NL1012469C1 - Luchtbehandelingsinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Luchtbehandelingsinrichting.

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een luchtbehandelingsinrichting met ten minste een inlaat, ten minste een uitlaat, een luchtbehandelingseenheid en een luchtverplaat-singseenheid. Dergelijke luchtbehandelingsinrichtingen zijn in 5 de stand van de techniek algemeen bekend en worden onder meer toegepast voor het behandelen, zoals het filteren, ioniseren, koelen en/of verwarmen van de lucht in ruimten zoals winkels, kantoren, etc.

Hierbij kunnen in hoofdzaak twee bekende soorten systemen 10 worden onderscheiden. Een eerste soort is geïntegreerd in een gebouw met een aantal ruimten opgenomen, waarbij de in- en uitlaten van de luchtbehandelingsinrichting met elke te behandelen ruimte van het gebouw in verbinding staan. De luchtbehandelingseenheid is hierbij in een aparte ruimte van of bij het 15 gebouw opgesteld en door middel van kanalen met de in- en uitlaten van de diverse ruimten van het gebouw verbonden.

Een tweede soort luchtbehandelingsinrichting volgens de stand van de techniek is een samengestelde eenheid waarbij alle componenten in één behuizing zijn opgenomen, en waarbij in het 20 vlak van de omhullende van de eenheid een of meer in- en uitlaatopeningen zijn opgenomen. Deze samengestelde eenheid wordt in het algemeen toegepast indien slechts één ruimte behandeld dient te worden of in gebouwen waarin geen geïntegreerde luchtbehandelingsinrichting aanwezig is.

25 Voornoemde luchtbehandelingsinrichtingen hebben echter nadelen. Zo is een geïntegreerd systeem niet alleen duur, maar verschaft dit slechts een gemiddelde behandeling van de lucht voor het gehele gebouw.

De als samengestelde eenheid uitgevoerde luchtbehande-30 lingsinrichting heeft het nadeel dat deze speciale maatregelen voor plaatsing in ruimten met systeemplafonds vereist. De gehele structuur van het frame waarop het systeemplafond rust dient te worden aangepast teneinde een opname van de eenheid daarin mogelijk te maken, en een verzakking van het systeempla-35 fond als gevolg van het aanzienlijke gewicht van de eenheid te voorkomen. Tenslotte zijn de eenheden vaak zodanig hoog dat deze, bij lage ruimten, de vrije ruimte tussen het plafond en 10 1 24 S 2 - 2 - het hoofd van de bezoeker van de ruimte volledig kunnen innemen. Hierdoor bestaat het gevaar dat de bezoeker van de ruimte zich tegen de luchtbehandelingsinrichting kan stoten en zich daarmee kan verwonden.

5 De onderhavige uitvinding heeft ten doel voor bovengenoem de nadelen een oplossing te vinden en verschaft hiertoe een luchtbehandelingsinrichting waarvan de componenten verdeeld worden opgesteld, en die is ingericht om in zijn geheel boven het systeemplafond te worden opgenomen volgens de kenmerkende 10 maatregelen van conclusie 1.

Hierbij wordt het voordeel van een afzonderlijke luchtbehandelingsinrichting per ruimte gecombineerd met het feit dat de structuur van het frame waarop het systeemplafond rust in hoofdzaak ongewijzigd kan blijven, en met het feit dat de 15 opstelling van de luchtbehandelingsinrichting zodanig is gekozen dat de bezoeker van de ruimte zich niet met zijn hoofd tegen de luchtbehandelingsinrichting kan stoten. Voorts is de luchtbehandelingsinrichting aan het oog van de bezoeker onttrokken zodat de aankleding van de ruimte niet door de luchtbe-20 handelingsinrichting wordt verstoord.

Overige kenmerken en uitvoeringsvormen zijn in de onder-conclusies beschreven, en zullen aan de hand van de tekening nader worden toegelicht, waarbij de enkele figuur een schematisch, perspectivisch aanzicht van een luchtbehandelingsin-25 richting volgens de uitvinding toont.

In de figuur is met 1 schematisch een luchtbehandelingsinrichting weergegeven voor een te behandelen ruimte 2. De ruimte 2 is door een plafond 6, wanden 7 en een vloer (niet weergegeven) begrensd. De ruimte 2 is door een systeemplafond 5 ge-30 scheiden in een eerste kamer 3 en een tweede kamer 4.

Boven het systeemplafond 5 zijn twee inlaten 8 geplaatst waarvan de invoeropeningen 9 in het vlak van het systeemplafond 5 zijn geplaatst.

Voorts omvat de luchtbehandelingsinrichting 1 een luchtbe-35 handelingseenheid 10, een luchtverplaatsingseenheid 11 en twee uitlaten 12, waarbij de uitlaten 12 elk een uitvoeropening 13 omvatten die overeenkomstig met de invoeropening 9 in het vlak van het systeemplafond 5 ligt. De afzonderlijke onderdelen van de luchtbehandelingsinrichting 1 zijn door middel van kanalen 40 14 met elkaar verbonden. De kanalen 14 zijn hier slechts 1 0 1 2469 - 3 - schematisch met een enkele doorgetrokken lijn weergegeven, en kunnen in de praktijk zijn uitgevoerd als rechthoekige, ronde of andersoortige kanalen. Teneinde bij de plaatsing van de luchtbehandelingsinrichting 1 voldoende vrijheid tot plaatsing 5 van de componenten te verkrijgen, worden vaak flexibele buizen toegepast. Daarbij behoeft niet het gehele kanaal uit flexibele buis te bestaan, maar kunnen bijvoorbeeld delen van de kanalen als vormvaste kanalen worden uitgevoerd en de overige delen in de vorm van flexibele buis.

10 Teneinde de te behandelen lucht vanuit de te behandelen ruimte 2 door de luchtbehandelingseenheid 10 te voeren, is voorzien in een luchtverplaatsingseenheid 11, die bijvoorbeeld in de praktijk in de vorm van een (energiezuinige en geruisarme) ventilator kan zijn uitgevoerd. Lucht vanuit de kamer 3 van 15 de te behandelen ruimte 2 wordt via de invoeropeningen 9 van de inlaten 8 aangezogen en via de kanalen 14 naar de luchtbehandelingseenheid 10 gevoerd.

De luchtbehandelingseenheid 10 kan vele functies omvatten. In het bijzonder wordt de lucht daarin eerst gefilterd. Hiertoe 2 0 zijn in de luchtbehandelingseenheid 10 ten minste één en bij voorkeur meerdere filters aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn als voorfilter: een hoog-capaciteits urethaanfilter voor grote deeltjes, als tweede filter: een elektrostatisch filter en als derde filter: een actief koolstoffilter.

25 Tijdens gebruik zullen deze filters langzaam verstoppen door de daarin afgevangen deeltjes uit de lucht. Om een tijdige signalering van een verzadigd filter te verkrijgen is een sensor 15 over de een of meer filters aangebracht. Deze sensor 15 is bij voorkeur een drukverschilsensor welke het drukver-30 schil over de een of meer filters meet. Indien het/de filter(s) verzadigd is/zijn zal door de sensor een hoge drukval worden gemeten, en zal de sensor bijvoorbeeld een akoestisch en/of optisch waarschuwingssignaal geven en/of de luchtbehandelings-inrichting 1 uitschakelen.

35 Een voorbeeld van een tweede stap van een in een luchtbe handelingseenheid 10 uitgevoerde behandeling is een luchtioni-satie. Een hiertoe ingerichte ionisatie-eenheid verschaft negatief geladen ionen aan de lucht, zodat deze, na inbreng in de kamer 3 van de te behandelen ruimte 2 via de uitlaten 12, 40 met positief geladen deeltjes in de lucht kunnen "reageren". De 1 0 1 24 8 9 - 4 - luchtionisatie-eenheid wordt slechts dan in werking gesteld, als de luchtverplaatsingseenheid 11 in werking is. Deze beperking van het gebruik van de luchtionisatie-eenheid is uit ve i1ighe idsoverwegingen opgenomen.

5 De luchtbehandelingseenheid kan voorts een luchtkoeler/ verwarmer en een luchtvochtigheidsregelaar omvatten {samen ook wel airconditioning genoemd).

De verschillende componenten (filters, ionisatie-eenheid, airconditioning) van de luchtbehandelingseenheid 10 kunnen 10 verspreid zijn opgesteld en door middel van kanalen 14 onderling zijn verbonden.

Nadat de lucht in de luchtbehandelingseenheid 10 is behandeld, wordt de lucht door de luchtverplaatsingseenheid 11 (ventilator) via de kanalen 14 naar de uitlaten 12 gevoerd. Het 15 is overigens ook mogelijk om de luchtverplaatsingseenheid 11 bovenstrooms ten opzichte van de luchtbehandelingseenheid 10 te plaatsen.

Hoewel de plaats van de in- en uitlaten 8 resp. 12 in principe vrij kan worden gekozen, heeft het de voorkeur de 20 inlaten 8 zo ver mogelijk van de uitlaten 12 te plaatsen teneinde een goede luchtdoorstroming van de te behandelen lucht, en de reeds behandelde lucht, in de eerste kamer 3 van de te behandelen ruimte 2 te verkrijgen. Afhankelijk van de hoeveelheid te behandelen lucht (capaciteit) kan er gekozen 25 worden voor grotere/kleinere of meer/minder in- en uitvoerope-ningen 9 resp. 13.

Hoewel niet beperkend voor de uitvinding, heeft het de voorkeur de afmetingen van de in- en uitvoeropeningen 9 resp. 13 van de in- en uitlaten 8 resp. 12 zodanig te kiezen, dat 30 deze overeenkomen met de afmetingen van panelen van het systeemplafond 5. Dit vereenvoudigt plaatsing van de luchtbehande-lingsinrichting in een reeds bestaande kamer 4 van een ruimte 2 met een systeemplafond 5.

De kamer 3 van de ruimte 2 kan op zichzelf door middel van een of meer (systeem)wanden in kleinere kamers zijn verdeeld, waarbij in het plafond van elke kleinere kamer ten minste een invoeropening 9 en ten minste een uitvoeropening 13 van dezelfde luchtbehandelingsinrichting is aangebracht. Hierdoor kunnen de kosten voor luchtbehandeling per kleinere kamer worden gereduceerd. Ook de kamer 4 van de ruimte 2 kan op zichzelf 1012469 - 5 - door middel van een of meer (systeem)wanden in kleinere kamers zijn verdeeld, waarbij althans de luchtbehandelingseenheid 10 en de luchtverplaatsingseenheid 11 in één of in verschillende van deze kleinere kamers kunnen zijn ondergebracht.

1012469

Claims (9)

1. Luchtbehandelingsinrichting voor een te behandelen ruimte (2) , welke ruimte (2) is begrensd door een vloer, muren (7) en een plafond (6), waarbij de ruimte (2) in een eerste (3) en een tweede kamer (4) is gescheiden door een systeemplafond (5) , 5 waarbij de eerste kamer (3) is begrensd door de vloer, de muren (7) en het systeemplafond (5) en de tweede kamer (4) door het systeemplafond (5), de muren (7) en het plafond (6), waarbij de luchtbehandelingsinrichting (1) omvat: tenminste een inlaat (8) met een invoeropening (9) voor 10 het invoeren van lucht vanuit de eerste kamer (3), waarbij de invoeropening (9) in hoofdzaak in het vlak van het systeemplafond (5) is geplaatst, een luchtbehandelingseenheid (10) voor het behandelen van de ingevoerde lucht, 15. tenminste een uitlaat (12) met een uitvoeropening (13) voor het uitvoeren van behandelde lucht naar de eerste kamer (3), waarbij de uitvoeropening (13) in hoofdzaak in het vlak van het systeemplafond (5) is geplaatst, en een luchtverplaatsingseenheid (11) voor het verplaatsen 2 0 van de lucht van de inlaat (8) via de luchtbehandelings- eenheid (10) naar de uitlaat (12), waarbij de luchtbehandelingseenheid (10) en de luchtverplaatsingseenheid (11) door middel van kanalen (14) onderling en met de tenminste ene inlaat (8) of de tenminste ene uitlaat (12) 25 zijn verbonden, en waarbij de luchtbehandelingsinrichting (1) is ingericht om in zijn geheel boven het systeemplafond (5) in de tweede kamer (4) te worden opgenomen.

2. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk, dat de luchtbehandelingseenheid (10) bovenstrooms ten opzichte van de luchtverplaatsingseenheid (11) is opgesteld.

3. Luchtbehandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtbehandelingseenheid 35 (10) ten minste een filter omvat. 1012469 te . -Ί Α. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door een sensor (15) bij de luchtbehandelingseenheid (10) voor het registreren wanneer het ten minste ene filter verzadigd is. 5

5. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sensor (15) een drukverschil sensor is die de drukval over het ten minste ene filter meet.

6. Luchtbehandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtbehandelingseenheid (10) een luchtionisatie-eenheid omvat.

7. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 6, met het 15 kenmerk, dat de luchtionisatie-eenheid zodanig is geschakeld, dat deze slechts dan inschakelt wanneer de luchtverplaatsings-eenheid (11) actief is.

8. Luchtbehandelingsinrichting volgens een van de voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat de luchtbehandelingseenheid een airconditioning omvat.

9. Ruimte voorzien van een luchtbehandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies. 25

10. Systeemplafond voorzien van een luchtbehandelingsinrichting volgens een van de conclusies 1-8. 1 0 1 24 6 9