NL1015675C2 - Inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen, zoals geurstoffen, insecticiden, en dergelijke, voorzien van een houder voor een drager met een daarop gedrukte lont.

5 Dragers met een daarop gedrukte lont zijn bekend; de lont kan zijn vervaardigd op koolstofbasis, waarbij houtskool en houtpulp als basisingrediënten worden gebruikt, terwijl daaraan de gewenste actieve stoffen zijn toegevoerd voor de verspreiding van geurstoffen, insecticiden en dergelijke, alsmede verdere stoffen om een gewenste verbrandingssnelheid 10 te realiseren. De lont moet daarbij met de hand worden aangestoken.

Om het gebruik van een dergelijke inrichting te vergemakkelijken en daarbij tevens de veiligheid te vergroten, heeft de inrichting het kenmerk, dat een met de hand te bedienen mechanisme aanwezig is voor het bedienen van een in de houder plaatsbaar en vervangbaar 15 ontstekingselement ten einde een lont, wanneer een drager met deze lont in de houder is geplaatst, te kunnen ontsteken.

Een prijstechnisch voordelige en gemakkelijk te bedienen uitvoering wordt daarbij verkregen wanneer de houder geschikt is om daarin een gasaansteker te plaatsen, welke gasaansteker met behulp van 20 genoemd mechanisme kan worden bediend. Gekozen kan daarbij worden voor de meest eenvoudige en goedkope gasaansteker.

Een praktisch uitvoering van genoemd mechanisme wordt verkregen wanneer dit wordt gevormd door een bedieningknop met behulp waarvan het huis van een in de houder geplaatste gasaansteker kan worden 25 verplaatst ten opzichte van een, op deze gasaansteker aanwezige ontstekingsdrukknop. Normaal kan een dergelijke gasaansteker worden

n 1 k. s 7 K

2 bediend door de ontstekingsdrukknop ten opzichte van het vast in hand gehouden huis in te drukken.

Om een verkeerd plaatsen van een drager in de houder te voorkomen, is de inrichting voorzien van pasmiddelen om de drager in een 5 vast gedefinieerde positie manier in de houder te kunnen plaatsen. Tevens kunnen klemmiddelen aanwezig zijn om een in de houder geplaatste drager in zijn vast gedefinieerde positie te kunnen vastklemmen.

Om op een efficiënte wijze de actieve stoffen aan de omgevingslucht af te staan, kan de houder zijn voorzien van een openingen, aangebracht in 10 het bovenoppervlak van de houder boven de, voor de drager bestemde plaats.

De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen, maar ook op een drager, geschikt om te worden geplaatst in de houder van een dergelijke inrichting, 15 welke drager is voorzien van een bedrukte lont waarin actieve stoffen zijn op genomen die bij het opbranden van deze lont vrijkomen en aan de omgevingslucht worden afgestaan. Overeenkomstig de uitvinding is de vorm van deze drager aangepast aan het draagvlak daarvoor aan de binnenzijde van de houder.

20 Om de juiste plaats waar het ontbranden van de lont dient te geschieden, is in de drager nabij het ene uiteinde van de daarop gedrukte lont een uitsparing aangebracht die zodanig van omvang is en zodanig is gelegen dat bij het activeren van het ontstekingselement alleen dit lontuiteinde wordt aangestoken.

25 De drager kan voorts zijn voorzien van pasmiddelen die, bij plaatsing van de drager in de houder, samen kunnen werken met de pasmiddelen van de houder.

Tenslotte heeft de uitvinding nog betrekking op een combinatie van een inrichting en een drager als hiervoor zijn beschreven en een 30 ontstekingselement, bij voorkeur een gasaansteker, als hiervoor genoemd.

i o 1 5 fi 7 *i 3

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van het in bijgaande tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. In deze tekening toont: 5 Fig. 1 een inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2 een daarin aan te brengen drager met een gedrukte lont; en

Fig. 3 een onderaanzicht van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

10

In het in fig. 1 en 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting overeenkomstig de uitvinding wordt gevormd door een houder 1 met een bodemplaat 2 waarin een een naar boven gerichte langwerpige holte 3 is aangebracht. Vanaf de onderzijde kan in deze holte 3 een 15 gasaansteker 4 worden geplaatste. Het huis 5 van deze gasaansteker rust tegen een rond de lijn 6 scharnierbaar steunstuk 7, terwijl de ontstekingsdrukknop 8 van de aansteker 4 tegen een steunrand 9 van de bodemplaat 2 rust. Door het steunstuk 7 tegen veerkracht in te kantelen rond de lijn 6, kan het huis 5 worden verplaatst in de richting van de pijl 10. 20 Dit betekent dat de ontstekingsdrukknop 8 ten opzichte van dit huis 5 wordt ingedrukt en de aansteker 4 ontvlamt. In de ruimte 11 in de bodemplaat 2 wordt op deze wijze een naar boven afgebogen vlam verkregen, die uitgaat wanneer het steunstuk 7 door veerwerking weer terugkeert in de in fig. 3 aangegeven stand en het huis 5 zich door de ingebouwde veerwerking in de 25 gasaansteker naar achteren tegen de richting van de pijl 10 in beweegt ten opzichte van de ontstekingsdrukknop 8. Het steunstuk 7 kan tegen veerdruk in worden gekanteld met behulp van een drukknop 12. Deze drukknop 12 zit vast aan een deksel 13 die scharnierbaar rond de lijn 14 in de houder 1 is aangebracht. De drukknop 12 is voorzien van twee 30 driehoekvormige lippen 15, die wanneer het deksel 13 omlaag wordt

1 ft 1 R fi 7 S

4 gebracht in twee overeenkomstige sleuven 16 in een bedieningsdeel 17 van de houder 1 passen. De drukknop 12 is tegen veerwerking in omlaag beweegbaar ten opzichte van het deksel 13. Wanneer de houder 1 gesloten is kan de drukknop 12 dan ook tegen veerwerking verder omlaag worden 5 gedrukt, waarbij de randen van de driehoekige lippen 15 tegen de randen van de het steunstuk 7 komen en dit steunstuk tegen veerwerking in doen kantelen.

In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de houder voorzien van boogvormige zijranden 18, terwijl het deksel 13 overeenkomstig gekromd is 10 en is voorzien van een traliestructuur.

In de houder 1 kan een drager 19, voorzien van een gedrukte lont 20, worden geplaatst. Fig. 2 toont een dergelijke drager, waarbij de lont spiraalvormig is aangebracht. Andere vormen voor de lont zijn uiteraard mogelijk, bijvoorbeeld een meandervormige lont. De lont is vervaardigd op 15 koolstofbasis en voorzien van actieve stoffen, zoals bijvoorbeeld geurstoffen of insecticiden, die bij verbranding van de lont vrijkomen en aan de omgevingslucht worden afgestaan. Het zal duidelijk zijn dat de lengte van de lont de levensduur van de drager bepaalt. De traliestructuur in het deksel 13 dient ertoe de afgifte van de actieve stoffen vanaf de bovenzijde 20 van de houder 1 aan de omgevingslucht te vergemakkelijken. Rondom het uiteinde 21 van de drager 19 is in de drager een uitsparing 22 aangebracht. De plaats van dit uiteinde 21 is zodanig dat, wanneer de drager 19 in de houder 1 is aangebracht, dit uiteinde ongeveer boven de plaats waar de vlam van de gasaansteker 4 wordt verkregen, komt te liggen. De houder 1 25 heeft platte randen 23 waarop de drager 19 kan worden geplaatst. Zoals blijkt uit de fig. 1 en 2 is de vorm van de omtrek van de drager 19 aangepast aan deze randen 23. De randen 23 kunnen tezamen met corresponderende onderranden in het deksel 13 klemmiddelen vormen waartussen de drager kan worden ingeklemd. De drager 19 en de houder 1 zijn hier verder 30 voorzien van pasmiddelen 24 in de vorm van gaten, respectievelijk 25 in de n 1 ; λ 5 vorm van uitstulpingen, zodat de drager altijd in een vast bepaalde positie in de houder wordt gelegd.

Verder zij opgemerkt, dat, alhoewel niet in de figuren weergegeven, een deksel aanwezig kan zijn om de holte 3 waar de gasaansteker past en de 5 onderzijde van het bedieningsdeel 17 af te sluiten.

Zowel de drager 19 als de gasaansteker 4 zijn vervangbare onderdelen in het geheel.

De uitvinding is niet beperkt tot het hier aan de hand van de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, doch omvat allerlei 10 modificaties hierop, uiteraard voor zover deze vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies.

0 1 fi β 1 *5

Claims (10)

1. Inrichting voor het in omgevingslucht brengen van actieve stoffen, zoals geurstoffen, insecticiden, en dergelijke, voorzien van een houder voor een drager met een daarop gedrukte lont, met het kenmerk, dat een met de hand te bedienen mechanisme aanwezig is voor het bedienen van een in de 5 houder plaatsbaar en vervangbaar ontstekingselement ten einde een lont, wanneer een drager met deze lont in de houder is geplaatst, te kunnen ontsteken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder geschikt is om daarin een gasaansteker te plaatsen, welke gasaansteker 10 met behulp van genoemd mechanisme kan worden bediend.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat genoemd mechanisme wordt gevormd door een bedieningknop met behulp waarvan het huis van een in de houder geplaatste gasaansteker kan worden verplaatst ten opzichte van een, op deze gasaansteker aanwezige 15 ontstekingsdrukknop.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is voorzien van pasmiddelen om de drager in een vast gedefinieerde positie manier in de houder te kunnen plaatsen.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat deze is voorzien van klemmiddelen om een in de houder geplaatste drager in zijn vast gedefinieerde positie te kunnen vastklemmen.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een openingen, aangebracht in het bovenoppervlak van de houder boven de, voor de drager bestemde plaats.

7. Drager, geschikt om te worden geplaatst in een houder volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van een bedrukte lont waarin actieve stoffen zijn opgenomen die bij het opbranden van deze lont ' 0 1 H fi -7 r vrijkomen en aan de omgevingslucht worden afgestaan, met het kenmerk, dat de vorm van de drager is aangepast aan het draagvlak daarvoor aan de binnenzijde van de houder.

8. Drager volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in de drager 5 nabij het ene uiteinde van de daarop gedrukte lont een uitsparing is aangebracht die zodanig van omvang is en zodanig is gelegen dat bij het activeren van het ontstekingselement alleen dit lontuiteinde wordt ontstoken.

9. Drager volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat deze is 10 voorzien van pasmiddelen die, bij plaatsing van de drager in de houder, samen kunnen werken met de pasmiddelen van de houder.

10. Combinatie van een inrichting volgens een van de conclusies 1-6, een drager volgens een van de conclusies 7-9 en een ontstekingselement als genoemd in een van de conclusies 1-3. 1. 7 0 1 5 fi? ς