NL1011201C2 - Rollatorreminrichting. - Google Patents

Description

- 1 -

Rollatorreminrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een praktisch te gebruiken rollatorreminrichting, en meer in 5 het bijzonder op een inrichting voor het verkrijgen van rembeweging of waardoor het duwen of trekken van een stuurgreep van de rem, om geleidelijke en stabiele werking door gebruik van een staaf toe te staan, en om tijdelijk de duwbeweging om te remmen te stoppen zodat de rollatorge-10 bruiker niet vast dient te houden om te remmen.

Een stuurgreep voor het remmen wordt in het algemeen voorzien van een hendel van een praktisch te gebruiken rollator voor.ouderen of die die loopproblemen hebben teneinde deze te helpen om de beweging van de 15 rollator te regelen, en mede in rekening nemende dat de gebruiker tevens problemen kan hebben met de beweging van zijn of haar handen. De rem is zo ontworpen dat deze verbonden is met een reminrichting ofwel door het duwen of trekken van de remgreep om veilig en gemakkelijk gebruik 2 0 van een rollator te garanderen. Om te voldoen aan de vereisten zoals boven beschreven, zijn verscheidene remgre-pen op de markt. Zoals getoond in figuur 7 voldoet een stand der techniek aan het ontwerp van een verbindingsrem-inrichting die geactiveerd wordt door ofwel duwen ofwel 25 trekken van de greep. Echter indien een gebruiker wil dat zijn of haar rollator^ blij ft remmen, dient hij of zij de greep te blijven duwen of trekken. Zoals weergegeven in figuur 8, is een verbeterd ontwerp door deze uitvinder om het nadeel van de stahel der techniek te corrigeren in 30 hoofdzaak voorzien van een mobiele combinatie van een basis 8 en een greep 9, waarin een opneemkamer 81 gevormd is binnen de basis 8, een monteergat 82 voor een remdraad 7 voorzien is aan een einde van de basis 8 om te penetreren in de kamer 81, terwijl een noksleuf 84 en een beperkings- 'i n x ~ « * 'KJ 1 ; - 2 - sleuf 83 geïntegreerd zijn in de kamer 81 en een nokrand 85 gevormd wordt aan de bodem van de kamer 81; waarbij een flens 91 met een beperkingsneus 92 gevormd is bij het onderdeel van de greep 9, een penetratiegat 93 om de 5 remdraad 7 te ontvangen en bevestigen voorzien is boven op de flens 91, en een kruk 94 voorzien is aan het bovenste deel van zijn voet; wanneer de voet van de greep 9 geplaatst is in de kamer 81 en de greep 9 naar boven geduwd wordt, zinkt een kruk 94 van de greep 9 en houdt vast tegen 10 de noksleuf 84 die dan gebruikt wordt als een steun om te draaien om toe te staan dat de flens 91 onder een verplaatsing de remdraad 7 trekt. Bovendien, indien de greep 9 omlaag geduwd wordt, houdt zijn bodem vast tegen de nokrand 85 van de basis 8, en wordt de rand 85 gebruikt als de 15 steun voor het tegen de klok in draaien om toe te staan dat de remdraad 7 getrokken wordt door de flens 91, en tenslotte wordt de greep 9 stabiel in zijn remtoestand gehouden. Wanneer eenmaal de greep 9 een weinig teruggetrokken wordt om los te raken van de beperkingsneus 92 van de beperkings-20 sleuf 83 wordt de remtoestand opgeheven.

Echter hoewel het verbeterde ontwerp van de reminrichting in de vorm van een tweedelige mobiele combinatie van de greep 9 en de basis 8 de voordelen verschaft van het vereenvoudigen van het aantal vereiste elementen, 25 kan de remdraad 7 ontsnappen uit zijn relatief gepositioneerde positie wanneer buitensporige kracht aangebracht wordt om de greep te trekken of duwen. In dat geval, is herpositionering vereist hetgeen ongemak veroorzaakt.

Het hoofddoel van de onderhavige uitvinding is het 30 verschaffen van een rollatorreminrichting met een greep die wanneer geduwd of getrokken om een remming te verkrijgen door gebruik van een verbindingsmechanisme bij een vast scharnier, en wanneer de greep omlaag geduwd wordt, deze in rust blijft om tijdelijk in remtoestand te blijven terwijl 3 5 een gebruiker van de rollator niet voortdurend de greep dient te duwen alvorens hij of zij het remmen wil opheffen. De onderhavige uitvinding is in hoofdzaak opgebouwd uit 1 0 1 'i 2 ü i - 3 - drie elementen van een basis, een staaf en een greep, waarin de basis bevestigd is aan de hendel van de rollator en daarbinnen een opneemruimte vormt, een cirkelvormige sleuf en een groot gat voorzien is in het bovenste deel van 5 de opneemruimte, een positioneeruitsteeksel gevormd is bij de middensectie van de binnenwand van de ruimte, en een nokwand gevormd wordt bij de bodem van de ruimte, waarbij het dooseinde van de staaf opgenomen is in de cirkelvormige sleuf en scharnierend bevestigd is met een bout terwijl het 10 andere einde van de staaf voorzien is van een boring-sleuf om penetratie van een remdraad toe te staan. Verder is de staaf geplaatst tussen de greep bij zijn voet en scharnierend bevestigd bij zijn middensectie met het uitsteekeinde aan de bovenzijde van de voet van de greep vasthoudende 15 tegen het scharnieren van de staaf, waarbij twee neuzen gevormd zijn bij de middensectie van de voet, en een vasthoudtong gevormd is bij één zijde van het onderste einde van de voet, zodat wanneer de greep omlaag geduwd wordt, de greep met de tong vasthoudt tegen de nokwand en 20 een schuifsteun wordt terwijl de remdraad getrokken wordt door de vorige spanning zwenking van de staaf die getrokken wordt door de scharnier bij zijn middensectie, en de greep volledig omlaag geduwd wordt om vast te houden tegen de staaf om een juiste hoek te vormen opdat de neuzen uitslui-25 tend vasthouden en stoppen bij het positioneeruitsteeksel. In de praktijk, wordt de greep omhoog getrokken om net toe te staan dat het uitsteekeinde bij de bovenzijde vasthoudt tegen de scharnier van de staaf, en een tweepuntsbeperking vormt door twee scharnieren geplaatst in de middensecties 30 van zowel de scharnier aan de staaf als de greep, verder om aldus de staaf te zwenken met zijn scharnierbout tegelijkertijd met het trekken van de greep om de remgaten te trekken, waarbij de remdraad tevens getrokken kan worden wanneer de greep omlaag geduwd wordt om vast te houden 35 tegen de nokwand met zijn tong als een schuifsteun, en toestaat verder te zwaaien door middel van die twee scharnieren, en indien de greep omlaag geduwd wordt om een 1011201 - 4 - juiste hoek met de staaf te vormen zodat het uitsteeksel-einde net stopt bij het positioneeruitsteeksel om tijdelijk te voorkomen dat de greep teruggetrokken wordt zodat de gebruiker haar of zijn hand kan loslaten terwijl de rolla- 5 tor in remtoestand blijft.

Figuur 1 is een schematisch aanzicht van de structuur van de onderhavige uitvinding; figuur 2 . is een schematisch aanzicht van de onderhavige uitvinding in zijn oorspronkelijke combinatie; 10 figuren 3 tot en met 6 zijn aanzichten van een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding in bedrijf; figuur 7 is een aanzicht van de structuur en werking van een stand der techniek, en 15 figuur 8 is een aanzicht van de structuur en werking van het eerdere model volgens de onderhavige uitvinding.

Verwijzende naar figuur 1 tonende de structuur van een remgreep volgens de onderhavige uitvinding in hoofdzaak 20 opgebouwd uit een basis 1, een staaf 2 en een greep 3, waarin de basis 1 een lus aan zijn bovenzijde vormt, en aan zijn achtereinde teruggesprongen is om een opneemruimte 12 te vormen terwijl onder zijn vooreinde een blok 4 ingevoerd is en gepenetreerd wordt met een remdraad 5 met een binnen- 25 kabel 51 van de remdraad 5 komende in de ruimte 12, een cirkelvormige sleuf 13 voorzien is bij het vooreinde op de bovenzijde van de ruimte 12 met een extern lateraal pene-tratiegat 14 als een scharnier voor een bout 15, waarbij een positioneeruitsteeksel 16 integraal gevormd is bij de 3 0 middensectie van de binnenwand van de ruimte 12, en een nokwand 17 met juiste dikte voorzien is aan de bodem van de ruimte 12.

Bij het dooseinde van de staaf 2 wordt een cirkel-vormig scharnier 21 gevormd met zijn centrum en één zijde 35 respectievelijk voorzien van een scharniergat 211 en een sleuf 212, een speldegat 22 en een overeenkomstige sleuf 23 1 O Γ; * I U t l L· C e - 5 - respectievelijk gevormd in de middensectie en het onderste einde van de verbindingsstaaf 2.

Een goot 31 met zijn breedte corresponderende met die van de verbindingsstaaf 2 is gevormd aan de voet van de 5 greep 3 en beveiligd door een paar neuzen 32, waarbij elk van de neuzen 32 een scharniergat 33 heeft om een schar-nierpen 33 te ontvangen, en waarbij een uitsteekseleinde 35 zich uitstrekt van het boveneinde en een noktong 36 voorzien is aan het onderste einde van de greep 3.

10 De goot 31 wordt gebruikt opdat de greep 3 past in de verbindingsstaaf 2 die verbonden is met een scharnierpen 34 die penetreert door het relatieve scharniergat 33 en het speldegat 22. Aldus kunnen zowel de greep 3 als de verbindingsstaaf 2 gescharnierd worden onder het toestaan dat het 15 uitsteekseleinde 35 bij het boveneinde van de greep 3 gepenetreerd wordt om vast te houden ten opzichte van de sleuf 212 van de scharnier 21 van de verbindingsstaaf 2. De basis 1 is bevestigd op een hendel 6 met een lus 11. En de scharnier 21 van de verbindingsstaaf 2 is geplaatst in de 20 cirkelvormige sleuf 13 van de ruimte 12, terwijl de lus 11 tevens bevestigd is door middel van de bout 15 gaande door het doorgaande gat 14 en het scharniergat 211 bij de scharnier 21, zodat de scharnier 21 gebruikt wordt als een steun voor het zwaaien van de verbindingsstaaf 2. De 25 binnenkabel 51 van de remleiding 5 gaande door de ruimte 12 is bevestigd door de overeenkomstige sleuf 23 bij het onderste einde van de verbindingsstaaf 2. Alvorens de greep 3 getrokken of geduwd wordt, is de oorspronkelijke combina-tietoestand zoals getoond in figuur 2, waarin de noktong 36 3 0 bij het onderste einde van de greep 3 gebruikt wordt om vast te houden tegen de nokwand 17 van de basis 1 om een statische toestand te bereiken.

Verder, wanneer de greep 3 eenmaal naar boven getrokken is zoals getoond in figuur 3, houdt het uitsteek-35 seleinde 35 vast tegen de sleuf 212 van de scharnier 21 van de zwaaiverbindingsstaaf 2. Daar de greep 3 gescharnierd is aan de middensectie van de zwaaiverbindingsstaaf 2, wordt 1011201 - 6 - de zwaaiverbindingsstaaf 2 aangedreven door de greep 3 om te zwaaien samen met de rotatie door de bout 15 in de scharnier 21, en aldus wordt de kabel 51 van de remleiding 5 getrokken door het onderste einde van de zwaaiverbin-5 dingsstaaf 2 om regeling van de remtoestand te verkrijgen.

Zoals getoond in figuren 4 en 5, houdt, wanneer de greep 3 omlaag geduwd wordt, de noktong 36 van de greep 3 vast tegen de nokwand 17 van de basis 1 om een schuifsteun te vormen. Wanneer de verbindingsstaaf 2 zwaait zoals 10 aangedreven door het scharnierpunt bij de middensectie, ondergaat aldus de voet van de greep 3 een laterale beweging en wordt de kabel van de remdraad 5 getrokken door de staaf 2 om remming te bereiken. Bovendien, wanneer de greep 3 continu omlaag geduwd wordt zodat het onderste einde van 15 de verbindingsstaaf 2 vasthoudt tegen het binneneinde van de goot 3 om onder een juiste hoek in positie te komen, en de neuzen 32 bewegen naar het buiteneinde van het positio-neeruitsteeksel 16, vervolgens vrijgelaten zoals weergegeven in figuur 6, houden de neuzen 32 van de voet van de 2 0 greep 3 vast tegen het positioneeruitsteeksel 16 van de basis 1 en blijven voorlopig in die toestand. De kabel 51 van de remdraad 5 wordt in remtoestand getrokken, zodat de gebruiker kan gaan zitten door het vasthouden van de rollator of iets anders kan doen zonder de greep 3 te 25 duwen.

t s. i O Π 1 0 i ί ^ ^ 3

Claims (1)

1. Rollatorreminrichting waarvan de hendel voorzien is van een basis, een staaf en een greep, waarin de basis, een lus bevestigd aan de hendel van de rollator 5 voorzien is aan dé bovenzijde, een ruimte waarvan het bovendeel de staaf opneemt gevormd is in het achtereinde, en een nokwand voorzien is aan de bodem, een blok voor een remdraad dat daardoorheen gaat om te komen in de ruimte voorzien aan het vooreinde van de basis, een sleuf aan het 10 ondereinde van de staaf gevormd om de verbinding met de remdraad toe te staan, en de staaf bij zijn middensectie scharnierend bevestigd is aan de voet van de basis, met het kenmerk, dat het boveneinde van de staaf een cirkelvormig scharnier vormt op te nemen in een cirkelvormige sleuf in 15 het bovendeel van de ruimte in de basis, een positioneer-uitsteeksel geïntegreerd is bij de middensectie van de binnenwand van de ruimte, een sleuf voorzien is op één zijde van de omtrek van het scharnier aan de staaf, en een goot, waarin de staaf gescharnierd is, in de breedte ten 20 opzichte van die van de staaf gevormd is bij de voet van de greep, een neus respectievelijk gevormd is op beide zijden van de middensectie, een noktong zich uitstrekt van het ondereinde en een uitsteekseleinde net rakende en houdende tegen de sleuf van de scharnier van de staaf voorzien is 25 aan het boveneinde van de voet van de greep, zodat wanneer de greep omlaag geduwd wordt naar het ondereinde van de staaf en vasthoudt tegen het binneneinde binnen de goot van de greep onder een juiste hoek, en wanneer vrijgelaten, de neuzen bij de voet van de greep vasthouden tegen het 30 positioneeruitsteeksel~ en bevestigd zijn in de basis om tijdelijk te voorkomen dat de greep teruggetrokken wordt opdat de rollator in remtoestand blijft. 1011201