NL1011193C2 - Werkwijze voor het in het werk aanbrengen van een montagekozijn van hout of van een houtachtig materiaal, montagekozijn ten gebruike bij een dergelijke werkwijze en klemplaatje ten gebruike bij een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het in het werk aanbrengen van een montagekozijn van hout of van een houtachtig materiaal, montagekozijn ten gebruike bij een dergelijke werkwijze en klemplaatje ten gebruike bij een dergelijke werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in het werk aanbrengen van een montagekozijn van hout of van een houtachtig of soortgelijk materiaal, waarbij in een daarvoor geschikte opening in een wand van een bouwwerk 5 een montagekozijn bestaande uit geprofileerde stijlen en bovendorpel wordt opgesteld, van welk montagekozijn de stijlen en bovendorpel tenminste bestaan uit een min of meer balkvormig hoofddeel, dat met een hoofdvlak in de opening aanligt tegen de kopse zijde van de wand, welk 10 hoofddeel een zijvlak heeft, dat vrijwel haaks op het hoofdvlak staat en in gemonteerde toestand van het kozijn ongeveer in het vlak van het aangrenzende oppervlak van de wand ligt, en uit een dwars op het hoofddeel aan de zijde tegenovergesteld aan die. van het haakse zijvlak daarvan 15 buitenwaarts stekende flens, die aan de zijde van het hoofdvlak aanligt tegen het tegenovergestelde oppervlak van de wand, welk montagekozijn, na opgesteld te zijn aan de wand wordt bevestigd, waarna een afdeklijst op het kozijn wordt aangebracht aan de zijde van het zijvlak en 20 aangrenzende opervlak van de wand, welke afdeklijst steekt tot over dat oppervlak.

Een dergelijke werkwijze is bekend, bijvoorbeeld uit de "Montage-Einbau-Anleitung", die wordt geleverd bij montagekozijnen van de firma Tempelmann.

25 Bij de bekende werkwijze wordt het montagekozijn in de opening in de wand opgesteld en daarin met behulp van houten klossen ingeklemd gehouden. Met behulp van in het kozijn tussen de stijlen in te klemmen houten afstandhouders wordt het kozijn gesteld. Het vast 30 bevestigen aan de wand geschiedt door de ruimte tussen de 2 kopse zijde van de wand en de buitenzijde van stijlen en bovendorpel te vullen met lijm (kit) of schuim. In beide gevallen dienen de aftsandhouders op hun plaats te blijven, totdat het hechtmiddel geheel is uitgehard en gedroogd. In 5 het bijzonder bij volschuimen van de desbetreffende ruimten bestaat anders het gevaar dat de stijlen van het kozijn binnenwaarts worden gedrukt. Een dergelijke werkwijze is onhandig, omdat men door de aanwezigheid van de afstandhouders wordt belemmerd. Het is niet mogelijk om 10 van de ene zijde van de opening naar de andere door het opgestelde kozijn te gaan.

Bij houten montagekozijnen van het fabrikaat Dekker of Agterhof is voor het bevestigen van het kozijn geen kit of schuim vereist, maar worden tenminste de stijlen op de 15 kopse zijde van de wand geschroefd. Afstandhouders zijn bij een dergelijke werkwijze niet nodig. Het resultaat is evenwel minder fraai, omdat de gebruikte (vrij grote) schroeven in het voltooide kozijn in het zicht blijven.

De uitvinding beoogt nu een werkwijze te 20 verschaffen, met behulp waarvan een montagekozijn van hout of houtachtig of soortgelijk materiaal (bijvoorbeeld vezelplaat, zoals MDF-plaat) snel en doelmatig kan worden aangebracht en op de vereiste wijze gesteld en bevestigd, zonder dat afstandhouders nodig zijn en zonder dat 25 eventuele bevestigingsschroeven in het zicht blijven. De uitvinding beoogt voorts een montagekozijn ten gebruike bij een dergelijke werkwijze te verschaffen. Tevens beoogt de uitvinding een hulpstuk ten gebruike bij een dergelijke werkwijze te verschaffen.

30 Het gestelde doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een werkwijze, waarbij het bevestigen van het kozijn aan de wand geschiedt door op een aantal plaatsen op tenminste iedere stijl een metalen klemplaatje vast te bevestigen op het haakse zijvlak, welk klemplaatje bestaat 35 uit een vlak deel en een vrijwel langs een rand van het vlakke deel verlopende, haaks op dat vlakke deel staande 1011193 3 flens, rug of ribbe, waarbij ieder klemplaatje zodanig wordt bevestigd, dat het plaatje steekt tot over het oppervlak van de wand en de flens, rug of ribbe zich bevindt aan de zijde van het plaatje dat zich boven de wand 5 bevindt en steekt in de richting van de wand.

Doordat volgens de uitvinding op een aantal plaatsen op het haakse zijvlak van tenminste de stijlen een metalen klemplaatje wordt bevestigd, welk plaatje uitsteekt tot over het oppervlak van de wand bij de opening, waarin het 10 kozijn is opgesteld, en een flens of rug heeft die langs de rand boven dat oppervlak is gericht in de richting van het oppervlak, wordt de wand ingeklemd gehouden tussen de buitenwaarts stekende flens van de stijlen of bovendorpel en de metalen plaatjes. Volgens de uitvinding worden op 15 iedere stijl van een kozijn bij voorkeur tenminste drie klemplaatjes bevestigd. Bij plafondhoge kozijnen kan het aanbeveling verdienen per stijl vier klemplaatjes toe te passen. Als regel zal het niet nodig zijn op een bovendorpel van een kozijn voor een enkele deur een 20 klemplaatje te bevestigen. Bij een breed kozijn voor bijvoorbeeld een dubbele deur, kan het gewenst zijn ook op de bovendorpel één of meer klemplaatjes te bevestigen.

Bij voorkeur wordt ieder klemplaatje volgens de uitvinding bevestigd door middel van één of meer schroeven 25 die in het haakse zijvlak van het hoofddeel van stijl of bovendorpel wordt of worden geschroefd.

Dank zij toepassing volgens de uitvinding van metalen klemplaatjes voor het vast bevestigen van het montagekozijn op de wand, kan voorts een zekere tolerantie 30 voor de wanddikte worden geboden. Het haakse zijvlak van het hoofddeel van stijl of bovendorpel behoeft niet precies in het vlak van het aangrenzende oppervlak van de wand te liggen, doch kan tot enkele millimeters uit dat vlak liggen. Door de klemplaatjes wordt toch een goede 35 inklemming gewaarborgd, terwijl met de nadien nog aan te brengen afdeklijst iedere oneffenheid wordt afgedekt. Door 10111 S3 4 het vastzetten van de klemplaatjes wordt voorts het kozijn ten opzichte van de wand gefixeerd. Alvorens de klemplaatjes definitief te bevestigen dient het kozijn gesteld, zodat het na het bevestigen (bijvoorbeeld 5 aanschroeven) van de klemplaatjes nauwkeurig op de juiste plaats blijft. Het zal duidelijk zijn dat het aldus stellen in het bijzonder bij vast te schroeven klemplaatjes gemakkelijk en snel kan geschieden.

Bij een geschikte uitvoeringsvorm van de werkwijze 10 volgens de uitvinding wordt een afdeklijst toegepast, die bestaat uit een vlak deel en aan weerszijden in lengterichting daarvan haaks op dat deel gerichte flenzen van onderling ongelijke hoogte, welke flenzen een goot daartussen bepalen, waarbij de flens met de grootste hoogte 15 wordt gebracht in een daartoe in het haakse zijvlak van stijl of bovendorpel voorziene groef en de flens met de geringste hoogte rust tegen het oppervlak van de wand, waarbij de goot plaats biedt aan de klemplaatjes. Met een dergelijke afdeklijst is het in het bijzonder gemakkelijk 20 tolerantie voor wanddikte te bieden.

Een montagekozijn volgens de uitvinding, ten gebruike bij de werkwijze volgens de uitvinding, is van hout of van houtachtig of soortgelijk materiaal en omvat geprofileerde stijlen en bovendorpel waarbij de stijlen en 25 bovendorpel tenminste bestaan uit een min of meer balkvormig hoofddeel met een hoofdvlak geschikt om aan te liggen tegen de kopse zijde van een wand, waarin het kozijn dient gemonteerd, welk hoofddeel een zijvlak heeft, dat vrijwel haaks op het hoofdvlak staat en uit een dwars op 30 het hoofddeel aan de zijde tegenovergesteld aan die van het haakse zijvlak daarvan buitenwaarts stekende flens, die aan de zijde van het hoofdvlak een vlak heeft, ingericht om in gemonteerde toestand aan te liggen tegen een oppervlak van de wand. Bij voorkeur is bij het montagekozijn volgens de 35 uitvinding in het haakse zijvlak van stijl en/of tnui: 0.0 5 bovendorpel een groef in lengterichting voorzien voor opname van een flens van een afdeklijst.

Een klemplaatje van metaal volgens de uitvinding, ten gebruike bij de werkwijze volgens de uitvinding, omvat 5 een vlak, min of meer rechthoekig deel en een vrijwel langs de rand van dat vlakke deel verlopende, haaks op dat deel staande flens, rug of ribbe.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 10 Figuur 1 een doorsnede weergeeft door een stijl van een montagekozijn ten gebruike bij de werkwijze volgens de uitvinding met een deel van de wand, waartegen het montagekozijn is geplaatst;

Figuur 2 een soortgelijke doorsnede weergeeft, doch 15 op de plaats, waar volgens de uitvinding een klemplaatje is aangebracht;

Figuur 3 de doorsnede volgens figuur 2 weergeeft met aangebrachte afdeklijst, en

Figuur 4 een bovenaanzicht weergeeft van een 20 uitvoeringsvorm van het klemplaatje ten gebruike bij de werkwijze volgens de uitvinding.

In figuur 1 is een dwarsdoorsnede weergegeven door een stijl van een montagekozijn, dat bij de werkwijze volgens de uitvinding kan worden gebruikt, en door een deel 25 van een wand, in een opening waarvan het kozijn moet worden gemonteerd. Het montagekozijn volgens de uitvinding is van hout of een houtachtig of soortgelijk materiaal, bijvoorbeeld MDF-plaat. De stijl omvat een in wezen balkvormig hoofddeel 1, dat met een hoofdvlak 2 aanligt 30 tegen de kopse zijde 3 van de wand 4. Een zijvlak 5 van het hoofddeel 1 staat in hoofdzaak haaks op het hoofdvlak 2.

Het zijvlak 5 ligt ongeveer in het vlak van het aangrenzende oppervlak 6 van de wand 4. Enige tolerantie (bijvoorbeeld van enkele millimeters) is toegestaan, zoals 35 hierna nog zal worden toegelicht.

101H93 6

Aan de zijde tegenover het zijvlak 5 van het hoofddeel 1 is een buitenwaarts in de richting van de wand 4 stekende flens 7 voorzien, die aan de zijde van het hoofdvlak 2 met een vlak 8 aanligt tegen het aan het 5 oppervlak 6 van de wand 4 tegenovergestelde oppervlak 9 van de wand 4. Het zijvlak 10 van hoofddeel 1 en flens 7 is in hoofdzaak evenwijdig aan het zijvlak 5 van het hoofddeel 1.

In het hoofddeel 1 is, zoals bij kozijnen gebruikelijk, een haakse uitsparing 11 voorzien, die plaats 10 biedt aan de rand van een in het kozijn te hangen deur.

In het hoofddeel 1 is in het zijvlak 5 een groef 12 voorzien voor het opnemen van een flens van een afdeklijst, zoals hierna nog zal worden toegelicht.

In figuur 2 is eenzelfde doorsnede als van figuur 1 15 weergegeven, echter van een gedeelte, waar op de stijl een metalen klemplaatje 13 is bevestigd. Het klemplaatje 13 is een langwerpig vlak plaatje, dat langs een rand, bijvoorbeeld aan een lange zijde, is voorzien van een haaks op het plaatje gerichte flens of ribbe 14. Zoals 20 weergegeven is het plaatje door middel van een schroef of schroeven 15 vast bevestigd op het zijvlak 5 van het hoofddeel 1, zodanig dat de flens of ribbe 14 is gericht naar het oppervlak 6 van de wand 4. Aldus wordt volgens de uitvinding de wand 4 ingeklemd gehouden tussen het plaatje 25 13 en de flens 7 van de stijl van het montagekozijn. Het zal duidelijk zijn dat de stijlen van het kozijn en dus het kozijn zelf, nauwkeurig op de gewenste plaats kunnen en dienen te worden gehouden, alvorens het plaatje 13 (en de andere plaatjes op de stijlen en desgewenst de bovendorpel) 30 door aandraaien van de schroef of schroeven 15 vastgezet wordt.

Figuur 3 geeft een doorsnede door stijl en wand weer op dezelfde plaats als de doorsnede van figuur 2, maar nu met een geplaatste afdeklijst. De afdeklijst 16 omvat een 35 vlak deel 17 met aan weerszijden in lengterichting daarvan haaks op het vlakke deel 17 gerichte flenzen 18 en 19. De i 1011193 7 flenzen 18 en 19 hebben onderling verschillende hoogte ten opzichte van het oppervlak van het vlakke deel 17. De flens 18 heeft de grootste hoogte. Zoals weergegeven steekt flens 18 in de groef 12 in het hoofddeel 1 van de stijl. De flens 5 19 bevindt zich aan die zijde van het vlakke deel 17, die zich uitstrekt tot boven het oppervlak 16 van de wand 4 en is gericht in de richting van de wand 4. De flens 18 is zover in de groef 12 gebracht dat de voorzijde van de flens 19 precies aanligt tegen het oppervlak 6 van de wand 4, 10 terwijl het vlakke deel 17 van de afdeklijst 16 evenwijdig verloopt aan het zijvlak 5 van het hoofddeel 1 van de stijl en het oppervlak 6 van de wand 4.

Zoals te zien valt bepalen de flenzen 18 en 19 van de afdeklijst 16 een goot 20 daartussen, welke goot 20 bij 15 aangebrachte lijst 16 ruimte biedt aan de metalen klemplaatjes 13 en deze aan het zicht onttrekt. Het zal ook duidelijk zijn dat, doordat de flens 19 precies aanligt tegen het oppervlak 6 van de wand 4, de plaats waar de wand 4 met het oppervlak 6 grenst aan deel 1 met zijvlak 5 van 20 de stijl, ook aan het oog wordt onttrokken. Daardoor behoeven zijvlak 5 en oppervlak 6 niet in één vlak te liggen en is enige tolerantie mogelijk.

In figuur 4 is een bovenaanzicht van een metalen klemplaatje volgens de uitvinding weergegeven. Het plaatje 25 13, dat in dwarsdoorsnede reeds in de figuren 2 en 3 is afgebeeld, is langwerpig. Het bestaat bijvoorbeeld uit Sendzimir verzinkt plaatstaal van 2,5 mm. De flens of ribbe 14 verloopt langs een lange zijde van het plaatje 13. In het plaatje zijn in een deel op afstand van de ribbe 14 30 schroefgaten 21 voorzien voor het opnemen van de schroeven 15, waarmede het plaatje 13 kan worden vastgezet. Door het plaatje 13 op de wijze als aangegeven in de figuren 2-4 vast te schroeven wordt een lijnbelasting op de ribbe 14 verkregen en wordt een goede aandrukking op het oppervlak 6 35 van de wand 4 bewerkt.

· i r- o * ' -*).. *

Claims (7)

1. Werkwijze voor het in het werk aanbrengen van een montagekozijn van hout of van een houtachtig of soortgelijk materiaal, waarbij in een daarvoor geschikte opening in een wand van een bouwwerk een montagekozijn bestaande uit 5 geprofileerde stijlen en bovendorpel wordt opgesteld, van welk montagekozijn de stijlen en bovendorpel tenminste bestaan uit een min of meer balkvormig hoofddeel, dat met een hoofdvlak in de opening aanligt tegen de kopse zijde van de wand, welk hoofddeel een zijvlak heeft, dat vrijwel 10 haaks op het hoofdvlak staat en in gemonteerde toestand van het kozijn ongeveer in het vlak van het aangrenzende oppervlak van de wand ligt, en uit een dwars op het hoofddeel aan de zijde tegenovergesteld aan die van het haakse zijvlak daarvan buitenwaarts stekende flens, die aan 15 de zijde van het hoofdvlak aanligt tegen het tegenovergestelde oppervlak van de wand, welk montagekozijn, na opgesteld te zijn aan de wand wordt bevestigd, waarna een afdeklijst op het kozijn wordt aangebracht aan de zijde van het zijvlak en aangrenzende 20 opervlak van de wand, welke afdeklijst steekt tot over dat oppervlak, met het kenmerk dat het bevestigen van het kozijn aan de wand geschiedt door op een aantal plaatsen op tenminste iedere stijl een metalen klemplaatje vast te bevestigen op het haakse zijvlak, welk klemplaatje bestaat 25 uit een vlak deel en een vrijwel langs een rand van het vlakke deel verlopende, haaks op dat vlakke deel staande flens, rug of ribbe, waarbij ieder klemplaatje zodanig wordt bevestigd, dat het plaatje steekt tot over het oppervlak van de wand en de flens, rug of ribbe zich 30 bevindt aan de zijde van het plaatje dat zich boven de wand bevindt en steekt in de richting van de wand. 1011193

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat op iedere stijl tenminste drie klemplaatjes worden bevestigd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1-2, met het kenmerk dat ieder klemplaatje wordt bevestigd door middel van één of meer schroeven, die in het hoofddeel wordt of worden geschroefd.

4. Werkwijze volgens conclusie 1-3, met het kenmerk dat een afdeklijst wordt toegepast, die bestaat uit een vlak deel en aan weerszijden in lengterichting daarvan haaks op dat deel gerichte flenzen van onderling ongelijke hoogte, welke flenzen een goot daartussen bepalen, waarbij 15 de flens met de grootste hoogte wordt gebracht in een daartoe in het haakse zijvlak van stijl of bovendorpel voorziene groef en de flens met de geringste hoogte rust tegen het oppervlak van de wand, waarbij de goot plaats biedt aan de klemplaatjes. 20

5. Montagekozijn van hout of van houtachtig of soortgelijk materiaal, ten gebruike bij de werkwijze volgens één der conclusies 1-4, gekenmerkt door geprofileerde stijlen en bovendorpel waarbij de stijlen en 25 bovendorpel tenminste bestaan uit een min of meer balkvormig hoofddeel met een hoofdvlak geschikt om aan te liggen tegen de kopse zijde van een wand, waarin het kozijn dient gemonteerd, welk hoofddeel een zijvlak heeft, dat vrijwel haaks op het hoofdvlak staat en uit een dwars op 30 het hoofddeel aan de zijde tegenovergesteld aan die van het haakse zijvlak daarvan buitenwaarts stekende flens, die aan de zijde van het hoofdvlak een vlak heeft, ingericht om in gemonteerde toestand aan te liggen tegen een oppervlak van de wand. 35

10. H 9 3

6. Montagekozijn volgens conclusie 5, met het kenmerk dat in het haakse zijvlak van stijl en/of bovendorpel een groef in lengterichting is voorzien voor opname van een flens van een afdeklijst. 5

7. Klemplaatje van metaal ten gebruike bij de werkwijze volgens één der conclusies 1-4, gekenmerkt door een vlak, min of meer rechthoekig deel en een vrijwel langs de rand van dat vlakke deel verlopende, haaks op dat deel staande 10 flens, rug of ribbe. ' - ^ ; } ; ! ·;