NL1013810C1 - Bus. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bus.

De uitvinding heeft betrekking op bussen en meer in het bijzonder op bussen met een lage vloer waarin bij een ingang/uitgang 5 van de bus een trede binnen de bus afwezig is.

Het is bekend bussen met lage vloer en korte lengte te vervaardigen, die kleine wielen aan de voor- en achterzijde hebben, dat wil zeggen wielen met een diameter van 19,5 inch vergeleken met de gebruikelijke wielen met een diameter van 22,5 inch.

10 Gebruik maken van kleine wielen bij de voorzijde vergemak kelijkt het aanbrengen van wielkasten voor de voorwielen, die een verhoudingsgewijs kleine hoogte hebben en waarop naar binnen gerichte zittingen kunnen worden aangebracht onder het daarbij vergroten van de zitcapaciteit van een bus terwijl toch voldoende afstand tussen de 15 wielkasten kan worden gehandhaafd om daar tussendoor te rijden met rolstoelen of dergelijke.

Gebruik van kleine wielen aan de voorzijde en achterzijde beperkt echter noodzakelijkerwijs de draagcapaciteit van een bus tengevolge van de toelaatbare draagcapaciteit van de wielen.

20 In het Amerikaanse octrooi 5.813.487 is er een bus met lage vloer geopenbaard, die voorwielen heeft met een kleinere diameter dan de achterwielen. De achterwielen zijn niet gebruikelijke niet te sturen dubbele wielen, die bij ieder einde van een achteras zijn aangebracht, maar zijn enkel bestuurbare wielen, die ieder bij een 25 einde van een achteras zijn opgesteld.

Het is duidelijk, dat de 1n de tekeningen van het Amerikaanse octrooi 5.813.487 weergegeven bus geen bus met korte lengte is en in verband daarmede zullen de voorwielen gebruikelijke wielen met een diameter van 22,5 inch zijn teneinde de optredende belasting te 30 kunnen ondersteunen.

Het is ook duidelijk, dat de achterwielen van een grotere diameter zijn dan de gebruikelijke wielen met een diameter van 22,5 inch, omdat zij zijn uitgevoerd als enkele stuurbare wielen bij ieder einde van de achteras en dan ook van een grotere diameter moeten zijn 35 om de belasting van de bus op de achteras te kunnen ondersteunen en om te compenseren voor de afwezigheid van normaal in paren opgestelde 1 n i 7 a 4 n 2 wielen van 22,5 inch diameter, die gebruikelijk bij ieder einde van een achteras zijn aangebracht.

De huidige uitvinding wordt gekenmerkt, doordat een motor van een bus met lage vloer, welke achterwielen heeft van een grotere 5 diameter dan de voorwielen van de bus, achter de achterwielen is opgesteld op een zodanige afstand daarvan, dat de belasting op de voorwielen binnen hun toelaatbare grenzen is. De uitvinding mikt op het vergroten van de capaciteit van een bus onder het behouden van de vormgeving van een bus met lage vloer en kleine voorwielen waarbij 10 grote wielen bij de achterzijde van de bus zijn aangebracht en lengte en massa van de bus is vergroot.

In overeenstemming met de uitvinding wordt de resulterende grotere massa van de bus onevenredig verdeeld tussen de voorwielen en achterwielen, zodat de kleine voorwielen werken binnen hun toelaatbare 15 grenzen. Dit wordt verkregen door de motor zo ver achter de achter wielen op te stellen, dat zijn massa een tegengewicht vormt tegen een deel van het vergrote gewicht, dat anders door de voorwielen zou worden gedragen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de 20 hand van bijgaande figuren waarin mogelijke uitvoeringsvormen van de bus volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief een uitvoeringsvorm van een bus volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont een met figuur 1 overeenkomend aanzicht met 25 een gewijzigde opstelling van zittingen;

Figuur 3 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht met een alternatieve opstelling van de zittingen;

Figuur 4 is een met figuren 2 en 3 overeenkomend aanzicht waarin een verdere alternatieve mogelijkheid voor de opstelling van 30 zittingen is weergegeven.

Zoals afgebeeld in figuur 1 is een niet nader weergegeven buschassis voorzien van voorste wielen waarvan er slechts een bij 2 is weergegeven en achterste wielen, waarvan er slechts een bij 4 is weergegeven.

1 o t 3 8 1 o 3

De voorste wielen 2 zijn klein met een diameter van 19,5 inch, terwijl de achterwielen gebruikelijke wielen zijn met een diameter van 22,5 inch.

Het chassis omvat een vloer 6, welke bij een voorste 5 gedeelte daarvan op een hoogte van 320-370 mm boven de grond is. De voorste wielen 2 zijn van het inwendige van de bus afgescheiden door wielkasten 8 en 10. De aan een zijkant van de bus gelegen kast 10 is aan zijn bovenzijde voorzien van eeh houder voor het opnemen van bagage. De kast 8 heeft een gecompliceerdere opbouw en omvat een 10 voetenbank 12 en een twee naar binnen gerichte zittingen 16 dragend platform 14. Een doortocht 18 tussen.de voetenbank 12 en de wielkast 10 heeft een minimale breedte van 750 mm, welke voldoende is voor de doorgang van rolstoelen tussen de wielkasten 8 en 10 zodat deze rolstoelen kunnen worden gereden naar een ruimte 20, die wordt 15 begrensd door een drietal opklapbare zittingen 22.

In de figuren 2-4 zijn onderdelen, die overeenkomen met de hierboven beschreven onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien als gebruikt in figuur 1.

In figuur 2 is een gewijzigde zittingopstelling afgebeeld, 20 waarbij in het bijzonder de wielkast 8 gewijzigd is doordat de in figuur 1 weergegeven op afstand van elkaar zittingen 16 zijn vervangen door een driezitsbank 24 en een langgestrekte voetenbank 12.

In figuur 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven voor de zittingopstell ing, waarbij de bank 24 op de wielkast 10 is 25 geplaatst en de tegenoverliggende wielkast 8 is uitgevoerd met een houder voor het opnemen van bagage.

In figuur 4 is een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van de zittingopstelling weergegeven, waarbij op beide wielkasten 8 en 10 driezitsbanken 24 zijn aangebracht. Bij een dergelijke vormgeving of 30 in feite bij iedere vormgeving waarin een of meer zittingen op de wielkasten 8 en 10 zijn aangebracht kan het aanbrengen van voetenbanken 12 voor de passagiers de vloerruimte tussen de voetenbanken zodanig beperken, dat het niet mogelijk zal zijn om tussen deze voetenbanken een rolstoel te verrijden. Dienovereenkomstig zal bij 35 voorkeur bij een dergelijke vormgeving een aanvullende deur achter de voorwielen 2 zijn aangebracht om voor rolstoelen toegang te verkrijgen ’ * ' 3 810 4 tot dat deel van de bus, dat tussen de voorwielen 2 en de achterwielen 4 is gelegen.

In deze in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm ondersteunen de beide wielkasten 8, 10 ieder een driezitsbank 24, maar het 5 zal duidelijk zijn, dat op ieder van de wielkasten ook een paar zittingen 16 kan worden aangebracht, zoals weergegeven en beschreven aan de hand van figuur 1.

Bij alle uitvoeringsvormen van de uitvinding is achter de achterwielen 4 een grote onder de vloer gelegen ruimte gevormd waarin 10 een niet weergegeven motor is opgesteld. Vanaf deze ruimte strekt een huis 26 zich omhoog uit waarbij dit huis is voorzien van warmte-uitwissel- en uitlaat-systemen.

De weergegeven bus zal gebruikelijk een lengte hebben van 12 m en gebruikelijk een gewicht dragen van niet meer dan 18 ton. In 15 overeenstemming met deze uitvinding is het zwaartepunt van de motor en het overbrengingssysteem op een zodanig afstand van de achterwielen 4 gelegen, dat de motor als een contragewicht werkt. Dit vermindert effectief de belasting op de voorwielen 2 tot een zodanig niveau, dat de wielen 2 werken binnen hun berekende grenzen.

20 De uitvinding verschaft dus een bus, die alle voordelen heeft van een bus met kleine wielen aan het vooreinde terwijl de langere lichaamslengte en het grotere draagvermogen van grote wielen wordt benut.

1013010

Claims (6)

1. Bus met lage vloer voorzien van achterwielen (4) van een grotere diameter dan voorwielen (2) van de bus, met het kenmerk, dat 5 een motor van de bus op een zodanig afstand achter de achterwielen (4) van de bus is opgesteld, dat de belasting op de voorwielen (2) binnen de toegelaten grenzen is.

2. Bus volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorwielen (2) ieder zijn opgenomen in een overeenkomstige wielkast (8, 10) 10 terwijl tenminste een van de wielkasten (8, 10) een zitting (16, 24) ondersteunt.

3. Bus volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de of iedere zitting (16, 24) naar binnen is gericht.

4. Bus volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat bij de 15 zitting(en) (16, 24) een voetenbank (12) is aangebracht.

5. Bus volgens een der voorgaande conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de wielkasten (8, 10) op een zodanige afstand van elkaar zijn aangebracht, dat daar tussendoor een rolstoel kan worden verplaatst.

6. Bus volgens een der voorgaande conclusies 2-5, met het kenmerk, dat op ieder van de wielkasten (8, 10) tenminste een zitting (16, 24) is aangebracht terwijl de bus is voorzien van een aanvullende deur die achter de voorwielen (2) en voor de achterwielen (4) is aangebracht. -J ... 1 0