NL1016227C1 - Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter. - Google Patents

Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter. Download PDF

Info

Publication number
NL1016227C1
NL1016227C1 NL1016227A NL1016227A NL1016227C1 NL 1016227 C1 NL1016227 C1 NL 1016227C1 NL 1016227 A NL1016227 A NL 1016227A NL 1016227 A NL1016227 A NL 1016227A NL 1016227 C1 NL1016227 C1 NL 1016227C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
filter
air
frame
blowing
nozzle
Prior art date
Application number
NL1016227A
Other languages
English (en)
Inventor
Nicolaas Fransiscus C Quaytaal
Original Assignee
Nicolaas Fransiscus Cornelis M
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nicolaas Fransiscus Cornelis M filed Critical Nicolaas Fransiscus Cornelis M
Priority to NL1016227A priority Critical patent/NL1016227C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1016227C1 publication Critical patent/NL1016227C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D41/00Regeneration of the filtering material or filter elements outside the filter for liquid or gaseous fluids
    • B01D41/04Regeneration of the filtering material or filter elements outside the filter for liquid or gaseous fluids of rigid self-supporting filtering material

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Cleaning In General (AREA)

Description

* f
Titel: Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een luchtfilter, dat bijvoorbeeld afkomstig kan zijn uit een machine of een vrachtwagen.
5 In de praktijk is het gebruikelijk een vervuild luchtfilter handmatig uit te kloppen. Dit heeft echter een aantal nadelen. Twee belangrijke nadelen zijn dat een persoon die het filter uitklopt, het risico loopt vrijkomende vuil-deeltjes in te ademen, en dat de mate van reiniging per geval 10 verschilt, doordat deze afhankelijk is van niet-constante factoren als de kracht waarmee een persoon klopt en de tijd die een persoon aan het kloppen besteed.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen voor het reinigen van luchtfilters, waarmee 15 genoemde nadelen worden opgeheven.
De inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt door middelen voor het positioneren en roteren van een luchtfilter om zijn lengte-as; stootmiddelen voor het voortdurend aanstoten van het luchtfilter; en blaasmiddelen 20 voor het genereren van een luchtstroom langs ten minste een gedeelte van het oppervlak van het luchtfilter.
Bij voorkeur worden de genoemde middelen en het te reinigen luchtfilter in een afsluitbare ruimte geplaatst.
De toepassing van de inrichting volgens de uitvinding 25 heeft als voordeel, dat er geen gezondheidsrisico's kunnen resulteren, o.a. doordat het reinigen van de luchtfilters niet handmatig gebeurt en in een afgesloten ruimte kan plaatsvinden. Voorts wordt door toepassing van de inrichting volgens de uitvinding een constante reinigingskwaliteit bereikt.
30
Een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht in de hiernavolgende beschrijving aan de hand van de bijgaande tekening, waarin gelijke of vergelijkbare onderdelen worden aangeduid door '016227 2 gelijke verwijzingscijfers, en waarin: figuur 1 een schematisch vooraanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een schematisch zijaanzicht toont van de in figuur 1 5 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm; en figuur 3 een schematisch zijaanzicht toont van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm.
De figuren 1 en 2 tonen schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting 1 volgens de uitvinding, dat 10 wil zeggen, een inrichting voor het reinigen van een luchtfilter.
De inrichting 1 omvat een frame, dat in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 2. Het frame 2 ondersteunt de verschillende onderdelen van de inrichting 1. In dit 15 voorbeeld omvat het frame 2 vier staanders 3 die in hoofdzaak verticaal zijn georiënteerd, en een aantal liggers 4 die in hoofdzaak horizontaal zijn georiënteerd en met de staanders 3 zijn verbonden door middel van lassen, schroeven of een andere bekende verbindingswijze. De vormgeving van het frame 2 kan ook 20 geheel anders zijn dan de vormgeving die in dit voorbeeld wordt getoond. Het is ook mogelijk om de verschillende onderdelen van de inrichting 1 niet in een frame onder te brengen, maar ze op een andere manier te ondersteunen en op de juiste manier ten opzichte van elkaar op te stellen.
25 De inrichting 1 omvat voorts twee cilindervormige onderste rollen 5, die elk aan beide kopse uiteinden worden ondersteund door steunen 6, waarbij genoemde rollen 5 om hun lengte-as roteerbaar zijn. De steunen 6 zijn geplaatst op een ligger 4, en zijn bijvoorbeeld voorzien van wentellagers voor het opnemen 30 en ondersteunen van de uiteinden van de onderste rollen 5 en het tegelijkertijd toelaten van genoemde rotatiebeweging van de onderste rollen 5. De onderste rollen 5 zijn in dit voorbeeld in hoofdzaak onderling gelijkvormig, en zijn in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar opgesteld. Eén van de onderste 35 rollen 5 is aangesloten op een motor 7, die dient om de betreffende onderste rol 5 met een bepaalde hoeksnelheid aan te drijven.
Een ander onderdeel van de inrichting 1 is een blaas-inrichting 8, die een holle buitenste blaaspijp 8a en een holle 40 binnenste blaaspijp 8b omvat. Beide blaaspijpen 8a,8b strekken 1016227 3 zich in hoofdzaak evenwijdig aan de onderste rollen 5 uit. De blaaspijpen 8a,8b worden bij één kops uiteinde ondersteund en hebben één vrij kops uiteinde. In dit voorbeeld bevindt de lengte-as van de buitenste blaaspijp 8a zich op ongeveer 5 gelijke hoogte als de lengte-assen van de onderste rollen 5, en strekt zich in het midden tussen genoemde lengte-assen uit. Daarbij bevindt de binnenste blaaspijp 8b zich in verticale richting gezien boven de buitenste blaaspijp 8a. De blaaspijpen 8a,8b zijn over een groot gedeelte van hun lengte voorzien van 10 uitblaasopeningen 8c, die zich bij voorkeur niet precies in radiale richting door de wanden van de blaaspijpen 8a,8b uitstrekken, maar zich alle in een bepaalde richting uitstrekken die enigszins afwijkt van de radiale richting. De uitblaasopeningen 8c bevinden zich bij de buitenste blaaspijp 15 8a in verticale richting gezien aan de bovenkant van genoemde buitenste blaaspijp 8a, terwijl ze zich bij de binnenste blaaspijp 8b in verticale richting gezien aan de onderkant van genoemde binnenste blaaspijp 8b bevinden. De blaasinrichting 8 omvat voorts bijvoorbeeld een compressor (niet weergegeven) 20 voor de toevoer van lucht aan de blaaspijpen 8a,8b. De luchttoevoer kan desgewenst worden geregeld met behulp van een klep (eveneens niet weergegeven) die tussen de compressor en de blaaspijpen 8a,8b is geplaatst.
Aan een bovenste ligger van het frame 2 is een steunplaat 25 10 opgehangen, in dit voorbeeld door middel van een staaldraad 9. De verticale positie van de steunplaat 10 kan worden gevarieerd door middel van optrekken of vieren van de staaldraad 9. In verticale richting gezien bevinden twee cilindervormige bovenste rollen 11 zich aan de onderzijde van de 30 steunplaat 10, waarbij genoemde rollen 11 om hun lengte-as roteerbaar zijn. De bovenste rollen 11 worden elk aan beide kopse uiteinden gedragen door dragers 12, welke de verbinding vormen tussen de steunplaat 10 en de bovenste rollen 11. De dragers 12 kunnen, evenals de steunen 6 die de onderste rollen 35 5 ondersteunen, zijn voorzien van wentellagers die de uiteinden van de bovenste rollen 11 omvatten. De bovenste rollen 11 zijn in dit voorbeeld in hoofdzaak onderling gelijkvormig, en zijn in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar opgesteld, waarbij de lengte-assen van de bovenste rollen 11 zich in 1016227 4 hoofdzaak in dezelfde richting uitstrekken als de lengte-assen van de onderste rollen 5. Op de steunplaat 10 is een trilmotor 13 gemonteerd. Het geheel van steunplaat 10, trilmotor 13, bovenste rollen 11 en dragers 12 wordt hiernavolgend aangeduid 5 als "trileenheid".
Met voordeel zijn tussen de verschillende staanders 3 en liggers 4 van het frame 2 platen (niet weergegeven) aangebracht, die op een conventionele verbindingswijze, bijvoorbeeld door middel van lassen of schroeven, met het frame 2 zijn 10 verbonden. Het frame 2 is op zodanige wijze van platen voorzien, dat er een afsluitbare ruimte is, waarin de onderste rollen 5, de bovenste rollen 11 en de blaasinrichting 8 zich bevinden. Daarbij is ten minste één plaat scharnierbaar met het frame 2 verbonden, teneinde de ruimte af te kunnen sluiten en 15 te openen. In ieder geval bevindt een scharnierbaar met het frame 2 verbonden plaat zich bij de vrije kopse uiteinden van de blaaspijpen 8a,8b. De inrichting 1 kan ook zonder platen zijn uitgevoerd, maar met het oog op het voorkomen van de verspreiding van vuildeeltjes heeft een uitvoering mèt platen 20 de voorkeur.
In dit voorbeeld is de inrichting 1 voorzien van een stofzuiger 14 met een slang 15 die een aanzuigopening heeft die in verticale richting gezien onder de onderste rollen 5 is geplaatst. In een onderste plaat is derhalve een opening 25 aangebracht voor het opnemen van genoemde aanzuigopening. De onderste plaat is bij voorkeur trechtervormig, waarbij genoemde opening is aangebracht in het laagstgelegen gedeelte van de trechtervorm. De inrichting 1 kan ook zonder stofzuiger worden uitgevoerd. Wanneer de inrichting 1 bijvoorbeeld niet van 30 platen is voorzien, heeft het toepassen van een vast opgestelde stofzuiger weinig zin.
Een vervuild luchtfilter (in de figuren 1 en 2 aangegeven door middel van stippellijnen en aangeduid met verwijzings-35 cijfer 16) wordt op de hieronder beschreven wijze onder toepassing van de in de figuren 1 en 2 getoonde inrichting 1 gereinigd.
Het te reinigen luchtfilter 16 is bijvoorbeeld afkomstig uit een vrachtwagen, en is bijvoorbeeld vormgegeven als een 1016227 5 korte holle cilinder, waarbij de cilinderwand bestaat uit papier dat zigzagsgewijs is gevouwen. Het vuil bevindt zich in hoofdzaak op het buitenoppervlak van het luchtfilter 16.
Vóór plaatsing van het te reinigen luchtfilter 16 dient de 5 trileenheid zich op een zodanige verticale positie te bevinden, dat voldoende ruimte tussen de onderste rollen 5 en de bovenste rollen 11 resulteert. Het luchtfilter 16 wordt eerst op de onderste rollen 5 geplaatst, waarbij de lengte-as van het luchtfilter 16 zich parallel ten opzichte van de lengte-assen 10 van de onderste rollen 5 uitstrekt. Het plaatsen van het luchtfilter 16 gebeurt in hoofdzaak met een beweging in lengterichting van de onderste rollen 5 en de blaaspijpen 8a,8b, vanaf de kant van de vrije kopse uiteinden van de blaaspijpen 8a,8b, zodat de binnenste blaaspijp 8b of de onder-15 steuning ervan daarbij geen belemmering kan vormen. Na plaatsing van het luchtfilter 16 op de onderste rollen 5 strekt de binnenste blaaspijp 8b zich in het inwendige van genoemd luchtfilter 16 uit. Vervolgens wordt de staaldraad 9 gevierd, totdat de bovenste rollen 11 contact maken met het buiten-20 oppervlak van het luchtfilter 16 en de trileenheid op het luchtfilter 16 rust.
De inrichting 1 is bij voorkeur voorzien van een regeling voor het aansturen van de motor 7, de blaasinrichting 8, de trilmotor 13 en de stofzuiger 14, zodat deze onderdelen niet 25 afzonderlijk hoeven te worden aangestuurd.
Bij voorkeur worden na het plaatsen van het luchtfilter 16 achtereenvolgens de volgende stappen doorlopen. Allereerst wordt de motor 7 gestart, waardoor één van de onderste rollen 5 een draaibeweging om zijn lengte-as gaat uitvoeren. Deze 30 draaibeweging van de onderste rol 5 veroorzaakt op zijn beurt een draaibeweging van het luchtfilter 16 en daarmee ook een draaibeweging van de bovenste rollen 11 en de andere onderste rol 5, doordat het luchtfilter 16 met zijn buitenoppervlak in contact staat met de buitenoppervlakken van alle rollen 5,11.
35 Voordat andere stappen worden doorlopen, wordt eerst de eventuele stofzuiger 14 in werking gesteld. Daarna wordt de trilmotor 13 gestart. De bovenste rollen 11 krijgen dan een trillende beweging en stoten voortdurend tegen het buitenoppervlak van het luchtfilter 16, waardoor vuil uit de papieren 1016227 6 lamellen van het luchtfliter 16 wordt geklopt. Vervolgens wordt lucht toegevoerd aan de blaaspijpen 8a,8b, bijvoorbeeld door een klep te openen die zich tussen bijvoorbeeld een compressor en de blaaspijpen 8a,8b bevindt. Via de binnenste blaaspijp 8b 5 wordt lucht op het binnenoppervlak van het luchtfilter 16 geblazen, waarbij de lucht door de papieren wand van het luchtfilter stroomt, terwijl via de buitenste blaaspijp 8a lucht op het buitenoppervlak van het luchtfilter 16 wordt geblazen. Door de luchtstromen wordt het vuil verder losgewerkt 10 en worden vuildeeltjes van het luchtfilter 16 afgeblazen. Het is hierbij van voordeel, als alle uitblaasopeningen 8c zich door de wanden van de blaaspijpen 8a,8b uitstrekken in een bepaalde richting, waarbij die richting enigszins afwijkt van de radiale richting. Er ontstaat dan een werveling in één 15 bepaalde richting, zodat het losgeklopte vuil gericht van het luchtfilter 16 wordt geblazen. De vuildeeltjes die van het luchtfilter 16 komen, vallen uiteindelijk op de onderste plaat en komen via de aanzuigopening van de slang 15 in de stofzuiger 14 terecht. Na een bepaalde tijd worden de motor 7, de 20 blaasinrichting 8, de trilmotor 13 en de stofzuiger 14 weer uitgeschakeld en kan het gereinigde luchtfilter 16 uit de inrichting worden genomen en weer in gebruik worden genomen.
De motor 7, de blaasinrichting 8, de trilmotor 13 en de stofzuiger 14 kunnen ook in een andere volgorde worden gestart 25 dan in het bovenstaande voorbeeld is beschreven, of kunnen bijvoorbeeld tegelijkertijd worden gestart. Het uitschakelen van deze onderdelen hoeft niet simultaan te gebeuren; hiervoor kan eventueel een bepaalde volgorde worden aangehouden.
Bij een geschikt gebleken procedure worden na plaatsing 30 van een te reinigen luchtfilter de volgende waarden voor de verschillende stappen aangehouden: de motor 7 en de stofzuiger 14 worden tegelijkertijd gestart. Na ongeveer 10 seconden wordt de trilmotor 13 in werking gesteld. Vervolgens wordt ongeveer 30 seconden na het starten van de trilmotor 13 lucht toegevoerd 35 aan de blaaspijpen 8a,8b. Ongeveer 4 minuten daarna worden de motor 7, de stofzuiger 14, de trilmotor 13 en de luchttoevoer weer uitgeschakeld.
1016227 7
Figuur 3 illustreert schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een filterreinigingsinrichting 100 volgens de onderhavige uitvinding.
Deze filterreinigingsinrichting 100 omvat een in hoofdzaak 5 horizontaal steunplateau 110 met een doorlaatopening 111/ waarop een te reinigen filter 16 wordt geplaatst, zodanig dat de hartlijn van dat filter 16 in hoofdzaak verticaal is gericht en is uitgelijnd met die doorlaatopening 111. Het steunplateau 110 kan star zijn gefixeerd aan een frame 101 van de filter-10 reinigingsinrichting 100, maar bij voorkeur is het steunplateau 110 verend verbonden met het frame 101 van de filterreinigingsinrichting 100, bij voorbeeld door middel van rubber blokken of dergelijke, in figuur 3 aangeduid bij 102.
De filterreinigingsinrichting 100 omvat voorts een tril-15 frame 120 met daarop gemonteerd een trilmotor 121. Het tril-frame 120 is verticaal verplaatsbaar gemonteerd aan het frame 101. Nadat het te reinigen filter 16 is geplaatst op het steunplateau 110, wordt het trilframe 120 omlaag bewogen tot dat het rust op het filter 16; de trilmotor 121 wordt 20 ingeschakeld om het filter 16 in trilling te brengen, zodat op het filter 16 aanwezige vuildeeltjes worden losgetrild. De constructie voor het verticaal verplaatsen van het trilframe 120 vormt geen onderwerp van de onderhavige uitvinding, en kan een willekeurig geschikte verplaatsingsconstructie zijn, om 25 welke reden deze constructie niet nader zal worden uitgelegd.
De filterreinigingsinrichting 100 omvat voorts een blaas-inrichting 130 die is ingericht om een krachtige luchtstroming op te wekken, van binnen naar buiten door de cilindrische filterwand van het filter 16 heen. Op vergelijkbare wijze als 30 in het voorgaande beschreven, zou de blaasinrichting blaaspijpen kunnen omvatten, die axiaal gericht zijn en van onderen, door de doorlaatopening 111 in het steunplateau 110 heen, in het inwendige van het filter 16 worden gestoken, nabij de cilindrische filterwand, en die in hun wand uitstroomopeningen 35 hebben voor het genereren van radiale luchtstromingen. Die blaaspijpen zouden een cirkelbeweging om de hartlijn van het filter 16 kunnen maken, of het filter 16 zou om zijn hartlijn geroteerd kunnen worden, om aldus te verzekeren dat het volledige wandoppervlak van het filter 16 wordt behandeld met ! j i 6 2 2 7 8 de luchtstroming. Ook zou het steunplateau 110 met het daarop geplaatste filter 16 een rotatiebeweging kunnen uitvoeren.
In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm omvat de blaasinrichting 130 een in hoofdzaak centraal gepositioneerde, 5 in hoofdzaak verticaal gerichte blaaspijp 131, die bij zijn bovenuiteinde is voorzien van een blaasmondstuk 132 met een radiaal gerichte uitstroomopening 133. In plaats van een enkele uitstroomopening 133 zou het blaasmondstuk meerdere uitstroom-openingen kunnen hebben, naast elkaar opgesteld in axiale 10 richting en/of in omtreksrichting; het gebruik van een enkele uitstroomopening of slechts een gering aantal uitstroom-openingen biedt het voordeel, dat een relatief krachtige luchtstroming kan worden opgewekt.
De blaaspijp 131 is in axiale (verticale) richting 15 verplaatsbaar gemonteerd ten opzichte van het frame 101, en is roteerbaar gemonteerd ten opzichte van het frame 101. De filterreinigingsinrichting 100 is voorts voorzien van verplaatsingsmiddelen, die in figuur 3 slechts schematisch zijn aangeduid bij 140, voor het verticaal verplaatsen en voor het 20 roteren van de blaaspijp 131 met het mondstuk 132. Als variant zou het blaasmondstuk 132 kunnen roteren ten opzichte van de blaaspijp 131. Aangezien genoemde verplaatsingsmiddelen 140 op zich bekende verplaatsingsmiddelen kunnen zijn, en zelf geen onderwerp vormen van de onderhavige uitvinding, is het niet 25 nodig die verplaatsingsmiddelen hier nader uit te leggen.
Tijdens een reinigingscyclus wordt het blaasmondstuk 132, al roterend en lucht blazend, langzaam omhoog bewogen langs de hartlijn van het filter 16, tot dat het bovenuiteinde van het filter 16 is bereikt. Dan wordt de verticale bewegingsrichting 30 van het blaasmondstuk 132 omgekeerd, en zakt het blaasmondstuk 132 weer langzaam tot onder het steunplateau 110. De totale tijd van'een dergelijke reinigingscyclus kan in de orde van 4 tot 7 minuten bedragen. Desgewenst kan de cyclus worden herhaald.
35 De verplaatsingsmiddelen 140 kunnen zijn ingericht om de verticale beweging van het blaasmondstuk 132 uit te voeren over een voorafbepaalde afstand. Bij voorkeur echter is de verticale verplaatsingsafstand automatisch aangepast aan de verticale afmeting van het te reinigen filter 16. Daartoe kunnen de 1016227 9 verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van een positie-detector 141, bijvoorbeeld een eindschakelaar, die detecteert of het blaasmondstuk 132 het bovenuiteinde van het te reinigen filter 16 heeft bereikt, om dan de bewegingsrichting om te keren. De 5 positiedetector 141 kan met voordeel zijn aangebracht op het bovenuiteinde van het blaasmondstuk 132 of op het onder-oppervlak van het trilframe 120, zodat de positie-detector wordt bediend wanneer het blaasmondstuk 132 het trilframe 120 bereikt.
10
Het zal voor de deskundige duidelijk zijn, dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeeld, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de 15 omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Zo zijn de aantallen onderste rollen 5, bovenste rollen 11 en blaaspijpen 8a,8b niet kritisch; er kunnen meer of minder dan twee van elk worden toegepast.
1016227

Claims (19)

1. Inrichting voor het reinigen van een buisvormig luchtfilter met een in hoofdzaak cirkelronde dwarscontour, omvattende: - middelen (5, 7) voor het positioneren en roteren van een 5 luchtfilter (16) om zijn lengte-as; - stootmiddelen (11/ 13) voor het voortdurend aanstoten van het luchtfilter (16); - en blaasmiddelen (8) voor het genereren van een luchtstroom langs ten minste een gedeelte van het oppervlak van het 10 luchtfilter (16).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde middelen (5, 7) voor het positioneren en roteren van het luchtfilter (16) om zijn lengte-as, genoemde stootmiddelen 15 (11, 13) en genoemde blaasmiddelen (8) zijn opgesteld in een afsluitbare ruimte.
3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door stof- afzuigmiddelen (14) voor het afzuigen van vuildeeltjes die van 20 het luchtfilter (16) afkomstig zijn, waarbij een aanzuigopening van de stofafzuigmiddelen (14) uitkomt in de afsluitbare ruimte.
4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door een 25 regeling voor het aansturen van de middelen (5, 7) voor het positioneren en roteren van een luchtfilter (16) om zijn lengte-as, de stootmiddelen (11, 13), de blaasmiddelen (8) en de stofafzuigmiddelen (14). 1 2 3 4 5 6 .1016227
5. Inrichting volgens een willekeurige der conclusies 1-4, 2 met het kenmerk, dat de middelen (5, 7) voor het positioneren 3 en roteren van een luchtfilter (16) om zijn lengte-as ten 4 minste twee op afstand van elkaar geplaatste onderste rollen 5 (5) omvatten, waarbij genoemde onderste rollen in hoofdzaak 6 parallel ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, en waarbij ten minste één onderste rol (5) wordt aangedreven door een motor (7).
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 5 stootmiddelen (11, 13) ten minste één bovenste rol (11) omvatten, waarbij de lengte-as van genoemde bovenste rol (11) zich in hoofdzaak in dezelfde richting uitstrekt als de lengteassen van de onderste rollen (5) .
7. Inrichting volgens een willekeurige der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de stootmiddelen (11, 13) een trilmotor (13) omvatten.
8. Inrichting volgens een willekeurige der conclusies 1-7, 15 met het kenmerk, dat de blaasmiddelen (8) blaaspijpen (8a, 8b) omvatten, waarbij genoemde blaaspijpen (8a, 8b) over ten minste een gedeelte van hun lengte zijn voorzien van uitblaasopeningen (8c) .
9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door een binnenste blaaspijp (8b) en een buitenste blaaspijp (8a), waarbij de binnenste blaaspijp (8b) is bestemd voor het blazen van lucht op het binnenoppervlak van het luchtfilter (16), en waarbij de buitenste blaaspijp (8a) is bestemd voor het blazen 25 van lucht op het buitenoppervlak van het luchtfilter (16).
10. Inrichting voor het reinigen van een in hoofdzaak cilindrisch filter (16), bijvoorbeeld een luchtfilter van een vrachtwagen, omvattende: 30 een frame (101); een aan het frame (101) bevestigd, in hoofdzaak horizontaal steunplateau (110) met een doorlaatopening (111), ingericht voor het ontvangen van een te reinigen filter; een boven het steunplateau (110) opgesteld, verticaal ten 35 opzichte van het frame (101) verplaatsbaar trilframe (120) met daarop gemonteerd een trilmotor (121); een onder het steunplateau (110) opgestelde blaasinrichting (130) die is ingericht om een radiale luchtstroming op te wekken, omvattende ten minste één blaasmondstuk (132); 1016227 middelen (140) voor het tot stand brengen van een relatieve beweging tussen het blaasmondstuk (132) en het steunplateau (110).
11. Filterreinigingsinrichting volgens conclusie 10, waarbij het steunplateau (110) verend is verbonden met het frame (101), bij voorkeur door middel van rubber blokken (102) of dergelijke.
12. Filterreinigingsinrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de blaasinrichting (130) een in hoofdzaak centraal gepositioneerde, in hoofdzaak verticaal gerichte blaaspijp (131) omvat, die bij zijn bovenuiteinde is voorzien van ten minste één blaasmondstuk (132) met ten minste één radiaal 15 gerichte uitstroomopening (133).
13. Filterreinigingsinrichting volgens conclusie 12, waarbij het blaasmondstuk (132) roteerbaar is gemonteerd ten opzichte van de blaaspijp (131), en waarbij de verplaatsingsmiddelen 20 (140) zijn ingericht voor het tot stand brengen van een rotatiebeweging van het blaasmondstuk (132) ten opzichte van de blaaspijp (131).
14. Filterreinigingsinrichting volgens conclusie 12, waarbij 25 de blaaspijp (131) met het blaasmondstuk (132) roteerbaar is gemonteerd ten opzichte van het frame (101), en waarbij de verplaatsingsmiddelen (140) zijn ingericht' voor het tot stand brengen van een rotatiebeweging van de blaaspijp (131) ten opzichte van het frame (101) . 30
15. Filterreinigingsinrichting volgens een willekeurige der conclusies 12-14, waarbij de blaaspijp (131) met het blaasmondstuk (132) axiaal verplaatsbaar is gemonteerd ten opzichte van het frame (101), en waarbij de verplaatsingsmiddelen (140) 35 zijn ingericht voor het tot stand brengen van een axiale verplaatsing van de blaaspijp (131) ten opzichte van het frame (101) . •10)62 27
16. Filterreinigingsinrichting volgens een willekeurige der conclusies 10-15, waarbij de verplaatsingsmiddelen (140) zijn voorzien van een positie-detector (141) teneinde te detecteren of het blaasmondstuk (132) het bovenuiteinde van het te 5 reinigen filter (16) heeft bereikt.
17. Filterreinigingsinrichting volgens conclusie 16, waarbij genoemde positie-detector (141) een eindschakelaar omvat, die bij voorkeur is aangebracht op het bovenuiteinde van het 10 blaasmondstuk (132) of op het onderoppervlak van het trilframe (120).
18. Werkwijze voor het reinigen van een in hoofdzaak cilindrisch filter (16), bijvoorbeeld een luchtfilter van een 15 vrachtwagen, onder gebruikmaking van een filterreinigingsinrichting (100) volgens een willekeurige der conclusies 10-17, omvattende de stappen van: het plaatsen van een te reinigen filter (16) op het steunplateau (110), zodanig dat de hartlijn van dat filter in 20 hoofdzaak verticaal is gericht en is uitgelijnd met de doorlaatopening (111) van het steunplateau (110); het laten zakken van het trilframe (120) tot dat het rust op het filter (16); het aanschakelen van de trilmotor (121) om het filter (16) in 25 trilling te brengen; een opwekken van een radiale luchtstroming, van binnen naar buiten door de cilindrische filterwand van het filter (16) heen; het tot stand brengen van een relatieve verplaatsing van 30 genoemde luchtstroming ten opzichte van de filterwand, teneinde te bereiken dat genoemde luchtstroming in hoofdzaak de gehele filterwand aftast. 1 1016227 Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij het blaasmondstuk 35 (132), al roterend en lucht blazend, langzaam omhoog wordt bewogen langs de hartlijn van het filter, tot dat het bovenuiteinde van het filter is bereikt, en waarbij daarna het blaasmondstuk (132), al roterend en lucht blazend, langzaam omlaag wordt bewogen langs de hartlijn van het filter, tot onder het steunplateau (110).
20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, waarbij de totale 5 tijd van een reinigingscyclus in de orde van 4 tot 7 minuten bedraagt. 1016227
NL1016227A 2000-09-20 2000-09-20 Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter. NL1016227C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016227A NL1016227C1 (nl) 2000-09-20 2000-09-20 Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016227 2000-09-20
NL1016227A NL1016227C1 (nl) 2000-09-20 2000-09-20 Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016227C1 true NL1016227C1 (nl) 2002-03-21

Family

ID=19772114

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016227A NL1016227C1 (nl) 2000-09-20 2000-09-20 Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1016227C1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20170333822A1 (en) * 2016-05-23 2017-11-23 Gary L. Bainbridge Air Filter Cleaner
CN112892091A (zh) * 2021-01-20 2021-06-04 王妨 一种通风管道除臭装置

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20170333822A1 (en) * 2016-05-23 2017-11-23 Gary L. Bainbridge Air Filter Cleaner
CN112892091A (zh) * 2021-01-20 2021-06-04 王妨 一种通风管道除臭装置
CN112892091B (zh) * 2021-01-20 2023-12-05 珠海市建德机电设备有限公司 一种通风管道除臭装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0563154B1 (en) Filter cleaning apparatus
US5135580A (en) Filter-washing system
EP2292832A2 (en) Machinery for dedusting, washing and drying carpets
CN109822446B (zh) 锌铝合金压铸零件研磨筛选烘干一体生产线
US20080041426A1 (en) Device for Washing Vehicle Wheels
CN114211401A (zh) 一种可防止石英砂堵塞的玻璃喷砂机
KR102535880B1 (ko) 다방향 회전 레일 캐리지
AU774874B2 (en) Refuse bin cleaning apparatus
NL1016227C1 (nl) Inrichting voor het reinigen van een luchtfilter.
JP2001071120A (ja) パイプの中子除去装置
JPH07276236A (ja) クリーニング装置
AU776040B2 (en) Method and apparatus for exchanging sifter frames of a plan sifter
KR102551367B1 (ko) 드럼통용 세척장치
EP0899021A1 (en) Painting device
FR2696483A3 (fr) Charrue à ballast.
CN110740937A (zh) 用于压实灌装有散料的容器的设备和方法
EP3028907B1 (en) Device for cleaning vehicle wheels
US6368417B1 (en) Tire mold cleaning method and apparatus
CN209918506U (zh) 筒状金属内壁清扫装置
JP6842120B2 (ja) 回転篩装置
JP2001212761A (ja) エアレーション式ホッパー一体型ブラストガンおよび同ブラストガンを備えた縦型ブラスト加工装置
SU1699763A1 (ru) Установка дл дробеструйной очистки внутренней поверхности труб
US2304882A (en) Molding sand milling machine
US5638571A (en) Bulk cargo bag cleaning apparatus and method
KR101586217B1 (ko) 구근 농산물 세척장치

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050401