NL1008999C2 - Vloeistofverstuiver. - Google Patents

Description

Titel: Vloeistofverstuiver

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vloeistofverstuiver voorzien van een pomp met een verstuiverelement, waarbij door het bedienen van het drukmechanisme van de pomp een vloeistof uit een hierop 5 aangesloten vloeistofreservoir via het verstuiverelement kan worden verstoven.

Een dergelijke vloeistofverstuiver is bekend en kan bijvoorbeeld worden aangebracht op de deur van een toilet en samenwerken met een op of nabij de deurpost daarvan 10 aangebracht wigvormig element. De vloeistofverstuiver is daarbij voorzien van een op en neer beweegbaar bedieningsorgaan dat, in contact met het wigvormig element, wordt geactiveerd door het openen of sluiten van de deur. Met andere woorden door het openen of sluiten van de deur 15 kan een vloeistof in de toiletruimte worden verstoven.

In een dergelijke vloeistofverstuiver wordt gebruik gemaakt van een gebruikelijke pomp, waarbij de te verstuiven hoeveelheid vloeistof afhankelijk is van de snelheid waarmee de beweegbaar bedieningsorgaan wordt 20 geactiveerd. Bij een langzaam openen of sluiten van de deur kan dusdanig weinig druk in de pomp worden opgebouwd, dat er geen vloeistof wordt verstoven doch dat slechts druppels vloeistof uit het verstuiverelement omlaag zullen vallen. Bovendien moet de vloeistofverstuiver zeer nauwkeurig 25 worden geplaatst ten opzichte van het wigvormig element; is de onderlinge afstand iets te groot dan wordt slechts een gedeeltelijke pompslag uitgevoerd. Verder komt het nogal eens voor dat de deur van het toilet niet goed is gesloten of staat te klapperen, waardoor de genoemde druppelsituatie 30 zich kan herhalen als gevolg van een steeds slechts gedeeltelijke indrukking van het drukmechanisme van de pomp.

Om deze nadelen op te vangen, is reeds voorgesteld een zogenaamde precompressiepomp toe te passen. Daarbij 35 wordt bij het indrukken van het drukmechanisme daarvan een 1008999 2 druk opgebouwd en pas bij het bereiken van een bepaalde drukwaarde een klep geopend die een uitstromen van vloeistof mogelijk maakt. Bij doordrukken blijft vloeistof naar buiten komen en bij niet doordrukken stopt de 5 vloeistofstroom. Boven de genoemde bepaalde drukwaarde wordt steeds een uitstroom van vloeistof en daarmee met behulp van het verstuiverelement een verneveling verkregen.

Doch ook bij het toepassen van een dergelijke precompressiepomp blijft het minder goed functioneren van 10 de vloeistofverstuiver als gevolg van een niet goed gesloten of klapperende deur bestaan. Immers, boven de genoemde bepaalde drukwaarde treedt, afhankelijk van de mate waarin dan verder het drukmechanisme van de precompressiepomp wordt ingedrukt, een variërende 15 vloeistofverstuiving op.

Het doel van de uitvinding is dan ook een doelmatige oplossing voor de hier genoemde nadelen te bieden en te voorzien in een vloeistofverstuiver die, wanneer deze actief wordt, gedurende een vaste tijd een constante 20 hoeveelheid vloeistof verneveld.

De vloeistofverstuiver, zoals deze in de aanhef is omschreven, heeft daartoe overeenkomstig de uitvinding het kenmerk, dat een voorspanmechanisme met een verend element aanwezig is om onder invloed van een op dit 25 voorspanmechanisme uit te oefenen externe kracht in het verend element een bepaalde hoeveelheid energie op te bouwen en om bij verdere toename van deze externe kracht de alsdan in het verend element opgeslagen energie in een gedefinieerde tijd en met een gedefinieerde snelheid vrij 30 te geven, met behulp van welke vrijgekomen energie het drukmechanisme van de pomp wordt bediend. Onder verend element wordt hier verstaan een pneumatisch werkend element, een veer of dergelijke. De hier genoemde externe kracht kan bijvoorbeeld worden uitgeoefend door een 35 wigvormig element waartegen de voorspaninrichting loopt bij 1 0 08 999 Ί 3 het openen of sluiten van een deur op een wijze als hiervoor reeds is aangegeven.

Om de in het verend element opgeslagen energie vrij te kunnen geven, omvat het voorspanmechanisme een 5 slagelement dat onder invloed van genoemde verdere toename van de externe kracht vanuit een vergrendelde toestand in de ontgrendelde toestand wordt gebracht waarna het slagelement met een gedefinieerde snelheid en in een gedefinieerde tijd het drukmechanisme van de pomp bedient. 10 Deze tijd en snelheid hangen uiteraard af van de dimensionering en de eigenschappen van de veer en de afstand tussen het slagelement in de vergrendelde toestand en het drukmechanisme van de pomp. Een praktische manier om de ontgrendeling te realiseren wordt verkregen door een 15 draaiing van het slagelement in het huis van het voorspanmechanisme. Hiertoe is verder in het huis van het voorspanmechanisme een verplaatsingselement aanwezig en is het verend element werkzaam tussen dit verplaatsingselement en het slagelement, waarbij het verplaatsingselement onder 20 invloed van genoemde verdere toename van de externe kracht ingrijpt in het slagelement en de ontgrendeling daarvan bewerkstelligt. In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt daarbij het verplaatsingelement gevormd door een drukcilinder die'aan de naar binnen in het huis gerichte 25 zijde is voorzien van een of meer afgeschuinde nokken die kunnen ingrijpen in afgeschuinde nokken aan de naar binnen in het huis gerichte zijde van het slagelement. Door de afgeschuinde nokken tegen elkaar te drukken wordt het slagelement ten opzichte van het verplaatsingselement 30 gedraaid.

Om de drukcilinder een gecontroleerde heen en weer gaande beweging in het huis van de voorspaninrichting te laten uitvoeren, is dit huis voorzien van een in de lengterichting van de drukcilinder verlopende eerste 35 geleidebaan. Door deze geleidebaan wordt een zuiver axiale beweging van de drukcilinder in het huis gewaarborgd. Het 1 0 0 8 9 99 4 huis van het voorspanmechanisme is voorts voorzien van een tweede geleidebaan om het slagelement een gecontroleerde draaibeweging en een gecontroleerde heen en weer gaande axiale beweging te laten uitvoeren.

5 Voorts is het voorspanmechanisme voorzien van een veer die tezamen met de veer in het drukmechanisme van de pomp bewerkstelligt dat het slagelement weer in de vergrendelde toestand kan worden gebracht. Met behulp van deze beide veren en eventueel met het genoemde verend element kan 10 tevens worden bewerkstelligt dat het verplaatsingselement weer in de rusttoestand kan worden gebracht.

Zoals hiervoor reeds is vermeld, kan het voorspanmechanisme samenwerken met een wigvormig element, waarbij het voorspanmechanisme en het wigvormig element 15 zijn aangebracht op ten opzichte van elkaar beweegbare constructies, zoals bijvoorbeeld een deur en een deurpost. Uiteraard zijn andere toepassingen denkbaar. Zo is het mogelijk om in plaats van een wigvormig element gebruik te maken van bijvoorbeeld een op een deurpost bevestigde 20 tandheugel en het op de deur bevestigde voorspanmechanisme uit te rusten met een bij het openen of sluiten van de deur hierover rollend tandwiel dat is gekoppeld met een excenter, waarbij door een verdraaiing van de excenter een externe kracht wordt uitgeoefend met behulp waarvan energie 25 in het verend element wordt opgebouwd.

Alhoewel als pomp allerlei mogelijke typen kunnen worden gebruikt, is het gunstig wanneer het voorspanmechanisme inwerkt op het drukmechanisme van een precompressiepomp. Hierdoor wordt voor het geval het 30 slagelement om wat voor reden dan ook niet in de vergrendelde toestand terugkeert een extra garantie verkregen dat geen vloeistof wordt verstoven voordat een bepaalde druk is opgebouwd in de pomp.

De vloeistofverstuiver kan zijn voorzien van een vast 35 vloeistofreservoir. Praktischer is het echter dit vloeistofreservoir gemakkelijk losneembaar uit de 1008999 5 vloeistofverstuiver uit te voeren. Is het vloeistofreservoir leeg, dan kan dit eenvoudig worden vervangen door een vol reservoir. Het vloeistofreservoir kan zijn uitgevoerd door een vaste houder, fles of 5 dergelijke. Gunstiger is het echter het vloeistofreservoir uit te voeren door een samenklapbare container waarvan het volume zich aan de inhoud aanpast. Bovendien ontstaat in een 'bijna leeg' situatie een onderdruk in deze container waardoor de wanden daarvan de laatste restanten vloeistof 10 naar de pomp dwingen. Dit heeft het voordeel dat geen restant aan vloeistof in de container behoeft achter te blijven, dat de container wanneer deze leeg is vrijwel geen afvalvolume inneemt en dat geen ontluchting nodig is zoals bij een vaste houder of fles. Dit laatste heeft verder tot 15 gevolg dat ook wanneer het vloeistofreservoir en/of de vloeistofverstuiver met reservoir onderste boven worden gehouden, hetgeen bij transport kan voorkomen, er geen lekkage zal optreden. De vloeistofverstuiver kan hierdoor ook onderste boven op de deurpost of daarboven worden 20 aangebracht, terwijl het wigvormig element dan op de deur moet worden vastgezet.

De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een vloeistofverstuiver, maar ook op een combinatie van een vloeistofverstuiver als hiervoor is omschreven en een 25 vloeistofreservoir, waarbij dan in het bijzonder het vloeistofreservoir wordt gevormd door een samenklapbare container.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. In deze tekening toont: 30 Fig. 1 een schematische opstelling van de vloeistofverstuiver overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2 het voorspanmechanisme van deze vloeistofverstuiver;

Fig. 3 een opengewerkt beeld van dit 3 5 voorspanmechanisme; 1008999 6

Fig. 4A en 4B een aanzicht, respectievelijk een lengtedoorsnede van het voorspanmechanisrae in een eerste bewegingsfase

Fig. 5A en 5B een aanzicht, respectievelijk een 5 lengtedoorsnede van het voorspanmechanisme in een tweede bewegingsfase;

Fig. 6A en 6B een aanzicht, respectievelijk een lengtedoorsnede van het voorspanmechanisme in een derde bewegingsfase; terwijl in 10 Fig. 7A en 7B een aanzicht, respectievelijk een lengtedoorsnede van het voorspanmechanisme in een vierde bewegingsfase is aangegeven.

In fig. 1 is de verstuiver overeenkomstig de 15 uitvinding zeer schematisch aangegeven door een voorspanmechanisme 1, een hierdoor bedienbare pomp 2 waarop een vloeistofreservoir 3 is aangesloten. Met behulp van de pomp 2 kan vloeistof uit het reservoir 3 worden aangezogen en worden verneveld via het verstuiverelement 4. Het 20 verstuiverelement 4 is voorzien van een wervelkamer om een fijne nevel (micromist) te verkrijgen. De combinatie pomp en vloeistofreservoir is in allerlei uitvoeringen bekend en behoeft hier niet nader te worden beschreven. Wel heeft, zoals in het voorgaande reeds is vermeld, de keuze van een 25 precompressiepomp en een samenklapbare container als vloeistofreservoir bepaalde voordelen voor de vloeistofverstuiver in zijn geheel.

Het voorspanmechanisme 1 en de toestand in de onderscheiden bewegingsfasen is weergegeven in de fig. 2-7. 30 Het voorspanmechanisme 1 omvat een huis 5, bestaande uit een holle cilinder met daarin een verplaatsingselement 6, uitgevoerd als een axiaal ten opzichte van het cilindrische huis 5 beweegbare drukcilinder, en een eveneens cilindrisch slagelement 7 dat zowel axiaal ten opzichte van het huis 5 35 beweegbaar als daarin draaibaar is aangebracht. Tussen het verplaatsingselement 6 en het slagelement 7 is een verend 1008999 7 element in de vorm van een drukveer 8 werkzaam. De op en neer gaande (axiale) beweging van het verplaatsingselement 6 in het huis 5 wordt bepaald door sleuven 9 aan weerszijden in het huis 5 en daarin vallende borgpennen 10 5 die vast zijn verbonden met het verplaatsingselement 6. De beweging van het slagelement 7 in het huis 5 wordt bepaald door geleidebanen 11 aan weerszijden in het huis 5 en daarin vallende borgpennen 12 die vast zijn verbonden met het slagelement 7. De geleidebanen 11 hebben een 10 tangentiaal verlopend gedeelte en een axiaal verlopend gedeelte waardoor het mogelijk wordt dat het slagelement 7 op elkaar aansluitend een draaibeweging en een axiale beweging of omgekeerd een axiale beweging en een draaibeweging kan uitvoeren. Het verplaatsingselement 6 15 heeft in de figuren aan de onderzijde een tweetal nokken 13 met een afgeschuind ondervlak, terwijl het slagelement 7 in de figuren aan de bovenzijde een tweetal overeenkomstig gevormde nokken 14 met een afgeschuind bovenvlak bezit. Wanneer de borgpennen 12 van het slagelement 7 zich in het 20 tangentiaal verlopend gedeelte van de geleidebanen 11 bevinden en wel in de in de figuren 4A en 4B aangegeven stand, dan bevinden de nokken 13 en 14 zich ongeveer boven elkaar, terwijl, wanneer het verplaatsingelement 6 en het slagelement naar elkaar toe worden bewogen, de afgeschuinde 25 vlakken van de nokken 13 en 14 tegen elkaar komen en het slagelement 7 zich met de borgpennen 12 in het tangentiaal verlopend gedeelte van de geleidebanen 11 zodanig verplaatsten dat de nokken 13 en 14 naast en tegen elkaar komen te liggen, zoals is aangegeven in fig. 6B. In deze 30 stand liggen de borgpennen 12 in het axiale gedeelte van de geleidebanen 11 en kan het slagelement 7 zich hierin met de borgpennen 12 verder axiaal bewegen. Het tangentiaal gedeelte van de geleidebanen 11 verloopt aan de onder- en bovenzijde onder een kleine hoek a, respectievelijk β (zie 35 fig. 4A). De hoek a, die slechts enkele graden bedraagt, heeft ten doel het moment waarop de borgpennen 12 vanuit de 1 0 08 9 99 8 in fig. 5A weergegeven positie in de in fig. 6A weergegeven positie komen nauwkeurig vast te leggen; dat wil zeggen dat pas bij een specifieke mate van indrukken van de veer 8 de borgpennen 12 vanuit het tangentiaal verlopend gedeelte in ; 5 het axiaal verlopend gedeelte van de geleidebanen 11 komen.

! De hoek β, die eveneens zeer gering is, doch in figuur 4A

iets groter is weergegeven dan de hoek a, heeft ten doel de i rustpositie van de borgpennen 12 in de geleidebanen 11 eenduidig vast te leggen. Voorts zijn tussen de borgpennen ^ 10 12 en het huis 5 veren 15 aangebracht om, wanneer de , borgpennen 12 in de geleidebanen 11 omhoog zijn bewogen, deze in het tangentiaal verlopend gedeelte zijwaarts te trekken in de in fig. 4A weergegeven ruststand.

, Aan in de figuren de bovenzijde van het 15 verplaatsingselement 6 is een afgeschuind vlak 16 . aangebracht, terwijl in deze bovenzijde tevens een sleuf 17 voor een rolwiel 18 aanwezig is. In de in fig. 4A weergegeven ruststand steekt dit rolwiel 18 geheel boven het huis 5 uit, terwijl in de volledig ingedrukte, in fig. 20 7A weergegeven stand van het verplaatsingselement 6 slechts de bovenrand van dit rolwiel 18 boven het huis 5 uitsteekt.

De vloeistofverstuiver, en in het bijzonder het voorspanmechanisme 1, werkt samen met een wigvormig element 19 (zie fig. 4B). Dit wigvormige element 19 is bijvoorbeeld 25 bevestigd aan een deurpost, terwijl de vloeistofverstuiver dan is bevestigd aan de deur, zodat bij sluiten van de deur het afgeschuinde vlak 20 van het wigvormig element 19 in contact komt met het rolwiel 18 van het voorspanmechanisme 1 en het verplaatsingselement 6 vervolgens omlaag wordt 30 gedrukt. Het wigvormig element 19 kan uiteraard ook zodanig worden uitgevoerd en aangebracht op de deurpost, dat het verplaatsingselement omlaag wordt gedrukt bij openen van de deur. Zowel het wigvormig element 19 als het verplaatsingselement 6 kunnen zijn voorzien van twee 35 tegenover gelegen afgeschuinde vlakken, waardoor er

J

3 1 1 0 0 8 9 99 9 meerdere montagemogelijkheden voor het wigvormig element en de vloeistofverstuiver ten opzichte van elkaar zullen zijn.

Hoe het wigvormig element 19 ook is uitgevoerd, bij openen of sluiten van de deur wordt op het 5 verplaatsingselement 6 een axiaal gerichte externe kracht uitgeoefend. Door deze externe kracht wordt het verplaatsingselement 6 vanuit de in fig. 4A en 4B weergegeven stand axiaal omlaag bewogen en de drukveer 8 ingedrukt, daarbij wordt het slagelement 7 in het 10 tangentiaal verlopende gedeelte van de geleidebanen 11 een weinig omlaag gedrukt naar de in fig. 5A en 5B weergegeven stand. Gedurende deze indrukbeweging van het verplaatsingselement 6 wordt in de veer 8 energie opgebouwd. Pas bij het bereiken van een bepaalde waarde 15 daarvan schieten de borgpennen 12 vanuit de in fig. 5A

weergegeven stand in de in fig. 6A weergegeven stand en is daardoor het slagelement 7 door een onder invloed van de nokken 13 en 14 optredende draaiing ontgrendeld, zodat de in de veer 8 opgeslagen energie direct kan worden 20 vrijgegeven, hetgeen zich manifesteert in een omlaagklappen van het slagelement 7 naar de in fig. 7A en 7B weergegeven stand. In deze stand wordt het onderste gedeelte van het slagelement 7 uit het huis 5 geklapt en komt daarbij in aanraking met het drukmechanisme van de pomp 2. Het 25 slagelement 7 kan pas omlaag klappen wanneer een gedefinieerde hoeveelheid energie in de veer 8 is opgebouwd en niet eerder of later. Wanneer deze gedefinieerde hoeveelheid energie wordt vrijgegeven, wordt het drukmechanisme van de pomp 2 steeds op dezelfde wijze, dat 30 wil zeggen met dezelfde kracht en snelheid ingedrukt, zodat altijd een nauwkeurig gedefinieerde hoeveelheid vloeistof wordt verneveld. Omdat de slag van het slagelement 7 wordt bepaald door de slag van het drukmechanisme van de pomp, kan bij een volledig indrukken van het drukmechanisme van 35 de pomp een bepaalde minimum hoeveelheid energie in de veer achterblijven om, wanneer in fig. 4B de deur wordt geopend, 1 0 0 8 9 99 10 in combinatie met de veer in het indrukmechanisme van de pomp en de veer 15, het voorspanmechanisme 1 weer in de in fig. 4A en 4B weergegeven rustpositie te brengen, waarbij onder invloed van de veer 15 het slagelement 7 in het 5 tangentiaal verlopend gedeelte van de geleidebanen 11 wordt gedraaid. Het slagelement 7 wordt in de ruststand gebracht onder invloed van de veer in het indrukmechanisme van de pomp en de veer 15, terwijl het verplaatsingselement 6 in de ruststand wordt gebracht onder invloed van deze beide 10 veren en eventueel, wanneer, zoals hiervoor is aangegeven, na vrijgave een hoeveelheid energie in de veer 8 is achtergebleven, van deze veer 8.

De uitvinding is niet beperkt tot het hier aan de hand van de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, doch 15 omvat allerlei modificaties hierop, waarvan hiervoor reeds een aantal is aangegeven, uiteraard voor zover deze vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies.

1008999

Claims (12)

1. Vloeistofverstuiver voorzien van een pomp met een verstuiverelement, waarbij door het bedienen van het drukmechanisme van de pomp een vloeistof uit een hierop aangesloten vloeistofreservoir via het verstuiverelement 5 kan worden verstoven, met het kenmerk, dat een voorspanmechanisme met een verend element aanwezig is om onder invloed van een op dit voorspanmechanisme uit te oefenen externe kracht in het verend element een bepaalde hoeveelheid energie op te bouwen en om bij verdere toename 10 van deze externe kracht de alsdan in het verend element opgeslagen energie in een gedefinieerde tijd en met een gedefinieerde snelheid vrij te geven, met behulp van welke vrijgekomen energie het drukmechanisme van de pomp wordt bediend.

2. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voorspanmechanisme een slagelement omvat dat onder invloed van genoemde verdere toename van de externe kracht vanuit een vergrendelde toestand in de ontgrendelde toestand wordt gebracht waarna het slagelement 20 met een gedefinieerde snelheid en in een gedefinieerde tijd het drukmechanisme van de pomp bedient.

3. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ontgrendeling van het slagelement plaats vindt door een draaiing hiervan in het huis van het 25 voorspanmechanisme.

4. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in het huis van het voorspanmechanisme een verplaatsingelement aanwezig is en het verend element werkzaam is tussen dit verplaatsingselement en het 30 slagelement, waarbij het verplaatsingselement onder invloed van genoemde verdere toename van de externe kracht ingrijpt in het slagelement en de ontgrendeling daarvan bewerkstelligt. 1 0 08 9 99

5. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verplaatsingelement wordt gevormd door een drukcilinder die aan de naar binnen in het huis gerichte zijde is voorzien van een of meer afgeschuinde nokken die 5 kunnen ingrijpen in afgeschuinde nokken aan de naar binnenin het huis gerichte zijde van het slagelement.

6. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het huis van de voorspaninrichting is voorzien van een geleidebaan om de drukcilinder een gecontroleerde 10 heen en weer gaande beweging in de lengterichting van het huis te laten uitvoeren.

7. Vloeistofverstuiver volgens een van de conclusies 3-6, met het kenmerk, dat het huis van het voorspanmechanisme is voorzien van een geleidebaan om het slagelement een 15 gecontroleerde draaibeweging en een gecontroleerde heen en weer gaande axiale beweging te laten uitvoeren.

8. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het voorspanmechanisme is voorzien van een veer die tezamen met de veer in het drukmechanisme van de 20 pomp bewerkstelligt dat het slagelement weer in de vergrendelde toestand kan worden gebracht.

9. Vloeistofverstuiver volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het voorspanmechanisme is voorzien van een veer die tezamen met de veer in het drukmechanisme van de 25 pomp en eventueel met het genoemde verend element bewerkstelligt dat het verplaatsingselement weer in de rusttoestand kan worden gebracht.

10. Vloeistofverstuiver volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorspanmechanisme 30 samenwerkt met een wigvormig element, waarbij het het voorspanelement en het wigvormigelement zijn aangebracht op ten opzichte van elkaar beweegbare constructies, zoals bijvoorbeeld een deur en een deurpost.

11. Vloeistofverstuiver volgens een van de voorgaande 35 conclusie, met het kenmerk, dat het voorspanmechanisme inwerkt op het drukmechanisme van een precompressiepomp. 1008999

12. Combinatie van een vloeistofverstuiver volgens een van de voorgaande conclusies en een vloeistofreservoir, waarbij in het bijzonder het vloeistofreservoir wordt gevormd door een samenklapbare container. 1008 9 99