NL1009961C2 - Verbindingssysteem voor laagspanningsverlichting, verlichtingssysteem dat een dergelijk verbindingssysteem omvat en hulpmiddelen daarvoor. - Google Patents

Description

Verbindingssysteem voor laagspanningsverlichting, verlichtingssysteem dat een dergelijk verbindingssysteem omvat en hulpmiddelen daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verbindingssysteem voor laagspanningsverlichting, voor het verbinden van een lichtbron met stroomgeleiders. Verder heeft de uitvinding betrekking op een verlichtingssysteem voor 5 laagspanning, omvattende een dergelijk verbindingssysteem. Tevens heeft de uitvinding betrekking op hulpmiddelen voor toepassing daarbij.

Een dergelijk verbindingssysteem is in de techniek bekend. In de handel verkrijgbare verbindingssystemen voor 10 laagspanningsverlichting omvatten in het algemeen een uit één geheel bestaand ondersteunend deel, dat is voorzien van middelen voor aansluiting op stroomgeleiders en middelen voor bevestiging van een lichtbron. In dit ondersteunende deel moeten voorzieningen zijn aangebracht om er voor te zorgen dat 15 de elektrische stroom via de lichtbron loopt, en niet rechtstreeks via het ondersteunende deel van de ene naar de andere stroomgeleider. Een dergelijk verbindingssysteem heeft onder andere als nadeel een ingewikkelde, grote en zware constructie.

20 Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterd en vereenvoudigd verbindingssysteem voor laagspanningsverlichting.

Hiertoe wordt het verbindingssysteem volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het ten minste twee 25 afzonderlijke verbindingsmiddelen omvat welke zodanig zijn ingericht dat elk daarvan voor de mechanische en elektrische verbinding van de lichtbron met een respectievelijke stroomgeleider zorgdraagt.

Door deze maatregel volgens de uitvinding wordt een 30 zeer eenvoudige verbinding verkregen. De verbindingsmiddelen volgens de uitvinding kunnen elk zowel met een lampvoet van de lichtbron, als met een bijbehorende stroomgeleider worden i r: n i

i V '.· .. ·.' J

2 verbonden. De verbindingsmiddelen volgens de uitvinding zijn zowel stroomafnemer als houder voor een lichtbron ineen. Met het verbindingssysteem volgens de uitvinding maakt de lichtbron derhalve deel uit van de mechanische verbinding 5 tussen de stroomgeleiders.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een verbindingsmiddel dat bij voorkeur toepasbaar is in een verbindingssysteem volgens de uitvinding, waarbij het verbindingsmiddel enerzijds aansluitbaar is op een 10 bijbehorende lampvoet van de lichtbron en anderzijds, bij voorkeur klemmend, bevestigbaar is aan een bijbehorende stroomgeleider.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verbindingsmiddel een spiraalgewonden, elektrisch geleidend 15 element, waarvan de windingen zodanig zijn ingericht dat de stroomgeleider hiertussen klembaar is. Volgens deze voorkeursuitvoeringsvorm kan het element eenvoudigweg om de stroomgeleider heen worden geschoven, bijvoorbeeld door het element enigszins uit te rekken waardoor de windingen op 20 voldoende afstand van elkaar worden gebracht om de stroomgeleider daar tussen te kunnen brengen. Hierdoor wordt een stevige verbinding met de stroomgeleider verkregen. Door het materiaal van het element geschikt te kiezen, zal het element met een voor laagspanning geëigende klemdruk aan de 25 stroomgeleider worden bevestigd, zodanig dat de elektrische en mechanische verbinding in de loop der tijd is gewaarborgd. Met deze eenvoudige voorkeursverbinding wordt derhalve voorkomen dat het elektrische contact tussen de stroomgeleider en de stroomafnemer na verloop van tijd slechter wordt.

30 Bij voorkeur zijn de windingen van het spiraalgewonden, elektrisch geleidende element zodanig ingericht dat ook de lichtbron daarin klembaar is.

Bijvoorbeeld is het mogelijk dat de lichtbron co-axiaal met het element verbindbaar is.

35 De uitvinding heeft verder betrekking op een verlichtingssysteem voor laagspanning, omvattende een j laagspanningsstroombron, stroomgeleiders en een 1 G Q 9 O i 3 verbindingssysteem, waarbij het verbindingssysteem ten minste twee afzonderlijke verbindingsmiddelen omvat welke zodanig zijn ingericht dat elk daarvan voor de mechanische en elektrische verbinding van de lichtbron met een 5 respectievelijke stroomgeleider zorgdraagt.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen die uitvoeringsvoorbeelden van het systeem volgens de uitvinding weergeven.

Fig. 1 is een schematisch perspectivisch aanzicht van 10 een verbindingsmiddel volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een stroomgeleider die is geklemd tussen een verbindingsmiddel volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont een lichtbron welke door middel van een verbindingselement volgens de uitvinding is verbonden met een 15 stroomgeleider.

Fig. 4-6 tonen hulpmiddelen welke kunnen worden toegepast bij de verbindingsmiddelen of het verlichtingssysteem volgens de uitvinding.

Fig. 7 toont een variant van het verbindingsmiddel 20 volgens de uitvinding, en fig. 8 toont de toepassing daarvan in een verlichtingssysteem.

De tekeningen en in eerste instantie fig. 1 daarvan tonen een verbindingsmiddel 1 waarmee een lichtbron voor laagspanningsverlichting kan worden verbonden met een 25 stroomgeleider. Het verbindingsmiddel bestaat uit een spiraalgewonden element met windingen 2 van een elektrisch geleidend materiaal.

Tussen de windingen 2 van het verbindingsmiddel 1 wordt een stroomgeleider 3 geklemd, zoals is te zien in fig.

30 2. Teneinde de verbinding tussen het verbindingsmiddel en de stroomgeleider met voldoende kracht te doen plaatsvinden, dient het element uit veerkrachtig materiaal te zijn gevormd, bij voorkeur metaal. De windingen kunnen in ruststand tegen elkaar aanliggen maar kunnen eventueel ook op enige afstand 35 van elkaar liggen. In ieder geval dient er een voldoende kracht op een stroomgeleider te worden uitgeoefend wanneer deze tussen twee windingen wordt geplaatst, om er voor te 1 009961 4 zorgen dat het verbindingsmiddel niet van de stroomgeleider losgeraakt.

In fig. 3 wordt weergegeven hoe een lichtbron 4 is bevestigd aan twee evenwijdige stroomgeleiders 3 door middel 5 van twee verbindingsmiddelen 1 volgens de uitvinding. De lichtbron 4 is voorzien van twee, aan weerszijden van het lichtgevende element geplaatste lampvoeten 5. Om beide lampvoeten 5 kan het spiraalgewonden, elektrisch geleidend element van het verbindingsmiddel 1 volgens de uitvinding 10 worden geschoven, welke beide met een bijbehorende stroomgeleider 3 kunnen worden verbonden. De binnendiameter van het spiraalgewonden element is althans ongeveer gelijk aan de buitendiameter van de lampvoet 5 van de lichtbron 4. Op deze wijze is de lichtbron op zeer eenvoudige wijze co-axiaal 15 met het element verbonden. Door de buitendiameter van de lampvoet 5 geschikt te kiezen, wordt een eenvoudige, stevige verbinding tussen de windingen 2 van het element 1 verkregen. Bij voorkeur zijn de buitendiameter van de lampvoet 5 en de binnendiameter van de windingen van het element 2 bovendien 20 zodanig gekozen dat deze op eenvoudige wijze van elkaar te scheiden zijn.

De fig. 4, 5 en 6 tonen hulpmiddelen voor toepassing bij het verbindingsmiddel of het verlichtingssysteem volgens de uitvinding.

25 Om te voorkomen dat een verbindingsmiddel volgens de uitvinding van een stroomgeleider af wordt geschoven, kan een blokkeerinrichting daar over worden aangebracht. Fig. 4 toont een dergelijke cilindervormige blokkeerinrichting 6, welke aan één zijde is voorzien van een gesloten eindvlak 7. De andere 30 zijde is open. Vanaf deze zijde zijn twee uitsparingen aan weerszijden in de wand van de cilindervormige blokkeerinrichting aangebracht, welke zich uitstrekken in de richting van het gesloten eindvlak 7. Deze openingen kunnen bijvoorbeeld ongeveer halverwege de lengte van de cilinder 35 eindigen. De breedte van de uitsparingen 8 wordt zodanig gekozen dat deze voldoende groot is om een stroomgeleider 3 = daarin op te kunnen nemen. Wanneer de blokkeerinrichting 6 i i s. r- 5 over een verbindingsmiddel 1 volgens de uitvinding wordt geschoven, wordt de stroomgeleider 3 opgenomen door de uitsparing 8. De blokkeerinrichting kan in dat geval over het verbindingsmiddel worden geschoven, totdat de stroomgeleider 3 5 het einde van de uitsparing 8 bereikt heeft, of totdat het verbindingsmiddel 1 tegen de binnenzijde van het eindvlak 7 aanligt. Bijvoorbeeld is de blokkeerinrichting zodanig uitgevoerd dat deze het verbindingsmiddel 1 volledig bedekt.

De blokkeerinrichting kan van elk gewenst materiaal 10 zijn gemaakt, bijvoorbeeld metaal, maar ook niet-elektrisch geleidende materialen, zoals kunststoffen, zijn bruikbaar. Tevens is het mogelijk dat de blokkeerinrichting van een buigzaam materiaal is vervaardigd.

In fig. 5 wordt een reflector 9 getoond, welke is 15 voorzien van aansluitmiddelen 10 voor verbinding met de verbindingsmiddelen 1 volgens de uitvinding, en verder van een gebogen reflectorelement 11. De binnenzijde van het reflectorelement 11 is eventueel voorzien van een reflecterende laag. De reflector 9 dient althans gedeeltelijk 20 van een elektrisch isolerend materiaal te zijn vervaardigd waardoor de stroom niet rechtstreeks via de reflector van de ene naar de andere stroomgeleider kan lopen. De aansluitmiddelen 10 zijn bij voorkeur zodanig gevormd dat deze eenvoudig in het spiraalgewonden, elektrisch geleidende 25 element van de verbindingsmiddelen volgens de uitvinding kunnen worden geklemd. Wanneer de aansluitmiddelen 10 van de reflector 9 tussen de spiraalgewonden elementen dienen te worden geklemd, is de afstand tussen de beide aansluitmiddelen 10 groter dan de totale lengte van de lichtbron 4. Het is ook 30 mogelijk dat de aansluitmiddelen 10 om de lampvoeten 5 van de lichtbron 4 of om de verbindingsmiddelen 1 volgens de uitvinding kunnen worden geklemd. Dergelijke aansluitmiddelen zijn in de techniek bekend.

In fig. 6 wordt een element 12 getoond dat over een 35 lichtbron 4, zoals getoond in fig. 3, kan worden geplaatst.

Het element 12 is in dit geval in de vorm van een bol uitgevoerd, waarbij deze is voorzien van een cilindervormige A n o Π O Λ

I ÜU v O J

6 uitsparing 13 voor het daarin opnemen van de lichtbron 4. De uitsparing 13 is bij voorkeur tevens geschikt voor het althans gedeeltelijk daarin opnemen van verbindingsmiddelen 1 volgens de uitvinding. De lichtbron 4 kan in de uitsparing 13 worden 5 geplaatst, waarna de verbindingsmiddelen 1 over de beide lampvoeten 5 van de lichtbron 4 worden geschoven. Bij voorkeur is het element 12 voldoende groot om de lichtbron 4, althans het lichtgevende gedeelte daarvan, volledig te bedekken. De verbindingsmiddelen 1 kunnen aan beide uiteinden van de 10 uitsparing 13 uitsteken, voor het op de hiervoor beschreven wijze bevestigen daarvan aan stroomgeleiders 3. Het element 12 kan worden vervaardigd van elk gewenst materiaal dat geschikt is om over een lichtbron te plaatsen. Het materiaal dient daarbij voldoende warmtebestendig te zijn, waarbij geldt dat 15 het materiaal niet mag deformeren onder invloed van de door de lichtbron 4 geproduceerde warmte. Tevens heeft het de voorkeur dat het materiaal van het element 12 geen verkleuring ondergaat onder invloed van de door de lichtbron 4 geproduceerde warmte of het door de lichtbron 4 geproduceerde 20 licht. Wanneer de verbindingsmiddelen 1 voldoende stevig worden uitgevoerd kan het element 12 elke gewenste grootte hebben of van elk materiaal zijn vervaardigd, ongeachte het gewicht daarvan. Het element 12 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd van glas, maar ook is het mogelijk deze te 25 vervaardigen van kunststof indien deze materialen aan de hiervoor genoemde eisen voldoen. Tevens kan het element elke gewenste vorm hebben. De binnenzijde van de uitsparing 13 kan eventueel worden geruwd, om een regelmatig, gematteerd licht te verschaffen.

30 Fig. 7 toont een variant van een verbindingsmiddel 1 volgens de uitvinding, waarbij het hier getoonde verbindingsmiddel de vorm heeft van een hoek-element 14, welke is voorzien is van twee spiraalgewonden elementen 15, 16 voor het verbinden van een stroomgeleider respectievelijk een 35 lichtbron, welke beide elementen 15, 16 hier zijn gescheiden I door een verbindingsdeel 17. Het is uiteraard mogelijk om de , beide elementen 15, 16 direct in elkaar over te laten lopen, ! S L- _ ...

7 zonder deze te scheiden door een verbindingsdeel 17. Fig. 8 toont een toepassing van een dergelijk hoek-element 14 in een verlichtingssysteem, waarbij de beide lampvoeten 5 van een lichtbron 4 zijn verbonden met twee hoek-elementen 14, door de 5 respectievelijke lampvoeten 5 co-axiaal te verbinden met de elementen 16 van de beide hoek-elementen 14, en waarbij de beide hoek-elementen door middel van de verbindingselementen 15 zijn verbonden met twee respectievelijke stroomgeleiders 3. De lichtbron 4 is in dit geval in een richting parallel aan 10 die van de stroomgeleiders geplaatst.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding een verbindingssysteem voor laagspannings-verlichting verschaft, voor het verbinden van een lichtbron met een stroomgeleider, waarbij de bevestiging zeer eenvoudig 15 is te bewerkstelligen. Ook is verwijdering van dergelijke verbindingsmiddelen zeer eenvoudig realiseerbaar. Voor het aanbrengen of het verwijderen is bovendien geen gereedschap nodig. Tevens is het mogelijk het verbindingsmiddel volgens de uitvinding op bekende wijze te vervaardigen.

20 De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekeningen weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoerings-voorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de conclusies kunnen worden gevarieerd. Zo is het mogelijk om het verbindingsmiddel volgens de uitvinding te gebruiken voor 25 lichtbronnen die niet co-axiaal met het verbindingsmiddel worden verbonden. Het is bijvoorbeeld mogelijk om bekende laagspanningslichtbronnen, bijvoorbeeld halogeenlampen welke zijn voorzien van twee penvormige aansluitingen voor de elektrische stroom, tussen de windingen van het 30 spiraalgewonden, elektrisch geleidende element te klemmen, waardoor, op analoge wijze als bij het plaatsen van de stroomgeleider tussen de windingen van het element, een stevige verbinding tussen het verbindingsmiddel en de lichtbron wordt verkregen. Ook kan het verbindingsmiddel zijn 35 voorzien van knijpers, welke aan de stroomgeleider wordt bevestigd. Tevens is het mogelijk om de verbindingsmiddelen niet met draadvormige, evenwijdige stroomgeleiders te 1 η n o o c 1 1 v.· V w V 1 8 verbinden, maar met bijvoorbeeld strookvormige, evenwijdig aan elkaar geplaatste stroomgeleiders, welke tussen de windingen van het element kunnen worden gestoken. De stroken kunnen bijvoorbeeld gebogen zijn. Ook kunnen twee boven elkaar 5 geplaatste, cirkelvormige stroomgeleiders worden toegepast, welke beide zijn voorzien van een centrale opening, en waarbij lichtbronnen door middel van de verbindingsmiddelen volgens de uitvinding tussen de beide stroomgeleiders zijn aangebracht. Tevens is het mogelijk om de diameter van de windingen niet 10 overal even groot uit te voeren. Bijvoorbeeld kan de diameter van de windingen voor verbinding met de lampvoet van een lichtbron zodanig worden gekozen dat deze lampvoet co-axiaal met het verbindingsmiddel verbindbaar is door middel van een klemvaste verbinding, en dat de diameter van het 15 spiraalgewonden element ter plaatse van de aansluiting met de stroomgeleider een grotere, of juist een kleinere diameter heeft. Ook kan er een hoek worden toegepast tussen het element dat de stroomgeleider verbindt en het element dat de lichtbron verbindt, die kleiner is dan 90 ° of juist groter dan 90 °.

i t ' f i li v*. w ^

Claims (14)

1. Verbindingssysteem voor laagspanningsverlichting, voor het verbinden van een lichtbron met stroomgeleiders, met het kenmerk, dat het ten minste twee afzonderlijke verbindingsmiddelen omvat welke zodanig zijn ingericht dat elk daarvan 5 voor de mechanische en elektrische verbinding van de lichtbron met een respectievelijke stroomgeleider zorgdraagt.

2. Verbindingsmiddel bij voorkeur voor toepassing in een verbindingssysteem volgens conclusie 1, waarbij het verbindingsmiddel enerzijds aansluitbaar is op een 10 bijbehorende lampvoet van de lichtbron en anderzijds, bij voorkeur klemmend, bevestigbaar is aan een bijbehorende stroomgeleider.

3. Verbindingsmiddel volgens conclusie 2, waarbij het verbindingsmiddel een spiraalgewonden, elektrisch geleidend 15 element omvat, waarvan de windingen zodanig zijn ingericht dat de stroomgeleider hiertussen klembaar is.

4. Verbindingsmiddel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de lichtbron co-axiaal met het verbindingsmiddel verbindbaar is.

5. Verbindingsmiddel volgens conclusie 3 of 4, waarbij de 20 binnendiameter van het spiraalgewonden element althans ongeveer gelijk is aan de buitendiameter van een lampvoet van de lichtbron.

6. Verbindingsmiddel volgens één der conclusies 3-5, waarbij het element uit veerkrachtig materiaal, bijvoorbeeld 25 metaal, is gevormd.

7. Verbindingsmiddel volgens één der conclusies 3-6, waarbij het deel van het element dat met de lichtbron kan worden verbonden onder een hoek is geplaatst ten opzichte van het deel van het element dat met de stroomgeleider kan worden 30 verbonden.

8. Verlichtingssysteem voor laagspanning, omvattende een laagspanningsstroombron, stroomgeleiders en een verbindingssysteem, met het kenmerk, dat het verbindingssysteem ten minste twee afzonderlijke 1 0030:' 1 » verbindingsmiddelen omvat welke zodanig zijn ingericht dat elk daarvan voor de mechanische en elektrische verbinding van de lichtbron met een respectievelijke stroomgeleider zorgdraagt.

9. Verlichtingssysteem volgens conclusie 8, waarbij de 5 verbindingsmiddelen een spiraalgewonden, elektrisch geleidend element omvatten, waarvan de windingen zodanig zijn ingericht dat de stroomgeleider hiertussen klembaar is.

10. Verlichtingssysteem volgens conclusie 8 of 9, verder omvattende een lichtbron welke is voorzien van middelen voor 10 verbinding met de verbindingsmiddelen.

11. Reflector, voorzien van aansluitmiddelen voor het klemvast verbinden daarvan met het verbindingsmiddel volgens één der conclusies 2-7.

12. Blokkeerinrichting voor plaatsing over een 15 verbindingsmiddel volgens één der conclusies 2-7, voorzien van een cilindervormige wand met een binnendiameter die althans ongeveer gelijk is aan de buitendiameter van het verbindingsmiddel.

13. Blokkeerinrichting volgens conclusie 12, tevens 20 voorzien van ten minste één in de cilindervormige wand aangebrachte uitsparing voor het daarin opnemen van een stroomgeleider.

14. Element voor plaatsing over een lichtbron voor toepassing in een verlichtingssysteem volgens één der 25 conclusies 8-10, voorzien van een cilindervormige uitsparing voor het daarin opnemen van de lichtbron, en waarbij de uitsparing bij voorkeur tevens geschikt is voor het althans gedeeltelijk daarin opnemen van een verbindingsmiddel volgens één der conclusies 2-7. 1 Λ " - i : - i