NL1013772C2 - Kunststof houder voor het transport en/of opslag van goederen, alsmede werkwijze voor de vervaardiging van een dergelijke houder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kunststof houder voor het transport en/of opslag van goederen, alsmede werkwijze voor de vervaardiging van een dergelijke houder.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kunststof houder voor het transport en/of opslag van goederen, welke houder is voorzien van een elektronische transponder. Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de vervaardiging van een 5 dergelijke houder.

Het is algemeen bekend een kunststof houder te voorzien van een elektronische transponder. Met geschikte elektronische communicatieapparatuur kan op een contactloze wijze met een dergelijke transponder worden gecommuniceerd. De transponder kan 10 bijvoorbeeld worden gebruikt ter identificatie van de houder en/of de goederen in de houder. Een dergelijke identificatie is met name gewenst bij logistieke processen, bijvoorbeeld om uit een grote hoeveelheid houders een bepaalde houder of een bepaalde groep houders, te kunnen selecteren. Ook kan de identificatie 15 worden benut in apparatuur waarmee de houders worden gehanteerd en behandeld, bijvoorbeeld worden gereinigd, of waarmee goederen (bijvoorbeeld flessen) in de houder worden geplaatst of worden uitgenomen.

Bij een bekend kunststof houder is in een zijwand een 20 transponder aangebracht. Deze houder moet dan echter met die zijwand langs de antenne van de communicatieapparatuur worden bewogen, hetgeen in de praktijk een ongewenste beperkende factor kan zijn. De onderhavige uitvinding beoogt volgens een eerste aspect daarvan een houder met een verbeterde opstelling van de 25 transponder te verschaffen.

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een houder volgens conclusie 1.

Een tweede aspect van de uitvinding betreft het probleem dat de transponder bij voorkeur uit het zicht en/of op een moeilijk 30 bereikbare plaats wordt aangebracht aan de houder. Dit geschiedt met name om het risico te verkleinen dat de transponder beschadigd of verwijderd wordt.

Om dit probleem op te lossen verschaft de uitvinding volgens 1013772 -2- een tweede aspect daarvan een houder volgens conclusie 3.

Een derde aspect van de uitvinding betreft de vervaardiging van een kunststof houder met elektronische transponder. Bij voorkeur wordt de transponder in de spuitgietmatrijs van de 5 houder geplaatst en dan door het kunststofmateriaal van de houder ten minste gedeeltelijk omsloten, zodat de transponder vastzit in de gevormde houder.

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze volgens conclusie 11.

10 Het zal de vakman duidelijk zijn dat de verschillende aspecten van de uitvinding afzonderlijk of in verschillende combinaties kunnen worden toegepast. De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarbij toont: 15 Fig. 1 in perspectief een hoekdeel van een uitvoeringsvoorbeeld van een kunststof flessenkrat volgens de uitvinding,

Fig. 2 een horizontale doorsnede van het hoekdeel van figuur 1, en 20 Fig. 3 in perspectief de kern voor het vormen van de inwendige holte van de hoekkolom van de figuren 1 en 2.

In figuur 1 is een hoekdeel 1 van een door spuitgieten vervaardigde kunststof flessenkrat 2 te herkennen, welke krat 25 verder een rechthoekige bodem en met opstaande zijwanden 3,4, die op de hoeken van de krat 1 met elkaar zijn verbonden. Verder heeft de krat 1 een open zijde tegenover de bodem van de krat.

In de krat 1 is een vakverdeling met schotten 5, 6 aanwezig. De schotten 5, 6 vormen van boven open compartimenten; elk voor 30 het opnemen van een fles. In figuur 1 is een hoekcompartiment 7 zichtbaar. Verder is in figuur 1 nog een deel van een handgreepopening 8 voor het dragen van de krat 1 zichtbaar.

Het zal duidelijk zijn dat deze krat 1 slechts dient als voorbeeld. Zo zou de krat 1 ook anders kunnen zijn ingericht, 35 bijvoorbeeld met een andere vakverdeling of een binnenwerk bestemd voor het opnemen van in karton verpakte groepen flessen, zoals sixpacks. Ook zogenaamde half hoge flessenkratten, waar de - r) è 1 J - -3- flessen deels bovenuit steken, of "trays" die alleen het onderste deel van de flessen opnemen, vallen binnen het kader van de uitvinding. Ook zou de krat 1 in het geheel geen vakverdeling kunnen hebben en dan meer draagbare bak kunnen zijn uitgevoerd.

5 Op elk van de hoeken van de krat 2 is een hoekconstructie voorzien, die de aangrenzende zijwanden 3, 4 met elkaar verbindt. De hoekconstructie omvat een holle hoekkolom 10, die zich in dit voorbeeld vanaf de bodem van de krat tot nabij de bovenste rand van de krat 2 uitstrekt. Zoals duidelijk blijkt uit de doorsnede 10 van figuur 2 heeft de hoekkolom een buitenwand 11, die een deel van de buitenomtrek van de krat vormt, en een binnenwand 12, die de ruimte voor het opnemen van de flessen begrenst. De buitenwand 11 en binnenwand 2 begrenzen een inwendige holte 13 van de hoekkolom 10. De holte 13 is open aan de bodemzijde van de krat 2 15 en is aan de bovenzijde ten minste deels afgesloten. In dit voorbeeld wordt de bovenzijde van de holte 13 afgesloten door de bovenste omtreksrand 14 van de krat en een iets lager gelegen kopwand 15 van de hoekkolom 10. In het opstaande wandgebied tussen de kopwand 15 en de omtreksrand 14 is een 20 waterafvoeropening 16 voorzien. Bij het reinigen van de krat 1 verhindert die opening 16 dat water achterblijft in de hoekkolom 10.

De krat 10 is in het gebied van de holle hoekkolom 10 voorzien van een elektronische transponder 20, waarvan het huis 25 in figuur 1 met streeplijnen is aangeduid aangezien de transponder door de wanden van de hoekkolom 10 aan het oog wordt onttrokken. In figuur 2 is te zien dat de transponder 20 zich in de holte 13 bevindt aan de holtezijde van de binnenwand 12 van de kolom 10.

30 De transponder 20 heeft in dit voorbeeld een plaatvormig huis, waarbij het plaatvormige huis onder een schuine hoek staat ten opzichte van beide zijwanden 3,4 van de krat 2. De hoek bedraagt ongeveer 45 graden. In andere bekende uitvoeringen is het huis van de transponder bijvoorbeeld staafvormig of 35 ringvormig. Door de opstelling van de transponder 20 niet evenwijdig aan een van de zijwanden en haaks op de andere zijwand maar juist onder een schuine hoek ten opzichte van beide aan de 1 Γ · ......; I w ΐ 'ü ·: j i_ -4- hoek grenzende zijwanden, kan de krat zowel met de zijwand 3 als met de zijwand 4 langs de antenne van geschikte communicatieapparatuur worden bewogen. In een mogelijke variant is de krat aan twee diagonaal tegenover elkaar gelegen hoeken 5 voorzien van een (identieke) transponder, welke transponders dan bij voorkeur zoals hiervoor beschreven zijn opgesteld.

De transponder 20 is bij het spuitgieten van de krat 1 vastgezet aan de hoekkolom 10, doordat zich bij dat spuitgieten een insluitingsorgaan 17 aan de holtezijde van de binnenwand 12 10 vormt, zodat de transponder is ingesloten en vastzit. Het insluitingsorgaan 17 heeft hier ongeveer een C-vorm en ligt om de transponder 20. In figuur 2 is in doorsnede het verticale been van het insluitingsorgaan 17 te herkennen.

Door de opstelling in de hoekkolom 10 kan de transponder 20 15 gemakkelijk aan het zicht van het publiek worden onttrokken. Door de transponder 20 nabij de geheel of gedeeltelijk gesloten bovenzijde van de kolom 10 aan te brengen, is het moeilijk om via de open onderzijde van de kolom bij de transponder te komen, bijvoorbeeld met een schroevendraaier bij een poging de 20 transponder te verwijderen of te beschadigen.

Door de plaatsing van de transponder 20 nabij de bovenzijde van de krat 2 wordt een eventueel conflict tussen de opstelling van de communicatieantenne langs de baan van de krat en van de middelen die de baan van de krat vormen, bijvoorbeeld een 25 rollenbaan, vermeden.

Het zal duidelijk zijn dat een aantal van de hiervoor genoemde voordelen ook kunnen worden verkregen als de transponder 20 in een andere kolom van de krat wordt ondergebracht, bijvoorbeeld in een van de verticale kolommen 21, 22 langs de 30 binnenzijde van de zijwanden. Ook zou de transponder 20 in een andere holle ruimte van de krat 2 kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld in de holte tussen de wanden van dubbelwandige delen van de zijwanden van de krat of in pinolen, pilaren of ander holle vakverdelingelementen die in de ruimte voor de flessen 35 vanaf de bodem van de krat omhoog steken. Bij een dergelijke opstelling van de transponder op een afstand van de hoek van de krat, zal het voordeel betreffende de uitlezing van de 1 Π 'ί '·'· V ï 9 I * w '· *· — -5- transponder bij opstelling in de hoek grotendeels verloren gaan.

De werkwijze volgens de uitvinding waarmee de transponder 20 in de krat 2 is aangebracht, zal nu aan de hand van de figuren 2 en 3 nader worden toegelicht.

5 In figuur 3 is het bovenste einddeel de kern 30 te herkennen, welke kern 30 deel uitmaakt van de verder niet getoonde matrijs voor het spuitgieten van de kunststof krat 2. De kern 30 is bestemd om in samenwerking met andere delen van de matrijs de hoekkolom 10 te vormen, waarbij de kern 30 de holte 13 10 van de kolom 10 definieert.

De kern 30 heeft aan de getoonde kopzijde een vrij uiteinde. Na het spuitgieten van de krat 2 wordt de krat 2 van de kern 30 getrokken, waarbij de kern 30 dus in een verticale lozingsrichting ten opzichte van de krat 2 beweegt.

15 Aan het vrije einde heeft de kern 30 een kopvlak 31, dat de onderzijde van de kopwand 15 van de hoekkolom 10 definieert.

De kern 30 heeft een buitenzijde 34, die de holtezijde van de binnenwand 12 van de kolom 10 definieert. Verder is de kern 30 voorzien van een zich in lozingsrichting uitstrekkende 20 transpondergroef 32 en van een smallere aan de transpondergroef 32 grenzende en zich evenwijdig daaraan uitstrekkende matrijsholtegroef 33. De groef 33 bevindt zich aan de van de buitenzijde 34 afgekeerde zijde van de groef 32, terwijl de groef 33 doorloopt tot onder de bodem 35 van de groef 32. De groef 33 25 eindigt bij bodem 36.

De transpondergroef 32 is in doorsnede T-vormig en staat in open verbinding met de buitenomtrek van de kern 30. Door de T-vorm heeft de kern 30 twee vasthoudranden 37, 38, die een in de groef 32 geplaatste transponder 20 (streeplijnen in figuur 3) op 30 zijn plaats kunnen houden. Tussen de transponder 20 en de groeibodem 36 blijft een doorgang vrij en in dit voorbeeld is er ook nog een open ruimte in de groef 32 boven de transponder 20.

Voorafgaand aan het sluiten van de matrijs wordt de transponder 20, eventueel met een robot, in de groef 32 35 geschoven. Vervolgens wordt de matrijs gesloten en daarna gesmolten kunststof in de matrijs gespoten. De kunststof vormt dan niet alleen de wanden 11, 12 van de hoekkolom 10, maar vult 1013772 -6- tevens de open ruimtes van de groeven 32 en 33 en de doorgang tussen de transponder 20 en de bodem 36. Na het afkoelen van de kunststof is de transponder 20 dan ingesloten en vastgezet. De krat 2 kan dan van de kern 30 worden verwijderd,met andere 5 woorden gelost, omdat de kunststof delen van de krat die door de groeven 32, 33 zijn gevormd zich in losrichting uitstrekken.

Het zal duidelijk zijn dat de transponder 20 zowel dichterbij de kop van de kern 30 als verder naar beneden kan worden opgesteld. Verder zal duidelijk zijn dat de kern 30 ook voor de 10 vorming van een ander hol constructieonderdeel van de krat kan dienen.

1013772

Claims (16)

1. Kunststof houder (2) voor het transport en/of opslag van goederen, omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodem en opstaande zijwanden, die een ruimte vormen voor het opnemen van goederen, in het bijzonder flessen, waarbij op elk van de hoeken 5 van de houder een hoekconstructie (10) is voorzien, die de aangrenzende zijwanden (3,4) met elkaar verbindt, en waarbij de houder is voorzien van een elektronische transponder, met het kenmerk, dat de transponder is geplaatst in of bij de hoekconstructie (10). 10

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de transponder (20) schuin is opgesteld ten opzichte van de aangrenzende zijwanden (3,4), bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 45 graden ten opzichte van die zijwanden. 15

3. Kunststof houder (2) voor het transport en/of opslag van goederen, bijvoorbeeld een houder volgens conclusie 1 of 2, omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodem en opstaande zijwanden, die een ruimte vormen voor het opnemen van goederen, 20 in het bijzonder flessen, waarbij op elk van de hoeken van de houder een hoekconstructie (10) is voorzien, die de aangrenzende zijwanden (3,4) met elkaar verbindt, waarbij de houder is voorzien van een holle kolom, die zich vanaf de bodem omhoog uitstrekt, bijvoorbeeld een holle hoekkolom met een buitenwand, 25 die een deel van de buitenomtrek van de krat vormt, en een binnenwand, die de ruimte voor het opnemen van goederen begrenst, met het kenmerk, dat de houder in het gebied van de holle kolom (10) is voorzien van een transponder (20).

4. Houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de transponder (20) ten minste gedeeltelijk is ingebed in het kunststof materiaal van de hoekconstructie.

5. Houder volgens conclusie 3, waarbij de transponder is 35 ingebed in of aangebracht aan de binnenwand (12) van een 1013772 -8- hoekkolom (10).

6. Houder volgens een of meer van de conclusies 3-5, waarbij de transponder (20) is geplaatst aan de binnenzijde van een kolom 5 (10) van de houder.

7. Houder volgens een of meer van de conclusies 4-6, waarbij de transponder (20) is ingesloten tussen een wand (12) van de kolom en een aan de wand (12) aangevormd insluitingsorgaan (17). 10

8. Houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de transponder (20) nabij de bovenzijde van de houder is geplaatst.

9. Houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de houder (2) is voorzien van ten minste een handgreep voor het dragen van de houder, bij voorkeur zijn ten minste twee tegenover elkaar gelegen zijwanden voorzien van een handgreepopening. 20

10. Houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de houder (2) een flessenkrat is en in de flessenkrat een vakverdeling (5,6) is aangebracht.

11. Werkwijze voor het vervaardigen van een houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies, omvattende het gebruik maken van een geschikte spuitgietmatrijs met een matrijsdeel (30), dat een vrij uiteinde heeft en ten opzichte van de gevormde houder in een losrichting beweegbaar is, 30 met het kenmerk, dat het matrijsdeel is voorzien van een zich in losrichting uitstrekkende transpondergroef (32) en van een aan de transpondergroef grenzende en zich evenwijdig daaraan uitstrekkende matrijsholtegroef (33), welke groeven (32,33) aan een einde open zijn, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: 35. het vanaf het open einde in de transpondergroef (32) schuiven van de transponder (20), het in de matrijs inspuiten van gesmolten kunststof, welke 1013772 -9- ✓ kunststof dan ook in de vormholtegroef (33) komt, een en ander zodanig dat om de transponder (20) een insluitinglichaam (17) van kunststof wordt gevormd, dat de transponder geheel of gedeeltelijk insluit en vastzet. 5

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij het matrijsdeel een kern is, die het inwendige (13) van een hol constructiedeel (10) van de houder definieert.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het constructiedeel een holle zijwand van de houder is.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de kern (30) een holte (13) in een hoekkolom (10) van de houder definieert. 15

15. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 11-14, waarbij de transpondergroef (32) aan de van de vormholtegroef (33) gekeerde zijde open is naar de buitenomtrek van het matrijsdeel (30). 20

16. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 11-15, waarbij het matrijsdeel (30) aan het vrije einde een kopvlak heeft en de openingen van de groeven (32,33) in dat kopvlak liggen. 25 1013772