieningssystemen op elkaar worden afgestemd en/ of met elkaar worden geïn tegreerd. Bij gebruik met bijvoorbeeld een kipbak kan bediening van de ontgrendelings-cilinder worden afgestemd op die van een aanwezig afzetsysteem voor de houder en van een kipinstallatie voor het kippen van de houder. Verder kan naar keuze dynamische positionering van de houder op het voertuig worden gedaan door afstemming met al aan het 10 voertuig aanwezige beveiligingen.

Hiermee kan een gewenste volgorde van te verrichten handelingen met of aan de houder worden vastgelegd en op een veiligheidverhogende wijze worden uitgevoerd, bijvoorbeeld volautomatisch en vanuit de cabine van het voertuig geregeld.

15 10 174 9 6*<

Claims (9)

1. Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals een losse container of een kipbak, waarbij de klep aan 5 een bovenrand van de houder zwenkbaar is, waarbij de inrichting omvat: a. een eerste koppeldeel zoals een opneemdeel, welk eerste koppeldeel verbonden is met de klep van de houder; b. een met het eerste koppeldeel samenwerkend tweede koppeldeel zoals een in het 10 eerste opneemdeel in te brengen inbrengdeel, welk tweede koppeldeel verbonden is met de houder; en c. bedieningsmiddelen voor het bedienen van het tweede koppeldeel van de inrichting, welke bedieningsmiddelen verbonden zijn met het voertuig.

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende zekeringsmiddelen die wanneer ge noemde eerste en tweede koppeldelen in een stand zijn waarin ze met elkaar samenwerken, zekeren.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende terugstellingsmiddelen welke 20 aangebracht zijn tussen het tweede koppeldeel en de houder.

4. Inrichting volgens een van conclusies 1-3, waarbij genoemde bedieningsmiddelen voor het bedienen van het tweede koppeldeel op afstand bekrachtigbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de op afstand bekrachtigbare bedieningsmidde len een cilinder omvatten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de inrichting verder is voorzien van middelen zoals een stangenstelsel voor het overbrengen van de door de cilinder uit te oefenen 30 kracht op het tweede koppeldeel van de inrichting.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de krachtoverbrengende middelen de te overbrengen kracht versterkende middelen omvatten. 1017496*

8. Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van een klep van een met een voertuig te vervoeren houder zoals een losse container of een kipbak, waarbij de klep aan een bovenrand van de houder zwenkbaar is, waarbij de inrichting omvat: 5 a. een oog dat aan de onderrand van de klep bevestigd is; b. een met het oog samenwerkende haak die aan de onderrand van de houder bevestigd is; c. een cilinder aan de onderzijde van het voertuig waarvan de zuiger bij uitpersing via een stangenstelsel de haak ontgrendelt; en 10 d. een veer aangebracht tussen de haak en de houder.

9. Voertuig voor het vervoeren van een houder met een losklep zoals een losse container of een kipbak, waarbij het voertuig is voorzien van een inrichting volgens een van conclusies 1-8. 15 -0-0-0- 1017496«»