NL1009754C2 - Method for manufacturing a blade or sheet metal plate. - Google Patents

Method for manufacturing a blade or sheet metal plate. Download PDF

Info

Publication number
NL1009754C2
NL1009754C2 NL1009754A NL1009754A NL1009754C2 NL 1009754 C2 NL1009754 C2 NL 1009754C2 NL 1009754 A NL1009754 A NL 1009754A NL 1009754 A NL1009754 A NL 1009754A NL 1009754 C2 NL1009754 C2 NL 1009754C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
medium
rotor
stator
throughput
housing
Prior art date
Application number
NL1009754A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Augustinus Wilhelmus M Bertels
Hielke Dijkstra
Uwe Stephan
Original Assignee
Vogel Willi Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vogel Willi Ag filed Critical Vogel Willi Ag
Priority to NL1009754A priority Critical patent/NL1009754C2/en
Priority to AU52903/99A priority patent/AU5290399A/en
Priority to EP99938388A priority patent/EP1101036A1/en
Priority to PCT/EP1999/005498 priority patent/WO2000006912A1/en
Priority to DE19983414T priority patent/DE19983414T1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1009754C2 publication Critical patent/NL1009754C2/en

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D29/00Details, component parts, or accessories
    • F04D29/18Rotors
    • F04D29/181Axial flow rotors
    • F04D29/183Semi axial flow rotors
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D29/00Details, component parts, or accessories
    • F04D29/18Rotors
    • F04D29/22Rotors specially for centrifugal pumps
    • F04D29/2238Special flow patterns
    • F04D29/2255Special flow patterns flow-channels with a special cross-section contour, e.g. ejecting, throttling or diffusing effect
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D29/00Details, component parts, or accessories
    • F04D29/40Casings; Connections of working fluid
    • F04D29/42Casings; Connections of working fluid for radial or helico-centrifugal pumps
    • F04D29/44Fluid-guiding means, e.g. diffusers
    • F04D29/445Fluid-guiding means, e.g. diffusers especially adapted for liquid pumps
    • F04D29/448Fluid-guiding means, e.g. diffusers especially adapted for liquid pumps bladed diffusers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F05INDEXING SCHEMES RELATING TO ENGINES OR PUMPS IN VARIOUS SUBCLASSES OF CLASSES F01-F04
    • F05DINDEXING SCHEME FOR ASPECTS RELATING TO NON-POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES OR ENGINES, GAS-TURBINES OR JET-PROPULSION PLANTS
    • F05D2250/00Geometry
    • F05D2250/50Inlet or outlet
    • F05D2250/52Outlet

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)

Description

WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN VAN EEN SCHOEP OF SCHOT VAN PLAATMETAALMETHOD FOR MANUFACTURING A SHAFT OR SHAPE OF SHEET METAL

De uitvinding heeft betrekking op een rotatie* inrichting, omvattende: (a) een huis met een centrale, in hoofdzaak axiale eerste mediumdoorvoer en ten minste één in 5 hoofdzaak axiale tweede mediumdoorvoer; (b) een zich in dat huis en tot buiten dat huis uitstrekkende rotor-as, die ten opzichte van dat huis roteerbaar gelagerd is en een in dat huis geaccomodeerde rotor draagt, welke rotor met een centrale derde 1 10 mediumdoorvoer aan de genoemde eerste mediumdoorvoer aansluit, welke derde mediumdoorvoer zich vertakt in een r aantal angulair equidistante rotorkanalen, die zich elk in een respectief althans min of meer radiaal hoofdvlak uitstrekken vanaf de derde mediumdoorvoer naar een 15 respectieve vierde mediumdoorvoer, waarbij de eindzone van de derde mediumdoorvoer en de eindzone van de vierde mediumdoorvoer zich elk in hoofdzaak axiaal uitstrekken en elk rotorkanaal een gebogen vorm bezit, bijvoorbeeld een algemene U-vorm of een algemene S-vorm bezit, een 20 middendeel vertoont dat zich in een richting met althans een aanzienlijke radiële component uitstrekt, en elk rotorkanaal een stroombuis-dwarsdoorsnede-oppervlak, dat _ wil zeggen een doorsnede dwars op elke lokale -The invention relates to a rotation * device, comprising: (a) a housing having a central, substantially axial first medium throughput and at least one substantially axial second medium throughput; (b) a rotor shaft extending in that housing and beyond that housing, which is rotatably mounted relative to that housing and carries a rotor accommodated in that housing, said rotor having a central third medium throughput at said first medium throughput which third medium throughput branches into an r number of angularly equidistant rotor channels, each of which extends in a respective at least more or less radially main plane from the third medium throughput to a respective fourth medium throughput, the end zone of the third medium throughflow and the end zone of the fourth medium passage each extend substantially axially and each rotor channel has a curved shape, for example a general U-shape or a general S-shape, has a center part that extends in a direction with at least a substantial radial component, and each rotor channel a flow tube cross-sectional area, that is, a cross-section to any local -

hoofdrichting, vertoont, die in de richting van de derde 25 mediumdoorvoer naar de vierde mediumdoorvoer toeneemt Zmain direction, which increases in the direction from the third medium throughput to the fourth medium throughput

vanaf een relatieve waarde 1 tot een relatieve van ten _ minste 4. - (c) een in dat huis geaccomodeerde stator, 1 omvattende: ' 30 (c.1) een eerste centraal lichaam dat een in ~ hoofdzaak omwentelingssymetrisch, bijvoorbeeld althans n min of meer cilindrisch, althans min of meer conisch, — gekromd of hybride gevormd buitenvlak met een vloeiendefrom a relative value of 1 to a relative of at least 4. - (c) a stator accommodated in that housing, comprising: '30 (c.1) a first central body which has a substantially rotationally symmetrical, for example at least n min or more cylindrical, at least more or less conical, curved or hybrid shaped outer surface with a smooth

1. 5 4 I1. 5 4 I

2 vorm bezit, dat samen met een binnenvlak van het huis een algemeen in hoofdzaak omwentelingssymetrische, bijvoorbeeld cilindervormige mediumdoorvoerruimte met een radiële afmeting van ten hoogste 0,4x de straal van 5 het genoemde buitenvlak begrenst, in welke mediumdoorvoerruimte een aantal angulair equidistante, paarsgewijs statorkanalen begrenzende, statorschoepen zijn geaccomodeerd, welke statorschoepen elk aan hun naar de rotor gerichte, een vijfde mediumdoorvoer vormende 10 eindzone een substantieel, in het bijzonder ten minste 60°, van de axiale richting afwijkende richting bezitten, en aan hun andere, een zesde mediumdoorvoer vormende eindzone een weinig, in het bijzonder ten hoogste 15°, van de axiale richting afwijkende richting bezitten; welke 15 vijfde mediumdoorvoeren voor mediumstroming in in hoofdzaak axiale richting aansluiten aan de vierde mediumdoorvoeren, en op in hoofdzaak dezelfde radiële posities zijn geplaatst, en welke zesde mediumdoorvoeren : in verbinding staan met de ten minste ene tweede 20 mediumdoorvoer; (c.2) een tweede centraal lichaam, waarbij zich tussen de zesde mediumdoorvoer en de ten minste ene tweede mediumdoorvoer een aantal, in de richting vanaf de zesde mediumdoorvoeren naar de ten minste ene tweede 25 mediumdoorvoer toelopende, door het buitenvlak van het tweede centrale lichaam en het cilindervormige binnenvlak van het huis begrensde spruitstuk-kanalen uitstrekken; waarbij een algemene mediumdoorstromingsbaan is gedefinieerd tussen de eerste mediumdoorvoer en de ten 30 minste ene tweede mediumdoorvoer door respectievelijk de eerste mediumdoorvoer, de derde mediumdoorvoeren, de j rotorkanalen, de vierde mediumdoorvoeren, de * statorkanalen, de zesde mediumdoorvoeren, de spruitstuk- kanalen, de tweede mediumdoorvoeren, en omgekeerd, met 35 tijdens bedrijf in hoofdzaak vloeiende en continue overgangen tussen de genoemde delen; en waarbij de opbouw zodanig is, dat er tijdens bedrijf een wederzijdse krachtkoppeling bestaat tussen de ! i f-n ~ .2 has a shape which, together with an inner surface of the housing, defines a generally substantially rotationally symmetrical, for example cylindrical, medium passage space with a radial dimension of at most 0.4x the radius of said outer surface, in which medium passage space a number of angularly equidistant pairwise stator channels bounding stator vanes are accommodated, which stator vanes each have a substantial, in particular at least 60 °, direction deviating from the axial direction at their end zone facing the rotor, forming a fifth medium throughput, and at their other, forming a sixth medium throughput end zone have a direction which deviates slightly from the axial direction, in particular at most 15 °; which fifth media passages for medium flow connect in substantially axial direction to the fourth medium passages, and are placed in substantially the same radial positions, and which sixth medium passages are in communication with the at least one second medium passage; (c.2) a second central body, wherein between the sixth medium throughput and the at least one second medium throughflow, a number extending in the direction from the sixth medium throughes to the at least one second medium throughthrough the outer surface of the second central body and the cylindrical inner surface of the housing extend bound manifold channels; wherein a general medium flow path is defined between the first medium pass and the at least one second medium pass through the first medium pass, the third medium passages, the rotor channels, the fourth medium passages, the stator channels, the sixth medium passages, the manifold channels, the second medium passages, and vice versa, with substantially smooth and continuous transitions between said parts during operation; and wherein the construction is such that during operation there is a mutual force coupling between the! i f-n ~.

• t 3 j rotatie van de rotor , en aldus de rotatie van de as, enerzijds, en de druk in het de genoemde mediumdoorstromingsbaan doorstromende medium.T 3 j rotation of the rotor, and thus the rotation of the shaft, on the one hand, and the pressure in the medium flowing through said medium flow path.

Ter toelichting van de nieuwe 5 vervaardigingswijze voor een rotatie-inrichting van het nieuwe type waarop de uitvinding betrekking heeft volgt hieronder een inleiding dienaangaande.To explain the new manufacturing method for a rotary device of the new type to which the invention relates, an introduction to this follows below.

Rotatie-inrichtingen zijn in vele uitvoeringen bekend.Rotary devices are known in many embodiments.

10 Bekend is bijvoorbeeld een centrifugaalpomp met een axiale invoer en een te verpompen vloeistof radiaal onder invloed van centrifugale krachten naar buiten slingerende rotor met schoepen en één of meer " bijvoorbeeld in hoofdzaak tangentiële afvoeren.It is known, for example, a centrifugal pump with an axial inlet and a liquid to be pumped radially under the influence of centrifugal forces with a rotor swinging outwards and one or more, for example, substantially tangential outlets.

15 Verder is bekend een axiale compressor met in cascade gerangschikte groepen rotor- en statorschoepen. “Furthermore, an axial compressor with cascaded groups of rotor and stator blades is known. "

De structuur omvat vele duizenden uiterst complex : gevormde onderdelen, die bovendien aan hoge eisen van : maatnauwkeurigheid en mechanische sterkte moeten voldoen.The structure contains many thousands of extremely complex: molded parts, which also have to meet high requirements of: dimensional accuracy and mechanical strength.

20 Een voorbeeld hiervan is een gasturbine, waarbij in dit geval gasvormig medium onder druk door een daarvoor bestemde bron wordt afgegeven en wordt gericht op de schoepen van een rotor, zodanig dat deze rotor met kracht wordt aangedreven voor bijvoorbeeld het roterend 25 aandrijven van een machine, zoals een elektrische generator.An example of this is a gas turbine, in which in this case gaseous medium is released under pressure from a designated source and is directed at the blades of a rotor, such that this rotor is driven with force for, for example, rotating a machine such as an electric generator.

Deze bekende inrichtingen vertonen stromings-instabiliteiten, in het bijzonder bij geringe debieten.These known devices exhibit flow instabilities, especially at low flow rates.

Deze veroorzaken veelal een onbalans in de 30 rotorbelasting, die aanleiding geeft tot zware trillingen, onbeheersbare toerentalvariaties en zeer = zware mechanische belastingen van lagers, assen en schoepen.These often cause an imbalance in the rotor load, which gives rise to heavy vibrations, uncontrollable speed variations and very heavy mechanical loads on bearings, shafts and blades.

Alle bekende rotatie-inrichtingen bezitten nog = 35 verdere technische tekortkomingen.All known rotary devices have further technical shortcomings.

Bijvoorbeeld is vaak het rendement relatief laag en sterk afhankelijk van het toerental. - 1 Π Π 0 ~ £ 4 i U \j ν' ί : - 4For example, the efficiency is often relatively low and strongly dependent on the speed. - 1 Π Π 0 ~ £ 4 i U \ j ν 'ί: - 4

Bovendien zijn de bekende inrichtingen meestal volumineus, zwaar en duur.In addition, the known devices are usually bulky, heavy and expensive.

Bij het toepassen van giettechnieken voor het vervaardigen van een rotor moeten de schoepen een zekere 5 minimale wanddikte bezitten, die aanleiding geeft tot ongewenste verkleiningen van het effectieve doorstroomvolume en verliezen door loslating en zogvorming. Bovendien beperkt de schoepwanddikte en de noodzakelijke schoepenvorm het aantal te accommoderen 10 schoepen. Verder lijdt de giettechniek onvermijdelijk tot ongewenste oppervlakte-ruwheid en onbalans als gevolg van onbedoelde en onbeheersbare dichtheidsverschillen, bijvoorbeeld als gevolg van insluitsels.When using casting techniques to produce a rotor, the blades must have a certain minimum wall thickness, which gives rise to undesired decreases in the effective flow volume and losses due to loosening and wake formation. In addition, the blade wall thickness and the necessary blade shape limits the number of blades to be accommodated. Furthermore, the casting technique inevitably leads to undesired surface roughness and unbalance due to unintended and uncontrollable density differences, for example due to inclusions.

Verder is de treksterkte van gegoten metalen en 15 legeringen beperkt.Furthermore, the tensile strength of cast metals and 15 alloys is limited.

Bekende centrifugaalpompen lijden verder aan zogenaamde slip, het verschijnsel, dat de stroming slecht aanligt aan de zuigzijde van het stroomkanaal, dat wordt begrensd door naburige schoepen. Door de expansiehoek ~ 20 tussen de schoepen is er sprake van een slipgebied of een gebied met "dood water", waarin zich een grootschalige stationaire wervel bevindt, waardoor de doorstroming in dat gebied nul is. Hierdoor is de uitgangsdruk van de centrifugaalpomp sterk pulserend.Known centrifugal pumps further suffer from so-called slip, the phenomenon that the flow is poorly attached to the suction side of the flow channel, which is bounded by neighboring vanes. Due to the expansion angle ~ 20 between the blades, there is a slip area or an area of "dead water", in which there is a large-scale stationary vortex, whereby the flow in that area is zero. As a result, the output pressure of the centrifugal pump is highly pulsating.

25 Verder zijn bekende inrichtingen zodanig opgebouwd, dat ze tijdens bedrijf veel lawaai produceren.Known devices are furthermore constructed in such a way that they produce a lot of noise during operation.

Alle als bijvoorbeeld waterpomp werkende bekende inrichtingen bezitten een beperkte drukcapaciteit. Bijvoorbeeld voor toepassingen als 30 brandweerpomp worden daarom vaak pompen met elkaar in cascade geplaatst om de vereiste druk, ook wel uitgedrukt als opvoerhoogte van het te verpompen water, te realiseren.All known devices operating as, for example, a water pump, have a limited pressure capacity. For example, for applications such as a fire brigade pump, pumps are often cascaded with one another to realize the required pressure, also expressed as the head of the water to be pumped.

Bij de bekende rotatie-inrichtingen wordt het 35 verder soms als een nadeel ervaren, dat mediuminvoer en mediumuitvoer niet dezelfde richting vertonen, maar bijvoorbeeld haaks op elkaar gericht zijn. Onder bepaalde omstandigheden kan het gewenst zijn, althans de ! r· ; . . ; , ] ï V u u i j 4 5 mogelijkheid te hebben, de invoer en de uitvoer dezelfde richting te geven.In the known rotary devices it is furthermore sometimes experienced as a drawback that medium inlet and medium outlet do not show the same direction, but are for instance perpendicular to each other. Under certain circumstances it may be desirable, at least the! r ·; . . ; ,] ï V u u i j 4 5 possibility to give the input and output the same direction.

Bekende inrichtingen zijn verder niet in staat, te werken met media met sterk uiteenlopende 5 viscositeiten.Known devices are furthermore unable to work with media with widely varying viscosities.

Bij bekende inrichtingen lopen de stromingssnelheden van de doorstromende media tijdens het doorstromen door een inrichting zeer sterk uiteen. Als gevolg van de optredende versnellingen treedt 10 geluidproductie en rendementsverlies op. In dit verband zou het gewenst zijn, de doorstroomsnelheid van doorstromend medium door een rotatie-inrichting onder alle omstandigheden bijvoorbeeld binnen gebied van 0,2-5 x een richtwaarde gelijk te houden.In known devices, the flow rates of the flow-through media during the flow-through of a device vary very widely. As a result of the accelerations occurring, noise production and loss of efficiency occur. In this connection, it would be desirable to keep the flow rate of flow-through medium through a rotary device the same, for example, within a range of 0.2-5 times a guideline value under all conditions.

15 De uitvinding richt zich specifiek op het vervaardigen van de statorschoepen en de rotorschotten, die bij voorkeur worden toegepast voor een rotatie-inrichting van het beschreven type.The invention focuses specifically on the manufacture of the stator blades and the rotor baffles, which are preferably used for a rotary device of the type described.

Het is wezenlijk, dat het modelleren van de 20 schoepen of de schotten met hoge nauwkeurigheidIt is essential that the modeling of the 20 blades or the baffles be done with high precision

plaatsvindt om een in hoofdzaak mediumdichte aansluiting aan de oppervlakken te verkrijgen, waarmee de schoepen en Itakes place to obtain a substantially medium-tight connection to the surfaces, with which the blades and I

de schotten afdichtend moeten samenwerken. ïthe bulkheads must cooperate in a sealing manner. ï

Een statorschoep dient aan hoge eisen van 25 nauwkeurigheid te voldoen, hetgeen technisch zeer moeilijk realiseerbaar is in verband met de ruimtelijk uiterst gecompliceerde vorm van een dergelijke schoep. “A stator vane must meet high requirements of accuracy, which is technically very difficult to realize in connection with the spatially extremely complicated form of such a vane. "

Een rotorschot dient met hoge nauwkeurigheid te worden vervaardigd en bij voorkeur door lassen te worden — 30 verbonden met twee rotorschotels. De betreffende lasplaatsen zijn met normale lastechnieken onbereikbaar, zodat men geneigd zou zijn toevlucht te nemen tot andere verbindingsmethodes zoals solderen, lijmen, schroefverbindingen, lip-gatverbindingen en dergelijke.A rotor baffle should be manufactured with high precision and preferably welded to two rotor discs. The welding spots in question are inaccessible with normal welding techniques, so that one would tend to resort to other connection methods such as soldering, gluing, screw connections, lip-hole connections and the like.

35 Wezenlijk voor de werkwijze volgens de uitvinding is, dat de vormnauwkeurigheid van de schoepen ^ en schotten aan zeer hoge eisen moet voldoen.It is essential for the method according to the invention that the shape accuracy of the blades and partitions must meet very high requirements.

1000754 7 61000754 7 6

De werkwijze volgens conclusie 1 maakt in het algemeen een vervaardiging met hoge maatnauwkeurigheid moge ijk.The method of claim 1 generally permits manufacture with high dimensional accuracy.

De werkwijze volgens conclusie 2 betreft een 5 speciale werkwijze die is bestemd voor het vervaardigen van een statorschoep. Dergelijke schoepen vertonen een min of meer deels-helixvormige opbouw, terwijl hun radiaal naar binnen respectievelijk naar buiten gerichte randen een exacte deels-cilindrische vorm dienen te 10 bezitten. Een dergelijke opbouw is ruimtelijk uiterst gecompliceerd. De werkwijze volgens conclusie 2 maakt niettemin het vervaardigen van statorschoepen met een zeer hoge mate van vormnauwkeurigheid mogelijk.The method according to claim 2 relates to a special method which is intended for manufacturing a stator blade. Such blades have a more or less partly helical structure, while their radially inward and outwardly directed edges should have an exact partly cylindrical shape. Spatially, such a structure is extremely complicated. The method of claim 2 nevertheless allows the manufacture of stator blades with a very high degree of shape accuracy.

Opgemerkt wordt, dat de haaks omgezette 15 langsrandzones zeer geschikt zijn voor het bijvoorbeeld door lijmen verbinden met een desbetreffend cilindrisch contactvlak.It is noted that the perpendicularly bent longitudinal edge zones are very suitable for joining, for instance by gluing, to a corresponding cylindrical contact surface.

Conclusie 3 heeft betrekking op een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens conclusie 2, 20 volgens welke het vormen van de omgezette langsrandzones simultaan plaatsvindt met het op de hierboven geschreven wijze modelleren van een statorschoep.Claim 3 relates to a preferred embodiment of the method according to claim 2, 20 according to which the forming of the converted longitudinal edge zones takes place simultaneously with the modeling of a stator vane as described above.

Conclusie 4 betreft een werkwijze die in het bijzonder, maar niet uitsluitend, geschikt is voor het 25 vormen van de statorschoepen.Claim 4 relates to a method which is particularly, but not exclusively, suitable for forming the stator blades.

Conclusie 5 betreft een werkwijze die in het bijzonder, maar niet uitsluitend, geschikt is voor het vervaardigen van een rotorschot.Claim 5 relates to a method which is particularly, but not exclusively, suitable for manufacturing a rotor bulkhead.

Conclusie 6 betreft een voorkeurswerkwijze voor 30 het vervaardigen van een rotor. De werkwijze kan zeer snel en met hoge nauwkeurigheid worden uitgevoerd.Claim 6 concerns a preferred method for manufacturing a rotor. The method can be carried out very quickly and with high accuracy.

Teneinde de stroombanen tussen de stroomdoorvoeruitsteeksels zo scherp mogelijk te definiëren verdient de werkwijze volgens conclusie 6 de 35 voorkeur. Hierdoor wordt vermeden, dat er thermische verschillen tussen de verschillende lasposities ontstaan, die de kwaliteit van een te vervaardigen rotor nadelig ' zouden kunnen beïnvloeden.In order to define the flow paths between the flow-through protrusions as sharply as possible, the method according to claim 6 is preferred. This avoids thermal differences between the different welding positions which could adversely affect the quality of a rotor to be manufactured.

<r; Γ*. C C·· *? i , f *' r ! 5 · 7<r; Γ *. C C ·· *? i, f * 'r! 5 · 7

Conclusie 8 betreft een matrijs voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2.Claim 8 concerns a mold for performing the method according to claim 2.

Conclusie 9 betreft een rotorschot of statorschoep, die is vervaardigd met de werkwijze volgens 5 een van de betreffende conclusies, terwijl conclusie 10 een rotor betreft, die is vervaardigd onder toepassing van de werkwijze volgens conclusie 6 of 7.Claim 9 concerns a rotor baffle or stator vane, which is manufactured by the method according to any one of the preceding claims, while claim 10 concerns a rotor, which is manufactured using the method according to claim 6 or 7.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. In de tekeningen tonen: 10 figuur 1 gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, gedeeltelijk in opengewerkt zijaanzicht, een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een rotatie-inrichting; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens figuur 15 1 dat geschematiseerd is voor het weergeven van de ruimtelijke opbouw; figuur 3 een variant van een spruitstuk; ~ figuur 4 een gedeeltelijk weggebroken 1 perspectivisch aanzicht van een tweede 20 uitvoeringsvoorbeeld van een rotatie-inrichting; : figuur 5A een uitgeslagen aanzicht van een deel van een stator met statorkanalen begrenzende statorschoepen; figuur 5B een uitgeslagen aanzicht van een 25 statorschoep; figuur 5C een met figuur 5A corresponderend aanzicht van twee statorschoepen ter toelichting van de geometrische verhoudingen; figuur 5D een gerectilineariseerd aanzicht van 30 het statorkanaal volgens figuur 5C; figuur 5E een grafiek van de kanaalbreedte als Ξ functie van de kanaalafstand; figuur 5F de ingesloten hoek als functie van de kanaalafstand; 35 figuur 6A een schematische dwarsdoorsnede van een derde uitvoeringsvoorbeeld van een rotatie- inrichting; Ξ 1009754 8 ƒ \ figuur 6B een met figuur 6A corresponderend aanzicht van een variant.The invention will now be elucidated with reference to the annexed drawings. In the drawings: figure 1 shows partly in cross-section, partly in cut-away side view, a first exemplary embodiment of a rotary device; figure 2 shows a partly broken away perspective view of the device according to figure 15, which is schematized for the representation of the spatial structure; figure 3 shows a variant of a manifold; figure 4 is a partly broken away perspective view of a second embodiment of a rotation device; figure 5A is an exploded view of a part of a stator with stator blades delimiting stator channels; Figure 5B is an exploded view of a stator vane; figure 5C shows a view corresponding with figure 5A of two stator blades for explaining the geometric proportions; figure 5D shows a rectilinearized view of the stator channel according to figure 5C; figure 5E is a graph of the channel width as a function of the channel distance; figure 5F shows the included angle as a function of the channel distance; Figure 6A shows a schematic cross section of a third embodiment of a rotary device; 9 1009754 8 ƒ \ figure 6B a view of a variant corresponding to figure 6A.

figuur 7 een perspectivisch plof-aanzicht vanaf de onderzijde van de interne structuur met rotor en 5 stator van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een rotatie-inrichting, met weglating van het huis en de onderste rotorschotel; figuur 8 vanaf de bovenzijde van de stator volgens figuur 7, met weglating van het huis en de rotor; 10 figuur 9 een perspectivisch plof-aanzicht vanaf de onderzijde, corresponderend met figuur 7, van de rotor; figuur 10A een met figuur 8 corresponderend perspectivisch aanzicht van het statordeel van een vijfde 15 uitvoeringsvoorbeeld, waarbij het spruitstuk anders is uitgevoerd; figuur 10B een met figuur 10A corresponderend aanzicht van een variant; figuur IOC een met figuur 10B corresponderend 20 aanzicht van een variant; figuur 10D een grafische weergave van het verband tussen de tangentiële afstand tussen twee schoepen en de axiale positie; figuur 10E de kanaalbreedte als functie van de 25 kanaalpositie; figuur 10F een grafische weergave van de ingesloten hoek als functie van de kanaalpositie; figuur 11 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een deel van een zesde 30 uitvoeringsvoorbeeld van een rotatie-inrichting; figuur 12A een gedeeltelijk schematisch perspectivisch aanzicht van een matrijs voor het vormen van rotorschoepen; figuur 12B een dwarsdoorsnede volgens de lijn 35 B-B in figuur 12A; figuur 12C een geschematiseerd plof-aanzicht van een inrichting voor het vervaardigen van een statorschoep; '5 f' Γ. i"; - 1 · I J U U t f O '{.figure 7 shows a perspective exploded view from below of the internal structure with rotor and stator of a fourth embodiment of a rotary device, with the housing and the lower rotor plate omitted; Figure 8 from the top of the stator of Figure 7, with the housing and rotor omitted; Figure 9 shows a perspective exploded view from below, corresponding to figure 7, of the rotor; figure 10A shows a perspective view corresponding with figure 8 of the stator part of a fifth exemplary embodiment, wherein the manifold is designed differently; figure 10B shows a view corresponding with figure 10A of a variant; figure IOC shows a view corresponding with figure 10B of a variant; Figure 10D is a graphical representation of the relationship between the tangential distance between two blades and the axial position; Figure 10E shows the channel width as a function of the channel position; Figure 10F is a graphical representation of the included angle as a function of the channel position; figure 11 shows a partly broken away perspective view of a part of a sixth embodiment of a rotary device; Figure 12A is a partial schematic perspective view of a die for forming rotor blades; figure 12B shows a cross-section along the line 35 B-B in figure 12A; Figure 12C is a schematic exploded view of a device for manufacturing a stator vane; "5 f" Γ. i "; - 1 · I J U U t f O '{.

9 figuur 12D een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens figuur 12C; figuur 13A een sterk geschematiseerd plof-aanzicht van een inrichting voor het samenstellen van een 5 rotor volgens figuur 9; figuur 13B een schematisch gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een opstelling van een aantal geleidingsblokken in de vervaardigingsfase van een stator; 10 figuur 13C een onder figuur 13B getekend, gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de volgens figuur 13B vervaardigde stator; figuur 13D een samenstel van warmte en elektriciteit geleidende blokken conform figuur 13B;Figure 12D shows a perspective view of the device according to figure 12C; figure 13A shows a highly schematic exploded view of a device for assembling a rotor according to figure 9; Figure 13B is a schematic partial perspective view of an arrangement of a number of guide blocks in the manufacturing phase of a stator; Figure 13C shows a partly broken away perspective view drawn under figure 13B of the stator manufactured according to figure 13B; figure 13D shows an assembly of heat and electricity conducting blocks according to figure 13B;

15 figuur 14 een schematische grafiek ter IFigure 14 shows a schematic graph i

vergelijking van het rendement als functie van het relatieve debiet van een bekende rotatie-inrichting en een inrichting volgens de onderhavige octrooiaanvrage; figuur 15 de door een inrichting volgens de 20 uitvinding te genereren druk als functie van het debiet bij verschillende toerentallen in vergelijking met een 1 bekende pomp; ~ figuur 16 een met figuur 15 corresponderende ^ grafische weergave van een andere uitvoering; 25 figuur 17 een perspectivisch aanzicht van een verder uitvoeringsvoorbeeld van de rotatie-inrichting - volgens de uitvinding; figuur 18 een opengewerkt perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens figuur 17; 30 figuur 19 een plof-aanzicht van de inrichting volgens figuur 17; figuur 20 een perspectivisch aanzicht van de " motor; = figuur 21 een perspectivisch aanzicht van de ï 35 stromingskanalen-eenheid, die zich uitstrekken tussen de t zesde mediumdoorvoer en de tweede mediumdoorvoer; en - figuur 22 een bovenaanzicht van de eenheid ~ volgens figuur 21.comparison of the efficiency as a function of the relative flow rate of a known rotary device and a device according to the present patent application; figure 15 shows the pressure to be generated by a device according to the invention as a function of the flow rate at different speeds in comparison with a known pump; Figure 16 is a graphic representation corresponding to Figure 15 of another embodiment; Figure 17 shows a perspective view of a further embodiment of the rotation device according to the invention; figure 18 shows a cut-away perspective view of the device according to figure 17; Figure 19 shows an exploded view of the device according to figure 17; figure 20 shows a perspective view of the motor; figure 21 shows a perspective view of the flow channel unit, which extend between the sixth medium passage and the second medium passage; and - figure 22 a top view of the unit according to figure 21 .

1000754 : 101000754: 10

Figuur 1 toont een rotatieinrichting 1. Deze omvat een huis 2 met een centrale, axiale eerste mediumdoorvoer 3 en drie axiale tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6. Verder omvat de inrichting 1 een zich in het 5 genoemde huis 2 en tot buiten dat huis 2 uitstrekkende as 7, die ten opzichte van het huis 2 roteerbaar gelagerd is en een in het huis 2 geaccomodeerde rotor 8 draagt, die hierna zal worden gespecificeerd. De rotor 8 sluit met een centrale derde mediumdoorvoer 9 aan de eerste 10 mediumdoorvoer 3 aan. De derde mediumdoorvoer 9 vertakt zich in een aantal angulair equidistante rotorkanalen 10, die zich elk in een respectief, althans min of meer radiaal hoofdvlak uitstrekken vanaf de derde mediumdoorvoer 9 naar een respectieve vierde 15 mediumdoorvoer 11. De eindzone van de derde mediumdoorvoer 9 en de eindzone van de vierde mediumdoorvoer 11 strekken zich elk in hoofdzaak in axiale richting uit. Zoals figuur 1 toont, vertoont elk rotorkanaal 10 een algemene flauwe S-vorm, ongeveer 20 correspondeerd met een halve cosinus-functie en vertoont een middendeel 12, dat zich in een richting uitstrekt met althans een aanzienlijke radiële component. Elk rotorkanaal vertoont een dwarsdoorsnede-oppervlak, dat zich vergroot vanaf de derde mediumdoorvoer naar de 25 vierde mediumdoorvoer.Figure 1 shows a rotation device 1. It comprises a housing 2 with a central, axial first medium feed-through 3 and three axial second medium feed-throughs 4, 5, 6. Furthermore, the device 1 comprises a housing 2 mentioned above and outside that housing 2 extending shaft 7, which is rotatably mounted with respect to the housing 2 and carries a rotor 8 accommodated in the housing 2, which will be specified hereinafter. The rotor 8 connects to the first medium passage 3 with a central third medium passage 9. The third medium passage 9 branches into a number of angularly equidistant rotor channels 10, each of which extends in a respective, at least more or less radially major plane from the third medium passage 9 to a respective fourth medium passage 11. The end zone of the third medium passage 9 and the end zone of the fourth medium passage 11 each extend substantially in axial direction. As shown in Figure 1, each rotor channel 10 has a generally faint S shape, about 20 corresponds to a half cosine function, and has a center portion 12 extending in one direction with at least a significant radial component. Each rotor channel has a cross-sectional area that extends from the third medium throughput to the fourth medium throughput.

Verder omvat de rotatie-inrichting 1 een in het huis 2 geaccomodeerde stator 13. Deze stator 13 omvat een eerste centraal lichaam 14 en een tweede centraal lichaam 23.The rotation device 1 further comprises a stator 13 accommodated in the housing 2. This stator 13 comprises a first central body 14 and a second central body 23.

30 Het eerste centrale lichaam 14 bezit aan zijn aan de rotor 8 grenzende zone een cilindervormig buitenvlak 15, dat samen met een cilindervormig binnenvlak 16 van het huis 2 een algemeen cilindervormige mediumdoorvoerruimte 17 met een radiële afmeting van ten 35 hoogste 0,2x de straal van het cilindervormige buitenvlak 15 begrenst, in welke mediumdoorvoerruimte 17 een aantal angulair equidistante, paarsgewijs statorkanalen 18 begrenzende statorschoepen 19 zijn geaccomodeerd, welke s- r c' - ’ ' . : '· ; I Ü ü ü '> 11 statorschoepen 19 elk aan hun naar de rotor 8 gerichte, een vijfde mediumdoorvoer 24 vormende eindzone 20 een ; substantieel, in het bijzonder ten minste 60° van de axiale richting 21 afwijkende richting bezitten, en aan 5 hun andere, een zesde mediumdoorvoer 25 vormende eindzone 22 een weinig, in het bijzonder ten hoogste 15°, van de axiale richting 21 afwijkende richting bezitten, welke vijfde mediumdoorvoeren 24 aansluiten aan de vierde mediumdoorvoeren 11, en welke zesde mediumdoorvoeren 25 10 in verbinding staan met de drie tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6.The first central body 14 has on its zone adjoining the rotor 8 a cylindrical outer surface 15, which together with a cylindrical inner surface 16 of the housing 2 has a generally cylindrical medium passage space 17 with a radial dimension of at most 0.2x the radius of the cylindrical outer surface 15, in which medium passage space 17 is accommodated a number of angularly equidistant pairwise stator channels 18 stator blades 19, which src '-' '. : '·; 11 stator vanes 19 each at their end zone 20 one at their end zone 20, which faces a rotor 8, forming a fifth medium feed-through 24; substantially, in particular at least 60 °, direction deviating from the axial direction 21, and at their other end zone 22, forming a sixth medium feed-through 25, have a direction deviating slightly, in particular at most 15 °, from the axial direction 21 , which fifth medium passages 24 connect to the fourth medium passages 11, and which sixth medium passages 10 communicate with the three second medium passages 4, 5, 6.

Het tweede centrale lichaam is zodanig uitgevoerd, dat zich tussen de zesde mediumdoorvoer 25 en ^ de tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6 drie, in de richting 15 vanaf de zesde mediumdoorvoeren 25 naar de tweede ~ mediumdoovoeren 4, 5, 6 toelopende spruitstuk-kanalen 26 1The second central body is configured such that between the sixth medium throughput 25 and the second medium throughflows 4, 5, 6 three, extending in the direction 15 from the sixth medium throughflows 25 to the second medium throughflows 4, 5, 6, manifold channels. 26 1

uitstrekken. Deze spruitstuk-kanalen worden tevens begrensd door het buitenvlak 29 van het tweede centrale lichaam 23 en het cilindervormige binnenvlak 16 van het Lstretch out. These manifold channels are also bounded by the outer surface 29 of the second central body 23 and the cylindrical inner surface 16 of the L

20 huis 2.20 house 2.

In figuur 1 is een algemene mediumdoorstromingsbaan 27 met pijlen aangeduid. Deze : baan 27 is gedefinieerd tussen de eerste mediumdoorvoer 3 ï en de tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6 door 25 respectievelijk: de eerste mediumdoorvoer 3, de derde ~ mediumdoorvoeren 9, de rotorkanalen 10, de vierde mediumdoorvoeren 11, de statorkanalen 18, de zesde ” mediumdoorvoeren 25, de spruitstuk-kanalen 26, de tweede ; mediumdoorvoeren 4, 5, 6, met in hoofdzaak vloeiende ~In Figure 1, a general medium flow path 27 is indicated by arrows. This path 27 is defined between the first medium throughput 3 and the second medium throughputs 4, 5, 6 through 25, respectively: the first medium throughput 3, the third medium throughputs 9, the rotor channels 10, the fourth medium throughputs 11, the stator channels 18, the sixth ”medium passages 25, the manifold channels 26, the second; medium throughputs 4, 5, 6, with essentially smooth ~

30 overgangen tussen de genoemde delen. Opgemerkt wordt, dat I30 transitions between said parts. It is noted that I

in figuur 1 de stroming van het medium volgens pijlen 26 is weergegeven in overeenstemming met een pompwerking van Ξin figure 1 the flow of the medium according to arrows 26 is shown in accordance with a pumping action of Ξ

de inrichting 1, waartoe door niet-getekende motormiddelen de as 7 roterend wordt aangedreven. Zou via 35 de mediumdoorvoeren 4, 5, 6 medium onder druk met kracht Lthe device 1, for which the shaft 7 is rotatably driven by motor means (not shown). Through 35 the medium passages 4, 5, 6 would pressurize medium with force L.

in de tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6 worden toegelaten, "are allowed in the second medium passages 4, 5, 6, "

dan zou de mediumstroming omgekeerd zijn en zou door de hierna te beschrijven opbouw van de inrichting 1 de rotor •f η Π Γ Athen the medium flow would have been reversed and the rotor • f η Π Γ A

1 U \j ·-> i o 4 12 8 roterend worden aangedreven, tevens onder roterende aandrijving van de as 7.1 U \ j · -> i o 4 12 8 are driven in rotation, also under rotary drive of shaft 7.

De opbouw van de inrichting is zodanig, dat er tijdens bedrijf een wederzijdse krachtkoppeling bestaat 5 tussen de rotatie van de rotor 8, en aldus de rotatie van de as, enerzijds, en de snelheid en druk in het de genoemde mediumdoorstromingsbaan 27 doorstromende medium.The construction of the device is such that during operation there is a mutual force coupling between the rotation of the rotor 8, and thus the rotation of the shaft, on the one hand, and the speed and pressure in the medium flowing through the said medium flow path 27.

In het algemeen kan derhalve de inrichting werken als pomp, in welk geval de as 7 wordt aangedreven 10 en het medium wordt verpompt volgens de pijlen 27, of als turbine/motor, in welk geval de mediumstroming omgekeerd is en het medium de drijvende kracht levert.In general, therefore, the device can operate as a pump, in which case the shaft 7 is driven 10 and the medium is pumped according to the arrows 27, or as a turbine / motor, in which case the medium flow is reversed and the medium provides the driving force .

Figuur 2 toont in sterk geschematiseerd opengewerkt perspectief de inrichting 1. Duidelijk is, 15 dat de spruitstuk-kanalen 26 zijn gevormd door een tweede centraal lichaam 23, dat te beschouwen is als een inzetstuk, dat zich boven het eerste centrale lichaam 14 bevindt en drie de spruitstuk-kanalen 26 vormende uitsparingen 30 vertoont. Deze uitsparingen vertonen 20 afgeronde vormen en sluiten aan hun onderzijde aan aan de zesde mediumdoorvoeren 25 voor het naar de tweede mediumdoorvoeren 4, 5, 6 geleiden van het medium volgens de pijlen 27.Figure 2 shows in a highly schematic exploded perspective the device 1. It is clear that the manifold channels 26 are formed by a second central body 23, which can be regarded as an insert located above the first central body 14 and three recesses 30 forming manifold channels 26. These recesses have rounded shapes and adjoin the underside of the sixth medium passages 25 for guiding the medium according to arrows 27 to the second medium passages 4, 5, 6.

Figuur 3 toont het inzetstuk 23 in gedeeltelijk 25 weggebroken perspectivisch aanzicht. In dit willekeurige uitvoeringsvoorbeeld is het inzetstuk 23 uit plaatmetaal gevormd. Het kan echter ook uit andere geschikte materialen bestaan, zoals massieve, eventueel gewapende kunststof en dergelijke.Figure 3 shows the insert 23 in partly broken away perspective view. In this arbitrary embodiment, the insert 23 is formed from sheet metal. However, it can also consist of other suitable materials, such as solid, optionally reinforced plastic and the like.

30 Figuur 4 toont een inrichting 31, die functioneel overeenstemt met de inrichting 1. De inrichting 31 omvat een aandrijfmotor 28.Figure 4 shows a device 31, which corresponds functionally to device 1. Device 31 comprises a drive motor 28.

Zoals in figuur 4 duidelijker dan in figuur 1 kan worden gezien, is in de als mediuminvoer dienende 35 derde mediumdoorvoer 9 een invoerpropeller 32 met een aantal propellerbladen 33 aangebracht.As can be seen more clearly in figure 4 than in figure 1, an input propeller 32 with a number of propeller blades 33 is arranged in the third medium feed-through 9 serving as medium inlet.

Vooruitlopend op de bespreking van de rotor volgens figuur 9, die overeenkomt met de rotor 8 volgens 1 Ü Ü 'J / D 4 13 figuur 1, wordt nu reeds opgemerkt, dat de rotor 34 in de inrichting 31 volgens figuur 4 een aantal additionele verstijvingsschoren 35 vertoont die in de rotor 8 ontbreken.In anticipation of the discussion of the rotor according to figure 9, which corresponds to the rotor 8 according to figure 1, it is already noted that the rotor 34 in the device 31 according to figure 4 has a number of additional stiffening braces 35 which are missing in the rotor 8.

5 Zoals in figuur in 9 is getoond, omvat rotor 8 een aantal separate onderdelen, die op hierna te beschrijven wijze met elkaar zijn geïntegreerd. De rotor 8 omvat een onderschotel 36, een bovenschotel 37, twaalf relatief lange schotten 38 en twaalf daarmee verweven 10 geplaatste relatief korte schotten 39, die op de getoonde wijze equidistante begrenzingen vormen van respectieve rotorkanalen 10. De schotten 38, 39 vertonen elk een gebogen vorm en haaks omgezette randen 40, 41 voor mediumdichte koppeling met de schotels 36, 37. De 15 schotten 38, 39 zijn bij voorkeur door lassen met de schotels verbonden en vormen aldus een geïntegreerde rotor. In de centrale derde mediumdoorvoer 9 is de invoerpropeller 32 geplaatst. Deze vertoont twaalf bladen, die zonder rheologisch noemenswaardige overgang ; 20 aansluiten aan de lange rotorschotten 38. In het midden 1 van de invoerpropeller 32 is een naar beneden toe toelopend stroomlijnelement 42 geplaatst.As shown in Figure 9, rotor 8 comprises a number of separate parts, which are integrated with each other in a manner to be described below. The rotor 8 comprises a lower saucer 36, an upper saucer 37, twelve relatively long partitions 38 and twelve relatively short partitions 39 interposed therewith which form equidistant boundaries of respective rotor channels 10 in the manner shown. The partitions 38, 39 each have a curved shape and perpendicularly bent edges 40, 41 for medium-tight coupling with the dishes 36, 37. The partitions 38, 39 are preferably connected to the dishes by welding and thus form an integrated rotor. The input propeller 32 is placed in the central third medium passage 9. It has twelve sheets, without a rheologically significant transition; 20 connect to the long rotor baffles 38. In the center 1 of the input propeller 32 a downwardly tapering fairing element 42 is placed.

In het bijzonder figuur 4 toont duidelijk de werking van de als bijvoorbeeld vloeistofpomp werkende = 25 inrichting 31. Door aandrijving van as 7 met meeneming “In particular figure 4 clearly shows the operation of the device 31 acting as, for example, a liquid pump. By driving shaft 7 with carrier "

van rotor 34 wordt door de werking van propeller 32 vloeistof de rotorkanalen 10 ingeperst. Mede als gevolg van de optredende centrifugale versnelling wordt er een Ithe rotor channels 10 of rotor 34 are pressed in by the action of propeller 32 liquid. Partly as a result of the occurring centrifugal acceleration, an I.

sterke pompwerking verkregen, die zich laat vergelijken : 30 met die van centrifugaalpompen. Centrifugaalpompen echter !: werken met fundamenteel anders gevormde rotorkanalen. De Γ uit de rotorkanalen 10 stromende vloeistof vertoont een z sterke rotatie en heeft de vorm van een annulaire - stroming met zowel een tangentiële of rotatie-35 richtingscomponent als een axiale richtingscomponent. De statorschoepen 19 nemen de rotatiecomponent weg en leiden de aanvankelijk axiaal ingevoerde stroming weer in axiale z richting de spruitstuk-kanalen 26 binnen, waar de _ i ü U d i' 5 4 14 c deelstromen worden verzameld en worden toegevoerd respectieve mediumafvoeren 4, 5, 6. Desgewenst kan op de in figuur 2 getoonde wijze door middel van een vereniging van de drie afvoeren 4, 5, 6 tot één leiding 43 het 5 medium via één leiding verder worden verpompt.strong pumping effect, comparable with that of centrifugal pumps. Centrifugal pumps, however!: Work with fundamentally differently shaped rotor channels. The fluid flowing out of the rotor channels 10 exhibits a z strong rotation and is in the form of an annular flow with both a tangential or rotational directional component and an axial directional component. The stator vanes 19 remove the rotational component and return the initially axially introduced flow in axial z towards the manifold channels 26, where the partial flows are collected and fed respective medium discharges 4, 5, 6. If desired, the medium can be further pumped via one pipe in the manner shown in figure 2 by means of a union of the three outlets 4, 5, 6 into one pipe 43.

Vooruitgrijpend op figuur 10 wordt opgemerkt, dat ook andere uitvoeringen mogelijk zijn, waarbij ook de afvoer zich in nagenoeg exact axiale richting uitstrekt.Referring to Figure 10, it is noted that other embodiments are also possible, wherein the discharge also extends in an almost exactly axial direction.

Figuur 5A toont, dat de statorschoepen 19 aan 10 hun invoerzijde een omgebogen rand 44 vertonen. Deze rand heeft een rheologische functie. Hij zorgt voor een vloeiende, gestroomlijnde overgang van de door de snel roterende rotor 34 afgegeven sterk roterende mediumstroming naar de statorkanalen 18.Figure 5A shows that the stator blades 19 have a bent edge 44 on their input side. This edge has a rheological function. It provides a smooth, streamlined transition from the strongly rotating medium flow delivered by the fast-rotating rotor 34 to the stator channels 18.

15 De beschreven rotoren bestaan in deze uitvoering uit roestvaststalen onderdelen, met verwijzing naar figuur 9 de schotels 36, 37, de schotten 38, 39, de propeller 32.The rotors described in this embodiment consist of stainless steel parts, with reference to figure 9 the dishes 36, 37, the partitions 38, 39, the propeller 32.

Figuur 5A toont in uitgeslagen vorm het 20 buitenvlak 15 van het eerste centrale lichaam en de statorschoepen 19.Figure 5A shows in expanded form the outer surface 15 of the first central body and the stator blades 19.

Figuur 5B toont volgens de gebroken lijn B-B in figuur 5a een aanzicht van een schot 19.Figure 5B shows a view of a partition 19 along the broken line B-B in Figure 5a.

Figuur 5C toont een stel samen een 25 statorkanaal 18 begrenzende statorschoepen 19.Figure 5C shows a set of stator blades 19 bounding stator channel 18 together.

Figuur 5D toont een uitslag van het kanaal 18 met de bepaling van de onderlinge hoeken conform de elkaar opvolgende lijnen 46, die, zoals figuur 5D toont, alle onderlinge afstanden langs de hartlijn bezitten van 30 ongeveer 5mm, althans in deze uitvoering. De uitloopbreedte van elk statorkanaal is, zoals in figuur 5C is aangegeven, ongeveer 15mm. Figuur 5D toont de verschillende posities met de daarbij behorende halve hoeken tussen de schoepen 19 op de aangegeven posities.Figure 5D shows a deflection of the channel 18 with the determination of the mutual angles in accordance with the successive lines 46, which, as Figure 5D shows, have all mutual distances along the axis of approximately 5 mm, at least in this embodiment. The run-out width of each stator channel, as shown in Figure 5C, is approximately 15mm. Figure 5D shows the different positions with the associated half angles between the blades 19 at the indicated positions.

35 Figuur 5E toont de kanaalbreedte als functie van de posities volgens de figuren 5C en 5D.Figure 5E shows the channel width as a function of the positions according to Figures 5C and 5D.

Figuur 5F toont de ingesloten hoek conform de weergave in figuur 5D. Het is van belang op te merken, j *1 ''Λ Γ / ; · .i ! t ··..:· / o 4-a 15 dat deze hoek nergens de rheologisch belangrijke waarde van circa 15° overschrijdt en zelfs onder de waarde van 14° blijft.Figure 5F shows the included angle in accordance with the representation in Figure 5D. It is important to note, j * 1 '' Λ Γ /; · .I! t ·· ..: · / o 4-a 15 that this angle never exceeds the rheologically important value of approximately 15 ° and even remains below the value of 14 °.

In figuur 1 en figuur 4 is duidelijk te zien, 5 dat de respectieve rotoren 8, 34 in het gebied van de derde mediumdoorvoer en de vierde mediumdoorvoer ten opzichte van het huis 2 zijn afgedicht door respectieve labyrint-afdichtingen 45, 46. De as is ten opzichte van het huis gelagerd door middel van ten minste twee lagers, 10 waarvan in de figuren 1 en 4 er slechts één is getekend.In Figure 1 and Figure 4, it can be clearly seen that the respective rotors 8, 34 in the region of the third medium throughput and the fourth medium throughput with respect to the housing 2 are sealed by respective labyrinth seals 45, 46. The shaft is mounted with respect to the housing by means of at least two bearings, 10 of which only one is shown in Figures 1 and 4.

Dit lager is aangegeven met verwijzingsgetal 47.This bearing is indicated by reference number 47.

Figuur 6A toont een rotatie-inrichting met een iets andere opbouw. In deze structuur is er sprake van een continue eenheid van spruitstuk-kanalen, daar sprake 15 is van een ruimte 49 die door een tweede centrale lichaam 50 wordt begrensd samen met de wand 51 van het huis 52.Figure 6A shows a rotation device with a slightly different structure. In this structure, there is a continuous unit of manifold channels, since there is a space 49 bounded by a second central body 50 together with the wall 51 of the housing 52.

Aldus is er sprake van slechts één mediumafvoer 4.Thus there is only one medium discharge 4.

Figuur 6B toont een rotatie-inrichting 48', waarvan de opbouw nagenoeg geheel overeenkomt met de 20 opbouw van de inrichting 48 volgens figuur 6A. Anders dan in de inrichitng 48 omvat de inrichting 48' een : elektromotor. Deze omvat een aantal met het = verwijzingsgetal 90 aangeduide statorwikkelingen, die 7Figure 6B shows a rotation device 48 ', the construction of which corresponds almost entirely to the structure of the device 48 according to Figure 6A. Unlike in device 48, device 48 'includes an electric motor. It comprises a number of stator windings denoted by reference numeral 90, which 7

stationair zijn opgesteld, en een rotoranker 91, dat vast 25 verbonden is met de bovenschotel 37 van rotor 8. Iare stationary, and a rotor armature 91, which is fixedly connected to the top plate 37 of rotor 8. I

De aansluitdraden van de statorwikkelingen zijn r niet getekend. Ze kunnen zich zeer geschikt omhoog uitstrekken via de ongebruikte ruimte binnen de statorschoepen 19 en op een gewenste geschikte positie 30 uit de inrichting 48' uittreden. ~The lead wires of the stator windings are not shown r. They may very suitably extend upwardly through the unused space within the stator vanes 19 and exit the device 48 'at a desired suitable position. ~

Figuur 7 toont de interne structuur van rotor 8 met weglating van de onderste schotel 36. Verwezen wordt r in dit verband naar figuur 9. Van belang in deze figuur 7 is in het bijzonder de opbouw van het tweede centrale 35 lichaam 53. In het bijzonder een vergelijking met figuur ^ 2 maakt duidelijk, waarin deze uitvoering verschilt van de opbouw van inrichting 1. Het tweede centrale lichaam 53 is voorzien van drie inzetstukken 54 die uitsparingen ~ 1009754 ï 16 55 begrenzen, die de uitstroomopeningen van de statorkanalen 18 verbinden met mediumafvoeren 4, 5, 6. De uitsparingen 55 zijn voorzien van stroomgeleidingsschotten, die weliswaar verschillende 5 vormen hebben, maar gemakshalve alle met het verwijzingsgetal 56 zijn aangeduid. Door deze opbouw wordt eveneens een zeer rustige wervelingen-vrije stroming gerealiseerd.Figure 7 shows the internal structure of rotor 8, leaving out the lower saucer 36. Reference is made in this connection to figure 9. Of interest in this figure 7 is the construction of the second central body 53 in particular. a comparison with figure ^ 2 makes clear, in which this embodiment differs from the construction of device 1. The second central body 53 is provided with three inserts 54 delimiting recesses ~ 1009754 16 55, which connect the outflow openings of the stator channels 18 to medium drains. 4, 5, 6. The recesses 55 are provided with current-conducting partitions, which, although have different shapes, are all conveniently indicated by reference number 56 for convenience. Due to this construction, a very calm swirl-free flow is also realized.

Figuur 8 toont de stator 57 volgens figuur 7 10 vanaf de andere zijde.Figure 8 shows the stator 57 of Figure 7 from the other side.

Figuur 10A toont een deel van een vijfde uitvoeringsvoorbeeld. De stator 61 is in hoge mate regelmatig en symmetrisch opgebouwd en verschilt in die zin van de uitvoeringsvormen die in het bijzonder 15 duidelijk zijn getekend in de figuren 2 en 7. In de uitvoering volgens de figuur 10A worden spruitstuk-kanalen 62 op analoge wijze gevormd aan de statorkanalen 18. De spruitstuk-kanalen 62 worden enerzijds begrensd door een in de richting van afvoer 4 toelopend vlak 63 20 van een tweede centraal lichaam 64 en anderzijds door het binnenvlak van een niet-getekend huis. De kanalen 62 worden onderling van elkaar gescheiden door scheidingsschotten 65. Zoals getekend verenigen zich gemiddeld ongeveer 2,7 statorkanalen tot één spruitstuk-25 kanaal 62.Figure 10A shows part of a fifth exemplary embodiment. The stator 61 has a highly regular and symmetrical construction and differs in that from the embodiments which are particularly clearly drawn in Figures 2 and 7. In the embodiment according to Figure 10A, manifold channels 62 are formed in an analogous manner to the stator channels 18. The manifold channels 62 are delimited on the one hand by a surface 63 20 of a second central body 64 which tapers in the direction of discharge 4 and on the other hand by the inner surface of a housing (not shown). The channels 62 are separated from each other by separators 65. As shown, on average about 2.7 stator channels unite into one manifold-channel 62.

Figuur 10B toont een variant van figuur 10A. De stator 61' volgens figuur 10B is in zoverre afwijkend van de uitvoering volgens figuur 10A, dat de kanalen 62' van elkaar worden gescheiden door een vlak 63' en schotten 30 65' met andere vormen dan de betreffende onderdelen in de stator 61. Het gevolg hiervan is, dat de mediumdoorvoer 93' volgens figuur 10B een grotere doortocht vertoont dan de mediumdoortocht 93 figuur 10A. Het snelheidsverschil over de kanalen 62' is derhalve kleiner dan het 35 snelheidsverschil over de kanalen 62. Onder omstandigheden kan dit gewenst zijn.Figure 10B shows a variant of Figure 10A. The stator 61 'of Figure 10B differs from the embodiment of Figure 10A in that the channels 62' are separated from each other by a plane 63 'and partitions 30' of different shapes than the respective parts in the stator 61. The As a result, the medium throughput 93 'of Figure 10B has a larger passage than the medium throughput 93 of Figure 10A. The speed difference across channels 62 'is therefore smaller than the speed difference across channels 62. Under circumstances this may be desirable.

Figuur IOC toont een verdere variant, waarin de stator 61'' niet alleen de relatief lange schotten 19, 10 0 o : i i 17 maar ook daarmee verweven geplaatste kortere schotten 19' omvat. Het effect hiervan zal worden uitgelegd aan de hand van de hiernavolgende figuren 10D, 10E en 10F. Voor het overige komt de stator 61'' in hoofdzaak overeen met 5 de stator 61'. Er wordt op gewezen, dat de onderste eindzones van de schotten 19 en 19' omgevouwen zijn.Figure 10C shows a further variant, in which the stator 61 '' comprises not only the relatively long partitions 19, 10, but also shorter partitions 19 'placed intertwined therewith. The effect of this will be explained with reference to Figures 10D, 10E and 10F below. Otherwise, the stator 61 '' substantially corresponds to the stator 61 '. It is pointed out that the lower end zones of the partitions 19 and 19 'are folded over.

Hierdoor is een goede stroomlijnvorm met vergrote stijfheid, sterkte en erosiebestendigheid verzekerd.This ensures a good streamline shape with increased stiffness, strength and erosion resistance.

Figuur 10D toont de tangentiële afstand tussen 10 de naburige schotten 19 en 19' volgens figuur IOC en de schotten 19 volgens de figuren 10A en 10B. De tangentiële afstand is weergegeven als functie van de axiale positie.Figure 10D shows the tangential distance between the adjacent partitions 19 and 19 'of Figure 10C and the partitions 19 of Figures 10A and 10B. The tangential distance is shown as a function of the axial position.

De curven I en II corresponderen met naburige schotten.Curves I and II correspond to neighboring bulkheads.

Figuur 10E heeft betrekking op de uitvoering 15 volgens figuur IOC. De grafiek geeft de kanaalbreedte als 'Figure 10E relates to the embodiment 15 according to Figure IOC. The graph shows the channel width as'

functie van de kanaalpositie. Duidelijk is de invloed van de verweven plaatsing van relatief lange en relatief Ifunction of the channel position. The influence of the interwoven placement of relatively long and relatively I is clear

korte schotten. Deze invloed is herkenbaar aan de sprong in de grafiek. Zou deze sprong niet aanwezig zijn, dan ; 20 zou het met II aangeduide deel vloeiend aansluiten aan het met I aangeduide deel, waardoor de kanaalbreedte in het gebied II substantieel groter zou worden. Dit zou sterk ten koste gaan van het langwerpige karakter van de statorkanalen en daarmee de prestaties van de inrichting 25 in kwestie beïnvloeden.short shots. This influence is recognizable by the jump in the graph. If this jump were not present, then; 20, the part indicated by II would flow smoothly to the part indicated by I, as a result of which the channel width in the region II would become substantially larger. This would greatly compromise the elongated nature of the stator channels and thereby affect the performance of the device 25 in question.

Figuur 10F toont de ingesloten hoek als functie van de kanaalpositie. Een vergelijking met figuur 5F toont aan, dat door de keuze van de verweven plaatsing van korte en lange schotten de ingesloten hoek die 30 volgens figuur 5F bijna 14° bedraagt, in de structuur r volgens figuur IOC altijd kleiner is dan 10°.Figure 10F shows the included angle as a function of the channel position. A comparison with Figure 5F shows that, due to the choice of the interwoven arrangement of short and long partitions, the included angle which is 30 according to Figure 5F is almost 14 °, in the structure r according to Figure 10C is always smaller than 10 °.

Figuur 11 toont een zesde uitvoeringsvoorbeeld.Figure 11 shows a sixth embodiment.

De rotatie-inrichting 66 omvat een rotor 67 met een aantal rotorkanalen 68 die door plaatmetalen wanden 35 worden begrensd. Deze rotor kan zijn gevormd door explosief vervormen, door middel van interne medium druk, i: door middel van een rubberpers of andere geschikte bekende technieken. Spruitstuk-kanalen 69 worden begrensd _ 1 fj ft O £ A - 18 door in het getekende gebied zich ongeveer schroeflijnvormig uitstrekkende schotten 70.The rotation device 66 comprises a rotor 67 with a number of rotor channels 68 bounded by sheet metal walls 35. This rotor may be formed by explosive deformation, by internal medium pressure, by a rubber press or other suitable known techniques. Manifold channels 69 are bounded by 1 µm O O A-18 by baffles 70 extending approximately helically in the drawn region.

Figuur 12 toont, op welke wijze de ruimtelijk zeer gecompliceerd gevormde statorschoepen 19 kunnen 5 worden vervaardigd uit respectieve stroken roestvaststaal.Figure 12 shows how the spatially very complicated shaped stator blades 19 can be manufactured from respective strips of stainless steel.

Figuur 12A toont zeer schematisch een matrijs 71 voor het uit een platte strook staal van bepaalde lengte vormen van een statorschoep 19. De matrijs omvat 10 twee ten opzichte van elkaar met kracht roteerbare matrijsdelen 72, 73, die in een gesloten rotatiestand twee naar elkaar gerichte scheidingvlakken vertonen, waarvan de vormen in hoofdzaak identiek zijn, welke vormen overeenkomen met de vorm van een schoep 19. Het 15 scheidingsvlak in kwestie bevindt zich op de met 74 aangeduide positie, waar conform de realiteit bij het vormen van een schoep 19 een dergelijke schoep is ingetekend, waarbij de aangrenzende delen van de matrijsdelen 72, 73 weggebroken zijn getekend. Aan de 20 onderzijde is het betreffende scheidingsvlak 75 zichtbaar, dat zich voortzet conform de vorm de schoep 19. Pijlen 76 geven de relatieve roteerbaarheid van matrijsdelen 72, 73 weer. Geleidingsblokken 76, 77 dienen als geleiding van de matrijsdelen 72, 73 tijdens de 25 rotatie. De genoemde middelen voor roterende aandrijving van de matrijsdelen 72, 73 zijn niet getekend.Figure 12A shows very diagrammatically a mold 71 for forming a stator vane 19 from a flat strip of steel of a given length. The mold comprises two mold parts 72, 73 which are rotatable relative to each other and which, in a closed rotation position, face two towards each other. have interfaces, the shapes of which are substantially identical, which shapes correspond to the shape of a blade 19. The interface in question is located at the position indicated by 74, where in accordance with reality when forming a blade 19 such a blade is shown with the adjacent parts of the mold parts 72, 73 broken away. On the underside, the respective interface 75 is visible, which continues in accordance with the shape of the blade 19. Arrows 76 show the relative rotatability of mold parts 72, 73. Guide blocks 76, 77 serve as guidance of the mold parts 72, 73 during rotation. The said means for rotary driving of the mold parts 72, 73 are not shown.

In de open stand van de matrijs, die in figuur 12A niet is getekend, wordt een rechte roestvaststalen strook ingelegd. Deze strook is geheel vlak en recht.In the open position of the die, not shown in Figure 12A, a straight stainless steel strip is inserted. This strip is completely flat and straight.

30 Vervolgens worden de matrijsdelen onderling gèroteerd, zodanig dat de vormvlakken elkaar naderen. Daardoor vindt een aangrijping van de strook plaats onder gelijktijdige vervorming daarvan. In dit verband wordt verwezen naar figuur 12B, waar de met elkaar samenwerkende matrijsdelen 35 72, 73 zijn getoond. Zoals duidelijk zal zijn, vertoont matrijsdeel 73 aan zijn aan steuncilinder 77 grenzende onderzijde een uitsparing 78 overeenkomstig de omgezette onderrand 79 van strook 19, terwijl aan de bovenzijde een ' 1000754 ' ‘1 19 vergelijkbare uitsparing 80 aanwezig blijft tussen het bovenvlak van matrijsdeel 72 en matrijsdeel 73 bij het sluiten van de vormholte. De uiteindelijke sluiting van de vormholte wordt uitsluitend bepaald door de dikte van 5 het metaal van schoep 19. De uitsparing 80 correspondeert met de bovenste omgezette rand 81.The mold parts are then rotated mutually, such that the molding surfaces approach each other. As a result, the strip engages while simultaneously deforming it. In this regard, reference is made to Figure 12B, where the co-operating mold parts 35, 72, 73 are shown. As will be apparent, mold part 73 has a recess 78 on its underside adjacent to support cylinder 77 corresponding to the flanged bottom edge 79 of strip 19, while at the top a '1000754' 1 19 similar recess 80 remains between the top surface of mold part 72 and mold part 73 when closing the mold cavity. The final closure of the mold cavity is determined solely by the thickness of the metal of blade 19. The recess 80 corresponds to the top flanged edge 81.

De figuren 12C en 12D tonen een alternatieve inrichting of matrijs 871 voor het uit een platte strook staal 801 met de in figuur 12D getoonde gebogen vorm van 10 bepaalde lengte vormen van een statorschoep 819. De matrijs 871 omvat twee ten opzichte van elkaar met kracht roteerbare matrijsdelen 872, 873, die in een gesloten rotatiestand twee naar elkaar gerichte scheidingsvlakken vertonen, waarvan de vormen in hoofdzaak identiek zijn, : 15 welke vormen overeenkomen met de vorm van een schoep 819.Figures 12C and 12D show an alternative device or die 871 for forming a stator vane 819 from a flat strip of steel 801 with the curved shape of certain length shown in Figure 12D. The die 871 includes two rotatable with respect to each other mold parts 872, 873, which in a closed rotational position have two mutually facing interfaces, the shapes of which are substantially identical, which shapes correspond to the shape of a blade 819.

De onderlinge rotatie van de genoemde matrijsdelen 872, 873 kan plaatsvinden door rotatie van matrijsdeel 873 door middel van handgreep 802, waarbij matrijsdeel 872 stationair blijft, doordat het als éën geheel is gevormd 20 met een gestel 803, dat aan een werkblad is bevestigd.The mutual rotation of said mold parts 872, 873 can take place by rotation of mold part 873 by means of handle 802, mold part 872 remaining stationary, because it is formed in one piece with a frame 803, which is attached to a worktop.

Een tweede handgreep 804 is bevestigd aan een in hoofdzaak cilindrisch element 805 dat van een min of meer driehoekige opening 806 is voorzien die dient voor het plaatsen van strook 801 en het uitnemen van een gevormde 25 schoep 819. Door middel van een in een spiebaan 807 passende spie 808 zijn de respectieve onderdelen 805 en 814 voor rotatie met elkaar gekoppeld.A second handle 804 is attached to a generally cylindrical element 805 which has a more or less triangular opening 806 which serves to place strip 801 and take out a shaped blade 819. By means of a keyway 807 matching key 808, the respective parts 805 and 814 are coupled together for rotation.

De genoemde scheidingsvlakken 810, 811 doen dienst voor het aan strook 801 verlenen van de dubbel 30 gekromde hoofdvorm, echter zonder de omgezette randen 812, 813 die dienen voor het aan respectieve cilindrische ü lichamen verbinden van een schoepvervorming van een stator. Nadat deze vorm is verkregen door rotatie door middelhandgreep 802 kunnen de omgezette randen 812, 813 1 35 worden gevormd door een vervolgrotatie door handgreep 804. Tijdens deze vervolgrotatie vindt het bedoelde _ omzetten van de genoemde randen plaats door rotatie van centraal deel 814, dat zoals vermeld voor rotatie is 1009754 i 20 gekoppeld met element 805 en is voorzien van een omzetrand 815. Een tweede omzetrand 816 is aangebracht aan de binnenzijde van element 805.Said interfaces 810, 811 serve to impart to strip 801 the double-curved main shape, but without the flanged edges 812, 813 which serve to connect a blade deformation of a stator to respective cylindrical bodies. After this shape has been obtained by rotation by means of handle 802, the flanged edges 812, 813, 1 may be formed by a follow-up rotation by handle 804. During this follow-up rotation, the intended conversion of said edges takes place by rotation of central part 814, such as stated for rotation, 1009754 is coupled to element 805 and is provided with a turnover edge 815. A second turnover edge 816 is provided on the inside of element 805.

Aldus kan door een zeer eenvoudige bewerking 5 met de inrichting 871 uit de voorgevormde metalen strook 801 een schoep 819 worden vervaardigd.Thus, by a very simple operation 5 with the device 871, a blade 819 can be produced from the preformed metal strip 801.

Opgemerkt wordt dat strook 801 is vervaardigd door lasersnijden. Hierdoor is een zeer nauwkeurig en spaan- en braamvrij plaatmetalen element te verkrijgen, 10 dat vrij is van interne spanningen. De versmalde eindzone 820 kan conform pijl 823 worden omgebogen tot de met 820' aangeduide positie. Daarmee is schoep 819 gereed om te dienen als onderdeel van een stator. Een dergelijke stator is bijvoorbeeld weergegeven in figuur 13C.It is noted that strip 801 is made by laser cutting. This provides a very accurate and chip and burr-free sheet metal element, 10 which is free from internal stresses. The narrowed end zone 820 can be bent in accordance with arrow 823 to the position indicated with 820 '. Thus, blade 819 is ready to serve as part of a stator. Such a stator is shown, for example, in Figure 13C.

15 Figuur 13A toont een mogelijke en zeer praktische vervaardigingswijze van rotor 8. Uitgegaan wordt van onderschotel 36, bovenschotel 37 en de daartussen te plaatsen en daarmee hecht te verbinden rotorschotten 38, 39 (zie ook figuur 9).Figure 13A shows a possible and very practical manufacturing method of rotor 8. It is assumed that saucer 36, upper saucer 37 and the rotor baffles 38, 39 to be fixed therebetween are to be placed therebetween (see also figure 9).

20 In het plof-aanzicht volgens figuur 13A is tevens weergegeven, dat in de driedimensionaal gevormde schotten 38, 39 kettingen van corresponderend gevormde, elektriciteit en warmte geleidende blokken 82 kunnen worden opgenomen. Deze blokken zijn door draden 83 tot 25 respectieve kettingen verenigd en kunnen dienen voor het geleiden van de stroom, die via een bovenelektrode 84 en een onderelektrode 85 door respectievelijk schotel 37, blokken 82, schotten 38, 39, onderschotel 36 en onderelektrode 85 kunnen worden geleid door een 30 elektrische voeding 86. Door middel van niet-getekende aandrukmiddelen worden de schotelvormige elektroden 84, 85, waarvan de respectieve vormen overeenstemmen met respectievelijk bovenschotel 37 en onderschotel 36, met kracht naar elkaar gedrukt onder corresponderende 35 aandrukking van de genoemde en in figuur 3A op afstand van elkaar getekende onderdelen. Geprofileerde, als ! aandrukpunten dienende zones 86 zijn in bovenelektrode 84 aangebracht. Corresponderende zones 87 zijn in de : 1 0 ü ^ ..The exploded view according to Figure 13A also shows that the three-dimensionally formed partitions 38, 39 can accommodate chains of correspondingly shaped electricity and heat conducting blocks 82. These blocks are joined by wires 83 to 25, respectively, chains and can serve to conduct the current, which can be passed through a top electrode 84 and a bottom electrode 85 through tray 37, blocks 82, baffles 38, 39, bottom tray 36 and bottom electrode 85, respectively. guided by an electrical supply 86. By means of pressing means (not shown), the dish-shaped electrodes 84, 85, the respective shapes of which correspond to top dish 37 and bottom dish 36, respectively, are forcefully pressed together under corresponding pressure of said and in Figure 3A spaced apart parts. Profiled, like! areas 86 serving pressure points are disposed in top electrode 84. Corresponding zones 87 are in the: 1 0 ü ^ ..

21 onderelektrode aangebracht. Tijdens het doorleiden van een voldoend grote stroom zal via de aandrukzones 86, 87, die met de schotten 38, 39 geregistreerd zijn, een grote stroom door de betreffende stroombaan worden geleid.21 bottom electrode fitted. During the passage of a sufficiently large current, a large current will be passed through the relevant flow path via the pressure zones 86, 87, which are registered with the partitions 38, 39.

5 Hierdoor vindt een effectief puntlassen van de schotten 38, 39 aan schotels 36, 37 plaats. De bijvoorbeeld koperen blokken 82 zijn essentieel voor een goede stroomgeleiding zonder nadelige thermische effecten voor de schotten 38, 39. Nadat aldus een puntlas-bewerking is 10 voltooid, kunnen door aan de draden 83 te trekken de betreffende kettingen van blokken worden verwijderd. Na deze bewerking is de rotor in principe gereed. Zoals figuur 1 toont, kan aan bovenschotel 37 nog een bevestigingschijf 90 worden vastgelast. Met kap 91 vormt 15 deze de bevestiging van de rotor aan as 7. De rotor volgens figuur 4 is na de puntlas-bewerking als hiervoor beschreven aan de hand van figuur 13 voorzien van schoren : 35, waarna as 37 is bevestigd.As a result, effective spot welding of the partitions 38, 39 to dishes 36, 37 takes place. The copper blocks 82, for example, are essential for good current conduction without detrimental thermal effects on the partitions 38, 39. After a spot welding operation has thus been completed, the respective chains of blocks can be removed by pulling on the wires 83. After this operation, the rotor is in principle ready. As Fig. 1 shows, a mounting disc 90 can be welded to top plate 37. With cap 91 it forms the fastening of the rotor to shaft 7. The rotor according to figure 4 is provided with braces 35 after the spot welding operation as described above with reference to figure 13, after which shaft 37 is attached.

Figuur 13B toont sterk vereenvoudigd en met 1Figure 13B shows greatly simplified and with 1

20 weglating van een aantal onderdelen een opstelling 830 voor het vervaardigen van een stator 831 zoals weergegeven in figuur 13C. Voor een goed begrip van de opstelling volgens figuur 13B wordt eerst verwezen naar figuur 13C. De stator 831 omvat een cilindrische 25 binnenwand 832 en een cilindrische buitenwand 833. Deze IOmitting a number of parts, an arrangement 830 for manufacturing a stator 831 as shown in Figure 13C. For an understanding of the arrangement of Figure 13B, reference is first made to Figure 13C. The stator 831 includes a cylindrical inner wall 832 and a cylindrical outer wall 833. This I.

wanden zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld van roestvaststaal vervaardigd. De buitenwand 833 is relatief Γ dik, terwijl de binnenwand 832 relatief dun is. De statorschoepen 819 (zie figuur 12) met relatief grote 30 lengte en de daarmee verweven geplaatste schoepen 819' Τ'walls in this exemplary embodiment are made of stainless steel. The outer wall 833 is relatively thick, while the inner wall 832 is relatively thin. The stator vanes 819 (see Figure 12) of relatively great length and the interlaced interposed vanes 819 'Τ'

met geringere lengte zijn in de gewenste stand geplaatst Iof shorter length are placed in the desired position I

en zijn met de omgezette randen 812 en 813 door lassen bevestigd aan respectievelijk binnenwand 832 enand with the flanged edges 812 and 813 are welded to inner wall 832 and

buitenwand 833. Het zal daarmee duidelijk zijn, dat de Iouter wall 833. It will be clear that the I

35 vormen van deze omgezette randen 812 en 813 nauwkeurig = moeten aansluiten aan de betreffende cilindrische oppervlakken. De in figuur 12 getoonde inrichtingen zijn - daarop speciaal ontworpen.35 shapes of these flanged edges 812 and 813 must accurately match the respective cylindrical surfaces. The devices shown in Figure 12 are specially designed thereon.

2222

Figuur 13B toont, met weglating van de cilinders 832, 833 een opstelling van equidistant geplaatste kettingen van koperen blokken, die gemakshalve alle met 834 zijn aangeduid en die de in figuur 13D 5 getoonde vorm vertonen, overeenkomstig de vorm van schoepen respectievelijk 819 en 819'. Door middel van een veter 835 zijn de blokken mechanisch met elkaar verbonden en elektrisch van elkaar gescheiden. Een rubberen kussen 836 vertoont een zodanige vorm, dat de totale structuur 10 837, bestaande uit blokken 834, veter 835 en kussen 836, nauwkeurig past tussen de schoepen 819, 819' van een stator 831. De blokken 834 vertonen een algemene U-vorm. Hierdoor kunnen de randen 812, 813 elektrisch geleidend en thermisch geleidend met elkaar worden verbonden, 15 zonder dat de elektrische geleiding plaatsvindt via de middenplaat van een schoep 819. Vergelijking van de figuren 13B en 13C toont de relatieve plaatsing van blokken 834 en schoepen 819, 819' aan.Figure 13B, with the omission of cylinders 832, 833, shows an arrangement of equidistantly arranged chains of copper blocks, all of which are conveniently designated 834 and which have the shape shown in Figure 13D 5, corresponding to the shape of blades 819 and 819 ', respectively. . The blocks are mechanically connected to each other and electrically separated from each other by means of a lace 835. A rubber pad 836 has such a shape that the overall structure 1037, consisting of blocks 834, lace 835 and pad 836, fits snugly between the blades 819, 819 'of a stator 831. The blocks 834 have a general U shape . This allows the edges 812, 813 to be electrically conductive and thermally conductive connected to each other without the electrical conduction taking place through the center plate of a blade 819. Comparison of Figures 13B and 13C shows the relative placement of blocks 834 and blades 819, 819 '.

Figuur 13B is in die zin vereenvoudigd 20 getekend, dat slechts de voorste groep kettingen 837 is getoond, terwijl bovendien de cilindrische mantels 832, 833 voor de duidelijkheid zijn weggelaten. Buiten de buitenmantel 833 is een buitenelektrode 838 geplaatst, terwijl binnen de binnenmantel 832 een binnenelektrode 25 839 is geplaatst. Deze elektroden zijn ingericht voor het simultaan doorleiden van stromen door puntlaszones, die alle gemakshalve met 840 zijn aangeduid. Daartoe zijn de elektroden 838, 839 met een stroombron 841 verbonden. Na het rangschikken van de schoepen 819, 819' met 30 tussenplaatsing van de kettingen 837 over de gehele omtrek met plaatsing van zowel binnencilinder 832 als buitencilinder 833 worden de binnenelektroden 839 en buitenelektroden 838 geplaatst, waarna de stroomdoorgang wordt geëffectueerd, die ten gevolge heeft dat op de 35 stroomdoorgangsplaatsen de omgezette randen 812, 813 worden gepuntlast aan binnencilinder 832 en buitencilinder 833. Vervolgens worden de respectieve - i ! i. ^ V. t v_. ^ 23 kettingen 837 aan de bovenzijde aan veters 835 uit de structuur getrokken, waarna de stator 831 gereed is.Figure 13B is shown simplified in that only the front group of chains 837 is shown, while, moreover, the cylindrical jackets 832, 833 are omitted for clarity. An outer electrode 838 is placed outside the outer jacket 833, while an inner electrode 832 is placed inside the inner jacket 832. These electrodes are adapted to simultaneously pass currents through spot welding zones, all of which are conveniently designated 840. For this purpose, the electrodes 838, 839 are connected to a current source 841. After arranging the blades 819, 819 'with intermediate placement of the chains 837 over the entire circumference with placement of both inner cylinder 832 and outer cylinder 833, the inner electrodes 839 and outer electrodes 838 are placed, after which the current passage is effected, which results in that at the 35 flow passage locations the flanged edges 812, 813 are spot welded to inner cylinder 832 and outer cylinder 833. Then, the respective - i! i. ^ V. t v_. ^ 23 chains 837 at the top with laces 835 pulled out of the structure, after which the stator 831 is ready.

Figuur 14 toont een grafische weergave van het rendement "EFF" uitgedrukt in een percentage als functie 5 van het relatieve debiet Q van respectievelijk een inrichting volgens de stand der techniek (grafiek I), zoals gemeten aan een inrichting van het hiervoor beschreven type volgens figuur 1 (grafiek II) en tenslotte volgens de figuren 7, 8, 9, 10. Het zal 10 duidelijk zijn, dat de rendementskromme van de structuur volgens de uitvinding substantieel hoger ligt dan die volgens de stand der techniek en een aanzienlijk vlakker verloop vertoont. In het bijzonder is de verbetering bij lagere toerentallen spectaculair. Deze verbetering 'TFigure 14 shows a graphical representation of the efficiency "EFF" expressed as a percentage as a function of the relative flow rate Q of a prior art device, respectively (Graph I), as measured on a device of the type described above according to FIG. 1 (graph II) and finally according to figures 7, 8, 9, 10. It will be clear that the yield curve of the structure according to the invention is substantially higher than that according to the prior art and shows a considerably flatter course. In particular, the improvement at lower speeds is spectacular. This improvement 'T

15 verklaart, dat één inrichting voor vele zeer : uiteenlopende toepassingen inzetbaar is. Bij de stand der - techniek zijn voor verschillende toepassingen veelal ‘ andere inrichtingen vereist.15 states that one device can be used for many very diverse applications. In the prior art, different devices are often required for different applications.

Figuur 15 toont eveneens de prestaties van een = 20 inrichting volgens de uitvinding die als pomp werkt. De in figuur 15 getekende grafieken betreffen de pompdruk “Figure 15 also shows the performance of a = 20 device according to the invention operating as a pump. The graphs drawn in figure 15 refer to the pump pressure “

als functie van het debiet van een inrichting volgens de uitvinding, in vergelijking met een acht-traps standaard- Ias a function of the flow rate of a device according to the invention, compared to an eight-stage standard I.

centrifugaalpomp met een dimensionering die vergelijkbaar 25 is met de dimensionering van de inrichting volgens de uitvinding. De met cirkelvormige meetpunten aangeduide grafiek I betreft de meting aan een bekende pomp NOVA PS i] 1874. De overige grafieken betreffen metingen aan een pomp volgens de uitvinding met respectievelijk de 30 volgende toerentallen: 1500, 3000, 4000, 5000, 5500, 6000 toeren per minuut.centrifugal pump with a dimensioning comparable to the dimensioning of the device according to the invention. The graph I indicated with circular measuring points concerns the measurement on a known pump NOVA PS i] 1874. The other graphs concern measurements on a pump according to the invention with the following speeds, respectively: 1500, 3000, 4000, 5000, 5500, 6000 revolutions a minute.

Figuur 16 toont meetresultaten in een - vergelijking tussen twee typen pompen volgens de ^ uitvinding en twee typen pompen volgens de stand der 35 techniek. De grafieken I en II hebben betrekking op een acht-traps centrifugaalpomp van gebruikelijk type bij 3000 toeren per minuut. Grafiek I betreft een inlaat van ü 58mm terwijl grafiek II een inlaat van 80mm betreft.Figure 16 shows measurement results in a comparison between two types of pumps according to the invention and two types of pumps according to the prior art. Graphs I and II relate to a conventional type eight-stage centrifugal pump at 3000 rpm. Graph I concerns an inlet of ü 58mm while graph II concerns an inlet of 80mm.

1 00 37 5 4 241 00 37 5 4 24

De getrokken grafieken met de indicaties respectievelijk 1500, 3000, 4000, 5000, 6000 toeren per minuut hebben betrekking op een één-traps inrichting volgens de uitvinding met een behuizing van 170mm 5 diameter, een rotordiameter van 152mm en een inlaatdiameter van 38mm. De met onderbroken lijnen getekende grafieken hebben eveneens betrekking op een één-traps inrichting volgens de uitvinding met een behuizing met een diameter van 170mm, een rotordiameter 10 van 155mm, en inlaatdiameter van 60mm.The drawn graphs with the indications 1500, 3000, 4000, 5000, 6000 revolutions per minute, respectively, relate to a one-stage device according to the invention with a housing of 170mm diameter, a rotor diameter of 152mm and an inlet diameter of 38mm. The graphs drawn with broken lines also relate to a one-stage device according to the invention with a housing with a diameter of 170mm, a rotor diameter of 155mm, and an inlet diameter of 60mm.

De lijnen respectievelijk III en IV duiden de respectieve cavitatiegrenzen aan van het eerste type pomp volgens de uitvinding als beschreven en het tweede type pomp volgens de uitvinding als beschreven.The lines III and IV respectively indicate the respective cavitation limits of the first type of pump according to the invention as described and the second type of pump according to the invention as described.

15 Uit het voorgaande blijkt, dat de beschreven nieuwe structuur van een rotatie-inrichting substantieel betere resultaten levert dan vergelijkbare bekende ~ inrichtingen. Met name onder verwijzing naar de figuren 15 en 16 wordt er nogmaals de aandacht op gevestigd, dat 20 de vergelijkingen betrekking hebben op een één-traps inrichting volgens de uitvinding en een acht-traps inrichting volgens de stand der techniek, dat wil zeggen acht in cascade geschakelde bekende rotatie-inrichtingen.From the foregoing it can be seen that the described new structure of a rotating device produces substantially better results than comparable known devices. With particular reference to Figures 15 and 16, it is again pointed out that the comparisons relate to a one-stage device according to the invention and an eight-stage device according to the prior art, i.e. eight in cascade-switched known rotary devices.

Figuur 17 toont een eenheid 901, omvattende een 25 rotatie-inrichting 902 en een motor 903. De eenheid is ontworpen om als pomp te werken. Aan de onderzijde bevindt zich een als invoer dienst doende eerste mediumdoorvoer 904 en aan de zijkant bevindt zich de als afvoer dienst doende tweede mediumdoorvoer 905.Figure 17 shows a unit 901 comprising a rotation device 902 and a motor 903. The unit is designed to operate as a pump. At the bottom there is a first medium feed 904 serving as an inlet and on the side there is the second medium feed 905 serving as a drain.

30 Figuur 18 toont schematisch de opbouw van de eenheid 901. In afwijking van de uitvoering volgens bijvoorbeeld figuur 4, waarin de eenheid bestaat uit een | motor en een daarmee in principe onlosmaakbaar verbonden pomp, is de eenheid 901 opgebouwd uit twee separate 35 componenten. Daartoe vertoont de motoras 906 een naar buiten toe toelopend einde met aan het einde een konische schroefdraad 907, terwijl rotoras 908 een corresponderende complementaire vorm vertoont. Op deze \ Ü ü 'ai O 4 25 wijze zijn motor 903 en pomp 902 losneembaar en krachten overbrengend met elkaar gekoppeld, terwijl niettemin een zeer gemakkelijke losneembaarheid verzekerd is. In het bijzonder op de structuur van een onderdeel van pomp 902 5 zal hierna nog worden ingegaan aan de hand van figuren 21 en 22 .Figure 18 schematically shows the construction of the unit 901. Contrary to the embodiment according to, for example, figure 4, in which the unit consists of a | motor and an inseparably connected pump, unit 901 is composed of two separate 35 components. To this end, the motor shaft 906 has an outwardly tapering end with a conical thread 907 at the end, while rotor shaft 908 has a corresponding complementary shape. In this way, motor 903 and pump 902 are releasably coupled and transmitting forces, while nevertheless very easy releasability is assured. In particular the structure of a part of pump 902 5 will be further discussed below with reference to Figures 21 and 22.

Figuur 19 toont in plof-aanzicht, op welke wijze de samenstellende hoofdcomponenten met elkaar verbonden zijn en met elkaar samenhangen. Het is van 10 belang op te merken, dat de bovenste component 909 van pomp 902, waarin zich de stator bevindt, anders is opgebouwd dan de betreffende onderdelen in de hiervoor beschreven en getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Rotor 910 en invoercomponent 911 komen overeen met de eerder 15 beschreven uitvoeringen.Figure 19 shows, in exploded view, how the main constituent components are interconnected and interrelated. It is important to note that the top component 909 of pump 902, in which the stator is located, is constructed differently from the respective parts in the above-described and shown embodiments. Rotor 910 and input component 911 correspond to the previously described embodiments.

Figuur 20 toont motor 903 met aan de onderzijde een koppelstuk 912 voor koppeling met een corresponderende koppelbus 913 aan uitvoercomponent 909.Figure 20 shows motor 903 with a coupling piece 912 at the bottom for coupling with a corresponding coupling sleeve 913 to output component 909.

De figuren 21 en 22 tonen een onderdeel 914 van IFigures 21 and 22 show part 914 of I.

20 uitvoercomponent 909. Onderdeel 914 omvat een plaatmetalen trechter 915 met een centrale opening 916.Output component 909. Part 914 includes a sheet metal funnel 915 with a central opening 916.

In de trechter 915 zijn stroomgeleidingsschotten tegen de wand aan gebracht, die op de in figuur en 21 22 getoonde wijze zijn gerangschikt en weliswaar verschillende vormen 25 bezitten, maar gemakshalve alle met het verwijzigingsgetal 917 zijn aangeduid. De schotten 917 zijn leden van één parametrische familie.Current conductors are arranged in the funnel 915 against the wall, which are arranged in the manner shown in FIGS. 21 and although they have different shapes, but for convenience all are designated with reference numeral 917. The bulkheads 917 are members of one parametric family.

Binnen de trechter 915 bevindt zich een binnentrechter 918, eveneens van plaatmetaal, zodanig dat Γ 30 de stroomgeleidingsschotten 917 door de respectieve trechters 915 en 918 worden begrensd en aldus stroomgeleidingskanalen 919 vormen. Deze stroomgeleidingskanalen 919 monden alle uit in afvoer 905 _Inside the funnel 915 there is an inner funnel 918, also of sheet metal, such that the current conductivity partitions 917 are bounded by the respective funnels 915 and 918 and thus form current conducting channels 919. These current conduction channels 919 all end in outlet 905 _

en verzekeren een beheerst stromingspatroon met zeer Iand ensure a controlled flow pattern with very I.

35 geringe wrijvingsverliezen. De stroomgeleidingsschotten 917 kunnen zijn vervaardigd op een wijze, die verwant is = aan de wijze waarop de statorschoepen en/of de rotorschotten kunnen worden vervaardigd. Met betrekking 1009754 26 f κ tot mogelijke vervaardigingsmethoden wordt in dit verband verwezen naar de figuren 12 en 13.35 low friction losses. The flow conductor baffles 917 may be constructed in a manner related to the manner in which the stator blades and / or the rotor baffles can be manufactured. With regard to 1009754 26 f κ to possible manufacturing methods, reference is made in this respect to Figures 12 and 13.

De opbouw van de eenheid 901 behoeft niet verder te worden besproken. Aan de hand van bespreking 5 van de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden zal zowel opbouw als werking duidelijk zijn.The structure of the unit 901 need not be discussed further. On the basis of discussion 5 of the preceding embodiments, both construction and operation will be clear.

Functioneel komen de stroomgeleidingskanalen 919 overeen met de spruitstukkanalen 62 en 62' volgens respectievelijk figuren 10A en 10B. In afwijking van 10 figuur 10 is de opbouw van eenheid 903 zodanig, dat afvoer 905 zich aan de zijkant van de eenheid 903 uitstrekt. Dit vereenvoudigt de opbouw van de kritische koppeling tussen motor 903 en pomp 902. Wel wordt nog opgemerkt, dat in dit verband ook de uitvoering volgens 15 bijvoorbeeld de figuren 1, 2 en 4 zou kunnen worden toegepast.Functionally, the current conduction channels 919 correspond to the manifold channels 62 and 62 'of Figures 10A and 10B, respectively. Contrary to FIG. 10, the structure of unit 903 is such that drain 905 extends to the side of unit 903. This simplifies the construction of the critical coupling between motor 903 and pump 902. It should be noted, however, that the design according to, for example, figures 1, 2 and 4 could also be used in this connection.

j 1009754j 1009754

Claims (10)

1. U ƒ b 4 <1. U ƒ b 4 < 1 Lius i o ? ( gekromd of hybride gevormd buitenvlak (15) met een vloeiende vorm bezit, dat samen met een binnenvlak (16) van het huis (2) een algemeen in hoofdzaak omwentelingssymetrische, bijvoorbeeld cilindervormige 5 mediumdoorvoerruimte (17) met een radiële afmeting van ten hoogste 0,4x de straal van het genoemde buitenvlak (15) begrenst, in welke mediumdoorvoerruimte (17) een aantal angulair equidistante, paarsgewijs statorkanalen (18) begrenzende, statorschoepen (19) zijn geaccomodeerd, 10 welke statorschoepen (19) elk aan hun naar de rotor (8) gerichte, een vijfde mediumdoorvoer (24) vormende eindzone (20) een substantieel, in het bijzonder ten minste 60°, van de axiale richting (21) afwijkende richting bezitten, en aan hun andere, een zesde ) 15 mediumdoorvoer (25) vormende eindzone (22) een weinig, in het bijzonder ten hoogste 15°, van de axiale richting (21) afwijkende richting bezitten; welke vijfde : mediumdoorvoeren (24) voor mediumstroming in in hoofdzaak axiale richting aansluiten aan de vierde mediumdoorvoeren 20 (11), en op in hoofdzaak dezelfde radiële posities zijn geplaatst, en welke zesde mediumdoorvoeren (25) in verbinding staan met de ten minste ene tweede mediumdoorvoer (4) (5) (6); (c.2) een tweede centraal lichaam, waarbij zich 25 tussen de zesde mediumdoorvoer (26) en de ten minste ene tweede mediumdoorvoer (4) (5) (6) een aantal, in de richting vanaf de zesde mediumdoorvoeren (26) naar de ten minste ene tweede mediumdoorvoer (4) (5) (6) toelopende, door het buitenvlak (29) van het tweede centrale lichaam 30 (23) en het cilindervormige binnenvlak (16) van het huis (2) begrensde spruitstuk-kanalen (26) uitstrekken; waarbij een algemene mediumdoorstromingsbaan (27) is gedefinieerd tussen de eerste mediumdoorvoer (3) en de ten minste ene tweede mediumdoorvoer (4) (5) (6) 35 door respectievelijk de eerste mediumdoorvoer (3), de derde mediumdoorvoeren (9), de rotorkanalen (10), de vierde mediumdoorvoeren (11), de statorkanalen (18), de zesde mediumdoorvoeren (25), de spruitstuk-kanalen (26), 1009754 de tweede mediumdoorvoeren (4) (5) (6), en omgekeerd, met tijdens bedrijf in hoofdzaak vloeiende en continue overgangen tussen de genoemde delen; en waarbij de opbouw zodanig is, dat er tijdens 5 bedrijf een wederzijdse krachtkoppeling bestaat tussen de rotatie van de rotor (8), en aldus de rotatie van de as (7), enerzijds, en de druk in het de genoemde mediumdoorstromingsbaan (27) doorstromende medium. welke werkwijze de volgende, in geschikte 10 volgorde uit te voeren stappen omvat: i (a) het verschaffen van een strook plaatmetaal, bijvoorbeeld van roestvaststaal; (b) het onder plastische vervorming zodanig verbuigen van de beide langsrandzones van een strook, dat ' 15 de strook wordt voorzien van zich onder een hoek, bijvoorbeeld haaks, op het lokale hoofdvlak uitstrekkende langsrandzones, welke langsrandzones vormen bezitten die overeenkomen met de vormen van de respectieve oppervlakken, waarmee de statorschoep of het rotorschot 20 in hoofdzaak afdichtend dient te worden verbonden.1 Lius i o? (curved or hybrid shaped outer surface (15) with a smooth shape, which together with an inner surface (16) of the housing (2) has a generally substantially rotationally symmetrical, for example cylindrical, medium passage space (17) with a radial dimension of at most 0 , 4x defines the radius of said outer surface (15), in which medium passage space (17) a number of angularly equidistant stator vanes (19) bounding pairwise stator channels (19) are accommodated, which stator vanes (19) are each attached to the rotor (8) directed end zone (20) forming a fifth medium throughput (24) have a direction substantially different, in particular at least 60 °, from the axial direction (21), and on their other one, a sixth) medium throughput (25 forming end zone (22) have a direction slightly deviating, in particular at most 15 °, from the axial direction (21); which fifth: medium flow medium passages (24) connect in substantially axial direction to the fourth medium passages 20 (11), and are arranged in substantially the same radial positions, and which sixth medium passages (25) communicate with the at least one second medium throughput (4) (5) (6); (c.2) a second central body, a number extending between the sixth medium passage (26) and the at least one second medium passage (4) (5) (6) in the direction from the sixth medium passages (26) to the at least one second medium passage (4) (5) (6) tapering, defined by the outer face (29) of the second central body 30 (23) and the cylindrical inner face (16) of the housing (2) ( 26) stretching; wherein a general medium flow path (27) is defined between the first medium throughput (3) and the at least one second medium throughput (4) (5) (6) through respectively the first medium throughput (3), the third medium throughputs (9), the rotor channels (10), the fourth media passages (11), the stator channels (18), the sixth media passages (25), the manifold channels (26), 1009754 the second media passages (4) (5) (6), and vice versa, with substantially smooth and continuous transitions between said parts during operation; and wherein the structure is such that during operation there is a mutual force coupling between the rotation of the rotor (8), and thus the rotation of the shaft (7), on the one hand, and the pressure in the said medium flow path (27). flowing medium. the method comprising the following steps to be performed in an appropriate order: i (a) providing a strip of sheet metal, for example of stainless steel; (b) bending the two longitudinal edge zones of a strip under plastic deformation such that the strip is provided with longitudinal edge zones extending at an angle, for instance at right angles, to the local main plane, which longitudinal edge zones correspond to the shapes of the respective surfaces to which the stator vane or rotor baffle 20 is to be substantially sealingly bonded. 1. Werkwijze voor het vervaardigen van een statorschoep of een rotorschot voor een rotatie-inrichting (1), omvattende: (a) een huis (2) met een centrale, in hoofdzaak 5 axiale eerste mediumdoorvoer (3) en ten minste één in : hoofdzaak axiale tweede mediumdoorvoer (4) (5) (6); (b) een zich in dat huis (2) en tot buiten dat ! huis (2) uitstrekkende rotor-as, die ten opzichte van dat ~~ï huis (2) roteerbaar gelagerd is en een in dat huis (2) : 10 geaccomodeerde rotor (8) draagt, welke rotor (8) met een ; centrale derde mediumdoorvoer (9) aan de genoemde eerste mediumdoorvoer (3) aansluit, welke derde mediumdoorvoer : (9) zich vertakt in een aantal angulair equidistante ~ rotorkanalen (10), die zich elk in een respectief althans ~ 15 min of meer radiaal hoofdvlak uitstrekken vanaf de derde ^ mediumdoorvoer (9) naar een respectieve vierde “ mediumdoorvoer (11), waarbij de eindzone van de derde mediumdoorvoer (9) en de eindzone van de vierde I mediumdoorvoer (11) zich elk in hoofdzaak axiaal 20 uitstrekken en elk rotorkanaal (10) een gebogen vorm ~ bezit, bijvoorbeeld een algemene U-vorm of een algemene S-vorm bezit, een middendeel (12) vertoont dat zich in een richting met althans een aanzienlijke radiële ” component uitstrekt, en elk rotorkanaal (10) een I 25 stroombuis-dwarsdoorsnede-oppervlak, dat wil zeggen een ïj doorsnede dwars op elke lokale hoofdrichting, vertoont, = die in de richting van de derde mediumdoorvoer naar de i vierde mediumdoorvoer toeneemt vanaf een relatieve waarde T 1 tot een relatieve van ten minste 4. 30 (c) een in dat huis (2) geaccomodeerde stator Ü (13), omvattende: (c.1) een eerste centraal lichaam (14) dat een = in hoofdzaak omwentelingssymetrisch, bijvoorbeeld althans L min of meer cilindrisch, althans min of meer conisch, Λ Π Γι O fs /1A method of manufacturing a stator vane or a rotor bulkhead for a rotary device (1), comprising: (a) a housing (2) with a central, substantially axial, first fluid passage (3) and at least one in: substantially axial second fluid passage (4) (5) (6); (b) one located in that house (2) and beyond that! housing shaft (2), which shaft is rotatably mounted with respect to that housing (2) and which carries a rotor (8), which is accommodated in that housing (2): which rotor (8) has a; central third medium throughput (9) connects to said first medium throughput (3), which third medium throughput: (9) branches into a number of angularly equidistant rotor channels (10), each of which extends in a respective at least ~ 15 radial major plane extending from the third medium pass (9) to a respective fourth medium pass (11), the end zone of the third medium pass (9) and the end zone of the fourth medium pass (11) each extending substantially axially and each rotor channel (10) has a curved shape, for example a general U shape or a general S shape, has a center part (12) extending in a direction with at least a significant radial component, and each rotor channel (10) 25 shows flow tube cross-sectional area, ie, a cross-section transverse to each local main direction, which increases in the direction from the third medium throughput to the fourth medium throughput from a relative value T 1 to a relative of at least 4.30 (c) a stator Ü (13) accommodated in that housing (2), comprising: (c.1) a first central body (14) which is a = substantially rotationally symmetrical, for example at least L more or less cylindrical, at least more or less conical, O Π Γι O fs / 1 2. Werkwijze volgens conclusie 1 voor het vervaardigen van een statorschoep, omvattende stap · ^ (c) het door middel van een matrijs met onderling roteerbare vormvlakken met in hoofdzaak — 25 gelijke, met de nominale vorm van een statorschoep - corresponderende vormen ruimtelijk modelleren van een — strook tot een schoep.2. Method as claimed in claim 1 for the manufacture of a stator vane, comprising step · ^ (c) spatially modeling shapes corresponding to the nominal shape of a stator vane by means of a mold with mutually rotatable molding surfaces of mutually rotatable one - strip into a blade. 3. Werkwijze volgens conclusie 2, omvattende — stap 30 (d) het simultaan uitvoeren van de stappen (b) en (c) .The method of claim 2, comprising - step 30 (d) performing steps (b) and (c) simultaneously. 4. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende — stap (e) het zodanig uitvoeren van stap (b), dat de ' 35 twee langsrandzones zich in onderling tegengestelde richtingen uitstrekken. Λ rs cv Λ "7 Γ* AThe method of claim 1, comprising - step (e) performing step (b) such that the two longitudinal edge zones extend in mutually opposite directions. Λ rs resume Λ "7 Γ * A 5. Werkwijze volgens conclusie 1, in het bijzonder voor het vervaardigen van een rotorschot, omvattende (f) het zodanig uitvoeren van stap (b), dat de 5 twee langsrandzones zich in gelijke richtingen uitstrekken.Method according to claim 1, in particular for manufacturing a rotor bulkhead, comprising (f) performing step (b) such that the two longitudinal edge zones extend in equal directions. 6. Werkwijze volgens conclusie 5, voer het vervaardigen van een rotor, omvattende de volgende, in geschikte volgorde uit te voeren stappen: 10 (g) het volgens stap (f) vervaardigen van het voor een rotor vereiste aantal rotorschoepen; (h) het verschaffen van kettingen van door draden onderling verbonden blokken van warmte en elektrische stroom geleidende blokken, die zonder 15 noemenswaardige tussenruimten passen tussen de langsrandzones; (i) het in elke schoep plaatsen van een - dergelijke ketting; :: (j) het tussen een onderschotel en een 20 bovenschotel positioneren van de met stap (i) verkregen schoepen; (k) het verschaffen van een puntlas-inrichting met een (k.1) bovenelektrode met een aantal met de , 25 schoepen geregistreerde bovenstroomdoervoeruitsteeksels, die voor stroomdoorvoer door drukmiddelen tegen de bovenschotel kunnen worden gedrukt; (k.2) onderelektrode met een aantal met de ^ schoepen geregistreerde onderstroomdoorvoeruitsteeksels, 30 die voor stroomdoorvoer door de drukmiddelen tégen de onderschotel kunnen worden gedrukt; (k.3) een voedingsinrichting voor het tussen de bovenelektrode en de onderelektrode aanleggen van een elektrische spanning tijdens bedrijf van de drukmiddelen; 35 (1) het in de las-inrichting volgens stap (k) plaatsen van de onderling gepositioneerde onderdelen i' volgen stap (j) en het inschakelen en na een gekozen tijd weer uitschakelen van de las-inrichting, zodanig dat door 100 07 5--: stroomdoorvoer via de stroomdoorvoeruitsteeksels de bovenste langsrandzone van een schot met de bovenschotel door puntlassen wordt verbonden en de onderste langsrandzone met de onderste schotel door puntlassen 5 wordt verbonden; en (m) het uit de las-inrichting verwijderen van de gerede rotor en het verwijderen van de kettingen.A method according to claim 5, performing the manufacture of a rotor, comprising the following steps to be performed in an appropriate order: (g) manufacturing the number of rotor blades required for a rotor according to step (f); (h) providing chains of wire interconnected blocks of heat and electric current conducting blocks that fit between the longitudinal edge zones without significant gaps; (i) placing such a chain in each blade; :: (j) positioning the vanes obtained in step (i) between a saucer and a top saucer; (k) providing a spot welding apparatus having a (k.1) top electrode having a plurality of blade impulse feed protrusions registered with the blades, which can be pressed against the top tray for flow through pressure means; (k.2) bottom electrode having a plurality of vane registered underflow feedout protrusions which can be pressed against the tray for current flow through the pressure means; (k.3) a power supply device for applying an electrical voltage between the upper electrode and the lower electrode during operation of the pressure means; (1) placing the mutually positioned parts i 'in step (j) in the welding device following step (j) and switching on and switching off the welding device after a selected time, such that by 100 0 7 -: flow through the flow through protrusions the upper longitudinal edge zone of a bulkhead with the top dish is connected by spot welding and the lower longitudinal edge zone with the lower dish is connected by spot welding; and (m) removing the finished rotor from the welder and removing the chains. 7. Werkwijze volgens conclusie 6, omvattende stap 10 (n) het zodanig uitvoeren van de las- inrichting, dat de bovenstroomdoorvoer-uitsteeksels en de onderstroomdoorvoer-uitsteeksels onderling in hoofdzaak axiaal geregistreerd zijn.A method according to claim 6, comprising step 10 (n) of performing the welding device such that the upstream feed-through protrusions and the underflow feed-through protrusions are mutually registered substantially axially. 8. Matrijs voor het vervaardigen van een 15 statorschoep met de werkwijze volgens conclusie 2, omvattende twee onderling roteerbare vormvlakken met gelijke, met de nominale vorm van een statorschoep ] corresponderende vormen voor het door roterend naar elkaar toe bewegen van de vormvlakken onder insluiting 20 van een strook plaatmetaal, bijvoorbeeld van roestvaststaal, ruimtelijk modelleren van een strook tot : een schoep. i8. Mold for manufacturing a stator vane by the method according to claim 2, comprising two mutually rotatable molding surfaces with equal shapes, corresponding to the nominal shape of a stator vane, for rotating the molding planes towards each other under enclosure 20 of a strip of sheet metal, for example of stainless steel, spatial modeling of a strip into: a blade. i 9. Statorschoep of rotorschot, vervaardigd door 1 toepassing van de werkwijze volgens een der conclusies 1, 25 2, 3, 4 of 5.9. Stator vane or rotor baffle, manufactured by applying the method according to any one of claims 1, 2, 3, 4 or 5. 10. Rotor, verkregen door toepassing van de I werkwijze volgens een der conclusie 6 of 7. ***** 1009754 I10. Rotor obtained by applying the I method according to any one of claims 6 or 7. ***** 1009754 I
NL1009754A 1998-07-28 1998-07-28 Method for manufacturing a blade or sheet metal plate. NL1009754C2 (en)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009754A NL1009754C2 (en) 1998-07-28 1998-07-28 Method for manufacturing a blade or sheet metal plate.
AU52903/99A AU5290399A (en) 1998-07-28 1999-07-28 Method for manufacturing a blade or baffle of sheet metal
EP99938388A EP1101036A1 (en) 1998-07-28 1999-07-28 Method for manufacturing a blade or baffle of sheet metal
PCT/EP1999/005498 WO2000006912A1 (en) 1998-07-28 1999-07-28 Method for manufacturing a blade or baffle of sheet metal
DE19983414T DE19983414T1 (en) 1998-07-28 1999-07-28 Method for manufacturing a blade or a baffle from a metal sheet

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009754A NL1009754C2 (en) 1998-07-28 1998-07-28 Method for manufacturing a blade or sheet metal plate.
NL1009754 1998-07-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1009754C2 true NL1009754C2 (en) 2000-02-01

Family

ID=19767573

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009754A NL1009754C2 (en) 1998-07-28 1998-07-28 Method for manufacturing a blade or sheet metal plate.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP1101036A1 (en)
AU (1) AU5290399A (en)
DE (1) DE19983414T1 (en)
NL (1) NL1009754C2 (en)
WO (1) WO2000006912A1 (en)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1423203B1 (en) * 2001-03-05 2009-12-02 Robert Bosch LLC Compact centrifugal blower with annular stator

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE967862C (en) * 1944-09-18 1957-12-19 British Thomson Houston Co Ltd Diagonal compressor with bladed guide device of increasing cross section for gaseous flow media
DE1033839B (en) * 1956-03-15 1958-07-10 Rudolf Hingst Dipl Ing Fan impeller with axial inflow and opposite axial outflow
US4355951A (en) * 1980-05-02 1982-10-26 Internorth, Inc. Full admission pitot pump
EP0298191A2 (en) * 1987-07-06 1989-01-11 Rockwell International Corporation Multiple discharge cylindrical pump collector
EP0571739A1 (en) * 1992-05-28 1993-12-01 Nikkiso Co., Ltd. Centrifugal pump with an improved axial diffusor

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE967862C (en) * 1944-09-18 1957-12-19 British Thomson Houston Co Ltd Diagonal compressor with bladed guide device of increasing cross section for gaseous flow media
DE1033839B (en) * 1956-03-15 1958-07-10 Rudolf Hingst Dipl Ing Fan impeller with axial inflow and opposite axial outflow
US4355951A (en) * 1980-05-02 1982-10-26 Internorth, Inc. Full admission pitot pump
EP0298191A2 (en) * 1987-07-06 1989-01-11 Rockwell International Corporation Multiple discharge cylindrical pump collector
EP0571739A1 (en) * 1992-05-28 1993-12-01 Nikkiso Co., Ltd. Centrifugal pump with an improved axial diffusor

Also Published As

Publication number Publication date
DE19983414T1 (en) 2002-03-21
WO2000006912A1 (en) 2000-02-10
AU5290399A (en) 2000-02-21
EP1101036A1 (en) 2001-05-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1009759C2 (en) Rotation device.
JP4686657B2 (en) Rotor for generating eddy current and filtration device using the same
EP2282062B1 (en) Supersonic compressor comprising radial flow path
JP6726627B2 (en) Manufacturing turbomachinery impellers by assembling multiple tubular parts
US5209641A (en) Apparatus for fluidizing, degassing and pumping a suspension of fibrous cellulose material
JP2001518839A (en) Rotor, especially for incorporation into the casing of a free jet centrifuge
US5039320A (en) Apparatus for fluidizing, degassing and pumping a suspension of fibrous cellulose material
JP6027455B2 (en) Vacuum pump
NL1009754C2 (en) Method for manufacturing a blade or sheet metal plate.
NL1009758C2 (en) Rotation device with drive motor.
NL1009755C2 (en) Gas compressor.
EA012818B1 (en) Rotor for rotary machine and a rotary machine
NL1009760C2 (en) Device for increasing the pressure in a medium flow.
NL1009756C2 (en) Centrifugal pump with very lightweight rotor uses multiple medium channels to reduce instability and vibration while increasing throughput
WO2002016776A1 (en) Shrouded rotary compressor
NL1009757C2 (en) Medium transmission.
EP0383238A2 (en) Vortex flow blower and method of manufacturing the same
JPS6018840B2 (en) pitot pump
JP7292858B2 (en) Impeller, pump equipped with said impeller, and method for manufacturing said impeller
CN111980971A (en) Pump device
RU204897U1 (en) CENTRIFUGAL IMPELLER WITH DOUBLE ENTRANCE
JPH08303389A (en) Centrifugal impeller and its manufacture
UA26547U (en) Hydrodynamics cavitating reactor
JP3687692B2 (en) Filtration device
JP2010196680A (en) Double suction pump

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040201