NL1010885C2 - Inrichting voor het afschermen van het vrije uiteinde van een injectienaald. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het afschermen van het vrije uiteinde van een injectienaald.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het, in het bijzonder na gebruik, afschermen van het vrije uiteinde van een, aan een injectiespuit bevestigde injectienaald, welke afscherminrichting is voorzien van een afschermdeeljlat de injectienaald althans gedeeltelijk kan 5 omgeven en dat met behulp van, met de injectiespuit verbonden stuurmiddelen in de lengterichting van de injectienaald verschuifbaar is, waarbij de stuurmiddelen door een scharnierende verbinding vouwbaar zijn tussen een stand waarbij de samenstellende delen van de stuurmiddelen een hoek met elkaar insluiten en een in hoofdzaak gestrekte stand, waarbij 10 de stuurmiddelen worden gevormd door een met de injectiespuit scharnierbaar verbonden eerste verbindingselement en een met dit verbindingselement scharnierbaar verbonden tweede verbindingselement, aan het uiteinde waarvan zich het afschermdeel bevindt, waarbij ten minste één van de verbindingselementen, bij voorkeur het tweede, relatief star is.

15 Het doel van een dergelijke afscherming van de vrije punt van een injectienaald na gebruik is de kans op verwonding en besmetting van degene die de injectie toedient of van derden die daarna, veelal per ongeluk, met de injectienaald in contact komen tot een minimum te beperken.

Daarbij dienen de stuurmiddelen zodanig te worden uitgevoerd, dat het 2 0 afschermen door een eenvoudige handeling mogelijk wordt gemaakt. Alhoewel diverse voorstellen zijn gedaan voor een dergelijke naaldpuntafscherming, zijn de daarbij gebruikte stuurmiddelen nog altijd te gecompliceerd gebleken en liggen de vervaardigingskosten daarvan nog altijd te hoog.

2 5 Een inrichting als in de aanhef omschreven is bijvoorbeeld bekend uit US-A-5,700,249. In de beide .verbindingselementen daarin wordt tijdens het omhoog bewegen van de verbindingselementen geen energie opgebouwd, 10 1 0 885 2 zodat de verbindingselementen niet uit zichzelf omlaag bewegen. Aan het uiteinde van het tweede verbindingselement is scharnierbaar een gecompliceerd afschermdeel aanwezig, dat, na een voldoende ver omhoog brengen van de verbindingselementen, door een kantelbeweging de 5 naaldpunt afschermt.

Het doel van de uitvinding is een inrichting voor het afschermen van het vrije uiteinde van een injectienaald, als in de aanhef is omschreven, te verschaffen, waarbij de stuurmiddelen uiterst eenvoudig zijn uitgevoerd, gemakkelijk zijn te bedienen en goedkoop te vervaardigen, terwijl de 10 betrouwbaarheid van de afscherming daarbij gewaarborgd blijft.

Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe de inrichting voor het, in het bijzonder na gebruik, afschermen van het vrije uiteinde van een, aan een injectiespuit bevestigde injectienaald het kenmerk, dat het afschermdeel wordt gevormd door het uiteinde van het tweede 15 verbindingselement zonder hiermee een scharnierende verbinding te vormen.

In het bijzonder bij injectienaalden die bestemd zijn voor eenmalig gebruik is het economisch gunstig wanneer de beide verbindingselementen tezamen met het afschermdeel zijn vervaardigd uit een kunststof en door 20 gieten daarvan uit één geheel zijn samengesteld. In het bijzonder is het daarbij gunstig wanneer voorts een bevestigingselement aanwezig is met behulp waarvan de stuurmiddelen scharnierbaar met de injectiespuit zijn verbonden, waarbij de stuurmiddelen en het bevestigingselement door gieten uit één geheel zijn vervaardigd.

25 Om te bereiken dat de verbindingselementen in de in hoofdzaak gestrekte stand de neiging zullen hebben naar de opgevouwen stand te bewegen, waardoor het afschermdeel tegen de naaldpunt blijft zitten, kan het eerste verbindingselement een gebogen vorm hebben en bovendien, wanneer de verbindingselementen in de in hoofdzaak gestrekte stand zijn 3 0 gebracht een voorspanning hebben. Ook is het mogelijk dat in deze in 10 1 o 885 3 hoofdzaak gestrekte stand in de scharnierende verbinding tussen de beide verbindingselementen een voorspanning is opgebouwd. Verder kan ook in de in hoofdzaak gestrekte stand in beide verbindingselementen een voorspanning zijn opgebouwd.

5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het afschermdeel zodanig gevormd, dat het over de punt van de injectienaald valt wanneer de stuurmiddelen in de in hoofdzaak gestrekte stand worden gebracht.

Wanneer de stuurmiddelen in de in hoofdzaak gestrekte stand zijn gebracht, kan de dan aanwezige voorspanning tussen de beide 10 verbindingselementen en/of de dan aanwezige voorspanning tussen de stuurmiddelen en het bevestigingsdeel en/of de dan aanwezige voorspanning in het eerste verbindingsdeel zodanig zijn, dat het afschermdeel een zodanige ten opzichte van de injectienaald zijdelingse verplaatsing ondergaat dat onder een gelijktijdige, door ten minste één van de genoemde 15 voorspanningen teweeggebrachte achterwaarts gerichte beweging van het eerste verbindingselement het afschermdeel over de punt van de injectienaald valt.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de 2 0 bijgaande tekening. Hierin toont:

Fig. IA, 1B een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding in de opgevouwen stand, respectievelijk de stand waarin de naaldpunt is afgeschermd;

Fig. 1C een zijaanzicht van het tweede verbindingselement; 2 5 Fig. 2A, 2B een tweede uitvoeringsvorm in de genoemde standen.

In de figuren zijn overeenkomstige delen door gelijke verwijzingscijfers aangegeven.

In fig. IA en 1B is een spuitkop 1 weergegeven met een daarin 3 0 vastgezette injectienaald 2. Op en over dit samenstel van kop 1 en naald 2 is 10 1 0 805 4 een afscherminrichting 3 volgens de uitvinding aangebracht. De afscherminrichting 3 is samengesteld uit een afschermdeel 4, stuurmiddelen 5 en, in de uitvoeringsvorm van fig. 2A, 2B, tevens een bevestigingselement 6. De stuurmiddelen 5 zijn opgebouwd uit een eerste verbindingselement 7 5 en een tweede verbindingselement 8.

In de in fig. IA, 1B weergegeven uitvoeringsvorm verloopt het eerste verbindingselement 7 enigszins gebogen en heeft in die gebogen stand een voorspanning. In deze uitvoeringsvorm is het afschermdeel 4 gevormd door het omgebogen einde van het verbindingselement 8 en is 10 daardoor ook gemakkelijker en goedkoper te vervaardigen. Het verbindingselement 8 is voorzien van een sleufvormige opening 9 (zie fig. 2C), waarmee dit element met ruime speling in de lengterichting over de naald 2 heen en weer kan worden geschoven. Door de spanning in het gebogen verbindingselement 7, zal, wanneer dit verbindingselement in de 15 tekening naar boven wordt geschoven, de naald 2 uiteindelijk uit de opening 9 schieten en het omgebogen afschermdeel 4 om de naaldpunt komen te liggen, waardoor dit afschermdeel ook niet meer omlaag kan worden getrokken. Als een extra beveiliging is daarbij boven de opening 9 een verdikking 10 op het verbindingselement 8 aangebracht. Deze verdikking 20 voorkomt een terug in de opening schieten van de naald wanneer de verbindingselementen daar tegenaan zouden worden gedrukt.

Deze uitvoeringsvorm maakt het mogelijk dat, wanneer over de gehele naald en spuitkop een hulsvormige afdekking of verpakking zou worden geschoven, de verbindingselementen in de in fig. 2A weergegeven 25 stand gemakkelijk plat tegen de spuitkop aan kunnen worden gedrukt, terwijl zij bij verwijdering van deze afdekking of verpakking direct de in fig. 2A weergegeven stand innemen.

In de tweede, in fig. 2A, 2B weergegeven uitvoeringsvorm, welke qua opbouw grotendeels gelijk is aan de tweede uitvoeringsvorm, is in de 3 0 scharnierpunten A en B tussen de beide verbindingselementen 7 en 8 en 10 1 0 885 5 tussen het verbindingselement 7 en het bevestigingselement 6 een voorspanning aangebracht. De scharnierverbindingen zijn gevormd door deformeerbare verdund uitgevoerde verbindingsdelen. De werking is verder in wezen gelijk aan de uitvoeringsvorm in fig. IA en 1B. In de in fig. 2B 5 weergegeven stand is de toestand bereikt waarin door de voorspanningen in de scharnierpunten A en B het afschermdeel 4 iets opzij is geduwd (in de richting van de pijl S), waarna het afschermdeel 4 over de naaldpunt is getrokken (in de richting van de pijl T).

Het afschermdeel 4, de beide verbindingselementen 7 en 8 en het 10 in de uitvoeringsvorm van hg. 2A, 2B aanwezige bevestigingselement zijn vervaardigd uit kunststof en als één deel gegoten.

In de weergegeven uitvoeringsvormen kunnen de beide of een van beide verbindingselementen relatief star zijn. Met name wanneer het tweede verbindingselement relatief star is uitgevoerd, wordt ervoor gezorgt 15 dat door deze grotere stijfheid het afschermdeel gedwongen wordt om, bij het in de richting van de naaldpunt bewegen van de stuurmiddelen recht langs de naald naar de naaldpunt te bewegen, waarbij in de in hoofdzaak gestrekte stand van de beide verbindingselementen het afschermdeel ter plaatse van de naaldpunt komt te liggen. Van belang daarbij is derhalve,

2 0 dat, wanneer het verbindingselement 7 in fig. IA in de richting van de pijl P

omhoog wordt geduwd, het verbindingselement 8 als een min of meer star element het afschermdeel 4 langs de naald 2 omhoog beweegt. Het verbindingselement 7 kan met de hand of een enkele vinger omhoog worden geduwd; ook is het mogelijk de gehele injectiespuit met de stuurmiddelen 5 25 ten opzichte van de naaldpunt achterwaarts langs een aanwezig uitsteeksel van wat voor object dan ook in de ruimte waar de injectie wordt toegediend te halen.

De stuurmiddelen 5 nemen in de ruststand een positie in waarbij de verbindingselementen 7 en 8 een scherpe hoek insluiten. In deze 3 0 ruststand bevindt zich het afschermdeel 4 op een zodanige afstand van de 10 1 o 885 6 naaldpunt, dat dit deel het toedienen van een injectie niet hindert. Wanneer het verbindingselement 7 omhoog wordt geduwd, worden de stuurmiddelen uiteindelijk in een in hoofdzaak gestrekte stand gebracht, waarbij het afschermdeel 4 om de naaldpunt komt te liggen.

5 De uitvinding is geenszins beperkt tot de hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeelden, doch omvat allerlei modificaties hierop, uiteraard voor zover deze vallen binnen de beschermingsomvang van de bijgaande conclusies. In het bijzonder zij erop gewezen, dat ook het verbindingselement 7 relatief star kan zijn uitgevoerd, 10 terwijl het verbindingselement 8 daarbij relatief slap kan zijn.

i 10 1 0 885

Claims (8)

1. Inrichting voor het, in het bijzonder na gebruik, afschermen van het vrije uiteinde van een, aan een injectiespuit bevestigde injectienaald, welke afscherminrichting is voorzien van een afschermdeel dat de injectienaald althans gedeeltelijk kan omgeven en dat met behulp van, met de 5 injectiespuit verbonden stuurmiddelen in de lengterichting van de injectienaald verschuifbaar is, waarbij de stuurmiddelen door een scharnierende verbinding vouwbaar zijn tussen een stand waarbij de samenstellende delen van de stuurmiddelen een hoek met elkaar insluiten en een in hoofdzaak gestrekte stand, waarbij de stuurmiddelen worden 10 gevormd door een met de injectiespuit scharnierbaar verbonden eerste verbindingselement en een met dit verbindingselement scharnierbaar verbonden tweede verbindingselement, aan het uiteinde waarvan zich het afschermdeel bevindt, waarbij ten minste één van de verbindingselementen, bij voorkeur het tweede, relatief star is, met het kenmerk, dat het 15 afschermdeel wordt gevormd door het uiteinde van het tweede verbindingselement zonder hiermee een scharnierende verbinding te vormen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide verbindingselementen tezamen met het afschermdeel zijn vervaardigd uit 2. een kunststof en door gieten daarvan uit één geheel zijn samengesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een bevestigingselement aanwezig is met behulp waarvan de stuurmiddelen scharnierbaar met de injectiespuit zijn verbonden, waarbij de stuurmiddelen en het bevestigingselement door gieten uit één geheel zijn 2. vervaardigd.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het eerste verbindingselement een gebogen vorm heeft. 10 1 0 885

5. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de scharnierende verbinding tussen de beide verbindingselementen een voorspanning heeft in de in hoofdzaak gestrekte stand.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de scharnierbare 5 verbinding tussen de stuurmiddelen en het bevestigingselement een voorspanning heeft in de stand waarin de stuurmiddelen in de in hoofdzaak gestrekte stand zijn gebracht.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat het afschermdeel zodanig is gevormd dat het over de punt van de 10 injectienaald valt wanneer de stuurmiddelen in de in hoofdzaak gestrekte stand worden gebracht.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 3-6, met het kenmerk, dat, wanneer de stuurmiddelen in de in hoofdzaak gestrekte stand zijn gebracht, de dan aanwezige voorspanning tussen de beide verbindingselementen en/of 15 de dan aanwezige voorspanning tussen de stuurmiddelen en het bevestigingsdeel en/of de dan aanwezige voorspanning in het eerste verbindingsdeel zodanig zijn, het afschermdeel een zodanige ten opzichte van de injectienaald zijdelingse verplaatsing ondergaat dat onder een gelijktijdige, door ten minste één van de genoemde voorspanningen 2 0 teweeggebrachte achterwaarts gerichte beweging van het eerste verbindingselement het afschermdeel over de punt van de injectienaald valt. 10 1 0 8 85