NL1008721C2 - Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen. - Google Patents

Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen. Download PDF

Info

Publication number
NL1008721C2
NL1008721C2 NL1008721A NL1008721A NL1008721C2 NL 1008721 C2 NL1008721 C2 NL 1008721C2 NL 1008721 A NL1008721 A NL 1008721A NL 1008721 A NL1008721 A NL 1008721A NL 1008721 C2 NL1008721 C2 NL 1008721C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fork
tie rod
thread
tensioning
tensioning device
Prior art date
Application number
NL1008721A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Maria Anthoni Willems
Original Assignee
Constructiebedrijf Willems B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Constructiebedrijf Willems B V filed Critical Constructiebedrijf Willems B V
Priority to NL1008721A priority Critical patent/NL1008721C2/nl
Priority to EP99200948A priority patent/EP0945648A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1008721C2 publication Critical patent/NL1008721C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G11/00Means for fastening cables or ropes to one another or to other objects; Caps or sleeves for fixing on cables or ropes
    • F16G11/12Connections or attachments, e.g. turnbuckles, adapted for straining of cables, ropes, or wire
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • E04C3/04Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal
    • E04C3/08Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal with apertured web, e.g. with a web consisting of bar-like components; Honeycomb girders
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/02Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces
    • E04C3/04Joists; Girders, trusses, or trusslike structures, e.g. prefabricated; Lintels; Transoms; Braces of metal
    • E04C2003/0486Truss like structures composed of separate truss elements

Description

Titel: Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen.
De uitvinding heeft betrekking op een spaninrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke spaninrichting is bekend uit NL 8500510.
Voor de vervaardiging van bouwwerken waarbij 5 constructiedelen worden gedragen door bijvoorbeeld kabels of stangen, zoals bijvoorbeeld een windverband, wordt normaliter gebruik gemaakt van spaninrichtingen van de onderhavige soort. Daarbij wordt aan beide einden van een trekstang een gaffelvormig bevestigingselement geschroefd 10 met behulp van op de trekstang aangebracht buitenschroefdraad en daarmee samenwerkend binnenschroefdraad in een boring van de gaffels. Vervolgens wordt met behulp van een zich door de armen van de betreffende gaffel uitstrekkende dwarspen een oog van 15 bijvoorbeeld een kabel aan de betreffende gaffel bevestigd, zodanig dat de spaninrichting tussen de twee betreffende bouwelementen wordt opgehangen. De verschillende schroefdraden van de spaninrichting zijn zodanig uitgevoerd dat bij rotatie van de trekstang relatief ten opzichte van 20 de gaffels, de gaffels in longitudinale richting van de trekstang ten opzichte van elkaar worden verplaatst, zodanig dat de afstand daartussen wordt verkleind dan wel vergroot. Hierdoor kan de spanning in en/of de positie van de bouwelementen worden veranderd.
25 Deze bekende spaninrichting heeft als nadeel dat de instelbaarheid daarvan wordt beperkt door de maximale lengte van de samenwerkende schroefdraden, in het bijzonder de maximale diepte van de boring in de gaffel, verminderd met de minimale benodigde inschroefdiepte, welke wordt 30 bepaald door met name de te verwachten belastingen. Dit betekent dat voor het verkrijgen van een geschikt verstelbereik relatief lange gaffels dienen te worden gebruikt, hetgeen productietechnisch ongunstig is, de spaninrichting een minder aangenaam uiterlijk biedt en 1008721 2 bovendien relatief kostbaar is. Voorts heeft deze bekende spaninrichting het nadeel dat rotatie van de trekstang ten opzichte van tenminste één van de gaffels noodzakelijk is voor het verkrijgen van een longitudinale verplaatsing 5 daarvan, waardoor een hoekverdraaiing van de ene gaffel ten opzichte van de andere gaffel kan optreden, hetgeen constructief ongewenst kan zijn. Bovendien zijn bij een dergelijke spaninrichting bijzondere voorzieningen noodzakelijk voor het kunnen roteren van de trekstang, voor 10 het verkrijgen van de gewenste instelling. Hierdoor wordt een dergelijke trekstang relatief kostbaar en bestaat bovendien het gevaar dat de toelaatbare belasting op de trekstang wordt verminderd.
De uitvinding beoogt een spaninrichting van de in de 15 aanhef van de inleiding beschreven soort, waarbij de nadelen van de bekende spaninrichting zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Hiertoe wordt een spaninrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 1.
20 In de onderhavige aanvrage dient onder gaffel tenminste te worden begrepen een bevestigingselement dat gaffel- of oogvormig is. In algemene zin wordt met gaffel aangeduid elk element geschikt voor bevestiging van een kabel, stang, plaat, blok of dergelijk bouwelement.
25 Bij een spaninrichting volgens onderhavige uitvinding wordt de gaffel met de trekstang gekoppeld door middel van het spanelement, zodanig dat tenminste een longitudinale verplaatsing van de gaffel ten opzichte van de trekstang kan worden verkregen door rotatie van het 30 spanelement. Longitudinaal dient in deze begrepen te worden als ongeveer evenwijdig aan de lengte-as van het betreffende deel van de trekstang. Aangezien het spanelement is voorzien van zowel binnenschroefdraad als buitenschroefdraad heeft rotatie daarvan tot gevolg dat de 35 gaffel, wanneer rotatie daarvan wordt tegengegaan, over een eerste longitudinale afstand zal worden verplaatst, terwijl
A
i 1008721 3 de trekstang,· wanneer rotatie daarvan wordt tegengegaan, in tegengestelde richting over een tweede longitudinale afstand zal worden verplaatst. Dit betekent dat met behulp van relatief korte lengten schroefdraad een relatief grote 5 verplaatsing van de gaffel ten opzichte van de trekstang kan worden verkregen (de som van de twee longitudinale afstanden). Hierdoor kan met relatief kleine delen een relatief grote instelbaarheid worden verkregen. Voorts biedt het spanelement het voordeel dat longitudinale 10 verstelling van de gaffel ten opzichte van de trekstang kan worden verkregen, zonder dat de gaffel relatief ten opzichte van de trekstang hoeft te worden geroteerd. Dit betekent dat een gewenste stand van de gaffel steeds kan worden bereikt, ongeacht de longitudinale positie van de 15 gaffel ten opzichte van de trekstang.
Voorts biedt een spaninrichting volgens de onderhavige uitvinding het voordeel dat aan beide einden van een trekstang in principe dezelfde gaffel kan worden toegepast. Anders dan bij de bekende spaninrichting, 20 waarbij aan het eerste einde van de trekstang links- en aan het tegenovergelegen tweede rechts schroefdraad dient te worden toegepast, teneinde de gewenste instelling te kunnen verkrijgen. Derhalve dient slechts één type gaffel en slechts één type spanelement in voorraad gehouden te 25 worden. Overigens wordt opgemerkt dat het uiteraard ook mogelijk is trekstangen van het bekende type toe te passen, voorzien van tegengesteld schroefdraad aan de beide einden, waarbij daarop aangepaste spanelementen en/of gaffels kunnen worden toegepast. Hiermee wordt het voordeel bereikt 30 dat rotatie van de trekstang eveneens de gewenste verstelling kan bewerkstelligen. Bij voorkeur worden steeds identieke gaffels toegepast. Overigens kan ook met slechts één gaffel worden volstaan. Een verder voordeel van een spaninrichting volgens onderhavige uitvinding is dat een 35 longitudinale verplaatsing van een eerste gaffel ten opzichte van de trekstang kan worden verkregen, 1008721 4 onafhankelijk van de positie van een aan het tegenovergelegen einde van de trekstang aangebrachte tweede gaffel of ander geschikt bevestigingsmiddel. Dit is met name voordelig indien de tweede gaffel bijvoorbeeld op een 5 moeilijk bereikbare positie is aangebracht of vast met de trekstang of met de "vaste wereld" is verbonden, bijvoorbeeld in de vorm van een aangelast of aangesmeed oog of dergelijke.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een 10 spaninrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
De samenwerkende eerste en tweede geleidingsmiddelen verhinderen bij samengestelde spaninrichting over tenminste een gedeelte van het versteltraject dat de trekstang kan 15 roteren ten opzichte van de gaffel. Hiermee wordt het voordeel bereikt dat bij rotatie van het spanelement steeds de gewenste longitudinale verplaatsing van de gaffel ten opzichte van de trekstang wordt verkregen, zonder dat de gaffel en de trekstang dienen te worden vastgehouden, 20 althans tegen rotatie te worden geborgd. Hierdoor wordt verstelling van de spaninrichting bijzonder eenvoudig terwijl bovendien steeds de gewenste stand van de gaffel althans in rotatiezin wordt behouden.
In nadere uitwerking wordt een spaninrichting 25 volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4.
Gebruik van een afgeplat einde van de trekstang als, althans bij de eerste geleidingsmiddelen biedt het voordeel dat een dergelijke uitvoeringsvorm relatief eenvoudig te 30 vervaardigen is en een goede positionering van de eerste geleidingsmiddelen ten opzichte van de tweede geleidingsmiddelen mogelijk maakt. Daarbij kan de gaffel slechts in twee posities worden aangebracht die bij gebruik van symmetrische gaffel spiegelsymmetrisch zijn. Uiteraard 35 kunnen ook anders gevormde eerste en daarmee samenwerkende tweede geleidingsmiddelen worden toegepast, waarbij 1 0 0 87 ? 1 5 bijvoorbeeld meerdere standen van de gaffel ten opzichte van de trekstang mogelijk zijn.
In een eerste nadere uitvoeringsvorm wordt een spaninrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 5.
Bij gelijke gerichtheid van de eerste geleidingsmiddelen aan twee einden van de trekstang zullen de gaffels ten opzichte van de trekstang een gelijke stand innemen, dat wil zeggen de ogen of armen of dergelijke 10 bevestigingsmiddelen daarvan zullen in parallelle, eventueeel samenvallende vlakken zijn gelegen. Hiermee wordt steeds een gelijke gerichtheid van de te koppelen bouwdelen verkregen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een 15 spaninrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
Wanneer de eerste geleidingsmiddelen aan tegenover gelegen einden van de trekstang anders zijn gericht kunnen de gaffels worden gepositioneerd in twee onderling een hoek 20 insluitende vlakken. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld ten opzichte van elkaar verdraaide bouwelementen worden gekoppeld.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een spaninrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de 25 maatregelen volgens conclusie 8.
Borgmiddelen voor het begrenzen van tenminste de longitudinale verplaatsingsmogelijkheid van het spanelement ten opzichte van de gaffel en/of de longitudinale verplaatsingsmogelijkheid van de trekstang ten opzichte van 30 het spanelement biedt het voordeel dat steeds wordt verzekerd dat tijdens gebruik tenminste de minimale benodigde schroefdraadlengte wordt gebruikt, zodat de verbinding voldoende sterk is. Bovendien wordt verhinderd dat de spaninrichting onbedoeld los kan raken.
1008721 6
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een dergelijke spaninrichting voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.
Gebruik van een in een groef op het spanelement 5 en/of in een groef op de trekstang reikende borgstift kan op eenvoudige wijze de longitudinale verplaatsing van de gaffel ten opzichte van het spanelement resp. van het spanelement ten opzichte van de trekstang worden begrensd. Met name indien samenwerkende eerste en tweede 10 geleidingsmiddelen zijn voorzien kan worden volstaan met één borgstift, daar begrenzing van de bewegingsvrijheid van het spanelement ten opzichte van de gaffel direct de bewegingsvrijheid van de trekstang ten opzichte van het spanelement beperkt terwijl beperking van de 15 bewegingsvrijheid van het spanelement ten opzichte van de trekstang direct ook de bewegingsvrijheid van de gaffel ten opzichte van het spanelement beperkt. Immers, door de samenwerkende geleidingsmiddelen is rotatie van de trekstang ten opzichte van de gaffel verhinderd. Indien 20 geen geleidingsmiddelen zijn voorzien verdient het de voorkeur dat tenminste twee borgmiddelen zijn voorzien, één voor beperking van de bewegingsvrijheid van de gaffel ten opzichte van het spanelement en één voor het beperken van de bewegingsvrijheid van de trekstang ten opzichte van het 25 spanelement. Doordat de of elke borgstift is aangebracht aan de van het bevestigingselement van de gaffel afgekeerde zijde van de betreffende buitenschroefdraad wordt het voordeel bereikt dat de gaffel resp. het spanelement niet wordt verzwakt door de voor de borgstift noodzakelijke 30 boring, althans niet in een tijdens gebruik belast, trek-of duwkrachten overbrengend gedeelte. Hierdoor wordt de volledige sterkte van de spaninrichting behouden, zonder dat daartoe speciale voorzieningen noodzakelijk zijn.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 35 werkwijze voor het althans gedeeltelijk ophangen van een 1008721 7 bouwelement volgens de uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een gaffel en een spanelement voor gebruik in een 5 spaninrichting volgens de uitvinding of bij een werkwijze volgens de uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11 resp. 12. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een windverband of dergelijk bouwwerk, voorzien van tenminste één spaninrichting volgens de 10 uitvinding.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding zijn gegeven in de volgconclusies.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal een aantal 15 uitvoeringsvoorbeelden van éen spaninrichting en werkwijze volgens de uitvinding worden beschreven aan de hand van de tekening.
Daarin toont: fig. 1 enigszins schematisch in perspectivisch 20 aanzicht een gedeelte van een uiteengenomen spaninrichting volgens de uitvinding; fig. 2 in doorgesneden zij-aanzicht het gedeelte van een spaninrichting volgens fig. 1, in uiteengenomen toestand; 25 fig. 3 in doorgesneden zij-aanzicht een spaninrichting volgens fig. 1 en 2, in drie verstelposities; fig. 4 een achteraanzicht van een gaffel; en 'fig. 5A-5E een aantal alternatieve uitvoeringsvormen 30 van spaninrichtingen volgens de uitvinding.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de getoonde uitvoeringsvorm is een gaffelvormig bevestigingselement weergegeven, doch ook 35 andere bevestigingselementen, bijvoorbeeld oogvormig kunnen 1008721 8 ! worden toegepast. In deze beschrijving zal hieraan worden j gerefereerd als gaffel.
j Figuur 1 toont in schematisch perspectivisch aanzicht een uiteengenomen spaninrichting 1 volgens de ! 5 uitvinding, althans een eerste einde daarvan. De : spaninrichting 1 omvat een trekstang 2, een spanelement 3, een gaffel 4 en een vastzetbus 5 met contramoer 6.
De trekstang 2 is nabij het getoonde einde voorzien ' van een gedeelte met eerste buitenschroefdraad 7, waarvan - 10 over een einddeel 8 aan weerszijden een gedeelte is ~ weggenomen voor de vorming van een afgeplatte kant 9, i zodanig dat het einddeel 8 een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede heeft. Aan de andere zijde van de buitenschroefdraad 7 sluit daarop een rondlopende groef 10 15 aan. Het doel van het einddeel 8 en de groef 10 zal nog - nader worden beschreven.
Het spanelement 3 is aan de buitenzijde nabij een eerste einde 11 voorzien van tweede buitenschroefdraad 12, en aan het tegenovergelegen tweede einde 13 van een 20 relatief grote kop 14 met afgeplatte zijden 15 voor aangrijping met een gereedschap zoals een moersleutel. Tussen de tweede buitenschroefdraad 12 en de kop 14 is een tweede groef 16 opgenomen, voorzien van een glad bodemvlak. Het spanelement 3 is voorzien van een doorgaande boring 17, 25 voorzien van tweede binnenschroefdraad 18, welke passend kan samenwerken met de eerste buitenschroefdraad 7 op de trekstang 2. In de kop 14 is een radiale boring 19 voorzien, waarin een borgstift 20 schroefbaar is. Hierop wordt nog nader teruggekomen.
30 De gaffel 4 is aan een kops einde 21 voorzien van twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende armen 22, waarbij een boring 23 door de beide armen 22 is aangebracht, voor het opnemen van de vastzetbus 5 en de contramoer 6. De vastzetbus 5 is voorzien van een schacht 35 24 die passend opneembaar is in de boring 23, en een eerste eindflens 25 met binnenzeskant 26, welke eindflens 25 kan 1 008721 9 aanliggen tegen de buitenzijde van de arm 22 rond de boring 23. In die positie reikt het vrije einde van de schacht 24 nagenoeg tot het buitenoppervlak van de tegenovergelegen arm 22, zodanig dat de contramoer 6 met binnenzeskant, 5 voorzien van een stomp deel 27 met buitenschroefdraad schroefbaar is in het vrije einde van de schacht 24, voor opsluiting daarvan in de gaffel 4. Daartoe is de contramoer 6 voorzien van een tweede eindflens 28 die passend kan aanliggen tegen de buitenzijde van de betreffende arm 22.
10 Deze positie is in meer detail getoond in figuur 2. De schacht 24 kan daarbij bijvoorbeeld door een opening in een tussen de armen 22 gestoken plaatdeel, draadlus of oog van een stang worden gestoken, zodanig dat de gaffel met het betreffende bouwdeel kan worden gekoppeld.
15 Aan het tegenover het kopse einde 21 gelegen voetdeel 29 van de gaffel 4 is een boring 30 aangebracht, welke zich haaks op het eindvlak 31 uitstrekt. Een aanzicht op het eindvlak 31 is getoond.in figuur 4. De boring 30 omvat een eerste deel 32 dat aansluit op het eindvlak 31 en 20 is voorzien van eerste binnenschroefdraad 33. Deze eerste binnenschroefdraad 33 kan passend samenwerken met de tweede buitenschroefdraad 12 op het spanelement 3. Op het eerste deel 32 sluit een tweede deel 34 aan met een relatief kleine longitudinale lengte en een dwarsdoorsnede die 25 groter is dan de dwarsdoorsnede van het eerste deel 32. Het eerste deel 32 en het tweede deel 34 hebben beide een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Op het tweede deel 34 sluit aan de van het eerste deel 32 afgekeerde zijde een derde deel 35 aan, met een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak 30 overeenkomt met de dwarsdoorsnede van het einddeel 8 van de trekstang 2. De wanden van het derde deel 35 zijn zodanig uitgevoerd dat het einddeel 8 glijdend in het derde deel 35 passend daarin kan worden opgenomen. Het einddeel 8 en het derde deel 35 van de boring 30 vormen derhalve eerste 35 geleidingsmiddelen 8 resp. tweede geleidingsmiddelen 35.
Indien het einddeel 8 althans gedeeltelijk is opgenomen in 1008721 r 10 het derde deel 35 van de boring 30 wordt rotatie van de trekstang 2 rond de longitudinale as L eenvoudig verhinderd terwijl verschuiving in de longitudinale richting van de gaffel ten opzichte van de trekstang nog mogelijk is. Op 5 het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen.
In figuur 3 is een eerste einde van een spaninrichting volgens de uitvinding, in samengestelde toestand in doorsnede weergegeven in een drietal verstelposities. Figuur 3a toont de spaninrichting in een 10 middenstand, figuur 3b in een volledig ingedraaide toestand en figuur 3c in een volledig uitgedraaide toestand. Voor de duidelijkheid is het einde 8 met enige ruimte in het derde deel 35 van de boring 30 opgenomen, doch in de praktijk zal deze passing zodanig zijn dat tenminste de afgeplatte 15 kanten 9 van het einde 8 althans nagenoeg aanliggen tegen de binnenwanden van genoemd derde deel 35.
Indien het spanelement 3 vanuit de in figuur 3 aangetoonde stand zodanig wordt geroteerd dat dit zich ten opzichte van de boring 30 gezien buitenwaarts beweegt zal, 20 als gevolg van het feit dat de trekstang 2 ten opzichte van de gaffel 4 niet kan roteren, de trekstang 2 door de samenwerkende eerste buitenschroefdraad 7 en tweede binnenschroefdraad 18, waarvan de spoedrichting tegengesteld is aan de spoedrichting van de samenwerkende 25 eerste binnenschroefdraad 33 en tweede buitenschroefdraad 12, longitudinaal worden bewogen in de van de gaffel 4 afgekeerde richting. Een verstelling van het spanelement 3 over een afstand Xx ten opzichte van de gaffel 4 levert daardoor een verstelling van de trekstang 2 ten opzichte 30 van de gaffel 4 op over een afstand Indien het spanelement 3 vanuit de in figuur 3a getoonde toestand volledig naar binnen wordt geschroefd in de boring 30 wordt, om eerder genoemde reden, de trekstang 2 in longitudinale richting bewogen, in de richting van de 35 gaffel 4. Een binnenwaartse verplaatsing van het spanelement 3 over een afstand X2 heeft daarbij een i 1 00 8721 11 verplaatsing van de trekstang 2 ten opzichte van de gaffel 4 tot gevolg over een afstand P2. De som van de afstanden X1 en X2 is daarbij aanmerkelijk kleiner dan de som van de afstanden Έ>1 en P2. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is 5 de maximale verplaatsing van het spanelement 3 ten opzichte van de gaffel 4 (Xa + X2) ongeveer gelijk aan de helft van de maximale verplaatsing van de trekstang 2 ten opzichte van de gaffel 4 (PL + Pa) . Deze verhouding kan afhankelijk van de gekozen spoed van de verschillende samenwerkende 10 schroefdraden worden gekozen.
In figuur 3 is schematisch de borgstift 20 weergegeven, welke reikt in de groef 10 op de trekstang 2. In figuur 3 is de borgstift 20 getoond in een vlak, 90° verdraaid ten opzichte van de positie daarvan in figuren 1 15 en 2. Zoals blijkt uit figuur 3b loopt de borgschroef aan tegen een eerste eindrand 36 van de groef 10, wanneer de trekstang maximaal in de gaffel 4 is geschoven, waarbij de kop 14 aanligt tegen de gaffel 4. Bij de maximaal ten opzichte van de gaffel 4 buitenwaarts bewogen trekstang 2 20 loopt de borgstift 20 aan tegen het einde van de eerste buitenschroefdraad 7, welke een tweede eindrand 37 van de groef 10 bepaalt. In deze positie reikt het einddeel 8 tenminste nog over een lengte dx in het derde deel 35 van de boring 30, zodat rotatie van de trekstang ten opzichte 25 van de gaffel nog altijd wordt verhinderd. Hierdoor wordt bereikt dat als gevolg van de begrenzing van de bewegingsvrijheid van de trekstang 2 ten opzichte van het spanelement 3 tevens de relatieve beweging van het spanelement 3 ten opzichte van de gaffel 4 wordt begrensd, 30 zodat slechts één borgstift noodzakelijk is. Eventueel kunnen verdere borgmiddelen zijn voorzien waarmee het spanelement 3 ten opzichte van de gaffel en/of ten opzichte van de trekstang 2 in een gekozen instelstand kan worden vastgezet, teneinde onbedoelde verplaatsingen te 35 verhinderen. Aangezien de borgstift 20 aan de van het vrije einddeel 8 afgekeerde zijde van de eerste 1 008721 12 buitenschroefdraad 7 is gelegen wordt het spanelement 3 door de voor de borgstift noodzakelijke boring niet verzwakt. De eindranden 36, 37 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm afgeschuind, evenals het binnengelegen 5 einde van de borgstift. De afgeschuinde eindranden 36, 37 zijn productietechnisch eenvoudig en bieden, tezamen met de bijpassende borgstift 20 een goed contactvlak. De randen en borgstift kunnen evenwel ook bijvoorbeeld recht zijn.
Een spaninrichting 1 volgens de uitvinding kan in 10 hoofdzaak symmetrisch zijn uitgevoerd, in die zin dat aan beide einden van de trekstang 2 met behulp van een spanelement 3 een gaffel 4 is bevestigd (figuren 5B en 5C) , waardoor een lengteverandering tussen de beide gaffels 4 kan worden verkregen die overeenkomt met tweemaal (P1 + ~ 15 P2). Het is evenwel ook mogelijk aan één van de beide ~ einden van de trekstang 2 een ander bevestigingselement aan - te brengen, bijvoorbeeld een gaffel van de bekende soort, zonder tussengelegen spanelement, doch het is ook mogelijk het andere einde van de trekstang 2 direct aan enig 20 constructiedeel te bevestigen, bijvoorbeeld met een aan de trekstang aangevormd, bijvoorbeeld gelast of gesmeed oog (figuur 5A), of door het andere einde aan een constructiedeel vast te lassen (figuur 5E). Immers, anders dan bij de bekende spaninrichting kan lineaire verplaatsing 25 van de gaffel worden verkregen, zonder dat de trekstang daartoe hoeft te worden geroteerd. Dit betekent tevens dat bijvoorbeeld een aantal trekstangen onderling kan worden verbonden, bijvoorbeeld kruislings of stervormig, waarbij elke trekstang aan een vrij einde van een spanelement en 30 gaffel kan worden voorzien (figuur 5D). Hierdoor wordt op bijzonder eenvoudige en relatief goedkope wijze een grote vormgevingsvrijheid verkregen. Bovendien kan montage daardoor aanmerkelijk worden vereenvoudigd.
In de in de tekening getoonde uitvoeringsvorm heeft 35 het einddeel 8 een symmetrische, afgeplatte vorm, zodanig dat de gaffel in twee spiegelsymmetrische standen daarop .1 008721 13 kan worden geschoven (fig. 5B). De door de armen 22 bepaalde, evenwijdige vlakken V liggen daarbij steeds in dezelfde positie. Het is evenwel ook mogelijk het einddeel 8 een andere, bij voorkeur symmetrische, veelhoekige vorm 5 te geven, zodanig dat de gaffel in meerdere ten opzichte van de lengte-as L geroteerde posities op het einddeel 8 schuifbaar is..Het einddeel kan daartoe bijvoorbeeld driehoekig, vierhoekig of meerhoekig worden uitgevoerd. Hierdoor kan de positie van de vlakken V in een aantal 10 discrete stappen worden ingesteld, hetgeen met name voordelig is indien aan weerszijden van de trekstang 2 een gaffel is aangebracht, aangezien daardoor ten opzichte van elkaar geroteerde constructiedelen eenvoudig met een spaninrichting volgens de uitvinding kunnen worden 15 gekoppeld (figuur 5C). Immers, de vlakken V van de ene gaffel kunnen worden geroteerd ten opzichte van de vlakken V van de andere gaffel rond de lengte-as L.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de figuurbeschrijving en tekening weergegeven 20 uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn binnen het raam van de uitvinding mogelijk.
Zo kan de gaffel 4 anders worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met een gesloten oog of met anders gevormde en/of meerdere armen. Ook kan de gaffel zijn voorzien van 25 bijvoorbeeld schroef- of klemmiddelen in plaats van of naast de armen, waaraan bijvoorbeeld een buis, stang of kabel kan worden vastgeschroefd of geklemd. Voorts kunnen tussen een trekstang en een gaffel meerdere spanelementen worden opgenomeii, voor het verkrijgen van een groter 30 verstelbereik. Bovendien kunnen kinematische omkeringen van het principe worden toegepast, bijvoorbeeld door de trekstang van binnenschroefdraad en de gaffel van buitenschroefdraad te voorzien of door het spanelement bijvoorbeeld op de buitenzijde van zowel de trekstang als 35 de gaffel te laten aangrijpen. Voorts kan de borgstift 20 op vergelijkbare wijze in de gaffel zijn aangebracht, en 1008721 14 aangrijpen in de tweede groef 16 tussen de tweede buitenschroefdraad 12 en de kop 14. Uiteraard kan ook de vastzetbus 5 anders worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als een bout die schroefbaar is in in een van de armen 22 getapte 5 schroefdraad. Bovendien kunnen bijvoorbeeld zegerringen en dergelijke worden gebruikt voor het vastzetten van een vastzetbus 5 in de gaffel 4. Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.
1008721

Claims (13)

1 T 0 0 87 21
1. Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen, voorzien van ten minste een trekstang en een gaffel te noemen bevestigingselement, waarbij de trekstang nabij ten minste één einde is voorzien van een 5 eerste buitenschroefdraad en de gaffel is voorzien van een boring met eerste binnenschroefdraad, waarbij de gaffel is voorzien van bevestigingsmiddelen, gekenmerkt doordat een spanelement is voorzien voor koppeling van de ten minste ene trekstang en de ten minste ene gaffel, waarbij het 10 spanelement aan een eerste zijde is voorzien van tweede binnenschroefdraad voor samenwerking met de eerste buitenschroefdraad en aan een tweede zijde is voorzien van tweede buitenschroefdraad voor samenwerking met de eerste binnenschroefdraad, een en ander zodanig dat door relatieve 15 rotatie van het spanelement ten opzichte van de gaffel en/of de trekstang een longitudinale verplaatsing wordt verkregen van de gaffel relatief ten opzichte van de trekstang.
2. Spaninrichting volgens conclusie 1, waarbij de 20 eerste binnenschroefdraad en de eerste buitenschroefdraad respectievelijk de tweede binnenschroefdraad en de tweede buitenschroefdraad zijn voorzien van tegengestelde spoedrichting.
3. Spaninrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de 25 boring in de gaffel is voorzien van een in inschroefrichting van het spanelement gezien voorliggend eerste deel dat de eerste binnenschroefdraad omvat en een achterliggend tweede deel dat eerste geleidingsmiddelen omvat welke kunnen samenwerken met tweede 30 geleidingsmiddelen bij het nabij het eerste buitenschroefdraad gelegen einde van de trekstang, welke eerste en tweede geleidingsmiddelen in de samenwerkende 1008721 stand rotatie van de trekstang ten opzichte van de gaffel in hoofdzaak verhinderen.
4. Spaninrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste geleidingsmiddelen een afgeplat einde van de 5 trekstang omvatten en de tweede geleidingsmiddelen een gedeelte van de boring omvatten met een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak overeenkomt met de corresponderende dwarsdoorsnede van het afgeplatte gedeelte.
5. Spaninrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de 10 trekstang aan twee zijden is voorzien van eerste buitenschroefdraad en eerste geleidingsmiddelen voor j samenwerking met tweede geleidingsmiddelen, waarbij de £ stand van de eerste geleidingsmiddelen aan een eerste einde j van de trekstang gelijkgericht is aan de eerste 15 geleidingsmiddelen aan het tweede einde van de trekstang, één en ander zodanig dat de armen van met de betreffende eerste buitenschroefdraad gekoppelde gaffels in parallelle vlakken zijn gelegen.
6. Spaninrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de 20 trekstang aan twee zijden is voorzien van eerste buitenschroefdraad en eerste geleidingsmiddelen voor samenwerking met tweede geleidingsmiddelen, waarbij de eerste geledingsmiddelen aan een eerste einde van de trekstang een hoek insluiten met de eerste 25 geleidingsmiddelen aan het tweede einde van de trekstang, één en ander zodanig dat de armen van met de betreffende eerste buitenschroefdraad gekoppelde gaffels in vlakken zijn gelegen die onderling een hoek insluiten.
7. Spaninrichting volgens één der conclusies 3-6, 30 waarbij de eerste en tweede geleidingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat deze op een discreet aantal ten opzichte van elkaar rond de longitudinale as van de spaninrichting versprongen posities onderling kunnen samenwerken, waarbij de geleidingsmiddelen bij voorkeur een lichaam met een 35 regelmatig gevormde, veelhoekige dwarsdoorsnede omvatten. Π
8. Spaninrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het spanelement en/of de gaffel zijn voorzien van borgmiddelen voor het begrenzen van ten minste de longitudinale verplaatsingsmogelijkheid van het 5 spanelement ten opzichte van de gaffel en/of de longitudinale verplaatsingsmogelijkheid van de trekstang ten opzichte van het spanelement.
9. Spaninrichting volgens conclusie 8, waarbij de borgmiddelen ten minste één borgstift omvatten die ofwel 10. door het spanelement reikt, bij voorkeur in radiale richting, waarvan het binnengelegen einde in een rondlopende groef in de trekstang kan reiken, welke groef is gelegen aan de tijdens gebruik van de gaffel afgekeerde zijde van de eerste buitenschroefdraad; ofwel 15 - door de gaffel reikt, bij voorkeur in radiale richting, waarvan het binnengelegen einde in een rondlopende groef in het spanelement kan reiken, welke groef is gelegen aan de tijdens gebruik naar de trekstang gekeerde zijde van de tweede buitenschroefdraad; 20 één en ander zodanig dat de relatieve bewegingsvrijheid van de borgstift ten opzichte van de groef in longitudinale richting door ten minste de randen van de groef wordt begrensd.
10. Werkwijze voor het althans gedeeltelijk ophangen van 25 een bouwelement met behulp van een spaninrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij: op tenminste één einde van een trekstang een spanelement wordt aangebracht; op het tenminste ene spanelement een gaffel wordt 30 geschroefd; vervolgens het tenminste ene spanelement zodanig wordt geroteerd dat de betreffende eerste en tweede geleidingsmiddelen in een met elkaar samenwerkende stand worden gebracht; waarna 35. de tenminste ene gaffel met een bouwdeel wordt gekoppeld; 1008721 en vervolgens het ten minste ene spanelement zodanig wordt geroteerd dat in het tenminste ene bouwdeel de gewenste spanning wordt verkregen door longitudinale verplaatsing van de betreffende gaffel ten opzichte van de 5 trekstang zonder dat daarbij rotatie van de gaffel ten opzichte van de trekstang optreedt.
11. Gaffel voor gebruik in een spaninrichting volgens één der conclusies 1 - 9 of bij een werkwijze volgens conclusie 10.
12. Spanelement voor gebruik in een spaninrichting volgens één der conclusies 1-9, bij een werkwijze volgens conclusie 10 of bij een gaffel volgens conclusie 11.
13. Windverband of dergelijk bouwwerk, voorzien van ten minste één spaninrichting volgens een der conclusies 1-9. | 1008721
NL1008721A 1998-03-26 1998-03-26 Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen. NL1008721C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008721A NL1008721C2 (nl) 1998-03-26 1998-03-26 Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen.
EP99200948A EP0945648A1 (en) 1998-03-26 1999-03-26 Tensioning device for tension bars and/or compression bars or like elements

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008721 1998-03-26
NL1008721A NL1008721C2 (nl) 1998-03-26 1998-03-26 Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1008721C2 true NL1008721C2 (nl) 1999-09-28

Family

ID=19766832

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1008721A NL1008721C2 (nl) 1998-03-26 1998-03-26 Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0945648A1 (nl)
NL (1) NL1008721C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202004002838U1 (de) * 2004-02-20 2005-04-07 Hans Riedmayer E K Sicherungsclip (selbstsichernd) für Zug- bzw. Druckstangen
DE202017104917U1 (de) * 2017-08-16 2018-11-19 Pfeifer Holding Gmbh & Co. Kg System aus statisch belastbaren Komponenten in einem Bauwerk
CN108221668B (zh) * 2018-02-02 2023-11-24 柳州桂桥缆索有限公司 一种可调式建筑工程用拉索及其张拉方法

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR421989A (fr) * 1910-10-29 1911-03-09 Ferdinand Girard Système de tendeur pour fils ou cables d'aéroplanes, ballons dirigeables, et autres applications
US2420364A (en) * 1946-02-19 1947-05-13 Arthur K Espenas Telescoping turnbuckle
US4560147A (en) * 1985-01-23 1985-12-24 Bowdren, Inc. Low profile strap type turnbuckle with load bearing articulated nut
NL8500510A (nl) 1985-02-22 1986-09-16 Constructiebedrijf Willems B V Windverbandsysteem.
FR2640014A1 (fr) * 1988-12-01 1990-06-08 Linz Emile Tendeur de cables

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR421989A (fr) * 1910-10-29 1911-03-09 Ferdinand Girard Système de tendeur pour fils ou cables d'aéroplanes, ballons dirigeables, et autres applications
US2420364A (en) * 1946-02-19 1947-05-13 Arthur K Espenas Telescoping turnbuckle
US4560147A (en) * 1985-01-23 1985-12-24 Bowdren, Inc. Low profile strap type turnbuckle with load bearing articulated nut
NL8500510A (nl) 1985-02-22 1986-09-16 Constructiebedrijf Willems B V Windverbandsysteem.
FR2640014A1 (fr) * 1988-12-01 1990-06-08 Linz Emile Tendeur de cables

Also Published As

Publication number Publication date
EP0945648A1 (en) 1999-09-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5969465B2 (ja) フレーム構造体のためのヒンジアセンブリ
US20170174026A1 (en) Trailer hitch assemblies and related methods
DE3514562A1 (de) Balken-klemmvorrichtung
US9926960B2 (en) Coupling for connecting construction parts, a truss provided therewith and associated method and use
WO2017095218A1 (en) Coupling for connecting construction parts, a truss provided therewith and associated method and use
EP0578297B1 (en) Arrangement in a load carrier
EP2163432B1 (de) Hecklastträgerkupplung und Hecklastträger
NL1008721C2 (nl) Spaninrichting voor trek- en/of drukstaven of dergelijke elementen.
US6863464B1 (en) Detachable assembly of two elements
CA2357822A1 (en) Band for a hose clamp
US8578694B2 (en) Connector link method and apparatus
CN115013409B (zh) 包括用于螺杆的联接器的结构紧固件
CA1325554C (en) Support assembly with retainer
US4540307A (en) Fitting for structural pipe
EP1067248B1 (en) Anchoring device for building components made of concrete or the like with easy-to-apply element for anchoring to the component
EP2106778B1 (en) Clamp device for fastening accessories
US10196846B2 (en) Hinge pin
US3863892A (en) Cable tensioner
US10864017B2 (en) Orthopaedic attachment device
EP0700748B1 (en) Method for manufacturing anchor member
GB2273520A (en) Scaffolding clamps
AU2017100567A4 (en) A Connecting Assembly
GB2256249A (en) Hollow door or cavity wall fixing
JPH04503852A (ja) コネクタ
EP0223138A1 (en) Clamps

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20141001