NL1012898C1 - Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig. - Google Patents

Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig. Download PDF

Info

Publication number
NL1012898C1
NL1012898C1 NL1012898A NL1012898A NL1012898C1 NL 1012898 C1 NL1012898 C1 NL 1012898C1 NL 1012898 A NL1012898 A NL 1012898A NL 1012898 A NL1012898 A NL 1012898A NL 1012898 C1 NL1012898 C1 NL 1012898C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
seat
fastening means
vehicle
child
coupled
Prior art date
Application number
NL1012898A
Other languages
English (en)
Inventor
Joannes Hendrikus Drexler
Original Assignee
Joannes Hendrikus Drexler
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Joannes Hendrikus Drexler filed Critical Joannes Hendrikus Drexler
Priority to NL1012898A priority Critical patent/NL1012898C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1012898C1 publication Critical patent/NL1012898C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R22/00Safety belts or body harnesses in vehicles
    • B60R22/02Semi-passive restraint systems, e.g. systems applied or removed automatically but not both ; Manual restraint systems
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • B60N2/24Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles for particular purposes or particular vehicles
    • B60N2/26Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles for particular purposes or particular vehicles for children
    • B60N2/28Seats readily mountable on, and dismountable from, existing seats or other parts of the vehicle
    • B60N2/2821Seats readily mountable on, and dismountable from, existing seats or other parts of the vehicle having a seat and a base part
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • B60N2/24Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles for particular purposes or particular vehicles
    • B60N2/26Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles for particular purposes or particular vehicles for children
    • B60N2/28Seats readily mountable on, and dismountable from, existing seats or other parts of the vehicle
    • B60N2/2887Fixation to a transversal anchorage bar, e.g. isofix
    • B60N2/289Fixation to a transversal anchorage bar, e.g. isofix coupled to the vehicle frame

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Child & Adolescent Psychology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Aviation & Aerospace Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Seats For Vehicles (AREA)

Description

Titel: Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vastzetten van personen in een voertuig, in het bijzonder voor het vastzetten van kinderen. Dergelijke inrichtingen zijn uit de praktijk bekend en worden 5 bijvoorbeeld geleverd door de firma Dremefa, Doesburg, Nederland.
Deze bekende inrichting omvat een kinderstoel, aan de achter- en/of onderzijde voorzien van insteekmiddelen waarin een veiligheidsgordel van een voertuig kan worden 10 bevestigd. Deze veiligheidsgordel, bijvoorbeeld een rolgordel is vast in het voertuig aangebracht, bijvoorbeeld nabij een achterbank. Het gebruik van een kinderstoel voor het in een voertuig meenemen van een kind is vanwege de veiligheid van het kind en zijn omgeving van groot belang. 15 Immers, de kinderstoel is aangepast aan de dimensies van het kind en zorgt voor goede ondersteuning. Bovendien wordt door de kinderstoel verhinderd dat het kind zich door het voertuig kan bewegen, tijdens een rit maar ook bij bijvoorbeeld een aanrijding, terwijl de kinderstoel de 20 daarbij optredende krachten althans gedeeltelijk kan opvangen.
Deze bekende inrichting heeft als nadeel dat de veiligheidsgordel is gedimensioneerd voor een volwassen gebruiker. Bevestiging van de veiligheidsgordel achter- en 25 onderlangs de kinderstoel is relatief ingewikkeld, met name omdat de veiligheidsgordel de neiging zal vertonen zich op te rollen. Voorts heeft een dergelijke inrichting het nadeel dat, mede als gevolg van het rolgedrag van de veiligheidsgordel, de bevestiging van de kinderstoel niet 30 steeds optimaal is. De kans bestaat dat bij bewegingen van het kind in de kinderstoel de kinderstoel ten opzichte van de zetel zal verschuiven of kantelen, aangezien de veiligheidsgordel enige bewegingsruimte overlaat. Hierdoor bestaat de kans dat de veiligheid van een kind bij gebruik 10 1 2 8 9 8 2 van deze bekende inrichting niet steeds optimaal is gewaarborgd. Dit zal met name tot gevaarlijke situaties kunnen leiden bij aanrijdingen, noodstops en dergelijke.
De uitvinding beoogt een inrichting van de in de 5 inleiding beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. In het bijzonder beoogt de uitvinding een inrichting van de beschreven soort, waarbij een alternatieve, eenvoudige en veilige bevestiging van een kinderstoel in een voertuig kan 10 worden bereikt. Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusies 1.
In deze beschrijving dienen onder kinderstoel ten minste begrepen te worden kinderveiligheidszitjes en 15 stoelverhogers, gedimensioneerd voor baby's, peuters en kleuters, althans voor kinderen voor wie het gebruik van dergelijke aparte kinderstoelen in voertuigen is geïndiceerd, in het bijzonder wettelijk is voorgeschreven.
Door gebruik te maken van twee nabij de zetel van 20 een voertuig opgestelde tweede bevestigingsmiddelen, welke vast met het voertuig zijn verbonden en waarmee eerste bevestigingsmiddelen eenvoudig kunnen worden gekoppeld voor bevestiging van de kinderstoel wordt een stabiele, positievaste doch losneembare verbinding verkregen. Gebruik 25 van twee losneembare koppelingen biedt daarbij het voordeel dat plaatsing en losnemen van de kinderstoel bijzonder eenvoudig mogelijk is, terwijl bovendien momenten, in het bijzonder rotatie- en kantelmomenten goed kunnen worden opgenomen. Daardoor wordt een bijzonder eenvoudige en 30 veilige verbinding tussen het voertuig en de kinderstoel verkregen.
In een eerste nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
35 In een dergelijke uitvoeringsvorm kan de kinderstoel met een beperkt aantal handelingen in het voertuig worden 10 1 2 8 9 8 3 vastgezet en daaruit worden weggenomen, terwijl de vaste verbinding tussen de kinderstoel en de eerste bevestigingsmiddelen bovendien bijzonder veilig is. Een kinderstoel voor gebruik in een inrichting volgens de 5 uitvinding is daarbij bij voorkeur voorzien van een zelfdragend frame waaraan de eerste bevestigingsmiddelen zijn of kunnen worden bevestigd.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de 10 maatregelen volgens conclusie 5.
In een dergelijke uitvoeringsvorm is een inrichting bijzonder geschikt voor gebruik bij kinderstoelen die niet zijn voorzien van een zelfdragend frame, althans niet zijn voorzien van vast daarmee verbonden eerste 15 bevestigingsmiddelen. Door de eerste bevestigingsmiddelen aan de beide einden van een veiligheidsgordel te voorzien kan deze gordel eenvoudig worden weggenomen wanneer bijvoorbeeld de kinderstoel niet in gebruik is. Bovendien kan daarbij de veiligheidsgordel met de kinderstoel worden 20 verbonden alvorens de kinderstoel op de zetel van een voertuig wordt geplaatst, zodat bevestiging daarvan is vereenvoudigd. Eventueel kan de veiligheidsgordel worden vervangen door één of meer in elkaar grijpende banden zonder rek, bijvoorbeeld stalen banden of beugels. Daardoor 25 wordt een nog betere, stabielere bevestiging verkregen.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding nader gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
Gebruik van voorspanmiddelen biedt het voordeel dat 30 een bijzonder goede bevestiging kan worden verkregen. Met behulp Van de voorspanmiddelen kan steeds een geschikte kracht worden verkregen waarmee de kinderstoel tijdens gebruik tegen de zetel wordt getrokken, althans waarmee de kinderstoel in die positie wordt vastgehouden. De 35 voorspanmiddelen bieden daarbij het voordeel dat voor de gebruiker steeds duidelijk is dat een kinderstoel op de 1012 8 9 8 4 juiste wijze is vastgezet. De voorspanmiddelen kunnen daarbij vast ingesteld zijn, doch kunnen ook op voordelige wijze instelbaar zijn, bijvoorbeeld afhankelijk van de te gebruiken kinderstoel, het gewicht van een daarin te 5 plaatsen kind en/of het type voertuig.
In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 8.
Door de voorspanmiddelen te voorzien van 10 indicatiemiddelen wordt het voordeel bereikt dat voor een gebruiker eenvoudig zichtbaar is of de gewenste voorspanning is ingesteld. Hierdoor is een eenvoudige veiligheidscontrole mogelijk.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 15 veiligheidsgordel voor gebruik bij een inrichting volgens de uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een kinderstoel voor gebruik in een voertuig, gekenmerkt door 20 de maatregelen volgens conclusie 12.
Een dergelijke kinderstoel is bijzonder eenvoudig en veilig in gebruik doordat deze snel en eenvoudig plaatsbaar en losneembaar is, terwijl optredende krachten direct worden doorgeleid van het frame naar de 25 bevestigingsmiddelen.
Nadere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting, veiligheidsgordel en kinderstoel volgens onderhavige uitvinding zijn gegeven in de verdere volgconclusies.
30 Ter verduidelijking zullen uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting, kinderstoel en veiligheidsgordel volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. 1 in gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht 35 eerste en tweede verbindingsmiddelen voor een inrichting volgens onderhavige uitvinding; to 1 2 8 9 8 5 fig. 2 in gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht een kinderstoel met verbindingsmiddelen als getoond in fig. 1; fig 3. in perspectivisch aanzicht een veiligheidsgordel met twee eerste bevestigingsmiddelen als 5 getoond in fig. 1; fig. 4 een snelsluiting voor gebruik bij een veiligheidsgordel volgens fig. 3; fig. 5 een veiligheidsgordel volgens fig. 3 met daarin opgenomen een snelspaninrichting; 10 fig. 5A een snelspansluiting voor een inrichting volgens de uitvinding; en fig. 6 een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens onderhavige uitvinding met twee eerste verbindingsmiddelen.
15 Fig. 1 toont een eerste verbindingsdeel 1 en een tweede verbindingsdeel 2. Het eerste verbindingsdeel 1 omvat een kokervormige behuizing 3 met bijvoorbeeld een vierkante of rechthoekige doorsnede in een vlak loodrecht op de tekening. De behuizing 3 is nabij een vrij eerste 20 einde 5 aan twee tegenovergelegen zijden voorzien van een uitsparing 7. Een kantellichaam 9 is zwenkbaar om een as 13 opgesteld binnen de behuizing 3, zodanig dat deze zwenkbaar is in het vlak van de tekening. Een sleuf 11, welke open is naar de zijde gekeerd in de richting van het eerste einde 5 25 van de behuizing 3, is voorzien in het kantellichaam 9. In zijaanzicht gezien valt althans het open einde 15 van de sleuf 11 binnen de openingen 7 in weerszijden van de behuizing 3. Op het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen.
30 Het kantellichaam 9 wordt met behulp van een veer 17 voorgespannen in de in fig. IA getoonde stand. Nabij het van het eerste einde 5 afgekeerde tweede einde 19 is binnen de behuizing een dwarswand 21 voorzien. Tussen de wand 21 en het kantellichaam 9 is een schuivend bedieningslichaam 35 23 voorzien, dat met twee bedieningselementen 25 tot buiten de behuizing 3 reikt, door sleuven 27. Het 10 12 8 9 8 6 bed.ieningslich.aara 23 is in de richting van het kantellichaam 9 voorgespannen door een veer 29, opgesloten tussen de wand 21 en een uitsparing in het bedieningslichaara 23. Een nok 31 is voorzien om 5 verschuiving van de veer 29 tegen te gaan. Het bedieningslichaam 23 is aan de naar het kantellichaam 9 toegekeerde zijde voorzien van een sluitnok 33. Het kantellichaam 9 is voorzien van een uitsparing 35 in de tegenover de as 13 gelegen zijde. De sluitnok 33 kan 10 passend worden opgenomen in de uitsparing 35, zoals getoond in fig. 1B en nog nader zal worden toegelicht. Aan de van het kantellichaam 9 afgekeerde zijde van de wand 21 is een veiligheidsgordel 37 of een ander bevestigingselement voor bijvoorbeeld een kinderstoel aan de behuizing 3 vastgezet, 15 bijvoorbeeld met een pen 39.
Het tweede verbindingsdeel 2 omvat een behuizing 41, open aan ten minste de in de tekening naar het eerste verbindingsdeel 1 gekeerde zijde, welke behuizing 41 een binnendoorsnede heeft die althans nagenoeg overeenkomt met 20 de buitendoorsnede van de behuizing 3 van het eerste verbindingsdeel 1, zodanig dat het eerste verbindingsdeel 1 passend in de behuizing 41 van het tweede verbindingsdeel 2 kan worden geschoven. Nabij de open zijde strekt zich tussen twee zijwanden 43 van de behuizing 41 een slotpen 45 25 uit, haaks op het vlak van tekening van fig. 1. De slotpen 45 is zodanig gepositioneerd dat bij het inschuiven het eerste verbindingsdeel 1 in het tweede verbindingsdeel 2 de slotpen 45 in de openingen 7 via het open einde 15 in de sleuf 11 wordt gestoken, waarbij bij doorduwen van het 30 eerste verbindingsdeel 1 in de richting van de eindwand 47 van de tweede behuizing 41 het kantellichaam 9 rond de as 13 wordt verzwenkt, tot de in fig. 1B getoonde stand, waarbij de' sleuf 11 met het open einde 15 naar onder is gericht, onder opsluiting van de slotpen 45 in de sleuf 11. 35 Tijdens verzwenken van het kantellichaam 9 wordt het bedieningslichaam 23 door het kantellichaam 9 weggedrukt in 10 1 2 8 9 8 7 de richting van de wand 21, onder samendrukking van de veer 29 en uitrekking van de veer 17. Slechts dan wanneer het bedieningslichaam 23 voldoende is weggedrukt, kan het kantellichaam 9 zodanig terugverzwenken dat de sluitnok 33 5 voor de uitsparing 35 wordt gebracht en het bedieningslichaam 23 door de veer 29 wordt teruggedrukt naar de in fig. 1B getoonde stand, zodanig dat de sluitnok 33 in de uitsparing 35 is opgenomen en het kantellichaam 9 tegen verzwenking naar de uitgangstand is vergrendeld. In 10 deze toestand, zoals getoond in fig. 1B is een vaste, nagenoeg onbeweeglijke koppeling verkregen tussen het eerste verbindingsdeel 1 en het tweede verbindingsdeel 2.
Vanuit de in fig. 1B getoonde stand kan het eerste verbindingsdeel 1 eenvoudig worden losgenomen uit het 15 tweede verbindingsdeel 2 door beweging van de bedieningselementen 25 in de richting van de pijlen P, zodanig dat de sluitnok 33 uit de uitsparing 35 wordt bewogen. Het kantellichaam 9 zal dan door de veer 17 worden teruggetrokken naar de in fig. IA getoonde stand, onder 20 vrijgave van de slotpen 45, waarna het bedieningslichaam 23 naar de voorgespannen stand in fig. IA zal terugschuiven. Het eerste verbindingsdeel 1 is dan vrij van het tweede verbindingsdeel 2, maar kan eenvoudig weer daarmee worden gekoppeld op eerder beschreven wijze.
25 In het bijzonder als gevolg van de vorm van de behuizingen 3, 41, de slotpen 45 en het kantellichaam 9, is beweging van het eerste verbindingsdeel 1 ten opzichte van het tweede verbindingsdeel 2 in gekoppelde toestand nagenoeg niet mogelijk, waardoor een bijzonder veilige 30 opsluiting wordt verkregen. Onbedoeld zwenken van het kantellichaam 9 rond de as 13 wordt in gekoppelde toestand eenvoudig verhinderd door de samenwerkende sluitnok 33 en uitsparing 35.
Het zal duidelijk zijn dat de in fig. 1 getoonde 35 uitvoeringsvorm van de eerste 1 en tweede verbindingsdelen 2 slechts één van vele alternatieve mogelijkheden is. Zo 10 1 2 8 9 8 8 kan bijvoorbeeld het bedieningslichaam 23 zodanig zijn uitgevoerd dat dit bij een beweging haaks op de insteekrichting van het eerste verbindingsdeel in het tweede verbindingsdeel bedienbaar is voor vrijgave van het 5 kantellichaam 9, zoals schematisch weergegeven in bijvoorbeeld fig. 3 en fig. 5, in de vorm van een snelsluiting (quick release). Daartoe kan bijvoorbeeld een sluitnok 33 vanaf een zijde in een uitsparing of opening 35 in het zwenklichaam aangrijpen of anderszins het 10 zwenklichaam opsluiten. Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het bereik van de vakman te liggen.
In fig. 2 is in gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht een kinderstoel 50 getoond, geplaatst op een zetel, in het 15 bijzonder een achterbank 51 van een auto. Aan de carrosserie 53 van de auto is via een verbindingsstang 55 een tweede verbindingsdeel 2 vastgezet, in fig. 2 schematisch weergegeven door U-profiel. Het tweede verbindingsdeel bevindt zich in een naad tussen een 20 zittingdeel 51A en een rugleuningdeel 51B van de zitting 51. Hierdoor worden de tweede bevestigingsmiddelen 2 goed beschermd, met name wanneer hierin geen eerste bevestigingsdeel 1 is gestoken. Aan de carrosserie 53 is op een onderlinge afstand die ongeveer overeenkomt met de 25 breedte van een kinderstoel een tweetal tweede verbindingsdelen 2 aangebracht, bijvoorbeeld 280 mm hart op hart. Rond de tweede verbindingsdelen 2 kunnen kokerprofielen zijn voorzien voor geleiding van de eerste verbindingsdelen 1. Deze kunnen wegneembaar worden 30 uitgevoerd.
De kinderstoel 50 omvat een geïntegreerde zittingen rugdeel 57 met veiligheidsgordels 59. Het zitting- en rugdeel 57 zijn bevestigd op een steundeel 61 dat zich langs het geïntegreerde zitting- en rugdeel 57 uitstrekt en 35 tijdens gebruik aanligt tegen de zitting 5IA en rug 51B van de zetel 51. In het steundeel 61 is een zelfdragend frame 1 ü 1 ü 8 9 8 9 63 opgenomen, bijvoorbeeld ingeschuimd, welk frame 63 bijvoorbeeld is vervaardigd uit metalen buisprofielen. Dit frame 63 heeft, gemeten langs de rugleuning 51B, respectievelijk de zitting 51A een breedte die slechts 5 enigszins kleiner is dan de breedte van de kinderstoel 50.
Een tweetal eerste bevestigingsdelen 1 is op zwenkarmen 65 bevestigd, nabij een eerste einde daarvan, terwijl het tweede einde van elke zwenkarm 65 aan het frame 63 van het steundeel 61 is bevestigd, in een zwenkas 67.
10 Daarbij kunnen de zwenkarmen 65, althans de zwenkassen 67 onderling zijn verbonden, voor het verzorgen van gemeenschappelijke verzwenking. Aan weerszijden van het frame 63 is een dergelijke zwenkarm 65 aangebracht, nabij de overgang tussen zittingdeel en rugdeel. De zwenkarm 65 15 kan vanuit een opbergstand waarbij deze zich langs het frame 63 uitstrekt, opgenomen binnen het steundeel 61 naar een gebruikstand worden verzwenkt, zoals getoond in fig. 2, waarbij het eerste verbindingsdeel 1 eenvoudig in het tweede verbindingsdeel 2 kan worden gestoken, aan 20 weerszijden van de kinderstoel 50. Daarbij kan de kinderstoel 51 met het steundeel 61 enigszins in de zitting 5IA en/of de leuning 51B worden gedrukt, zodanig dat enige voorspanning wordt verkregen. Als gevolg van de twee op afstand van elkaar geplaatste koppelingen tussen de eerste 25 en tweede verbindingsdelen 1, 2 wordt een opsluiting van de kinderstoel 50 verkregen, welke op veilige wijze op de kinderstoel 50 optredende krachten kan opnemen. Met name ook torsiekrachten en momenten kunnen eenvoudig worden opgenomen. Met gevolg van de bedieningslichamen 23, 30 bedienbaar door de bedieningselementen 25 kan de kinderstoel 50 weer eenvoudig worden losgenomen, onder achterlating van de tweede verbindingsdelen 2, voor hergebruik.
Het zal duidelijk zijn dat de tweede 35 verbindingsdelen 2 ook op andere posities kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld bij een voorstoel, in andere 10 1 2 8 9 8 10 voertuigen en dergelijke. Ook kunnen in principe de eerste verbindingsdelen 1 vast met een voertuig worden verbonden, waarbij de tweede verbindingsdelen 2 bijvoorbeeld aan een kinderstoel 50 of aan een veiligheidsgordel, zoals getoond 5 in de overige figuren kan worden bevestigd. Deze en vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen. Doordat een zelfdragend frame 63 is voorzien in de kinderstoel 50 is eenvoudige bevestiging van de eerste verbindingsdelen 1 mogelijk. Het zal 10 duidelijk zijn dat een dergelijk frame ook bijvoorbeeld als een schaaldeel in kunststof kan zijn uitgevoerd, zolang een dergelijk frame voldoende stijfheid en sterkte heeft om de optredende krachten op geschikte wijze te kunnen opnemen en doorleiden.
15 In fig. 3 is een veiligheidsgordel 37 getoond, nabij beide einden 70 voorzien van een eerste verbindingsdeel 1. De veiligheidsgordel 37 is aan ten minste één zijde en bij voorkeur nabij beide einde 70 zodanig met de behuizing 3 verbonden dat de lengte van de veiligheidsgordel 37 tussen 20 de beide behuizingen 3 kan worden ingesteld. Hiertoe kan de veiligheidsgordel 37 bijvoorbeeld rond een zich binnen de behuizing 3 uitstrekkende pen (niet getoond) zijn omgeleid, langs een frietiepen die wordt vastgetrokken wanneer spanning op het middendeel van de veiligheidsgordel 37 25 wordt aangebracht. Dergelijke lengteverstellingsmiddelen voor veiligheidsgordels zijn algemeen bekend, bijvoorbeeld uit de automobiel- en vliegtuigtechniek. Ook andere lengteverstellingsmiddelen kunnen op geschikte wijze worden toegepast. Een veiligheidsgordel volgens fig. 3 kan als 30 volgt worden gebruikt,
Het middendeel 37 wordt met daartoe geschikte, op een kinderstoel aanwezige middelen met de kinderstoel verbonden, zodanig dat aan weerszijden van de kinderstoel een eerste verbindingsdeel 1 aanwezig is. De 35 verbindingsdelen 1 worden met enige overmaat lengte veiligheidsgordel 37 daartussen ingesteld en vervolgens 10 1 2 8 9 8 11 gekoppeld met de tweede verbindingsdelen 2 nabij een zetel 50. Vervolgens wordt aan één of beide zijden de lengte van de veiligsheidsgordel 37 ingesteld, zodanig dat de kinderstoel 50 met de gewenste spanning tegen de zetel 5 wordt vastgezet. Nadat de kinderstoel is gebruikt kan deze weer worden losgenomen door eenvoudige bediening van de bedieningselementen 25, nagenoeg zonder dat de lengte van de veiligheidsgordel 37 hoeft te worden versteld en/of de veiligheidsgordel 37 van de kinderstoel 50 behoeft te 10 worden losgenomen. Dit betekent dat bij elk volgend gebruik van de kinderstoel 50 deze direct op passende wijze in de auto kan worden vastgezet, zonder verdere instellingen.
In fig. 4 is een sluiting getoond voor opname in een veiligheidsgordel 37, zoals bijvoorbeeld getoond in fig. 3, 15 in een middendeel daarvan. Een dergelijke sluiting 72 is op zichzelf bekend uit bijvoorbeeld veiligheidsgordels toegepast in de vliegtuigindustrie. Gebruik van een dergelijke veiligheidssluiting 72 biedt het voordeel dat de gordel ook los kan worden genomen wanneer de eerste 20 verbindingsdelen 1 gekoppeld zijn met de tweede verbindingsdelen 2, zodanig dat de delen van de veiligsheidsgordel 37 in het voertuig achter kunnen blijven. Een dergelijke veiligheidssluiting 72 biedt het voordeel dat lengteverstelling mogelijk is bij de sluiting 25 72, zodat de einden 70 van de veiligheidsgordel 37 vast met de eerste verbindingsdelen 1 kunnen zijn verbonden. Een uitvoeringsvorm van een veiligheidsgordel volgens de uitvinding met een veiligheidssluiting zoals bijvoorbeeld getoond in fig. 4 is met name ook geschikt als 30 tweepuntsgordel, bijvoorbeeld voor vastzetten van bagage direct op een zetel 50 of dergelijke. Het zal duidelijk zijn dat ook andersoortige sluitingen of verstelmechanismen op vergelijkbare wijze kunnen worden toegepast.
Fig. 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van 35 een veiligheidsgordel 37 met eerste verbindingsdelen 1 volgens onderhavige uitvinding, waarbij de 10 1 2 8 9 8 12 veiligheidsgordel 37 op de aan de hand van fig. 3 beschreven wijze met de eerste verbindingsdelen is verbonden. Nabij een midden van de veiligheidsgordel 37 is een snelspaninrichting 74 opgenomen, in fig. 5 getoond in 5 geopende stand. In fig. 5A is dezelfde snelspaninrichting 74 getoond, in gesloten, althans gespannen toestand.
Daarbij is de lengte van de veiligheidsgordel 37 tussen de eerste verbindingsdelen 1 enigszins verkort, zodat extra spanning is opgebouwd. Een dergelijke snelspaninrichting is 10 bijvoorbeeld bekend als skischoensluiting, overslagsluiting en dergelijke. Een dergelijke snelspanner 74 omvat een eerste lichaam 76 dat nabij een eerste einde 77 is verbonden met een eerste deel 37A van de veiligheidsgordel en nabij het midden een zwenkas 80 omvat, waarmee een einde 15 van een tweede lichaam 78 is verbonden. Aan het tegenovergelegen einde is het tweede lichaam 78 verbonden met een tweede deel 37B van de veiligheidsgordel. Zoals getoond in fig. 5 is bij ontspannen toestand de afstand tussen het eerste einde 77 van het eerste lichaam 76 en het 20 met het tweede deel van de veiligheidsgordel 37B verbonden einde van het tweede lichaam 78 relatief groot. Bij spannen van de spaninrichting 74 wordt het vrije einde 79 van het eerste lichaam 76 aangegrepen en van het tweede lichaam 78 weggetrokken onder verzwenking rond de zwenkas 80. Daarbij 25 worden het eerste einde 77 van het eerste lichaam 76 en het met het tweede deel 37B van de veiligheidsgordel verbonden einde 81 van het tweede lichaam naast elkaar gebracht, onder aanmerkelijke verkleining van de onderlinge afstand. De positie van de met de snelspaninrichting 74 verbonden 30 einden van de delen 37A, 37B van de veiligheidsgordel ten opzichte van de zwenkas 80 is daarbij zodanig dat, wanneer op de beide delen 37A, 37B van de veiligheidsgordel een kracht wordt uitgeoefend, weg van de snelspaninrichting 74 deze in de fig. 5 aangesloten stand wordt vastgestrokken.
35 De snelspaninrichting 74 kan uit de gesloten stand zoals 10 1 2 8 9 8 13 getoond in fig. 5A worden gebracht door wegtrekken van het vrije einde 79 van het eerste lichaam 76.
De eerste verbindingsdelen zijn bij voorkeur geleid, zodanig dat deze niet naar elkaar toe kunnen worden 5 bewogen. In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de eerste en/of tweede bevestigingsmiddelen voorzien van indicatiemiddelen voor verduidelijking van een juiste koppeling. Deze indicatiemiddelen kunnen bijvoorbeeld een kleurvlak omvatten dat bij goed gekoppelde middelen geheel 10 wordt afgedekt of weggedrukt door één der bevestigingsmiddelen. Ook kunnen bijvoorbeeld electronische indicatiemiddelen zijn voorzien.
In fig. 6 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een veiligheidsgordel 37 getoond, uitgevoerd in twee delen 15 37A, 37B met tussengelegen veiligheidssluiting 72 als getoond in fig. 4. De einden 70 van de beide delen 37A, 37B van de veiligheidsgordel 37 zijn met de respectieve einden 7IA, 71B van een plaat, bijvoorbeeld een stalen strip 100 verbonden, welke strip aan de van de sluiting 72 afgekeerde 20 zijde is voorzien van twee eerste verbindingsdelen 1, welke ten opzichte van de einden 71A, 71B enigszins naar binnen zijn verzet, zodanig dat de afstand tussen de eerste verbindingsdelen 1 enigszins kleiner is dan tussen de einden 71A, 71B. De afstand tussen de eerste 25 verbindingsdelen 1 komt overeen met de afstand tussen de tweede verbindingsdelen 2 in de auto, terwijl de afstand tussen de einden 71A, 71B althans nagenoeg overkomt met de breedte van een kinderstoel 50 die dient te worden vastgezet. In deze uitvoeringsvorm kan de strip 100 30 eenvoudig met de eerste verbindingsdelen 1 worden vastgezet aan de tweede verbindingsdelen 2, waarna een kinderstoel tegen de strip 100 kan worden geschoven en met de veiligheidsgordel 37 kan worden vastgezet. Ook andere voorwerpen kunnen direct met deze gordel 37 worden 35 opgesloten. Uiteraard kan ook eerst de strip 100 worden vastgezet tegen de kinderstoel en pas daarna worden 10 1 2 8 9 8 14 gekoppeld, via de eerste verbindingsmiddelen 1, met de tweede verbindingsmiddelen 2. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat elke breedte tussen de einden 71A, 71B kan worden verkregen, onafhankelijk van de afstand tussen de 5 tweede verbindingsdelen 2. Eventueel kan één of elk der einden 70 van de veiligheidsgordel 37 schuifbaar met de strip 100 zijn verbonden, zodanig dat met dezelfde inrichting verschillende voorwerpen van verschillende afmetingen kunnen worden vastgezet. Bovendien biedt deze 10 uitvoeringsvorm het voordeel dat de strip 100 voor extra stabiliteit, met name in zijdelingse richting van de eerste verbindingsdelen zorgdraagt. Hierdoor wordt de veiligheid nog verder verhoogd. Uiteraard kan de afstand tussen de einden 70 ook kleiner zijn dan de afstand tussen de tweede 15 verbindingsdelen 2.
In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden zijn relatief flexibele, althans buigzame banden als veiligheidsgordels getoond. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook andere materialen kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld relatief 20 stijve bandvormige elementen zoals kunststof of metalen beugels. Deze beugels kunnen bijvoorbeeld scharnierend zijn vastgezet, zodanig dat deze in samenwerkende stand met de kinderstoel kunnen worden gebracht.
In een niet getoonde uitvoeringsvorm zijn eerste 25 verbindingsdelen 1 voorzien van klem-, schroef- of dergelijke bevestigingsmiddelen waarmee deze aan een kinderstoel of veiligheidsgordel kunnen worden vastgezet, eventueel losneembaar, bijvoorbeeld aan een frame daarvan.
Het zal uit de beschrijving en de tekeningen 30 duidelijk zijn dat ook verschillende combinaties van de getoonde uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn, afhankelijk van de gewenste toepassing. De getoonde uitvoeringen zijn slechts als voorbeeld beschreven. De uitvinding is geenszins daartoe beperkt. Vele variaties zijn mogelijk 35 binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
10 1 2 8 9 8 10 1 2 8 9 8

Claims (13)

1. Inrichting voor het vastzetten van personen, in het bijzonder kinderen in een voertuig, voorzien van ten minste twee met een voertuig nabij een zetel verbonden tweede bevestigingsmiddelen en een op de betreffende zetel te 5 plaatsen kinderstoel, waarbij een corresponderend aantal eerste bevestigingsmiddelen is voorzien voor losneembare koppeling met de tweede bevestigingsmiddelen, welke eerste bevestigingsmiddelen althans tijdens gebruik zijn gekoppeld met de kinderstoel en tijdens gebruik optredende krachten 10 en momenten op de kinderstoel ten opzichte van het voertuig kunnen opnemen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste bevestigingsmiddelen vast zijn verbonden met de kinderstoel.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de kinderstoel is uitgerust met een dragend frame, waarbij de eerste bevestigingsmiddelen zijn verbonden met het frame.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste bevestigingsmiddelen zwenkbaar of verschuifbaar in, althans 20 aan het frame zijn bevestigd, zodanig dat deze beweegbaar zijn tussen een gebruiksstand waarbij deze zich althans gedeeltelijk buiten de kinderstoel uitstrekken en een opbergstand waarbij deze zich in hoofdzaak binnen de buitencontouren van de kinderstoel bevinden.
5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste bevestigingsmiddelen zijn voorzien nabij de beide einden van een veiligheidsgordel, welke veiligheidsgordel een sluiting omvat tussen genoemde einden, zodanig dat de veiligheidsgordel ten minste met losgenomen sluiting 30 koppelbaar is met de tweede bevestigingsmiddelen en rond ten minste een deel van de kinderstoel kan worden gesloten.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en/of de tweede bevestigingsmiddelen zijn 10 1 2 8 9 8 voorzien van voorspanmiddelen voor het verzorgen van een voorspanning tussen de eerste bevestigingsmiddelen en daarmee gekoppelde tweede bevestigingsmiddelen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de 5 voorspanmiddelen zijn voorzien van instelmiddelen voor instelling van de voorspanning.
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waar bij de voorspanmiddelen zijn voorzien van indicatiemiddelen, zichtbaar vanaf de buitenzijde van de eerste en/of tweede 10 verbindingsmiddelen, welke indicatiemiddelen tijdens gebruik de sluitstand aangeven.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de indicatiemiddelen zijn voorzien voor indiceren van een juiste koppeling tussen eerste en tweede 15 bevestigingsmiddelen.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede bevestigingsmiddelen vast met een voertuig zijn verbonden en ten minste in een positie waarin zij niet zijn gekoppeld met de eerste bevestigingsmiddelen 20 worden afgedekt door ten minste zittingdelen van het voertuig.
11. Veiligheidsgordel voor gebruik bij een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, aan beide einden voorzien van bevestigingsmiddelen welke koppelbaar zijn met 25 tweede bevestigingsmiddelen in een voertuig, waarbij de eerste en tweede bevestigingsmiddelen samenwerkende, losneembare grendelmiddelen omvatten.
12. Kinderstoel voor gebruik in een voertuig, voorzien van een frame, in het bijzonder een zelfdragend frame, 30 waarbij bevestigingsmiddelen zijn voorzien, verbonden met het frame, welke bevestigingsmiddelen direct en losneembaar koppelbaar zijn met complementaire bevestigingsmiddelen, in het bijzonder van het iso-fix type, aangebracht in een voertuig.
13. Kinderstoel volgens conclusie 12, waarbij de bevestigingsmiddelen voorspanmiddelen omvatten. 10 1 2 8 9 8
NL1012898A 1999-08-24 1999-08-24 Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig. NL1012898C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012898A NL1012898C1 (nl) 1999-08-24 1999-08-24 Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012898A NL1012898C1 (nl) 1999-08-24 1999-08-24 Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig.
NL1012898 1999-08-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1012898C1 true NL1012898C1 (nl) 2001-02-27

Family

ID=19769777

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1012898A NL1012898C1 (nl) 1999-08-24 1999-08-24 Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1012898C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN108025660B (zh) 汽车座椅及连接系统
US5468046A (en) Seat belt mounting for integral child seat
US6450576B1 (en) Universal attachment for child car seat
EP0164909B1 (en) Child's safety seats
EP1623891B1 (en) Child seat and belt system
AU2004282149B2 (en) Vehicle safety restraint system
EP0901935A2 (en) Child seat anchorage
DE69207899T2 (de) Transportierbarer Sitz
CN113071388B (zh) 儿童安全座椅
US7648208B2 (en) Seat belt buckle positioner
EP1623892A1 (en) Child vehicle seat
US20020074764A1 (en) Bicycle child carrier trailer
US20050264065A1 (en) Compact folding seat
FR2756244A1 (fr) Systeme de couplage pour un porte-bebe et une poussette
US4501032A (en) Child restraint bassinet
CN107757436B (zh) 儿童增高座椅
EP0646490A1 (en) Child car seat with adjustable barrier shield
WO2001037932A1 (en) Fast escape child safety harness
US6948219B2 (en) Latch system for child seat
US7533935B2 (en) Child vehicle seat
EP0228158A2 (en) Child's safety seat
US7862125B2 (en) Seat belt buckle positioner
NL1012898C1 (nl) Inrichting en samenstel voor het vastzetten van personen in een voertuig.
US7503587B2 (en) Apparatus and methods for facilitating seat belt fastening
EP0941170A1 (en) Child's vehicle safety chair

Legal Events

Date Code Title Description
VD2 Lapsed due to expiration of the term of protection

Effective date: 20050824