NL1016332C2 - Palletopzetstuk. - Google Patents

Description

t

Korte aanduiding: Palletopzetstuk

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het transporteren van op wagentjes geplaatste goederen.

In de detailhandel wordt meer en meer gebruik gemaakt van vierwielige wagentjes, zoals dollies, rolcontainers, verrijdbare 5 onderstellen en dergelijke, die, omdat ze kunnen rollen, eenvoudig in een magazijn of dergelijke kunnen worden verplaatst. Het is reeds bekend dat de wagentjes voordelig vanuit het magazijn direct in daarvoor ingerichte schappen in een winkel worden geplaatst. De met goederen beladen wagentjes kunnen echter nic. in stellingen in een 10 distributiecentrum of in een magazijn worden geplaatst. Ook kunnen de met goederen beladen wagentjes niet op elkaar worden geplaatst.

Verder moeten de beladen wagentjes regelmatig nog over een relatief lange afstand worden verplaatst, bijvoorbeeld van een distributiecentrum naar een magazijn. Als de wagentjes dan met een 15 trein of vrachtwagen worden vervoerd kunnen ze in het laadruim gaan rollen.

In NL 1008867 is een manier pallet voor het vervoeren van de hierboven beschreven wagentjes beschreven, waarbij gebruik wordt gemaakt van een speciale pallet. Op deze pallet kunnen de wagentjes 20 rolvast worden opgesteld, zodat ze tijdens het vervoer niet van hun opstelplaats op de pallet kunnen afrollen. Verder kan de pallet met de daarop geplaatste wagentjes op de gebruikelijke manier in een palletstelling worden geplaatst en bijvoorbeeld met een heftruck worden verplaatst. Een nadeel van de oplossing volgens NL 1008867 is 25 dat voor het vervoeren van de wagentjes speciale pallets nodig zijn. Hierdoor is het nodig voor het vervoeren van wagentjes een aparte voorraad betrekkelijk kostbare pallets aan te schaffen. Naast de extra kosten van het aanschaffen van een tweede soort pallets, kan dit logistieke moeilijkheden opleveren.

30 Het doel van de uitvinding is een logistiek aantrekkelijke manier voor het transporteren van op wagentjes geplaatste goederen te verschaffen.

1 ü i 633 2·» - 2 -

Dit doel wordt bereikt met een palletopzetstuk dat een of meer opstelplaatsen definieert voor een of meer vierwielige wagentjes, waarbij het palletopzetstuk verder middelen omvat voor het op een opstelplaats rolvast opstellen van elk wagentje. Daarbij houden de 5 wielen van een op het palletopzetstuk opgesteld wagentje contact met het palletopzetstuk en/of met het bovendek van de onder het palletopzetstuk liggende pallet. Het palletopzetstuk omvat verder ten minste een rijstrook voor het rijden van een wagentje van en naar de opstelplaats.

10 Met een dergelijk palletopzetstuk kan een reeds bestaande pallet, bijvoorbeeld een europallet met de gebruikelijke standaardafmetingen, eenvoudig worden aangepast voor het dragen en vervoeren van een of meer wagentjes. Doordat de wielen contact houden met het palletopzetstuk en/of de onder het palletopzetstuk geplaatste 15 pallet en doordat er een rijstrook is voorzien voor het van en naar de opstelplaatsen rijden van een wagentje, kan een wagentje op en af het palletopzetstuk worden gereden. De vier wielen van een wagentje kunnen twee bokwielen en twee zwenkwielen zijn. Ook kan een wagentje zijn voorzien van vier zwenkwielen. De wielen zijn gebruikelijk 20 gemonteerd aan een draagdek of draagonderstel.

Het palletopzetstuk kan bijvoorbeeld zijn gemaakt door middel van vacuümvormen, spuitgieten of door het samenpersen van houtsnippers. Ook kan het palletopzetstuk worden vervaardigd door het samenstellen van metalen, houten of kunststof elementen. Het 25 palletopzetstuk dient zodanig op het bovendek van de pallet te worden bevestigd dat hij bij normaal gebruik vast blijft liggen op de pallet. Het palletopzetstuk kan bijvoorbeeld losneembaar aan de pallet worden bevestigd door middel van spanbanden, schroeven, spijkers of bouten. Ook kan het palletopzetstuk worden voorzien van 30 nokken of lippen die in en/of om het bovendek van de onderliggende pallet grijpen.

Opgemerkt wordt dat er palletopzetstukken bekend zijn, zoals bijvoorbeeld palletopzetbakken en -wanden en kartonnen platen. Dergelijke palletopzetstukken kunnen, meestal losneembaar, op een 35 reeds bestaande pallet worden geplaatst, waardoor de pallet wordt ingericht voor het dragen van een bepaald voorwerp. Een palletopzetstuk voor het rolvast dragen van een of meer wagentjes is echter nog niet bekend.

- 3 -

Bij voorkeur omvat het palletopzetstuk volgens de uitvinding zich langs een rijstrook uitstrekkende geleidingsmiddelen, voor het geleiden van een wagentje van en naar de opstelplaats. Hierdoor is het nog gemakkelijker de wagentjes naar en rolvaste opstelplaats te 5 rijden. De geleidingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn gevormd door in het oppervlak van de pallet aangebrachte verhogingen.

In een voorkeursuitvoering heeft het palletopzetstuk de vorm van een plaat, waarvan de omtrek in hoofdzaak overeenkomt met de omtrek van het bovendek van een onder het palletopzetstuk te plaatsen 10 pallet. Een belangrijk voordeel van een plaatvormig palletopzetstuk is dat de palletopzetstukken dan gemakkelijk stapelbaar zijn, zowel onderling als wanneer ze op een pallet zijn bevestigd. Door de voorkeursafmetingen is het palletopzetstuk verder snel op de juiste manier op een pallet te plaatsen.

15 De middelen voor het rolvast opstellen van een op een opstelplaats geplaatst wagentje omvatten bij voorkeur een of meer overrijdbare verhogingen, die zijn aangebracht op de rijstrook. Deze verhogingen dienen er voor om de wielen tegen het wegrollen te blokkeren. Door de verhogingen overrijdbaar te maken kan een wagentje 20 over het palletopzetstuk en/of bovendek van een pallet naar een opstelplaats worden gereden.

De overrijdbare verhoging of verhogingen zijn verder bij voorkeur aangebracht over een afstand die in hoofdzaak overeenkomt met de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van een 25 wagentje. Bij voorkeur is de hoogte van de verhoging of verhogingen kleiner dan de helft van de doorsnede van de wielen van een wagentje. Om het op de overrijdbare verhoging rijden van een wagentje te vergemakkelijken zijn in een voorkeursvorm de randen van de verhogingen schuin uitgevoerd. De randen mogen echter niet zo vlak 30 worden afgeschuind, dat ze de wielen van een wagentje niet meer tegen het rollen blokkeren.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is voor het rolvast opstellen van een wagentje over de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van het wagentje één lange verhoging aangebracht. Met één 35 verhoging hoeft een wagentje maar een keer met de voorwielen op een verhoging worden gereden om een wagentje in een rolvaste opstelplaats op te stellen.

- 4 -

Bij voorkeur zijn op het palletopzetstuk per opstelplaats twee evenwijdige rijstroken voorzien, waarbij de geleidingsmiddelen een middengeleidingsstrook omvatten, die is gevormd door een verhoging tussen de twee rijstroken. De breedte van de middengeleidingsstrook 5 komt bij voorkeur in hoofdzaak overeen met de kortste afstand van de afstanden tussen ofwel de voorwielen dan wel de achterwielen.

Hierdoor wordt verhinderd dat een wagentje dwars op de rijrichting kan verschuiven. Bovendien zorgt de middengeleidingsstrook er voor dat de zwenkwielen van een wagentje niet kunnen gaan zwenken en dus 10 evenwijdig aan de rijstrook blijven staan.

De middengeleidingsstrook is bij voorkeur hoger dan de overrijdbare verhoging of verhogingen op de rijstroken voor het rolvast opstellen van een wagentje, zodat de wielen van een wagentje ook door de geleidingsstrook worden geleid, indien de wielen zich 15 bovenop de verhoging of verhogingen voor het rolvast opstellen van de wagentjes bevinden.

De middengeleidingsstrook is bij voorkeur in het gebied aan de rand van het palletopzetstuk voorzien van een of meer afschuiningen, zodat de geleidingsstrook in dit gebied taps loopt. Zo ontstaat er 20 een zoekrand, wat als voordeel heeft dat een wagentje bij het oprijden van een palletopzetstuk niet exact hoeft te worden gepositioneerd.

In een verdere voorkeuruitvoering zijn aan de buitenzijden van de beide rijstroken zich evenwijdig aan de middengeleidingsstrook 25 uitstrekkende zijgeleidingsstroken aangebracht. Deze zijgeleidingsstroken zijn bij voorkeur even hoog als de middengeleidingsstrook. Buiten dat deze zijgeleidingsstroken een geleidende werking hebben voor een wagentje dat het palletopzetstuk wordt opgereden, hebben zij het verdere voordeel dat het 30 bovenoppervlak van het palletopzetstuk vlak wordt, waardoor het palletopzetstuk meer geschikt wordt voor het dragen van goederen met een vlakke onderzijde zoals dozen, bakken en platen en met name voor het dragen van een pallet of een stapel pallets al dan niet voorzien van palletopzetstukken.

35 Het palletopzetstuk is verder bij voorkeur ingericht voor het opnemen van vastbindmiddelen, welke vastbindmiddelen een verticale beweging van een op een opstelplaats geplaatst wagentje ten opzichte van het palletopzetstuk kunnen verhinderen. Door een op een 101 833 2* - 5 - opstelplaats geplaatst wagentje vast te binden aan het palletopzetstuk blijft het wagentje ook op zijn opstelplaats staan in het geval van plotselinge grote versnellingen of vertragingen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het palletopzetstuk voorzien van 5 doorgaande gaten in de zijgeleidingsstroken, waarbij de vastbindmiddelen banden, stroken, touwen of dergelijke omvatten die door de gaten om het palletopzetstuk en een op het palletopzetstuk geplaatst wagentje met een lading kunnen worden bevestigd.

In een mogelijke uitvoeringsvorm is het oppervlak van het 10 palletopzetstuk geheel dicht uitgevoerd. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn om materiaal te besparen de verhogingen en geleidingstroken open uitgevoerd, terwijl de rijstrook dicht is uitgevoerd, zodat een geschikt rijoppervlak voor de wagentjes wordt verschaft. Om het palletopzetstuk de benodigde sterkte en stijfheid 15 te geven zijn bij voorkeur de open geleidingsstroken en verhogingen voorzien van een roosterwerk van opstaande ribben.

In een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van het palletopzetstuk wordt het palletopzetstuk gevormd door een bij voorkeur eendelige plaat met een dikte van maximaal de helft van de 20 doorsnede van de wielen. In deze plaat worden de opstelplaatsen gedefinieerd door meerdere uitsparingen in het plaatvormige lichaam. De in deze uitsparingen geplaatste wielen staan op het bovendek van een onder het palletopzetstuk geplaatste pallet. De middelen voor het rolvast opstellen van een wagentje worden gevormd door de randen van 25 de uitsparingen. Bij voorkeur is voor elk van de wielen van een op een opstelplaats geplaatst wagentje een uitsparing voorzien, waarbij de afstand tussen de uitsparingen overeenkomt met de afstand tussen de respectieve wielen van het wagentje.

In een andere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 uitvinding wordt het plaatvormige lichaam gevormd door meerdere plaatdelen. De middelen voor het rolvast opstellen van een op het palletopzetstuk geplaatst wagentje omvatten een of meer overrijdbare blokkeerplaatdelen. De geleidingsmiddelen omvatten bij voorkeur een geleidingsstrook die is gevormd door één of meer dwars op de 35 blokkeerplaatdelen geplaatste geleidingsplaatdelen.

In een verdere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat het palletopzetstuk een rijgoot. De bodem van de rijgoot vormt een rijstrook en de van de·bodem opstaande zijwanden van de rijgoot /*|*V; - 6 - vormen de geleidingsmiddelen. Een op het palletopzetstuk opgesteld wagentje staat met twee wielen in de rijgoot en met de andere twee wielen op het bovendek van een pallet. De middelen voor het rolvast opstellen van een wagentje meerdere de rijgoot afsluitende elementen 5 omvatten. Deze elementen kunnen bijvoorbeeld twee platen omvatten die aan beide einden van de rijgoot in daarvoor bestemde gleuven worden geplaatst.

De palletopzetstukken volgens de uitvinding zijn geschikt voor gebruik in een transportsysteem voor het transporteren van goederen. 10 Een pallet voorzien van een palletopzetstuk kan een of meer wagentjes rolvast transporteren, maar kan in een voorkeursuitvoeringsvorm ook op de gebruikelijke wijze worden gebruikt voor bijvoorbeeld het vervoeren van dozen en dergelijke die direct op het palletopzetstuk worden geplaatst. Aangezien de wagentjes op een op een pallet 15 geplaatst palletopzetstuk kunnen worden gereden, hoeven de wagentjes niet op de pallet worden geplaatst alvorens ze worden beladen. Ook het ontladen van een wagentje hoeft dus niet bij de pallet te gebeuren. Om het op- en afrijden van de wagentjes mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van een of meer separate taluds, die tegen 20 een van een palletopzetstuk voorziene pallet kunnen worden geplaatst.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen van het palletopzetstuk volgens de uitvinding zullen hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde figuren, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een 25 voorkeursuitvoeringsvorm van het palletopzetstuk volgens de uitvinding toont, figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een andere voorkeursuitvoeringsvorm van een palletopzetstuk volgens de uitvinding toont, 30 figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een palletopzetstuk volgens de uitvinding toont, figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een andere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een palletopzetstuk toont, 35 figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een verdere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een palletopzetstuk toont.

In de verschillende figuren hebben gelijke verwijzingscijfers betrekking op gelijke onderdelen, of onderdelen met gelijke functie.

- 7 -

In figuur 1 wordt een palletopzetstuk volgens de uitvinding getoond, in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. Het palletopzetstuk is in dit voorbeeld dicht uitgevoerd en kan bijvoorbeeld zijn gemaakt door middel van vacuümvormen of spuitgieten 5 van geschikt kunststof materiaal. Het palletopzetstuk 1 is ingericht om op het bovendek van een reeds bestaande pallet 10 te worden geplaatst. Het bovendek van de pallet 10 is in hoofdzaak vlak. Aan de onderzijde van het bovendek heeft de pallet 10 zich naar beneden uitstrekkende voeten die aan twee tegenover elkaar gelegen zijden, en 10 bij voorkeur alle vier zijden, insteekopeningen vormen voor een vorkheftruck of palletwagen. Eventueel heeft de pallet ook een onderdek. Op het palletopzetstuk zijn vier opstelplaatsen voor wagentjes gevormd. In figuur 1 zijn slechts de onderdelen van één opstelplaats met verwijzingscijfers aangeduid. De overige drie 15 opstelplaatsen omvatten dezelfde onderdelen met dezelfde functies.

Het palletopzetstuk 1 omvat per opstelplaats twee rijstroken 2, 3. Op de beide rijstroken is een langwerpige overrijdbare verhoging 4 aangebracht. De verhogingen 4 blokkeren de wielen van een op het palletopzetstuk 1 geplaatst wagentje (niet getoond) tegen het 20 wegrollen. De lengte van de verhogingen 4 komt overeen met de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van een op het palletopzetstuk te plaatsen wagentje. De randen 5 van de verhogingen 4 zijn schuin uitgevoerd. Hierdoor kan een wagentje gemakkelijker op het palletopzetstuk 1 worden gereden.

25 Tussen de twee rijstroken 2, 3 is een geleidingsstrook 6 aangebracht. Deze geleidingsstrook 6 is hoger dan de overrijdbare verhogingen 4 op de rijstroken 2, 3 voor het rolvast opstellen van een wagentje, zodat een wagentje dat op het palletopzetstuk 1 wordt gereden ook door de middengeleidingsstrook 6 wordt geleid op de 30 verhogingen 4. De breedte van de middengeleidingsstrook 6 komt in hoofdzaak overeen met de kortste afstand van de afstanden tussen ofwel de voorwielen dan wel de achterwielen van een wagentje. Bij voorkeur staan de eventuele zwenkwielen van een wagentje evenwijdig met en tegen de middengeleidingsstrook 6. Door de aanwezigheid van de 35 rand van de middengeleidingsstrook 6 kunnen de zwenkwielen van het wagentje dan niet zwenken. In een gebied aan de rand van het palletopzetstuk 1 is de middengeleidingsstrook 6 voorzien van afschuiningen 7. Hierdoor ontstaat er een zoekrand die een wagentje 1U1ügO^ - 8 - dat op het palletopzetstuk wordt gereden, geleidt naar de juiste positie ten opzichte van de middengeleidingsstrook 6.

Aan de buitenzijden van de twee rijstroken 2, 3 zijn twee zijgeleidingsstroken 8 aangebracht die hier ongeveer even lang zijn 5 als de verhogingen 4. De zijgeleidingsstroken 8 zijn even hoog als de middengeleidingsstrook 6, waardoor het bovenoppervlak van het palletopzetstuk 1 vlak wordt. Hierdoor zijn de palletopzetstukken 1 en pallets 10 voorzien van dergelijke palletopzetstukken 1 stabiel stapelbaar. Ook is het palletopzetstuk 1 hierdoor meer geschikt voor 10 het dragen van voorwerpen met een vlakke onderzijde, zoals dozen, platen en dergelijke.

In de hoekgebieden is het palletopzetstuk 1 voorzien van gaten. Door deze gaten kunnen schroeven of dergelijke worden geplaatst om het palletopzetstuk te bevestigen op het bovendek van een 15 ondergelegen houten of kunststof pallet 10. Met behulp van een dergelijke verbinding is het palletopzetstuk 1 eenvoudig en snel op een pallet 10 te bevestigen en er weer van te verwijderen.

In figuur 2 wordt een andere uitvoeringsvorm van het palletopzetstuk 1' volgens de uitvinding getoond. Het palletopzetstuk 20 1' heeft vier opstelplaatsen voor kleinere wagentjes en twee opstelplaatsen voor grotere wagentjes die een draagdek omvatten dat tweemaal zo groot is als het draagdek van een kleiner wagentje. De kleinere en grotere wagentjes omvatten in het geval van een palletopzetstuk van 80 bij 120 centimeter een draagdek van 40 bij 60 25 centimeter respectievelijk van 60 bij 80 centimeter.

Voor het op het palletopzetstuk 1' rijden van een kleiner wagentje zijn twee rijstroken in de langsrichting voorzien, die in figuur 2 zijn aangeduid met de verwijzingscijfers 2-2' respectievelijk 3-3’. Voor het rolvast opstellen van een kleiner 30 wagentje zijn er in de twee rijstroken 2-2', 3-3' overrijdbare verhogingen 4 aangebracht. De randen 5 van de verhogingen 4 zijn afgeschuind om het rijden van een wagentje over een verhoging 4 te vergemakkelijken. Tussen de twee rijstroken 2-2', 3-3' is verder een middengeleidingsstrook 6 voorzien. Deze middengeleidingsstrook 6 35 geleidt de wielen van een wagentje bij het op- en afrijden van een wagentje op het palletopzetstuk 1'. Om het centreren van een wagentje ten opzichte van de middengeleidingsstrook 6 te vereenvoudigen.is de 'i Ü ‘i v 4;. ; - 9 - middengeleidingsstrook nabij de rand van het palletopzetstuk afgeschuind, zodat er zoekranden 7 ontstaan.

Aan de buitenzijden van de opstelplaats zijn voor het geleiden van de wielen van een wagentje zijgeleidingsstroken 8 aangebracht. De 5 zijgeleidingsstroken 8 omvatten doorgaande gaten 9 waardoorheen vastbindmiddelen zoals banden of strips kunnen worden geplaatst. Met deze vastbindmiddelen kan een op een opstelplaats geplaatst wagentje met eventuele lading worden vastgebonden op het palletopzetstuk 1'. Aangezien deze vastbindmiddelen dan een verticale beweging van een 10 wagentje ten opzichte van het ondergelegen palletopzetstuk 1' verhinderen, wordt het wagentje stevig in zijn rolvaste positie vastgezet. Hierdoor blijft een op het palletopzetstuk 1' geplaatst wagentje ook in het geval van een plotselinge versnelling of vertraging, bijvoorbeeld een noodstop van een vorkheftruck, stevig op 15 het palletopzetstuk staan.

Een groter wagentje wordt in de dwarsrichting op het palletopzetstuk 1' gereden. Voor het oprijden van een dergelijk wagentje zijn eveneens twee rijstroken voorzien die lopen volgens de lijnen 2-3 respectievelijk 2'-3'. Een dergelijk wagentje overdekt 20 logischerwijs twee opstelplaatsen van kleinere wagentjes. Door de aanwezigheid van de rijstroken in de langsrichting zijn op de rijstroken 2-3, 2'-3' in de dwarsrichting vier verhogingen 4' aangebracht. De afstand tussen de twee verst uit elkaar liggende randen van twee in één rijstrook liggende verhogingen 4’ komt overeen 25 met de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van een groter wagentje. De middengeleidingsstrook 6' loopt tussen de twee rijstroken 2-3, 2'-3' en is door de verschillende oprijrichtingen van kleinere en grotere wagentjes samengesteld uit de zijgeleidingsstroken 8, verhogingen 4 en een gedeelte van de 30 middengeleidingsstrook 6 van twee in de langsrichting liggende opstelplaatsen voor kleinere wagentjes. Evenzo is de middengeleidingsstrook 6 voor een kleiner wagentje samengesteld uit zijgeleidingsstroken 8', verhogingen 4' en een gedeelte van de middengeleidingsstrook 6'. In de zijgeleidingsstroken 8' zijn 35 eveneens doorgaande gaten 9 aangebracht voor het zekeren van een groter wagentje op het palletopzetstuk 1' door middel van vastbindmiddelen die door deze gaten 9 kunnen worden geleid.

»33 2a -ΙΟ- Ιη een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het palletopzetstuk vijf opstelplaatsen, waarvan twee opstelplaatsen in het verlengde van elkaar in de langsrichting liggen en drie opstelplaatsen naast elkaar in de dwarsrichting liggen. De 5 opstelplaatsen zijn bij voorkeur niet overlappend en zijn bij voorkeur overeenkomstig de vorige uitvoeringsvormen uitgevoerd. Het palletopzetstuk kan een standaardmaat voor pallets hebben, zoals bijvoorbeeld 100 bij 120 centimeter, waarbij de opstelplaatsen zijn ingericht voor het ontvangen van vijf wagentjes met een draagdek van 10 40 bij 60 centimeter.

In figuur 3 is een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van het palletopzetstuk volgens de uitvinding getoond. Het getoonde palletopzetstuk lr' omvat een in hoofdzaak rechthoekige plaat 11, bijvoorbeeld van hout. De plaat 11 heeft een maximale dikte van de 15 helft van de doorsnede van de wielen van een op het palletopzetstuk te plaatsen wagentje. De omtrek van de plaat 11 komt voordelig overeen met de omtrek van een pallet 10, waarop het palletopzetstuk 1'' wordt geplaatst. Het palletopzetstuk 1'' heeft vier opstelplaatsen. Voor elk van de wielen van een op het palletopzetstuk 20 1 * * geplaatst wagentje is een uitsparing 12, 13, 14, 15 voorzien. De rijstroken 2, 3 worden gevormd door de strook materiaal tussen de uitsparingen 12, 13 respectievelijk 14, 15 en de uitsparingen 12, 13 respectievelijk 14,15 zelf. De rijstroken 2', 3’ worden gevormd door de strook materiaal tussen de uitsparingen 13, 15 respectievelijk 12, 25 14 en de uitsparingen 13, 15 respectievelijk 12, 14 zelf. Welke rijstroken worden gebruikt hangt af van de oprijrichting van het op het palletopzetstuk 1'* te plaatsen wagentje; en dus ook van het type wagentje, aangezien de afstanden tussen de uitsparingen 12, 13, 14, 15 overeen komen met de afstanden tussen de wielen van een op het 30 palletopzetstuk 1'' te plaatsen wagentje.

De middelen voor het rolvast opstellen van een op het palletopzetstuk opgesteld wagentje worden gevormd door de randen 16 van de uitsparingen 12, 13, 14, 15. De wielen van een rolvast opgesteld wagentje steunen op de randen 16 van de uitsparingen 12, 35 13, 14, 15 en/of op het bovendek van een onder het palletopzetstuk geplaatste pallet 10.

Een andere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt getoond in figuur 4. Het palletopzetstuk 1' '' heeft i ^ i u ^ o - 11 - vier opstelplaatsen en is gevormd uit houten planken. Vier planken dienen als blokkeerplaatdelen 17. De andere vier dienen als geleidingsplaatdelen 18. De vier blokkeerplaatdelen 17 zijn twee aan twee geplaatst, waarbij de breedte van twee naast elkaar geplaatste 5 blokkeerplaatdelen 17 overeenkomt met de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van een wagentje, zodat een op het palletopzetstuk l''' geplaatst wagentje rolvast staat opgesteld. Voor het geleiden van een wagentje over het palletopzetstuk l,,f zijn de geleidingsplaatdelen 18 voorzien. De geleidingsplaatdelen 18 zijn 10 twee en twee geplaatst dwars op de blokkeerplaatdelen 17. De breedte van een geleidingsstrook die wordt gevormd door twee naast elkaar liggende geleidingsplaatdelen 18 komt overeen met de kortste afstand van de afstanden tussen de voorwielen of de achterwielen.

Een verdere alternatieve uitvoeringsvorm is getoond in figuur 15 5. Het palletopzetstuk i»''' heeft vier opstelplaatsen. Het palletopzetstuk omvat een rijgoot waarin een voorwiel en een achterwiel van een op het palletopzetstuk l'''' te plaatsen wagentje in worden gereden volgens een van de in de figuur met een pijl aangegeven richtingen. De bodem 19 van de rijgoot dient derhalve als 20 rijstrook. De van de rand van de bodem 19 opstaande zijwanden 20 van de rijgoot dienen als geleidingsmiddelen bij het op- en afrijden van een wagentje. Indien vier wagentjes in de rijgoot zijn opgesteld kunnen de wagentjes rolvast worden vastgezet door middel van de afsluitende schuiven 21 die in de beide uiteinden van de rijgoot 25 kunnen worden geplaatst om de rijgoot af te sluiten. Verder kunnen er nog beugels 23 worden voorzien om de afstandverschillen tussen de voorwielen en achterwielen van de wagentjes te vereffenen. De rijgoot is bijvoorbeeld uit staal gemaakt. De rijgoot is aan de onderzijde voorzien van lippen 22 die om een plank in het bovendek van een 30 pallet 10 kunnen worden gevouwen om het palletopzetstuk aan de pallet 10 te bevestigen.

101 633 2'·«

Claims (25)

1. Palletopzetstuk, waarvan de onderzijde is ingericht om te worden geplaatst op een bovendek van een reeds bestaande pallet en 5 waarvan de bovenzijde is ingericht voor het dragen van voorwerpen, met het kenmerk, dat het palletopzetstuk een of meer opstelplaatsen definieert voor een of meer vierwielige wagentjes, waarbij het palletopzetstuk verder middelen omvat voor het op een opstelplaats rolvast opstellen van elk 10 wagentje, waarbij de wielen van elk op het palletopzetstuk opgesteld wagentje contact houden met het palletopzetstuk en/of met het bovendek van een onder het palletopzetstuk liggende pallet en waarbij het palletopzetstuk verder ten minste een rijstrook omvat voor het rijden van een wagentje van en naar de opstelplaats. 15

2. Palletopzetstuk volgens conclusie 1, waarbij het palletopzetstuk zich langs een rijstrook uitstrekkende geleidingsmiddelen omvat, voor het geleiden van een wagentje van en naar de opstelplaats. 20

3. Palletopzetstuk volgens conclusie 1 of 2, waarbij het palletopzetstuk de vorm van een plaatvormig lichaam heeft met een omtrek die in hoofdzaak overeenkomt met de omtrek van het bovendek van een onder het palletopzetstuk te plaatsen pallet. 25

4. Palletopzetstuk volgens conclusie 1-3, waarbij de middelen voor het rolvast opstellen van een op een opstelplaats geplaatst wagentje een of meer overrijdbare verhogingen omvatten, die zijn aangebracht op de rijstrook en die de wielen van het wagentje tegen het rollen 30 blokkeren.

5. Palletopzetstuk volgens conclusie 4., waarbij de overrijdbare verhoging of verhogingen zijn aangebracht over een afstand die in hoofdzaak overeenkomt met de afstand tussen een voorwiel en een 35 achterwiel van een wagentje, waarbij de hoogte van de verhoging of verhogingen kleiner is dan de helft van de doorsnede van de wielen van het wagentje. r·. - t O i: W w ... j; - 13 -

6. Palletopzetstuk volgens conclusie 4 of 5, waarbij de randen van de overrijdbare verhoging of verhogingen schuin zijn uitgevoerd.

7. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 4-6, waarbij voor 5 het rolvast opstellen van een wagentje over de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel één lange overrijdbare verhoging is aangebracht.

8. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 2-6, waarbij per 10 opstelplaats twee evenwijdige rijstroken zijn voorzien, waarbij de geleidingsmiddelen een middengeleidingsstrook omvatten, die is gevormd door een verhoging tussen de twee rijstroken.

9. Palletopzetstuk volgens conclusie 8, waarbij de breedte van de 15 middengeleidingsstrook in hoofdzaak overeenkomt met de kortste afstand van de afstanden tussen ofwel de voorwielen dan wel de achterwielen van een wagentje.

10. Palletopzetstuk volgens conclusie 8 of 9, waarbij de 20 middengeleidingsstrook hoger is dan de overrijdbare verhoging of verhogingen op de rijstroken voor het rolvast opstellen van een wagentje.

11. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 8-10, waarbij de 25 middengeleidingsstrook in het gebied aan de rand van het palletopzetstuk is voorzien van een of meer afschuiningen.

12. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 8-11, waarbij aan de buitenzijden van de beide rijstroken zich evenwijdig aan de 30 middengeleidingsstrook uitstrekkende zijgeleidingsstroken zijn aangebracht, waarbij de zijgeleidingsstroken even hoog zijn als de middengeleidingsstrook.

13. Palletopzetstuk volgens een van de voorgaande conclusies, 35 waarbij het palletopzetstuk verder is ingericht voor het opnemen van vastbindmiddelen, welke vastbindmiddelen een verticale beweging van een op een opstelplaats geplaatst wagentje ten opzichte van het palletopzetstuk kunnen verhinderen. - ' ^ k, i - 14 -

14. Palletopzetstuk volgens conclusie 13, waarbij het palletopzetstuk is voorzien van doorgaande gaten in de zijgeleidingsstroken, waarbij de vastbindmiddelen banden, stroken of 5 dergelijke omvatten die door de gaten en om of aan een op het palletopzetstuk geplaatst wagentje met een eventuele lading kunnen worden bevestigd.

15. Palletopzetstuk volgens een van de voorgaande conclusies, 10 waarbij het palletopzetstuk dicht is uitgevoerd.

16. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 1-14, waarbij de rijstrook dicht is uitgevoerd en waarbij de overrijdbare verhogingen en de geleidingstroken open zijn uitgevoerd en zijn gevormd door een 15 roosterwerk van opstaande ribben.

17. Palletopzetstuk volgens conclusie 3, waarbij het plaatvormige lichaam een dikte van maximaal de helft van de doorsnede van de wielen heeft, waarbij de opstelplaatsen worden gedefinieerd door 20 meerdere uitsparingen in het plaatvormige lichaam, zodanig dat meerdere wielen van een op een opstelplaats geplaatst wagentje op het bovendek van een onder het palletopzetstuk geplaatste pallet staan, waarbij de middelen voor het rolvast opstellen van het wagentje worden gevormd door de randen van de uitsparingen. 25

18. Palletopzetstuk volgens conclusie 17, waarbij voor elk van de wielen van een op een opstelplaats geplaatst wagentje een uitsparing is voorzien, waarbij de afstand tussen de uitsparingen overeenkomt met de afstand tussen de respectieve wielen van het wagentje. 30

19. Palletopzetstuk volgens conclusie 3, waarbij het plaatvormige lichaam is samengesteld uit plaatdelen, waarbij de middelen voor het rolvast opstellen van een op het palletopzetstuk geplaatst wagentje een of meer overrijdbare blokkeerplaatdelen omvatten. 35

20. Palletopzetstuk volgens conclusie 19, waarbij de geleidingsmiddelen een geleidingsstrook omvatten die is gevormd door ‘üw l , V, V - 15 - één of meer dwars op de blokkeerplaatdelen geplaatste geleidingsplaatdelen.

21. Palletopzetstuk volgens conclusie 19 of 20, waarbij de 5 blokkeerplaatdelen zijn aangebracht over een afstand die overeenkomt met de afstand tussen een voorwiel en een achterwiel van een wagentje, waarbij de hoogte van de blokkeerplaatdelen kleiner is dan de helft van de doorsnede van de wielen.

22. Palletopzetstuk volgens een van de conclusies 19-21, waarbij de breedte van de geleidingsstrook in hoofdzaak overeenkomt met de kortste afstand van de afstanden tussen ofwel voorwielen dan wel de achterwielen van een wagentje.

23. Palletopzetstuk volgens conclusie 1 of 2, waarbij het palletopzetstuk een rijgoot omvat, waarbij de bodem van de rijgoot een rijstrook vormt en de van de bodem opstaande zijwanden van de rijgoot de geleidingsmiddelen van het palletopzetstuk vormen, waarbij de middelen voor het rolvast opstellen van een wagentje meerdere de 20 rijgoot afsluitende elementen omvatten.

24. Transportsysteem voor het opslaan en transporteren van goederen omvattende: ten minste een pallet, die ten minste een dek en meerdere 25 voeten omvat, ten minste een palletopzetstuk volgens een van de conclusies 1-23, en een of meer wagentjes, omvattende een draagdek, twee bokwielen en twee zwenkwielen, 30

25. Transportsysteem volgens conclusie 22, waarbij het transportsysteem verder een of meer separate taluds omvat, waarmee de wagentjes op en af het op een pallet geplaatst palletopzetstuk kunnen worden gereden. 1016332*