NL1010141C2 - Slot met schoot- en blokkeerplaat. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Slot met schoot- en blokkeerplaat.

De uitvinding heeft betrekking op een slot omvattende een een schoot welke via een bedieningsorgaan kan worden gebracht in een eerste, - open eindstand respectievelijk een tweede, - sluit eindstand, en een met deze schoot samenwerkend 5 blokkeerorgaan dat staat onder invloed van het bedieningsorgaan de schoot in de beide eindstanden tegen verplaatsing blokkeert en door het bedieningsorgaan bij het openen respectievelijk sluiten van het slot voorafgaand aan het bedienen van de schoot in een vrijgeefstand wordt gebracht.

10 Dergelijke sloten zijn uit de praktijk in vele uitvoe ringsvormen bekend. Zij worden gewoonlijk bediend via een, in een gestandaardiseerd huis opgenomen, slotcilinder (de zgn. "Euro"-cilinder) van waaruit een meenemer uitsteekt die na insteken van de bijbehorende sleutel vrij kan worden rondge-15 draaid.

Dit heeft als consequentie dat, wanneer de gebruiker na het op slot zetten van het slot de sleutel niet uitneemt doch verder ronddraait, het inmiddels in de sluiteindstand staand blokkeerorgaan door de meenemer nogmaals wordt bediend en dan 20 de schoot niet meer blokkeert. De schoot kan dan dus vrij terugbewegen en bijvoorbeeld door middel van een geschikt, dun, tussen deurrand en kozijn ingebracht voorwerp worden teruggedrukt. Wanneer bij uitgenomen sleutel het, in de blokkeerstand staand blokkeerorgaan van buitenaf kan worden bereikt (bijv. 25 door het boren van een opening in de slotkast) kan dit in de vrijgeefstand worden gebracht, waarna ook dan de schoot vrij beweegbaar is.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen en een braakveiliger slot te realiseren. Volgens de uitvinding wordt 30 dit gerealiseerd door toepassing van een eveneens met het bedieningsorgaan samenwerkend grendelorgaan dat in de sluit-stand van het slot het blokkeerorgaan tegen verplaatsing ervan naar de vrijgeefstand blokkeert.

Met deze, constructief eenvoudig en goedkoop uitvoerbare 35 maatregel wordt een maximale veiligheid gerealiseerd.

Gunstige uitvoeringsvormen der uitvinding zijn beschreven 1010141 2 in de conclusies 2 en 3.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin tonen:

Figuur 1 een perspectivische afbeelding in uiteengenomen 5 vorm van een voorkeursuitvoeringsvorm van het slot volgens de uitvinding; figuur 2 een eindaanzicht van de voornaamste onderdelen daarvan in de open stand van het slot; figuur 3 een overeenkomstig eindaanzicht in de sluitstand 10 van het slot.

De getoonde uitvoeringsvorm van het slot heeft een slot-huis dat in figuur 1 in uiteengenomen toestand is getekend en bestaat uit de beide huishelften 2, 4, die in geassembleerde toestand bijeengehouden worden door schroeven 6 die gaan door 15 openingen 8 in de huishelft 4 en zijn gedraaid in de aan de huishelft 2 vastgezette schroefdraadbussen 10. De huishelft 2 is via de omgezette lippen 12, 14 vastgelast aan de slotplaat 16 met daarin de schootopening 18; de schoot 20 van het slot werkt samen met de gebruikelijke sluitkom 22.

20 Deze schoot 20 bevindt zich aan het einde van een langwer pige schootplaat 24 die in langsrichting verschuifbaar is geleid in het door de beide helften 2, 4 gevormde huis waarbij in de geassembleerde toestand door de langwerpige geleidegleuf 26 ervan de aan de huishelft 2 bevestigde geleidepen 30 steekt. 25 Aan de bovenrand draagt de schootplaat de grendeluitsparing 32 en de omgezette aanslagnok 33; grenzend aan de uitsparing 32 bevindt zich het randdeel 34 met daarnaast de uitsparing 35. De functie van deze delen zal nog nader worden toegelicht. Aan de onderrand is het schuifstuk ter plaatse 36 versmald (om ruimte 30 te bieden voor de, nog te beschrijven, slotcilinder) en is daar voorzien van een uitsparing 38.

De beide eindranden 38a, 38b van deze uitsparing 38 werken samen met de meenemer 40 van de slotcilinder 41 die zich bevindt in het, gebruikelijke, standaard cilindrisch huis 42 35 met het daarvan uitgaand lijfdeel 43. De cilinder 41, en daarmee de meenemer 40, worden bediend door een sleutel. Zoals op zich bekend kan van een dergelijk slot de slotcilinder 41, en daarmee de meenemer 40 over meer dan 360° door middel van de sleutel worden verdraaid.

1 δ i 0 14 1 3

Het vergrendelen van de schootplaat 24 in de beide eindstanden ervan geschiedt door de blokkeerplaat 46 met de eerste, dwars daarvan uitstekende blokkeernok 48, de tweede, langere, in dezelfde richting uitstekende blokkeernok 50 en de, in de 5 linker opstaande eindrand gevormde grendeluitsparing 52. Door de langwerpige uitsparing 54 gaat de geleidepal 30 zodat de blokkeerplaat 46 in een richting dwars op de bewegingsrichting van de schootplaat 24 kan bewegen, dit tegen de werking van de bladveer 56 in.

10 Deze beweging in verticale richting kan worden verhinderd door de volgens de uitvinding aangebrachte blokkeerpal 60 die via de opening 62 aan het boveneinde ervan kan draaien rond de pen 64. Tussen de geleideopening 62 aan het boveneinde en het afgeschuinde ondereinde 66 - met daaraan het oploopvlak 67 -15 van de blokkeerpal 60 bevindt zich de grendelnok 68 (in figuur 1 niet zichtbaar - zie figuur 2 en 3) die samenwerkt met de grendeluitsparing 52 in de blokkeerplaat 46. Wanneer de nok 68 valt in de uitsparing 52 is de blokkeerplaat tegen elke beweging vergrendeld. De blokkeerpal 60 staat onder invloed van 20 de draadveer 69.

Ten slotte is er nog de gebruikelijke schootplaatslagver-lengpal 70 die via de aan het linkereinde gevormde opening 72 kan draaien rond de spil 74 op de schootplaat 24, met de getrapte uitsparing 76 valt rond de geleidepen 30 aan de 25 huishelftplaat 2 en eindigt in het haakeinde 78. Van deze slag-verlengpal, die in de figuren 2 en 3 niet zichtbaar is, werkt het haakvormig einde 78 op op zich bekende wijze samen met de meenemer 40 en wel zodanig dat meenemer 40 wanneer deze vrijkomt van de rand 38b der uitsparing 38, in contact komt met het 3 0 haakeinde 78 en op deze wijze bij dóórdraaien van de meenemer de door de schootplaat en dus door de schoot afgelegde afstand verlengt.

De werking van het geheel is, uitgaande van de in figuur 2 getekende situatie (geopend slot) en het ontbreken van de 35 blokkeerpal 60 (zoals volgens de stand der techniek) als volgt:

In deze open toestand is de schootplaat 24 tegen verschuiving vergrendeld omdat de blokkeerplaat 46 zich in de middelste stand bevindt, en de grendelnok 48 valt in de grendeluitsparing 32. De blokkeernok 50 rust op de omgezette aanslagnok 33 en het 1010141 4 daaraan grenzend randdeel 57. Wanneer de meenemer 40 van de slotcilinder bij het rechtsom draaien daarvan oploopt tegen de onderrand 80 van de blokkeerplaat 46 (zoals met streeplijnen getekend) wordt deze laatste geheven zodat de grendelnok 48 5 vrijkomt uit de uitsparing 32 en de meenemer 40 bij het aanliggen tegen de (in figuur 2 en 3 niet zichtbare) eindrand 38a de schootplaat 24 meeneemt en daarmee de schoot 20 naar buiten beweegt tot de in figuur 3 getekende eindstand. In deze eindstand is de blokkeerplaat 46 in zijn laagste stand gekomen en 10 valt de omgezette eindrand 50 van de blokkeerplaat 46 achter de omgezette aanslagnok 35, de schootplaat is aldus tegen een teruggaande beweging vergrendeld. Het openen van het slot geschiedt dan door het - in figuur 3 - linskom draaien van de meenemer die dan eerst oploopt tegen de gebogen rand 82 van de 15 blokkeerplaat 46 en deze daarbij licht zodat de vergrendeling wordt opgeheven; daarna loopt de meenemer op tegen de eindrand 38b en beweegt schootplaat 24 met schoot 20 terug.

Het zal dus duidelijk zijn dat zonder de maatregelen der uitvinding (dus zonder de blokkeerpal 60) in de sluitstand van 20 het slot (figuur 3) de blokkeerplaat 46 vrij omhoog, dus in de richting van de pijl 84, beweegbaar is. Wanneer de blokkeerplaat over slechts een korte afstand is geheven is de vergrendeling van de schootplaat 24 opgeheven en kan deze laatste zonder meer worden terugbewogen. Dit omhoog bewegen van de 25 blokkeerplaat 46 kan bijvoorbeeld, zoals reeds uiteengezet, geschieden wanneer de gebruiker na het sluiten van het slot de sleutel niet uit het slot trekt doch deze verder doordraait, daarmee ook de meenemer 40 meedraaiend; deze komt dan opnieuw tot aanligging tegen de eindrand 80 en zal de blokkeerplaat 46 30 opnieuw in de richting van de pijl 84 opdrukken. In deze stand kan dan de schootplaat 24 met schoot 20 zonder meer, bijvoor beeld door middel van een bladvormig, in de ruimte tussen deur en kozijn ingebracht gereedschap worden terugbewogen. Ook wanneer de blokkeerplaat 24 door het boren van een opening door 35 deur en huiswand bereikbaar is geworden kan de blokkeerplaat worden geheven en de schootplaat worden teruggeschoven.

De volgens de uitvinding aangebrachte blokkeerpal 60 verhindert dit. Zoals figuur 3 toont zal in de sluitstand van het slot met de blokkeerplaat 24 in de laagste stand de gren- 1010141 5 delnok 68 aan deze blokkeerpal 60 vallen in de uitsparing 52 in de blokkeerplaat zodat bij gesloten slot de blokkeerplaat tegen elke beweging in de richting van de pijl 84 is geborgd en ook de schootplaat niet kan worden verplaatst. Daarmee is het slot 5 volkomen veilig geworden.

De werking bij het openen van het slot zal duidelijk zijn: eerst zal de, bij het openen van het slot linksom draaiende, (met streeplijnen getekende) meenemer 40 oplopen tegen het schuine oploopvlak 67 dat zich bevindt aan het ondereinde van 10 de blokkeerpal 60 en zich bewegen naar de in figuur 2 getekende stand; pas daarna komt de meenemer in contact met de oplooprand 82 van de blokkeerplaat 46, heft deze, en beweegt vervolgens door het aanliggen tegen de eindrand 38a van de schootplaat 24 de schoot naar de in figuur 2 getekende, open, stand.

16 1 0 14 1

Claims (3)

1. Slot omvattende een schoot welke via een bedieningsorgaan kan worden gebracht in een eerste, - open eindstand respectievelijk een tweede, - sluit -, eindstand, en een met deze 5 schoot samenwerkend blokkeerorgaan dat staat onder invloed van het bedieningsorgaan, de schoot in de beide eindstanden tegen verplaatsing blokkeert en door het bedieningsorgaan bij het openen respectievelijk sluiten van het slot voorafgaand aan het bedienen van de schoot in een vrijgeefstand wordt gebracht, 10 gekenmerkt door een eveneens met het bedieningsorgaan samenwerkend grendelorgaan dat in de sluitstand van het slot het blokkeerorgaan tegen verplaatsing ervan naar de vrijgeefstand blokkeert.

2. Slot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schoot 15 is aangebracht aan het einde van een plaatvormige, met een bedieningsmeenemer samenwerkende schootplaat waarnaast een dwars op de bewegingsrichting daarvan beweegbare, onder voor-spanning staande blokkeerplaat ligt die met de schootplaat samenwerkende grendelelementen draagt, terwijl het blokkeeror-20 gaan wordt gevormd door een in het vlak van de blokkeerplaat verzwaaibare, door de meenemer bedienbare, blokkeerpal.

3. Slot volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de meenemer radiaal uitgaat van een onder het schuifstuk gelegen slotcilin-der en samenwerkt met enerzijds de aanslagranden van een in de 25 onderzijde van de blokkeerplaat gevormde uitsparing en anderzijds de eindrand van het, van het draaipunt afgekeerde, einde van de blokkeerpal die tussen dit einde en het draaipunt ervan vergrendelend in de blokkeerplaat kan ingrijpen, een en ander zodanig dat, uitgaande van de gesloten stand van het slot, de 30 meenemer eerst via de afgeschuinde blokkeerpalrand deze in de vrijgeefstand brengt en bij verder verdraaien eerst de blokkeerplaat licht en vervolgens de schootplaat meeneemt. 1010141