NL1008199C2 - Werkwijze voor het transporteren en opslaan van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of grondstoffen daarvoor, en een opslagruimte en een transportmiddel voor toepassing van de werkwijze. - Google Patents

Description

R CL/SvW/Eco-2

WERKWIJZE VOOR HET TRANSPORTEREN EN OPSLAAN VAN IN HOOFDZAAK DROOG MATERIAAL MET EEN ALGEMEEN KORRELIGE OF BROKVORMIGE STRUCTUUR OF ENIGE COMBINATIE VAN GENOEMDE STRUCTUREN, ZOALS DROOGVOER VOOR VEE OF GRONDSTOFFEN DAARVOOR, EN EEN OPSLAGRUIMTE EN EEN TRANSPORTMIDDEL VOOR TOEPASSING VAN DE WERKWIJZE

De uitvinding betreft een werkwijze voor het transporteren en opslaan van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer 5 voor vee of grondstoffen daarvoor, welke werkwijze de volgende stappen omvat: a) het op een eerste lokatie laden van één of meer soorten van het materiaal in een transportmiddel, dat is voorzien van één of meer onderling gescheiden 10 compartimenten voor opslag van het materiaal; en b) het verplaatsen van het transportmiddel van de eerste lokatie naar een tweede lokatie.

Een dergelijke werkwijze is uit de praktijk bekend, bijvoorbeeld voor transport van droogvoer voor 15 vee van een leverancier naar een boerenbedrijf en opslag van het veevoer bij het boerenbedrijf. Bij de bekende werkwijze vindt het transport plaats middels een vrachtwagen, die voor het lossen van het veevoer is voorzien van blaasapparatuur, waarmee het veevoer in op 20 het boerenbedrijf aanwezige bovengrondse silo's wordt geblazen voor opslag ervan.

De bekende werkwijze kent een aantal belangrijke nadelen. De betreffende blaasapparatuur is bijvoorbeeld tijdens bedrijf zo lawaaiig dat het lossen 25 tijdens bepaalde uren van een etmaal niet mogelijk is, bijvoorbeeld tijdens het melken van het vee of 's nachts. Daarnaast is de blaasapparatuur over het algemeen complex en onderhoudsgevoelig, hetgeen op nadelige wijze doorwerkt in de leverprijs van het veevoer.

2

De uitvinding beoogt een werkwijze van de aan het begin genoemde soort te verschaffen, die deze nadelen opheft.

Volgens de uitvinding omvat de werkwijze 5 daartoe het kenmerk dat de werkwijze verder de volgende stappen omvat: c) het plaatsen van een losopening van ten minste één van de compartimenten van het transportmiddel boven een laadopening van een in hoofdzaak ondergrondse 10 opslagruimte op de tweede lokatie; d) het openen van de losopening en de laadopening; en e) het storten van althans een deel van de inhoud van het compartiment in de ondergrondse opslagruimte voor opslag van het materiaal.

15 Naast het opheffen van de bovengenoemde nadelen brengt de werkwijze volgens de uitvinding een aantal belangrijke voordelen met zich mee. Allereerst is de werkwijze volgens de uitvinding milieuvriendelijker dan de bekende werkwijze. Dit voordeel wordt onder andere 20 bereikt door een aanzienlijke lager energieverbruik vanwege het stortend lossen in plaats van blazend en vanwege het lagere brandstofverbruik tijdens transport door afwezigheid van de relatief zware blaasapparatuur op het transportmiddel. Bovendien brengt het lossen door 25 middel van storten geen geluidsoverlast met zich mee.

Daarnaast is de bijbehorende verwachte lostijd voor een bepaalde lading veevoer naar verwachting aanzienlijk korter wanneer deze lading gestort wordt dan wanneer deze lading omhoog moet worden geblazen.

30 Een verder belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat deze aanzienlijk goedkoper is dan de bekende werkwijze. Dit wordt veroorzaakt door een aantal aspecten. Allereerst zijn de kosten van het transportmiddel zelf aanzienlijk lager vanwege het 35 ontbreken van de complexe blaasapparatuur en de bediening daarvoor. Door afschaffing van deze blaasapparatuur vervallen tevens de daarbij behorende onderhoudskosten. Het achterwege laten van de blaasapparatuur betekent 3 verder een aanzienlijk verlichting van het transportmiddel, dat hierdoor een hoger laadvermogen krijgt. Vanwege het ontbreken van geluidsoverlast kan het lossen van het veevoer vierentwintig uur per etmaal 5 plaats vinden.De transportprijs per kilogram veevoer zal hierdoor kunnen dalen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een opslagruimte voor toepassing bij de werkwijze volgens de uitvinding, met het kenmerk, dat de opslagruimte zich in 10 hoofdzaak ondergronds bevindt. Ondergrondse opslag van het veevoer op een boerderij brengt weer nieuwe aanvullende voordelen met zich mee. Eén daarvan betreft het achterwege kunnen laten van de bovengrondse silo's waarmee een halt kan worden toegeroepen aan de 15 horizonvervuiling die deze met zich meebrengen. Voorts is de temperatuur in een ondergrondse opslagruimte lager dan die in een bovengrondse opslagruimte, hetgeen een langere houdbaarheid van het opgeslagen veevoer met zich meebrengt. Dit heeft weer als verder voordeel dat het 20 veevoer in grotere hoeveelheden kan worden opgeslagen. Daarnaast is een ondergrondse opslagruimte in principe door de eigenaar van het boerenbedrijf zelf te reinigen. Dit in tegenstelling tot het reinigen van een bovengrondse silo waarvoor in het algemeen specialisten 25 moeten worden ingehuurd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een transportmiddel voor toepassing bij de werkwijze volgens de uitvinding, met het kenmerk dat het transportmiddel is voorzien van één of meer onderling gescheiden 30 compartimenten voor opslag van het materiaal en van ten minste één met één of meer van de compartimenten in verbinding staande losopening voor het lossen van het materiaal.

De uitvinding zal nu in meer detail worden 35 uitgelegd aan de hand van de tekening, waarin figuur 1 een voorkeursuitvoeringvorm toont van een transportmiddel volgens de uitvinding; 4 figuur 2 een eerste voorkeursuitvoeringsvorm toont van een ondergrondse opslagruimte volgens de uitvinding; figuur 3 een tweede voorkeursuitvoeringsvorm 5 toont van een ondergrondse opslagruimte volgens de uitvinding; en figuur 4 een derde voorkeursuitvoeringsvorm toont van een ondergrondse opslagruimte volgens de uitvinding.

10 Figuur 1 toont een transportmiddel in de vorm van een vrachtwagen 1 bestaande uit een trekker 2 en een daaraan gekoppelde oplegger 3. De bovenbouw van oplegger 3 bestaat uit compartimenten 4, die onderling zijn gescheiden, hetgeen middels stippellijnen is weergegeven. 15 Elk compartiment 4 is aan de bovenzijde voorzien van een laadopening, die afsluitbaar is middels een deksel 10.

Als alternatief kan één centrale opening voor alle compartimenten zijn voorzien of kunnen de compartimenten afsluitbaar zijn middels een zeil, of een bij voorkeur op 20 afstand bedienbaar, dak Elk compartiment 4 is aangesloten op geleidingsmiddelen 5, uitmondend in een losopening 6, voor het lossen van het in het compartiment opgeslagen materiaal. In dit voorbeeld delen de twee boven de trekker 2 gelegen compartimenten 4 gezamenlijke 25 geleidingsmiddelen 5 en losopening 6, terwijl de overige compartimenten 4 elk van afzonderlijke geleidingsmiddelen 5 en losopeningen 6 zijn voorzien.

Als geleidingsmiddelen worden bij voorkeur een stortkoker 5 toegepast. Bij voorkeur is de stortkoker 30 verlengbaar in de stortrichting ter geleiding van het materiaal. Voor de stortkoker 5 behorende bij de twee boven de trekker 2 gelegen compartimenten 4 is in de trekker 2 een doorgaand gat voorzien.

Als alternatief kunnen de geleidingsmiddelen uit twee 35 delen bestaan, waarbij een eerste deel is aangebracht op de oplegger 3 en is voorzien van een eerste losopening, en waarbij een tweede deel is aangebracht op de trekker 2 en is voorzien van een tweede losopening. De eerste en 5 tweede losopening liggen dan in gekoppelde toestand van de oplegger en de trekker in hoofdzaak tegenover elkaar, waarbij desgewenst afsluitmiddelen kunnen zijn voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een schuif, die de doorgang 5 tussen het eerste en het tweede deel van de geleidingsmiddelen kan afsluiten. Zoals getoond in figuur 1 kunnen de afzonderlijke compartimenten 4, die een gezamenlijke losopening 6 delen, elk zijn voorzien van afsluitmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een schuif 10 18 voor het afsluiten van de bij het betreffende compartiment horende doorgang naar de geleidingsmiddelen 5 en losopening 6.

Bij voorkeur is zowel trekker 2 als oplegger 3 voorzien van bestuurbare wielassen om het manoeuvreren op het 15 boerenerf mogelijk te maken.

In figuur 1 is tevens het lossen van materiaal vanuit een compartiment 4 naar een ondergrondse opslagruimte 7 geïllustreerd. Door een losopening 6 van een willekeurig compartiment 4 in het verlengde van 20 laadopening 8 van de ondergrondse opslagruimte 7 te plaatsen kan het materiaal 9 eenvoudig in de opslagruimte worden gestort. Laadopening 8 is middels afsluitmiddelen, hier in de vorm van deksel 11, afsluitbaar.

De werkwijze volgens de uitvinding is bedacht 25 met het oog op transport van in hoofdzaak droog materiaal van een leverancier naar een boerenbedrijf en voor opslag van het materiaal bij het boerenbedrijf. In de context van deze octrooiaanvrage moet onder in hoofdzaak droog materiaal worden verstaan materiaal met een algemeen 30 korrelige structuur of een algemeen brokvormige structuur of enige combinatie van beide structuren. Meer in het bijzonder moet hieronder worden begrepen veevoer in in hoofdzaak gedroogde toestand. Dit kan zowel enkelvoudige producten als mengvoer omvatten, dat als meel is 35 uitgevoerd of in brokken is geperst en geschikt is voor onder andere varkens, koeien en/of pluimvee. Voor het gemak zal in het resterende deel van de 6 figuurbeschrijving dit materiaal worden aangeduid als veevoer.

De werkwijze volgens de uitvinding omvat een aantal stappen. Allereerst wordt op een eerste lokatie 5 bij de leverancier veevoer 9 geladen in compartimenten 4 van transportmiddel 1. Vervolgens wordt transportmiddel 1 verplaatst naar een boerenbedrijf op een tweede lokatie. Bij het boerenbedrijf wordt het veevoer in één of meer ondergrondse opslagruimtes 7 gestort op de wijze zoals 10 hierboven onder verwijzing naar figuur 1 is beschreven.

Vanzelfsprekend kan transportmiddel 1 vervolgens worden verplaatst naar een tweede boerenbedrijf op een verdere lokatie, alwaar opnieuw veevoer in één of meer ondergrondse opslagruimtes wordt 15 gelost.

Figuren 2 tot en met 4 tonen verschillende voorkeursuitvoeringsvormen van ondergrondse opslagruimtes volgens de uitvinding, ook wel silo's genoemd, die geschikt zijn voor toepassing bij de werkwijze volgens de 20 uitvinding.

Zoals getoond bevindt silo 7 zich bij voorkeur geheel ondergronds, waarbij een minimaal deel ter plaatse van laadopening 8 zichtbaar is. De eerste voorkeursuitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 2, heeft 25 een algemeen langwerpige vorm, die met de langsas ervan een hoek a maakt met de bovengrond. Bij voorkeur is hoek cu groter dan of gelijk aan 45°.

Silo 7 is voorzien van een laadopening 8 en een losopening 12. De afmetingen van de laadopening zijn 30 zodanig dat de laadopening geschikt is voor het daarin storten van veevoer 9. Voorts is een transportinrichting voorzien voor het vanuit silo 7 naar de losopening 12 ervan transporteren van veevoer 9. De transportinrichting omvat bij voorkeur een vijzel 13. Eventueel is in 35 aansluiting op de vijzel een transportband 14 aangebracht. De vijzel kan zowel een vaste als een buigbare as hebben. Naast een vijzel kunnen alle aan een 7 deskundige bekende inrichtingen, zoals een ketting met schoepen, etc. worden toegepast als transportinrichting.

Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een silo 7 volgens de 5 uitvinding. In de tweede voorkeursuitvoeringsvorm heeft de silo een algemeen langwerpige vorm met een algemeen ronde doorsnede. Silo 7 is in hoofdzaak verticaal in de ondergrond aangebracht en is voor het lossen van in de silo opgeslagen veevoer voorzien van een althans ten dele 10 taps toelopende bodem.

Figuur 4 toont ten slotte een samenstel van meerdere silo's 7, die allemaal in hoofdzaak verticaal in de ondergrond zijn aangebracht. Elke silo is voorzien van een afzonderlijk laadopening 8 en een afzonderlijke 15 losopening 15. Alle losopeningen 15 zijn middels een transportinrichting bestaande uit vijzels 13 en 16 aangesloten op een gezamenlijke losopening 12, eventueel via een transportband. Middels een mangat 17 is vijzel 13 bereikbaar. Eventueel kan een gezamenlijke kruipruimte 20 (niet getekend) zijn voorzien om bijvoorbeeld losopeningen 15 bereikbaar te maken. Bij voorkeur zijn losopeningen 15 op afstand bedienbaar, bijvoorbeeld middels een pneumatische bediening. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid om silo's 7 te betreden via 25 laadopeningen 8.

De opslagruimtes 7 zijn aan de binnenzijden voorzien van een vochtwerende bekleding. Als alternatief hiervoor of in combinatie hiermee kan een gladde bekleding zijn aangebracht.

30 Hoewel niet getoond zijn er varianten op de ondergrondse opslagruimte denkbaar, die slechts van één opening zijn voorzien, welke gelijktijdig als laad- en als losopening dienst doet.

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt 35 tot de getoonde en beschreven uitvoeringsvormen, maar omvat deze alle uitvoeringsvormen die consistent zijn met de voorgaande beschrijving en die vallen binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies.

^ . ' i ( \ [ -J * O' ‘ ·-'

Claims (15)

1. Werkwijze voor het transporteren en opslaan van in hoofdzaak droog materiaal met een algemeen korrelige of brokvormige structuur of enige combinatie van genoemde structuren, zoals droogvoer voor vee of 5 grondstoffen daarvoor, welke werkwijze de volgende stappen omvat: a) het op een eerste lokatie laden van één of meer soorten van het materiaal in een transportmiddel, dat is voorzien van één of meer onderling gescheiden 10 compartimenten voor opslag van het materiaal; en b) het verplaatsen van het transportmiddel van de eerste lokatie naar een tweede lokatie; met het kenmerk, dat de werkwijze verder de volgende stappen omvat: 15 c) het plaatsen van een losopening van ten minste één van de compartimenten van het transportmiddel boven een laadopening van een in hoofdzaak ondergrondse opslagruimte op de tweede lokatie; d) het openen van de losopening en de laadopening; en 20 e) het storten van althans een deel van de inhoud van het compartiment in de ondergrondse opslagruimte voor opslag van het materiaal.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het transportmiddel wordt verplaatst naar een verdere lokatie 25 op welke verdere lokatie de stappen c) tot en met e) worden herhaald voor het opslaan van het materiaal in een ondergrondse opslagruimte op de verdere lokatie.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stappen c) tot en met e) worden herhaald voor het 30 opslaan van althans een deel van de inhoud van verdere compartimenten in verdere ondergrondse opslagruimten op de tweede of verdere lokatie.

4. Opslagruimte voor toepassing bij de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met ·. ' ” J het kenmerk, dat de opslagruimte zich in hoofdzaak ondergronds bevindt.

5. Opslagruimte volgens conclusie 4, waarin de opslagruimte afsluitbaar is, en is voorzien van ten 5 minste één laadopening met zodanige afmetingen dat de laadopening geschikt is voor het daarin storten van het materiaal.

6. Opslagruimte volgens conclusie 4 of 5, waarin de opslagruimte aan de binnenzijden is voorzien 10 van een vochtwerende bekleding, en/of een gladde bekleding.

7. Opslagruimten volgens één van de voorgaande 4 tot en met 6, waarin de opslagruimte is voorzien van een losopening en van transportinrichting voor het naar 15 de losopening transporteren van het in de opslagruimte opgeslagen materiaal.

8. Opslagruimte volgens conclusie 7, waarin de transportinrichting een vijzel omvat.

9. Opslagruimte volgens conclusie 7 of 8, 20 waarin de laadopening tevens de losopening is.

10. Opslagruimte volgens één van de voorgaande conclusies 4 tot en met 9, waarin de opslagruimte een algemeen langwerpige vorm heeft en met de langsas ervan onder een hoek a staat met de bovengrond, welke hoek o; 25 bij voorkeur groter dan of gelijk is aan 45°.

11. Opslagruimte volgens één van de voorgaande conclusies 4 tot en met 10, waarin de opslagruimte in hoofdzaak verticaal is geplaatst.

12. Opslagruimte volgens één van de voorgaande 30 conclusies 4 tot en met 11, waarin de opslagruimte een althans ten dele tapstoelopende bodem heeft.

13. Transportmiddel voor toepassing bij de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat het transportmiddel is 35 voorzien van één of meer onderling gescheiden compartimenten voor opslag van het materiaal en van ten minste één met één of meer van de compartimenten in V../ verbinding staande losopening voor het lossen van het materiaal.

14. Transportmiddel volgens conclusie 13, waarin het transportmiddel een trekker en een daaraan 5 koppelbare oplegger omvat, waarin de compartimenten zijn aangebracht, waarbij in de oplegger een eerste losopening is voorzien en in de trekker een tweede losopening is voorzien in het verlengde waarvan geleidingsmiddelen, zoals een stortkoker, zijn aangebracht, welke 10 losopeningen in gekoppelde toestand van de oplegger en de trekker in hoofdzaak tegenover elkaar liggen voor geleiding van het materiaal.

15. Transportmiddel volgens conclusie 13 of 14, waarin het transportmiddel een trekker en een oplegger 15 omvat, die beiden zijn voorzien van bestuurbare wielassen.