NL1015070C2 - Rolstoel en onderstel voor een rolstoel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Rolstoel en onderstel voor een rolstoel

De uitvinding heeft betrekking op een rolstoel, voorzien van een onderstel, dat twee zich evenwijdig uitstrekkende draagarmen omvat die elk nabij ten minste een uiteinde ervan zijn voorzien van een roteerbaar wiel, welke draagarmen roteerbaar om een dwars op de 5 draagarmen staande as zijn verbonden met een met de stoel verbonden eerste gestelonderdeel, en de draagarmen op afstand van het eerste gestelonderdeel onderling zijn verbonden, en de wielen ten opzichte van het gestel onder veerspanning in hoogte verplaatsbaar zijn. De uitvinding heeft ook betrekking op een onderstel voor een dergelijke 10 rolstoel. Op dit onderstel kan een stoel worden gemonteerd, waarin een .’ebruiker kan plaats nemen.

Een dargelijke rolstoel is bekend uit het Nederlandse octrooi NL-1002601. Beide draagarmen zijn via een bladveer met elkaar verbonden, waarbij de bladveer in het midden tevens is verbonden met 15 een star onderdeel van het onderstel. Ofschoon met een dergelijke rolstoel tijdens het rijden o .ffenh ien kunnen worden opgevangen, blijkt dat de bladveer tijdens het ri,den kan losraken, waardoor het comfort volledig verloren gaat. Het losraken van de bladveer treedt voornamelijk op bij schoksgewijze beweging van de rolstoel, 20 bijvoorbeeld bij het van een stoeprand afrijden.

De uitvinding voorziet in een rolstoel waarbij oneffenheden zonder bovengenoemde nadelen goed worden opgevangen. De rolstoel wordt daartoe gekenmerkt doordat de wielen onderling zijn verbonden door een eerste in hoofdzaak stijve verbindingsarm die in hoogte 25 scharnierbaar is verbonden met beide draagarmen, welke verbindingsarm onder tussenkomst van ten minste een veerelement scharnierend samenwerkt met genoemd eerste gestelonderdeel, danwel met een star met genoemd eerste gestelonderdeel verbonden tweede gestelonderdeel. Een dergelijke stijve verbindingsarm tussen de draagarmen veroorzaakt 30 nagenoeg geen torsie nabij de bevestiging ervan aan de draagarmen, zodat het bovenbeschreven probleem van losraken wordt vermeden. Voor behoud van het comfort is de verbindingsarm via een veerelement verbonden met het gestel, waarbij is gebleken dat de oneffenheden 1015070 - 2 - zelfs beter worden opgevangen dan bij de rolstoel uit de stand van de techniek.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn verwoord in de afhankelijke conclusies.

5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin figuur 1 een perspectivisch beeld van een onderstel van een rolstoel volgens de uitvinding toont, figuur 2 een perspectivisch beeld van een rolstoel volgens een andere 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding in uiteengenomen toestand toont, figuur 3 een perspectivisch beeld van een uiteengenomen onderstel van een rolstoel volgens de uitvinding toont, figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een ander onderstel van een rolstoel volgens de uitvinding toont, 15 figuur 5 een achteraanzicht van een rolstoel volgens de uitvinding met een gestel volgens fig. 4 toont, figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een volgend onderstel van een rolstoel volgens de uitvinding toont, en figuur 7 een achteraanzicht van een rolstoel volgens de uitvinding 20 met een gestel volgens fig. 6 toont.

Figuur 1 toont een onderstel 1 van een rolstoel, waarvan de stoel voor de duidelijkheid niet is weergegeven. Het onderstel 1 omvat twee zich evenwijdig uitstrekkende armen 2, die elk nabij elk uiteinde zijn voorzien van een aangedreven wiel 3. De wielen 3 zijn 25 in lagers 4 roteerbaar ten opzichte van de armen gelagerd. Aan het andere uiteinde van beide armen 2 zijn zwenkwielen 19 gemonteerd. De armen 2 zijn onderling verbonden door middel van een zich dwars op de armen 2 uitstrekkende dwarsbalk 5, waarbij elke arm 2 scharnierbaar aan een uiteinde 6 van de dwarsbalk 5 is bevestigd en ten opzichte 30 van de dwarsbalk 5 om een zich dwars op de armen staande as 7 in een door pijl PI weergegeven richting kan scharnieren. Op de dwarsbalk 5 kan een stoel zijn bevestigd (niet weergegeven). Deze bevestiging kan een starre verbinding zijn, maar de stoel kan ook onder tussenkomst van veerelementen aan de dwarsbalk 5 of aan een ander, star met de 35 dwarsbalk verbonden onderdeel, zijn bevestigd. Aan de dwarsbalk 5 is een tweede gestelonderdeel, accubak 8, star bevestigd. In de accubak 8 kan een accu worden opgenomen voor het bekrachtigen van een electrische motor, waarmee de wielen 3 kunnen worden aangedreven. De 1015070 - 3 - accubak 8 strekt zich vanaf de dwarsbalk 5 uit tot voorbij twee tegenover elkaar gelegen wielen 3. Tussen uiteinden 10 van de armen 2 is een stijve verbindingsarm 11 bevestigd, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de dwarsbalk 5 uitstrekt. De verbindingsarm 11 is met 5 beide armen 2 in hoogte scharnierbaar verbonden met behulp van scharnieren 14. In het midden van verbindingsarm 11 is een schroefveer 13 aangebracht, welke schroefveer klemmend is opgenomen tussen arm 11 en een veeropname-element 15, dat star is verbonden met een verhoogd gedeelte 17 van rand 9 van de accubak 8. Het is ook 10 mogelijk dat de uiteinden van veer 15 zijn bevestigd aan respectievelijk element 15 en arm 11. Veeropname-element 15 kan desgewenst evenwijdig aan het vlak van rand 9 roteerbaar aan rand 9 zijn bevestigd. Ofschoon in het weergegeven geval een schroefveer is ' opgenomen, kunnen ook andere veerelementen worden toegepast, zoals 15 bijvoorbeeld een gasveer.

In een andere uitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 2, zijn de draagarmen 2, net zoals in het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1, verbonden door een eerste verbindingsarm 11, maar tevens door een in hoofdzaak parallel ten opzichte van verbindingsarm 11 verlopende 20 tweede stijve verbindingsarm 16. Analoog aan het in figuur 1 weergegeven geval is in het midden van arm 11 een veerelement 13 aangebracht, dat klemmend is opgenomen tussen veeropname-element 15 en arm 11. Veer 13 werkt samen met veeropname-element 15, dat star is verbonden met het verhoogde gedeelte 17 van de rand 9 van accubak 8. 25 Een roteerbare verbinding tussen veeropname-element 15 en de accubak, zoals is uiteengezet bij figuur 1, is eveneens mogelijk. Voor een verhoogd rijdcomfort is op veeropname-element 15 een dempingselement 20, vervaardigd van een veerkrachtig materiaal, zoals rubber, bevestigd, waarop arm 16 afsteunt. Aldus rust veer 13 op balk 9 en 30 rust veeropname-element 15, en daarmee accubak 8, op veer 13. Balk 16 rust op dempingselement 20. Verbindingsarm 11 is net zoals in figuur 1 via scharnieren 14 met draagarmen 2 verbonden. Draagarm 16 is via scharnieren 18 met beide draagarmen 2 verbonden.

De uitvoeringsvorm, zoals in figuur 2 schematisch is 35 weergegeven wordt voor de duidelijkheid in figuur 3 in detail in uitgenomen toestand weergegeven, en behoeft geen nader commentaar.

De werking van het onderstel 1 is als volgt. Wanneer de rolstoel over oneffenheden in de richting van pijl 2 rijdt, 1015070 - 4 - verplaatst het rechterwiel 3 van rechterdraagarm 2 zich in een door pijl P3 aangegeven richting en verplaatst het tegenoverliggende linkerwiel 3 van de andere draagarm 2 zich in een door pijl P4 aangegeven richting, tegengesteld aan de richting van de pijl P3, 5 waarbij de dwarsbalk 5 om as 7 in de door pijl PI aangegeven richtingen scharniert. De armen 2 worden hierbij tegengesteld ten opzichte van elkaar bewogen rondom as 7. Hierbij zal verbindingsarm 11, en, indien aanwezig, verbindingsarm 16 ten opzichte van verbindingspunt 15 in- danwel uitveren, waarbij verbindingspunt 15 10 tevens als scharnierpunt fungeert. Bij de scharnierende beweging van de verbindingsarmen 11 en 16 kan veer 13 enigszins vervormen, dat wil zeggen dat deze een lichte boogbeweging in een vlak, evenwijdig aan dat van rand 9 kan beschrijven.

In figuur 4A is een ander onderstel volgens de uitvinding 15 weergegeven. Draagarmen 42 zijn verbonden aan een star eerste gestelonderdeel, accubak 48. Aan accubak 48 zijn balken 46 star bevestigd, waaraan zwenkwielen 43 zijn gemonteerd. Draagarmen 42 zijn ter plaatse van 47 roteerbaar langs wand 49 van accubak 48 gelagerd. Uiteinde 50 van draagarmen 42 zijn verbonden met aangedreven wielen 20 51, waarvan in het weergegeven geval slechts een is getoond. De aandrijving is niet weergegeven. Nabij de uiteinden 50 zijn de draagarmen 42 via zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende stangen 52 verbonden met een starre verbindingsarm 53. Verbindingsarm 53 is verbonden met een zich naar beneden uitstrekkende V-vormige beugel 25 57, die aan de onderzijde is afgeplat. Een veeropname-element 55 is bevestigd aan de achterwand 56 van accubak 48. Tussen veeropname-element 55 en de platte onderzijde van beugel 57 is een veer 54 klemmend opgenomen. De uiteinden van veer 54 kunnen tevens aan respectievelijk beugel 57 en veeropname-element 55 zijn bevestigd.

30 Bij een opstaande oneffenheid ter plaatse van het niet weergegeven aangedreven wiel, wordt dit wiel omhoog bewogen, waardoor arm 53 om punt 55 en geveerd door veer 54 wordt gekanteld, waardoor het tegenoverliggende weergegeven wiel 51 naar beneden wordt gedrukt, en een stabiele rijdbeweging waarborgt, waarbij kanteling van de 35 stoel (niet weergegeven) wordt geminimaliseerd. Een en ander is in fig. 4B weergegeven. Dit is eveneens weergegeven in de volgende figuur 5a. Hier rijdt een rolstoel volgens de uitvinding over een vlak wegoppervlak. Verbindingsarm 53 bevindt zich in nagenoeg 1015070 - 5 - horizontale toestand. Wanneer de rolstoel over een oneffenheid rijdt, zoals is weergegeven in figuur 5b, wordt het rechterwiel 51 omhoog bewogen, waardoor verbindingsarm 53 wordt gekanteld, waarbij veer 54 wordt vervormd. Hierbij wordt het linkerwiel 51 naar beneden gedrukt 5 en houdt aldus contact met het wegoppervlak, waarbij de stoel 58 met zitting 59 nagenoeg geen zijwaartse kantelbeweging ondervindt. Na de oneffenheid zal arm 53 door de veerwerking van veer 54 weer in de in fig. 5A getoonde stand worden gebracht.

In figuur 6 wordt een uitvoeringsvorm met twee verbindingsarmen 10 53 en 60 weergegeven, waarbij het gestel voor het overige in hoofdzaak gelijk is aan dat van figuur 4a. In figuur 6 zijn dan ook dezelfde verwijzingscijfers als in figuur 4a toegepast voor gelijke of analoge onderdelen. Deze uitvoeringsvorm is door de aanwezigheid van twee verbindingsarmen 53 en 60, met elkaar verbonden door zich in 15 hoofdzaak verticaal uitstrekkende stangen 62. Veer 54 is tussen veeropname-element 55 en hét midden van verbindingsarm 60 geklemd, waarbij de uiteinden van de veer 54 ook aan repsectievelijk het element 55 en/of arm 60 kunnen zijn bevestigd. Veeropname-element 55 is bevestigd aan achterwand 56 van accubak 48. Op het veeropname-20 element 55 is een dempingselement 58 aangebracht, waarop arm 53 dempend afsteunt. Het voordeel van twee verbindingsarmen ligt in het verkrijgen van verhoogde stevigheid en stabiliteit bij het rijden over oneffenheden. De wielen kunnen aan het uiteinde van dragerarmen 42, maar ook aan stangen 62 zijn bevestigd. De werking bij het rijden 25 over een oneffenheid is in figuur 6b weergegeven, waarbij hetzelfde gebeurt als is beschreven bij figuur 4b.

In figuur 7a en 7b is een achteraanzicht van het gestel volgens figuur 6a en 6b weergegeven, waarbij bovendien een stoel 68 met zitting 69 is weergegeven.

30 Het spreekt voor zich dat de uitvinding zich niet beperkt tot de in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden; zo kan het gestel ook zijn voorzien van slechts één zwenkwiel. Ook kunnen in plaats van zwenkwielen anderszins sturende wielen zijn aangebracht.

1015070

Claims (10)

1. Rolstoel, voorzien van een onderstel (1), dat twee zich 5 evenwijdig uitstrekkende draagarmen (2) omvat, die elk nabij ten minste een uiteinde (10) ervan zijn voorzien van een roteerbaar wiel (3), welke draagarmen roteerbaar om een dwars op de armen staande as (7) zijn verbonden met een met de stoel verbonden eerste gestelonderdeel (5), en de draagarmen op afstand van het eerste 10 gestelonderdeel onderling zijn verbonden, en de wielen (3) ten opzichte van het gestel (5,8) onder veerspanning in hoogte verplaatsbaar zijn, met het kenmerk, dat de wielen (3) onderling zijn verbonden door een eerste in hoofdzaak stijve verbindingsarm (11) die' in hoogte scharnierbaar is verbonden met beide draagarmen (2), welke 15 verbindingsarm (11) onder tussenkomst van ten minste een veerelement (13) scharnierend samenwerkt met genoemd eerste gestelonderdeel, dan wel met een star met genoemd gestelonderdeel verbonden tweede gestelonderdeel (8).

2. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 armen onderling zijn verbonden door de eerste en een tweede in hoofdzaak stijve verbindingsarm (11 respectievelijk 16), welke armen in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar verlopen.

3. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het veerelement (13) scharnierend met het eerste dan wel 25 tweede gestelonderdeel (5,8) is verbonden.

4. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het veerelement een schroefveer (13) omvat.

5. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een van de verbindingsarmen samenwerkt met 30 dempingsmiddelen, welke dempingsmiddelen met het eerste dan wel tweede gestelonderdeel zijn verbonden.

6. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste gestelonderdeel stijf met een stoel (58,59) is verbonden.

7. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de door de verbindingsarm (11) onderling verbonden wielen (3,51) zijn aangedreven. 1015070 - 7 -

8. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee zich evenwijdig uitstrekkende draagarmen (2) elk nabij beide uiteinden (10) zijn voorzien van roteerbare wielen (3,19) welke draagarmen scharnierbaar zijn verbonden door een dwarsbalk (5) 5 en de verbindingsarm (11) op afstand van de dwarsbalk (5) onder tussenkomst van het veerelement (13) is verbonden met een star met de dwarsbalk verbonden onderdeel (8).

9. Rolstoel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het veerelement nabij het midden van de verbindingsarm 10 met de verbindingsarm is verbonden.

10. Onderstel voor een rolstoel volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 1015070