NL1008362C2 - Klemsluiting alsmede een klemorgaan voor een dergelijke klemsluiting. - Google Patents

Description

Titel: Riemsluiting alsmede een klemorgaan voor een dergelijke klemsluiting.

De uitvinding heeft betrekking op een klemsluiting omvattende een klemorgaan met een onder een instelbare veerkracht staand klemelement en een nokvormig sluit -element. Een dergelijke klemsluiting is algemeen bekend als 5 sluiting voor kastdeuren en dergelijke. Het klemorgaan omvat daarbij een massief plaatvormig element met twee opstaande ribben, die een U-vormige sleuf bepalen. In de opstaande randen van beide ribben zijn aan de naar de U-vormige sleuf gerichte zijde als klem-elementen onder 10 veerdruk staande kogels aangebracht. De druk van schroef-veren, waarmee de kogels onder veerspanning staan, kan worden ingesteld door middel van schroeven die aangebracht zijn aan de van de sleuf afgekeerde opstaande zijden van beide ribben. Het nokvormige sluitelement is eveneens een 15 massief plaatvormig element, waarop een enkele ribbe is aangebracht, waarvan het vrije uiteinde nokvormig verdikt is uitgevoerd om in te kunnen klikken in de sleuf van het andere element. Bij het inbrengen van het nokvormige sluitelement wijken de kogels uiteen en klikken vervolgens 20 terug achter het verdikte gedeelte van de ribbe van dat element.

De bekende klemsluiting voldoet goed als sluiting voor bijvoorbeeld kastdeuren en dergelijke, waarbij de sluiting in gesloten toestand nauwelijks aan externe 25 krachten is onderworpen. Voor aanzienlijke belastingen is de klemkracht echter te gering. Een verder bezwaar van de bekende sluiting is, dat deze kostbaar is, omdat het plaatvormig element en het nokvormige sluitelement door middel van frezen uit messing vervaardigd worden. Daarnaast 30 is het aanbrengen van de kogels, veren en schroeven arbeidsintensief. Een ander belangrijk bezwaar van de bekende sluiting is, dat deze alleen functioneert, wanneer de positie van het klemorgaan en het nokvormige sluit- 1008362 2 element nauwkeurig ten opzichte van elkaar vastliggen, zoals bij kastdeuren. Indien bijvoorbeeld het nokvormige sluitelement bij nadering van het sluitorgaan een steeds variërende positie kan hebben, voldoet de bekende sluiting 5 niet goed.

De uitvinding beoogt te voorzien in een sluiting die de bezwaren van de bekende sluiting niet heeft en die meer in het bijzonder goedkoop te vervaardigen is, uit weinig onderdelen bestaat, een hoge, instelbare sluitkracht biedt 10 en ook bij veranderende posities van het nokvormige sluitelement ten opzichte van het klemorgaan een goede sluiting waarborgt.

: De uitvinding voorziet daartoe in een klemsluiting van voornoemde soort waarbij het klemorgaan een eerste en I 15 tweede gedeelte omvat, waarbij het eerste en tweede 5 gedeelte zodanig complementair aan elkaar gevormd zijn, dat ξ in de toestand waarin beide gedeelten op elkaar geplaatst = zijn, deze gezamenlijk een in hoofdzaak blokvormig element vormen, met een langssleuf in één zijde van het blokvormig 20 element, waarbij het tweede gedeelte het klemelement vormt dat ten opzichte van het eerste gedeelte in een richting in hoofdzaak loodrecht op de langssleuf kan bewegen en waarbij voorzien is in ten minste één veerelement en een instelorgaan om het tweede gedeelte op instelbare, 25 veerkrachtige wijze in genoemde richting voor te spannen ten opzichte van het eerste gedeelte, waarbij ten minste één van beide gedeelten in de langssleuf een nokvormige rand bezit en waarbij het nokvormige sluitelement complementair aan die nokvormige rand is gevormd om daarmee 30 in een klikverbinding te kunnen komen.

; j In een voorkeursuitvoeringsvorm is het veerelement een conisch gevormde schroefveer. Dit heeft het voordeel : : dat de veerweg, en daardoor de instelbare veerkracht van de veer, bij gegeven afmetingen maximaal is.

35 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft de nokvormige rand die aan ten minste één van de delen van het :: 1008363 ï i m 3 sluitorgaan is gevormd, gezien in bovenaanzicht, een in hoofdzaak elliptische vorm. Hierdoor is het mogelijk om, indien de nokvormige rand van het nokvormige sluitelement niet geheel evenwijdig aan de langssleuf van het 5 sluitorgaan is gepositioneerd, toch een betrouwbare sluiting te realiseren.

De uitvinding is tevens gericht op een sluitorgaan ten gebruike bij de klemsluiting volgens de uitvinding.

De uitvinding voorziet meer in het bijzonder in een 10 klemsluiting voor een rolhor, een rolgordijn of een rolhordeur. Een dergelijke rolhor is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2.501.454, terwijl een rolhordeur bekend is uit de Europese octrooiaanvrage 0.086.023. Rolhorren en rolgordijnen omvatten gewoonlijk 15 een draaibaar te monteren rolstok met een inwendig veermechanisme, dikwijls een veermotor genoemd, een rechthoekig gordijn of gaas dat om de rolstok gewikkeld is en dat met het vrije uiteinde bevestigd is aan een treklijst waarmee het gordijn of het gaas bij een rolhor of 20 rolgordijn neerwaarts en bij een rolhordeur zijwaarts tegen de veerkracht van de veermotor in getrokken kan worden om het raam of de deuropening af te sluiten. Dikwijls is, vooral bij horren, voorzien in een zijgeleiding voor het gaas. Aan de zijde van de raam- of deuropening die gelegen 25 is tegenover de zijde waar de rolstok is bevestigd, is een sluiting aangebracht om te voorkomen dat het gordijn of gaas onder invloed van de veermotor op de rolstok wordt teruggewikkeld. Als sluiting wordt tot nu toe meestal gebruik gemaakt van algemeen bekende magneetsluitingen, 30 waarbij op de trekstang een magnetiseerbaar metalen plaatje is aangebracht en op de deur- of raampost een magneet; een omgekeerde montage komt ook voor. De sluitkracht van de gewoonlijk toegepaste magneetsluiting is beperkt tot slechts ongeveer 3,5 kg. Bij een onnauwkeurige montage van 35 beide elementen van de sluiting ten opzichte van elkaar neemt de kracht zelfs af tot slechts 2 kg. Door toepassing 1008362 4 van een zwaardere magneet kan de sluitkracht worden vergroot, maar dit heeft als bezwaar dat dergelijke magneten kostbaar zijn. Een grote sluitkracht is vooral gewenst in gebieden waar de rolhorren of rolgordijnen 5 blootstaan aan sterke windkrachten. Voor een betrouwbare sluiting van de rolhor of het rolgordijn zijn dan soms sluitkrachten tot 10 kg. gewenst. Met de klemsluiting volgens de uitvinding kan een dergelijke sluitkracht eenvoudig bereikt worden, zonder dat dit tot een hoge 10 kostprijs leidt.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 een aanzicht in doorsnede van de complete 15 klemsluiting volgens de uitvinding; figuur 2a-e diverse aanzichten van het eerste en tweede gedeelte van het klemorgaan volgens de uitvinding; figuur 3a,b een voor- en zijaanzicht van het klemorgaan in samengebouwde toestand; en 20 figuur 4 een schematische weergave van een gedeelte van een rolhordeur met een trekstang en de montage van het sluitorgaan op een deurpost.

De uitvinding zal in het hiernavolgende worden toegelicht voor toepassing bij een rolhordeur, dat wil 25 zeggen een in een horizontale richting aflopend rolgordijn, maar het zal onmiddellijk duidelijk zijn dat ook bij in verticale richting aflopende rolhorren en rolgordijnen de uitvinding met dezelfde voordelen toepasbaar is. Ook voor diverse andere toepassingen, bijvoorbeeld bij kastdeuren, 30 kan het sluitsysteem volgens de uitvinding ondermeer vanwege de lage kostprijs ervan, met voordeel toepasbaar zijn.

Figuur 1 toont in doorsnede de treklijst 1 van een rolhordeur, gevormd door extrusie van aluminium of 35 kunststof. De treklijst omvat een greepgedeelte 2 en een sleufvormige ruimte 3 waarin het horregaas op op zich 1008362 5 bekende wijze bevestigd kan worden. Deze bevestiging is verder van geen belang voor een goed begrip van de uitvinding en zal daarom niet nader worden besproken. Ten slotte omvat de treklijst een sluitrand bestaande uit een 5 nokvormige verhoogde rand 4 aan het vrije uiteinde van de treklijst en aangrenzend aan die verhoogde rand een sleufvormig verdiept gedeelte 5, dat samen kan werken met een onderstaand te bespreken sluitnok van het sluitorgaan.

Het sluitorgaan 6 bestaat, zoals uit de figuren 1, 2 10 en 3 duidelijk blijkt, uit een eerste gedeelte 7 en een tweede gedeelte 8, die bij voorkeur door spuitgieten vervaardigd zijn. Het tweede gedeelte 8 vormt het klemelement. Volgens het uitvoeringsvoorbeeld zijn de gedeelten 7 en 8 afzonderlijke gedeelten, maar zij kunnen 15 indien gewenst ook met elkaar verbonden zijn door een filmscharnier, dat dan op de in figuur 1 met 8' aangegeven positie tijdens het spuitgieten gevormd zou worden.

Het eerste gedeelte 7 en het tweede gedeelte 8 van het sluitorgaan zijn zodanig complementair aan elkaar 20 gevormd, dat het gedeelte 8 op de wijze van een deksel met lippen 9 grijpt over het lichaam 10 van het eerste gedeelte 7. Het samenstel van de gedeelten 7 en 8 is in hoofdzaak blokvormig met aan één zijde een langssleuf 19 voor het opnemen van de sluitrand van de treklijst 1. Het 25 gedeelte 8 van het sluitorgaan 6 is voorzien van een centrale opening 11.

Het lichaam 10 van het eerste gedeelte 7 is voorzien van openingen 12 en 13 voor het door middel van schroeven respectievelijk in of op een kozijn monteren van dat 30 gedeelte. Figuur 4 toont een voorbeeld van het op een kozijn 13 monteren van het sluitorgaan 6. Bij het in het kozijn monteren wordt boven en onder het sluitorgaan een U-vormig profiel aangebracht dat de sluitrand van de treklijst 1 kan opnemen en voorkomt dat tussen de treklijst 35 en de deurpost een onafgesloten ruimte vrijblijft.

100836? 6

Bij het monteren van het eerste en het tweede - gedeelte van het sluitorgaan wordt, zoals de figuren 1 en 4 j tonen, een schroef 15 door de opening 11 van het tweede . gedeelte geleid en vastgeschroefd in een in het eerste Ξ 5 gedeelte 7 aangebrachte schroefbus 16. Tussen de kop van de " schroef 15 en het bovenvlak van het gedeelte 8 is een bij voorkeur conisch gewikkelde schroefveer 17 aangebracht.

Door het meer of minder ver indraaien van de schroef 15 in de schroefbus 16 kan de kracht waarmee de gedeelten 7 en 8 10 ten opzichte van elkaar voorgespannen zijn worden ingesteld.

Het lichaam 10 van het eerste gedeelte is voorzien van een lipvormige rand 10' waarop een bij voorkeur elliptisch gevormde nokvormige verhoging 18 is aangebracht. 15 In de samengebouwde toestand van de twee gedeelten 7 en 8 bepaalt de lipvormige rand 10' samen met het daar naar toe gekeerde vlak van het gedeelte 8 een langssleuf 19, waarin de nokvormige verhoging 18, met de langsas daarvan F’ evenwijdig aan de sleuf gelegen is.

s I 20 Bij het sluiten van de rolhor wordt de nokvormige rand 4 van de treklijst tot nabij de sleufvormige opening 19 geschoven en vervolgens daarin gedrukt. De :ï tegenover de nokvormige verhoging 18 gelegen rand van het : t tweede gedeelte 8 wijkt tegen de kracht van de veer 17 in 25 in een richting in hoofdzaak loodrecht op de langssleuf en de nokvormige verhoging 18 klikt vervolgens vast in het sleufvormige verdiepte gedeelte 5 van de sluitlijst. In feite roteert het gedeelte 8 rond de rand 9'. Dankzij de elliptische vorm van de nokvormige verhoging 18 is de 30 sluitkracht zelfs dan maximaal, als de lengteas van de treklijst 1 en die van de nokvormige verhoging 18 enigszins schuin ten opzichte van elkaar verlopen. Met behulp van de schroefveer 17 is de sluitkracht naar behoeven op een eenvoudige wijze instelbaar.

. 35 Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de ^ uitvinding diverse modificaties mogelijk zijn, die voor een • r1* 1008362 * na 7 deskundige voor de hand liggen. Zo kunnen bijvoorbeeld beide gedeelten 7 en 8 voorzien zijn van nokvormige verhogingen die samenwerken met sleufvormige verdiepte gedeelten aan weerszijden van de sluitrand van de 5 treklijst. Ook is het mogelijk de nokvormige verhoging aan te brengen op het gedeelte 8 in plaats van op het gedeelte 7.

1008362

Claims (6)

1. Riemsluiting omvattende een klemorgaan met een onder een instelbare veerkracht staand klemelement en een nokvormig sluitelement, met het kenmerk, 5 dat het klemorgaan een eerste (7) en tweede (8) gedeelte omvat, die zodanig complementair aan elkaar gevormd zijn, dat in de toestand waarin beide gedeelten op elkaar geplaatst zijn, deze gezamenlijk een in hoofdzaak is blokvormig element vormen, met een langssleuf (19) in één :: 10 zijde van het blokvormig element; I i dat het tweede gedeelte (8) het klemelement vormt " dat ten opzichte van het eerste gedeelte in een richting in r-j hoofdzaak loodrecht op de langssleuf (19) kan bewegen, en ' 1 dat voorzien is in ten minste één veerelement (17) en een ; 15 instelorgaan (15) om het tweede gedeelte op instelbare, veerkrachtige wijze in genoemde richting voor te spannen . r ten opzichte van het eerste gedeelte; • dat ten minste één van beide gedeelten in de langssleuf een nokvormige rand (18) bezit; en 20 dat het nokvormige sluitelement complementair aan die nokvormige rand is gevormd om daarmee in een klikverbinding te kunnen komen.

2. Riemsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat het veerelement (17) een conisch gewonden schroefveer ™ is. —i—

3. Riemsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nokvormige rand (18) , gezien in bovenaanzicht een in 30 hoofdzaak elliptische vorm bezit. r.....ns * '"Γβ 1008362

4. Riemsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste (7) en tweede (8) gedeelte door spuitgieten vervaardigd zijn.

5. Riemsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het nokvormige sluitorgaan deel uitmaakt van de treklijst van een horizontaal of verticaal beweegbare rolhor.

6. Klemorgaan voor een klemsluiting, met het kenmerk, dat het klemorgaan een eerste (7) en tweede (8) gedeelte omvat, die zodanig complementair aan elkaar gevormd zijn, dat in de toestand waarin beide gedeelten op elkaar geplaatst zijn, deze gezamenlijk een in hoofdzaak 15 blokvormig element vormen, met een langssleuf (19) in één zijde van het blokvormig element; dat het tweede gedeelte (8) het klemelement vormt dat ten opzichte van het eerste gedeelte in een richting in hoofdzaak loodrecht op de langssleuf (19) kan bewegen, en 20 dat voorzien is in ten minste één veerelement (17) en een instelorgaan (15) om het tweede gedeelte op instelbare, veerkrachtige wijze in genoemde richting voor te spannen ten opzichte van het eerste gedeelte; en dat ten minste één van beide gedeelten in de 25 langssleuf een nokvormige rand (18) bezit. 1008362