NL1008250C2 - Inrichting voor het ontluchten van CV-water. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET ONTLUCHTEN VAN CV-WATER

In verwarmingstoestellen, in het bijzonder voor het verwarmen van woningen e.d., is veelal een ontluchter opgenomen voor het ontluchten van in het CV-water terecht gekomen luchtbellen. Bij onvoldoende ontluchting doen 5 zich problemen voor wat betreft het rendement van verwarming van het CV-water.

In de niet vóórgepubliceerde internationale octrooiaanvrage PCT/EP97/06179 is een zogeheten combi-toestel beschreven met compacte afmetingen en een hoog 10 rendement. Door onvoldoende ontluchting kan het rendement van een dergelijk combi-toestel echter ongunstig worden beïnvloed.

In de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 027 179 is een inrichting voor het vanuit een fluïdumstroom 15 afvoeren van gasvormig medium beschreven, omvattende: - een eerste kanaal voor een in een eerste richting transporteren van eventueel van gasvormig medium voorzien fluïdum; en - een tweede kanaal voor transport van het 20 fluïdum in een andere dan eerstgenoemde richting teneinde dit gasvormige medium in opwaartse richting daaruit te laten ontsnappen.

In de Nederlandse terinzagelegging NL-A-7804715 is voorts een vat beschreven voor het afscheiden van 25 lucht, waarbij het vat is voorzien van een schermwand met doorlaatopeningen voor het doorlaten van de lucht.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde bekende inrichtingen te verbeteren, in het bijzonder doordat een compacte inrichting verschaft wordt die 30 gemakkelijk in een vloeistofcircuit kan worden opgenomen teneinde ontluchting daarvan te waarborgen.

1008250 2

De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting voor het vanuit een fluidumstroora afvoeren van gasvormig medium, omvattende: - een eerste kanaal voor een in een eerste 5 richting transporteren van eventueel van gasvormig medium voorzien fluïdum; en - een tweede kanaal voor transport van het fluïdum in een andere dan eerstgenoemde richting teneinde dit gasvormige medium in opwaartse richting daaruit te 10 laten ontsnappen, met het kenmerk, dat de tweede richting tegengesteld is aan de eerste richting, dat nabij een ingang voor het fluïdum van het eerste kanaal een afbuig-orgaan is aangebracht en dat het tweede kanaal uitmondt nabij het afbuigorgaan.

15 Dankzij venturi-werking wordt het eventueel in de richting van de ontluchter meegevoerde fluïdum wederom meegenomen met de hoofdstroom door het eerste kanaal. Dit venturi-effect wordt tevens versterkt door het afbuigor-gaan waardoor de fluïdumstroom bij de ingang van het 20 eerste kanaal wordt afgebogen.

Teneinde de stroming zodanig te beïnvloeden dat gasbellen gemakkelijk kunnen ontsnappen, is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een verdere voorkeursuitvoeringsvorm bij voorkeur voorzien van een stuw- 25 orgaan, waarachter bij voorkeur een zuigleiding van een pomp van standaard makelij is aangebracht.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden beschreven aan de hand van de navolgende beschrijving van een voorkeursuit- 30 voeringsvorm daarvan, met verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen: fig. 1 een vooraanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een combi-toestel, waarbij een inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan worden toegepast; 35 en fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

1008250 < 3

Een voorbeeld van een combi-toestel 10, waarbij een inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan worden toegepast, omvat een branderconstructie 12, waarin een mengkamer 14 is geplaatst voor het mengen van lucht 5 en brandstof, in het onderhavige geval aardgas. Aan de bovenzijde is het toestel 10 voorzien van een afvoeren 16 resp. 18, voor toevoer van lucht en afvoer van de verbrandingsgassen. Aan de onderzijde is het toestel voorzien van aansluitingen 20, 22, 24, 26 en 28, voor aanvoer 10 van gas, aan- en afvoer van water voor het verwarmings-systeem en aan een afvoer van water voor verwarmd kraanwater, ofwel tapwater.

Voorts is in het toestel 10 een warmtewisselaar 30 aangebracht, alsmede een driewegklep 32 voor het onder 15 besturing van een centrale besturingseenheid schakelen van toevoer van tapwater en het water voor de centrale verwarmingsinstallatie (CV). Rond de branderconstructie is in deze voorkeursuitvoeringsvorm een dubbelwandige, schroefvormige buis 34 opgenomen, waaruit zowel het te 20 verwarmen CV-water als het te verwarmen tapwater wordt geleid.

Bij het toestel volgens fig. 1 kan een stro-mingselement 40 (fig. 2) worden toegepast. In het huis 42 daarvan is een afvoerleiding 44 voor afvoer van lucht en 25 aansluiting op een verder niet getoonde ontluchter aangebracht, alsmede een toevoerleiding 46 voor toevoer van volgens pijl A aangevoerd CV-water, waarin eventueel luchtbellen aanwezig zijn. Voorst is op het huis 42 een pomp 48 bijv. van standaard makelij met een zuigleiding 30 50 en een persleiding 52 aangesloten.

Het via aansluiting 46 aangevoerde CV-water wordt door een afbuigplaat 53 volgens pijl B benedenwaarts afgebogen tot in een kanaal 54, dat uitmondt nabij een hoefijzervormige stuwplaat 56, waarachter de zuig-35 leiding 50 van de pomp 48 is aangesloten. Volgens pijlen C wordt het aangevoerde CV-water door de hoefijzervormige stuwplaat 56 afgebogen en daarachter verder geleid tot in de pomp 48. Tussen een achterwand 55 en de uitmonding 58 10082S0 4 van het kanaal 54 is een tussenruimte 60 opgenomen waarlangs volgens pijl D de luchtbellen in het CV-water, alsmede meegevoerd water opwaarts bewegen tot bij een uitmonding 62 van het kanaal 54, dat zich achter de 5 afbuigplaat 53 bevindt, en waardoor volgens pijl E het meegevoerde CV-water door de onderdruk achter afbuigplaat 53 weer benedenwaarts in het kanaal 54 wordt geleid, terwijl de luchtbellen volgens pijl F naar een niet getoonde ontluchter worden afgevoerd.

10 Het van luchtbellen ontdane CV-water wordt zodoende via pijl G uit de pomp 58 geperst, waarna het via pijl H uit het ontluchtingselement 40 wordt afgevoerd.

Bij testen aan de boven beschreven voorkeurs-15 uitvoeringsvorm, waarbij de genoemde achterwand doorzichtig was uitgevoerd, is gebleken dat 98% van de kunstmatig in een vloeistofstroom bij bijv. 1 Bar druk ingebrachte luchtbellen met een diameter van < 1 mm via de ontluchter de waterstroom verlaten. Voorts vertoont de boven be-20 schreven voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding een lage inloopweer-stand, terwijl de door een pomp opgewekte druk niet of nauwelijks nadelig wordt beïnvloed. Tenslotte is de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm uiterst compact, 25 terwijl deze constructief elegant is en met weinig onderdelen realiseerbaar is.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm; de gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, 30 binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

! 1008250

Claims (5)

1. Inrichting voor het vanuit een fluïdumstroom afvoeren van gasvormig medium, omvattende: - een eerste kanaal voor een in een eerste richting transporteren van eventueel van gasvormig medium 5 voorzien fluïdum; en - een tweede kanaal voor transport van het fluïdum in een andere dan eerstgenoemde richting teneinde dit gasvormige medium in opwaartse richting daaruit te laten ontsnappen, met het kenmerk, dat de tweede richting 10 tegengesteld is aan de eerste richting, dat nabij een ingang voor het fluïdum van het eerste kanaal een afbuig-orgaan is aangebracht en dat het tweede kanaal uitmondt nabij het afbuigorgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 15 fluïdumstroom door het afbuigorgaan over een hoek van ongeveer 90°C wordt afgebogen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, voorzien van een stuworgaan nabij de uitgang van het eerste kanaal.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het stuworgaan in hoofdzaak hoefijzervormig is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, voorzien van een zuigaansluiting van een pomp, die zich achter het stuworgaan bevindt. 10082S0