NL1010577C2 - Bladdeel, opbergsysteem alsmede inrichting voor het vervaardigen van openingen in een bladmateriaal. - Google Patents

Description

Bladdeel, opbergsysteem alsmede Inrichting voor het vervaardigen van openingen in een bladmateriaal.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bladdeel 5 enerzijds voorzien van middelen voor het aanbrengen daarvan in een opbergsysteem, zoals een album en/of map en anderzijds voorzien van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van een vel.

Een dergelijk bladdeel is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 322 507. Daarin wordt een opbergband getoond, bestaande uit een 10 aantal bajonetachtige openingen in de bladen die aan dienen te grijpen op een van pennen voorziene steun. Om zoekraken van de bladen te vermijden, is een aantal bladen aan elkaar gehecht en wordt een gemeenschappelijke strip gebruikt die voorzien is van de hierboven beschreven bajonetopeningen. Tevens is deze voorzien van een penvor-15 mig uitsteeksel dat snapt in een gat in de opbergband. Daardoor ontstaat vergrendeling. Door deze vergrendeling ongedaan te maken, is het mogelijk een dergelijke verzameling van bladen uit het in-bindsysteem te verwijderen. Hoewel daarmee de problemen volgens de stand der techniek opgelost worden, is het noodzakelijk een zeer 20 kostbare strip te gebruiken. Immers, een dergelijke strip moet een zekere dikte hebben. Bovendien is het niet eenvoudig mogelijk om een groot aantal van dergelijke strips op te slaan in verband met de aanwezigheid van de uitstekende pen respectievelijk uitsparingen in het uiteindelijke de bladen opnemende systeem. Losbladig is een 25 dergelijk systeem in ieder geval niet toepasbaar.

Verbinding van vellen met het bladdeel of strip is bijzonder moeilijk en kan niet op eenvoudige en nette wijze door een willekeurige gebruiker uitgevoerd worden.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een bladdeel te 30 voorzien waarmee het op eenvoudige wijze mogelijk is vellen of andere delen te verbinden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven bladdeel verwezenlijkt doordat die bevestigingsmiddelen twee tegenover elkaar liggende, daartussen een opnamedeel voor een vel vormende, met dat blad-35 deelstrip verbonden randdelen omvatten. Dergelijke vellen kunnen elke in de stand der techniek bekende constructie omvatten. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is aan de materiaal ten minste een deel aangebracht dat zelfklevend is waaraan een J ü 10 5 1 7 2 verder vel bevestigd kan worden. Volgens een verdere uitvoering van deze gedachte zijn twee van dergelijke zelfklevende delen aanwezig die ongeveer V-vormig uitgevoerd zijn om tussen de V het verdere vel op te kunnen nemen.

5 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een opbergsysteem voor losse bladen, omvattende een die bladen opnemende band voorzien van ten minste twee, die bladen opnemende pennen of ringen, waarvan ten minste een te openen en te sluiten is, welke pennen of ringen ingericht zijn om door in die bladen aanwezige openingen aangebracht 10 te worden, waarbij ten minste een opening langs de hele omtrek begrensd wordt door dat blad. Een dergelijke beschermband is in de stand der techniek algemeen bekend. Daarbij worden de pennen of ringen steeds verwijderd voor het opnemen van een blad. Dit betekent dat indien de betreffende band, ordner of dergelijke, behoorlijk 15 gevuld is en een blad ingebracht of verwijderd moet worden, op een positie niet zijnde de eindpositie van de andere bladen, bijvoorbeeld ergens in het midden, door het verwijderen van de pennen of ringen het vervolgens invoegen van het betreffende blad of verwijderen daarvan het in positie zijn van de overige bladen verloren gaat 20 en het noodzakelijk is gecompliceerde acties te ondernemen om deze bladen weer in positie te krijgen. In het meest extreme geval dienen alle bladen weer stuk voor stuk ingevoegd te worden, waarbij het gevaar van verwisseling van de volgorde bestaat.

’ Een eenvoudiger systeem voor het inbrengen van bladen is het in 25 ophangkasten en dergelijke toegepaste systeem, waarbij deze van een rand voorzien zijn waarin openingen aangebracht zijn die voorzien zijn van een bajonetachtige uitmonding. Door de zwaartekracht worden de betreffende bladen steeds met de uitmonding naar beneden opgeslagen zodat losraken van de bladen niet gevreesd behoeft te worden. 30 Een dergelijk systeem is ongeschikt voor banden of andere opbergsystemen die in horizontale positie gebruikt worden.

Het is het verdere doel van de onderhavige uitvinding de hierboven beschreven nadelen te vermijden en in een opbergsysteem te voorzien met een band of andere opbergmogelijkheid dat in combinatie 35 “et bladen als losbladig systeem op eenvoudige en goedkope wijze toegepast kan worden waarbij het steeds mogelijk is om op eenvoudige wijze bladen toe te voegen respectievelijk te verwijderen zonder dat de volgorde of het in lijn zijn van de andere reeds aanwezige bladen 10 1 0 5 7 7 3 negatief beïnvloed wordt.

Dit verdere doel wordt bij een hierboven beschreven opbergsysteem verwezenlijkt doordat die ten minste ene andere opening in die bladen voortgezet is om vrij uit te monden bij de eindrand van dat 5 blad, waarbij het eerste deel van die voortzetting van die opening zich ten minste in de richting parallel met de verbindingslijn tussen die pennen of ringen uitstrekt, waarbij de breedte van de door die voortzetting begrensde sleuf groter is dan de dwarsdoorsnedeaf-meting van die pennen of ringen.

10 Verrassenderwijs is gebleken dat door combinatie van twee reeds vele tientallen jaren bekende technieken, namelijk de techniek van de alzijdig begrensde opening en een verwijderbare pen of open te maken ring en de opening met bajonetvorm een opbergsysteem verkregen kan worden waarbij het mogelijk is om uit een band, ordner of derge-15 lijke op eenvoudige wijze een bepaald blad te verwijderen zonder de positie van de andere bladen te wijzigen. Immers, voor het verwijderen is het niet alleen noodzakelijk dat de pen verwijderd of de ring geopend wordt, maar bovendien dient het betreffende blad een beweging naar boven of naar beneden in de zin van het verplaatsen van de 20 ring in de richting van het eerste deel van de voortzetting van de betreffende openingen uit te voeren. Pas daarna komt de uitmonding van de bajonetachtige openingen vrij. Deze schuifbeweging in opwaartse of neerwaartse richting wordt niet uitgevoerd door de andere bladen en daarom kunnen deze reeds in de band aanwezige bladen niet 25 verplaatst worden.

Het overige deel van de voortzetting kan op elke in de stand der techniek voorstelbare wijze uitgevoerd worden. Volgens een bijzonder eenvoudige uitvoering strekt dit deel zich in hoofdzaak loodrecht op het eerste deel uit, d.w.z. de kortste weg naar de eindrand 30 van het betreffende blad.

In principe is het mogelijk de uitvinding uit te voeren bij een constructie met twee pennen of ringen. Het is echter mogelijk de uitvinding uit te breiden tot een onbeperkt aantal pennen of ringen om in maximale stabiliteit van de bevestiging tussen blad en band te 35 voorzien. Daarbij is het mogelijk elk aantal losneembare pennen of ringen in combinatie met elk aantal alzijdig gesloten openingen toe te passen. Overigens is het niet absoluut noodzakelijk dat de betreffende pennen of ringen steeds in combinatie met een dergelijke ** '' is / ƒ 4 rondom gesloten opening in het blad toegepast worden. Ten minste een van de combinaties pen (of ring) / opening dient aan deze eis te voldoen om te voorkomen dat tijdens gebruik de betreffende bladen losraken.

5 Bij een van voordeel zijnde variant van de uitvinding zijn drie pennen of ringen aanwezig en heeft elk blad een opening voor samenwerking met die pennen, d.w.z. een rondom gesloten opening, terwijl de twee andere openingen op de hierboven beschreven bajonetachtige wijze uitgevoerd zijn. Daarbij is het van belang dat deze twee ope-10 ningen die bajonetachtig uitgevoerd zijn door beweging in dezelfde richting vrijgeven van het betreffende blad veroorzaken.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een blad voorzien van de hierboven beschreven openingen. Onder blad dient eveneens een bladdeel verstaan te worden bestaande uit een materiaalstrip waaraan 15 met behulp van bevestigingsmiddelen en dergelijke een verder vel te bevestigen is.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van openingen in een blad omvattende een basisvlak waarop een opbouw is aangebracht, waarbij tussen een deel van die 20 opbouw en het basisvlak een opnamesleuf voor een blad of bladdeel is begrensd, waarbij die opbouw voorzien is van een zich in hoofdzaak loodrecht op dat basisvlak en ter plaatse van die sleuf heen en weer beweegbare ponsorganen en waarbij dat basisvlak voorzien is met die ponsorganen samenwerkende middelen, waarbij die ponsorganen inge-25 richt zijn voor het aanbrengen van een opening in dat blad. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is een gebruikelijke perforator. Volgens de uitvinding is deze perforator zodanig uitgevoerd dat de hierboven beschreven bajonetachtige openingen vervaardigd kunnen worden. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van deze 30 inrichting wordt met een dergelijke perforator dadelijk de combinatie van de hierboven beschreven bajonetachtige openingen en de alzijdig begrensde openingen vervaardigd. Daardoor is het voor een gebruiker op eenvoudige wijze mogelijk zelf bladen zodanig te bewerken dat deze dadelijk in een opbergband geplaatst kunnen worden op 35 de hierboven beschreven wijze.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen: >0 ΐ 0 5 7 7 5

Fig. 1 schematisch en perspectivisch een band met daarin aangebracht een blad waarbij een verder blad in uitgenomen positie getoond is;

Fig. 2 de band volgens fig. 1 met het ingebrachte verdere blad 5 en in enigszins gekantelde positie;

Fig. 3 een verdere uitvoering van een blad volgens de uitvinding; en

Fig. 4 zeer schematisch een inrichting voor het aanbrengen van ponsgaten in een blad of bladdeel.

10 In fig. 1 en 2 is een beschermband in het geheel met 1 aangege ven. Deze bestaat uit twee niet nader aangegeven en als zodanig bekende omtreksdelen verbonden door een rug. Scharnieren tussen de rug en de omtreks- resp. achterwand vindt plaats door middel van scharnieren 2.

15 Aan de achterwand is in dit uitvoeringsvoorbeeld een drager 4 bevestigd, bijvoorbeeld door lijmen. Deze drager 4 is voorzien van een scharnier 5 waardoor het bovenste deel van drager 4 dat verbonden is met steunrug 3 kan scharnieren. Bij vergelijking van fig. 1 en 2 blijkt een dergelijke scharnierbeweging.

20 Steunrug 3 is in hoofdzaak U-vormig uitgevoerd en voorzien van twee pennen 6 alsmede een schroefdraadopname 7· Schroefdraadopname 7 is ingericht voor het ontvangen van een schroefpen 8 die eveneens schematisch in fig. 1 af geheeld is en in fig. 2 in aangebrachte positie getoond is.

25 In fig. 1 is een blad aangebracht. Een ander blad wordt aange bracht. Dit andere blad is aangegeven met 15 en is voorzien van een cirkelronde opening 16 die alzijdig door het blad begrensd wordt. Deze is ingericht om samen te werken met schroefpen 8. Bovendien zijn twee bajonetachtige openingen 17 aanwezig bestaande uit cirkel- 30 ronde gaten voorzien van voortzettingen. Het eerste deel van de voortzetting is met 18 aangegeven en strekt zich in de richting van de verbindingslijn tussen de pennen 6 of de hartlijnen van de openingen 16, 17 uit. Het is van belang dat de uitbreidingsrichting voor beide eerste delen van de voortzetting 18 van beide openingen 35 17 hetzelfde is. Een tweede deel van de voortzetting is met 19 aan gegeven en strekt zich uit vanaf het eerste deel van de voortzetting naar de vrije rand van het blad 15.

De hierboven beschreven constructie werkt als volgt: Indien een ' 5 7 7 6 blad 15 ingebracht moet worden in een band die eventueel reeds gevuld kan zijn met bladen, wordt schroefpen 8 verwijderd en wordt blad 15 zodanig gepositioneerd dat pennen 6 bewogen worden in het tweede deel van de voortzetting dat met 19 aangegeven is. Vervolgens 5 kan het blad 15 verder in fig. 1 naar links bewogen worden. Daarna wordt het blad 15 in fig. 1 naar beneden bewogen zodat de pennen 6 in het "bovenste" deel van de opening 17 komen te liggen. Juist in deze positie bevindt opening 16 zich precies onder de inbrengopening voor schroefpen 8. Dat wil zeggen, schroefpen 8 kan uitsluitend in 10 deze positie ingebracht worden. Na het inbrengen van schroefpen 8 wordt blad 15 niet alleen ondersteund bij opening 16 maar ook bij openingen 17. Naar boven bewegen van het blad 15 wordt op doelmatige wijze voorkomen door het inbrengen van pen 8. Indien een blad verwijderd moet worden, dient eerst pen 8 losgenomen te worden en ver-15 volgens kan door schuiven van het betreffende blad in de zin van het plaatsen van de pennen 6 voor het tweede deel van de voortzetting van de opening 17 aangegeven met 19 uitgevoerd worden. Daarbij dienen de andere bladen niet verplaatst te worden en worden deze door de pennen 6 vastgehouden.

20 In fig. 3 is een variant van het in fig. 1 en 2 getoonde blad getoond. Dit bestaat thans uit een bladdeel of strip 25. Daarin zijn dezelfde openingen 16 en 17 aangebracht. Nabij het einde waar zich in de uitvoering volgens fig. 1 de betreffende informatie bevindt, zijn thans twee ten opzichte van elkaar beweegbare randdelen 26 25 aangebracht. Ten minste een ervan is voorzien van een zelfklevende laag 27 welke beschermd is met een beschermfolie 28. Door het verwijderen van het beschermfolie 28 bij het uit elkaar bewogen zijn van de randdelen 26 en het vervolgens inbrengen van een te bevestigen vel 29 en het tegen elkaar aandrukken bij het daartussen opgeno-30 men vel 29 kan dit vel 29 bevestigd worden aan strip 25. Op deze wijze kunnen bijzonder eenvoudig allerlei soorten bladen of andere delen in een band bevestigd worden. Begrepen zal worden dat de uitvinding eveneens toepasbaar is met andere constructies waarbij vellen aan van perforaties voorziene strips bevestigd worden.

35 1° fig. 4 is een voorbeeld getoond van een inrichting voor het vervaardigen van de hierboven beschreven openingen. Deze is slechts zeer schematisch afgebeeld en vertoont grote gelijkenis met bekende papierperf oratoren.

'· ··'' f ~ £ Ί n ’ ’ r / / z 7

Deze inrichting is in zijn geheel met 31 aangegeven en bestaat uit een basisplaat 32 waarop via een scharnier 3^ een bedieningshef-boom 33 is aangebracht. Met behulp van bedieningshefboom 33 worden ponspennen 35 en 36 bediend die aangrijpen in de ponsgaten 37 resp.

5 38. Uit de tekening blijkt duidelijk dat de ponspennen 36 ingericht zijn voor het maken van cirkelronde gaten in het betreffende einddeel van het blad terwijl de ponspennen 36 ingericht zijn voor het vervaardigen van de hierboven beschreven bajonetachtige constructie.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeurs-10 uitvoering beschreven is, zal begrepen worden dat vele wijzigingen mogelijk zijn voor de hand liggend voor degenen bekwaam in de stand der techniek en liggend binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies.

1 0 5 7 7

Claims (8)

1. Bladdeel enerzijds voorzien van middelen (16-19) voor het aanbrengen daarvan in een opbergsysteem, zoals een album en/of map en anderzijds voorzien van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van 5 een vel, met het kenmerk, dat die bevestigingsmiddelen twee tegenover elkaar liggende, daartussen een opnamedeel voor een vel vormende, met dat bladdeel verbonden randdelen (26) omvatten.

2. Bladdeel volgens conclusie 1, waarbij ten minste een van de naar elkaar toe gerichte randdelen van een zelfklevend materiaal 10 (27) is voorzien.

3· Bladdeel (25) volgens een van de voorgaande conclusies voorzien van ten minste twee openingen (16, 17) waarvan ten minste een opening langs de gehele omtrek begrensd wordt door dat bladdeel en waarvan de andere opening voortgezet is om vrij uit te monden bij 15 de eindrand van dat blad, waarbij het eerste deel (18) van die voortzetting van die opening zich ten minste in de richting parallel met de verbindingslijn tussen de middens van die openingen uitstrekt.

4. Opbergsysteem voor losse bladen, omvattende een die bladen 20 opnemende band (1) voorzien van ten minste twee, die bladen opnemende pennen (6, 8) of ringen, waarvan ten minste een te openen en te sluiten is, welke pennen of ringen ingericht zijn om door in die bladen aanwezige openingen aangebracht te worden, waarbij ten minste een opening (16) langs de hele omtrek begrensd wordt door dat blad, 25 met het kenmerk, dat die ten minste ene andere opening (17) in die bladen voortgezet is om vrij uit te monden bij de eindrand van dat blad, waarbij het eerste deel (18) van die voortzetting van die opening zich ten minste in de richting parallel met de verbindingslijn tussen die pennen of ringen uitstrekt, waarbij de breedte van 30 de door die voortzetting begrensde sleuf groter is dan de dwarsdoor-snedeafmeting van die pennen of ringen.

5· Opbergsysteem volgens conclusie 4, waarbij die voortzetting voorzien is van een tweede deel (19) dat zich in hoofdzaak loodrecht op het eerste deel uitstrekt.

6. Opbergsysteem volgens conclusie 4 of 5. waarbij ten minste drie pennen of ringen aanwezig zijn en waarbij elk blad ten minste twee van voortzetting voorziene openingen (17) omvat, waarbij de vorm en oriëntatie van die ten minste twee voortzettingen in hoofd- - ' '-7 7 zaak gelijk is.

7· Blad voorzien van ten minste twee openingen (16, 17) waarvan ten minste een opening langs de gehele omtrek begrensd wordt door dat blad en waarvan de andere opening voortgezet is om vrij uit te 5 monden bij de eindrand van dat blad, waarbij het eerste deel (18) van die voortzetting van die opening zich ten minste in de richting parallel met de verbindingslijn tussen de middens van die openingen uitstrekt.

8. Inrichting (31) voor het aanbrengen van openingen (16, 17) 10 in een blad (5, 15) omvattende een basisvlak (32) waarop een opbouw is aangebracht, waarbij tussen een deel van die opbouw en het basisvlak een opnamesleuf voor een blad of bladdeel is begrensd, waarbij die opbouw voorzien is van een zich in hoofdzaak loodrecht op dat basisvlak en ter plaatse van die sleuf heen en weer beweegbare pons-15 organen (35. 36) en waarbij dat basisvlak voorzien is met die pons-organen samenwerkende middelen, waarbij die ponsorganen ingericht zijn voor het aanbrengen van een opening in dat blad, met het kenmerk, dat ten minste een ponsorgaan (35) zodanig uitgevoerd is, dat die opening (17) voorzien is van een voortzetting welke vrij uit-20 mondt bij de eindrand van dat blad, waarbij het eerste deel vein die voortzetting van die opening zich ten minste in de richting parallel met de eindrand van dat blad uitstrekt. **·#*###* 1^577