NL1007981C2 - Inrichting voor het delen van deeg. - Google Patents

Description

Nr. 153674

Inrichting voor het delen van deeg.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het delen van deeg voorzien van een deegtrechter, een heen en weer beweegbare deelschuif voor het afsluiten van de onderste opening van de deegtrechter, 5 een onder de deelschuif heen en weer beweegbare zuiger voor het verplaatsen van deeg, een omhoog en omlaag beweegbare meetkamer met ten minste twee naast elkaar gelegen meetruimtes onderling gescheiden door een tussenschot voor het ontvangen van het door de beweegbare zuiger 10 verplaatste deeg, waarbij de meetkamer tot een onderste positie beweegbaar is en een meetkamerbodem en meetzuigers voor het uit de meetruimtes duwen van deegstukken heeft, en een mes voor het van de meetzuiger schrapen van deegstukken .

15 Bij bekende inrichtingen voor het delen van deeg van de boven beschreven soort is het wenselijk de tussen-schotten tussen de meetruimtes zo dun als mogelijk uit te voeren, daar dan niet alleen het met deeg vullen van de meetruimtes met relatief geringe druk kan plaatsvinden en 20 dientengevolge een deegvriendelijker behandeling, die het uiteindelijke product verbetert, wordt verkregen, maar dat ook een hoge nauwkeurigheid van de hoeveelheid en het gewicht van de deegstukken verkregen kan worden. Vanwege de geringe afstand van de naast elkaar gelegen meetruimtes P1 007981 2 kan het echter gebeuren dat de uit de meetruimtes geduwde deegstukken elkaar aanraken en gaan samenplakken, hetgeen het verdere verloop van de deegstukbehandeling nadelig beïnvloedt.

5 Teneinde dit probleem van het samenplakken van uit de meetruimtes geduwde deegstukken op te lossen is in het Duitse octrooischrift 474.276 een inrichting beschreven waarbij de deegstukken niet gelijktijdig uit de meetruimtes worden geduwd, maar met een zodanig tijdverschil : 10 dat het probleem van het samenplakken niet meer optreedt.

; Niet alleen is hiervoor een ingewikkelde constructie nodig maar wordt tevens het per tijdseenheid afgeleverde aantal deegstukken verminderd. Daarnaast is uit het Duitse Ausle-j geschrift 1.258.811 een inrichting voor het delen van deeg 15 bekend voorzien van een afwerprol, waarbij de afwerprol voorzien is van deelgebieden met verschillende vorm die behoren bij de verschillende meetruimtes, waardoor elk deegstuk ten opzichte van andere gelijktijdig uitgeduwde deegstukken een andere afwerpbeweging uitvoert, zodat het ; 20 probleem van het samenplakken niet optreedt. Deze extra afwerprol vergt niet alleen geregeld extra reiniging en j onderhoud maar werpt in sommige uitvoeringen de deegstuk- ken niet in een voor verdere deegbehandeling optimale positie af op een transportband.

2 5 Het is een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting voor het delen van deeg te verschaffen waarbij het per tijdseenheid afgeleverde aantal deegstuk-I ken relatief groot is, waarbij geen nadelig extra onder houd nodig is en de verdere deegbehandelingen niet nadelig 30 beïnvloed worden.

Hiertoe wordt een inrichting van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de inrichting voorzien is van een aantal sproeiers, waarbij het aantal ten minste gelijk is aan het aantal tussen-35 schotten, voor het sproeien van vloeistof op naar elkaar toegekeerde delen van uit de meetruimtes geduwde deegstukken. Doordat de sproeiers vloeistof op de naar elkaar toe *1007981 3 gekeerde delen van de uit de meetruimtes geduwde deegstuk-ken sproeien plakken elkaar aanrakende deegstukken, in afhankelijkheid van de gebruikte vloeistof, niet of nauwelijks samen. De deegstukken kunnen dus gelijktijdig uit de 5 meetruimtes geduwd worden, waardoor de capaciteit niet nadelig beïnvloed wordt, waarbij tevens de sproeiers in vergelijking met de andere onderdelen van de inrichting geen extra onderhoud vereisen. Bovendien zijn de sproeiers op eenvoudige wijze in bestaande inrichtingen voor het 10 delen van deeg aan te brengen.

Teneinde de inrichting voor het delen van deeg compact te houden is in elk tussenschot een sproeier geïntegreerd. Alternatief of aanvullend is ten minste een deel van de sproeiers in het mes geïntegreerd.

15 Hoewel de sproeiers voedingsmiddelen-vriende- lijke olie als vloeistof kunnen sproeien, is gebleken dat wanneer de sproeiers watersproeiers zijn al een voldoende mate van het niet aan elkaar plakken van de deegstukken verkregen wordt, waarbij het water dat door de sproeiers 20 verbruikt wordt relatief goedkoop is.

Enige uitvoeringsvormen van een inrichting voor het delen van deeg volgens de uitvinding zullen bij wijze van voorbeeld beschreven worden aan de hand van de tekening.

25 Figuren 1-3 verduidelijken schematisch de wer king van een inrichting voor het delen van deeg volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont schematisch in doorsnede een deel van een inrichting volgens de uitvinding waarbij de 30 sproeiers in de tussenschotten van de meetkamer zijn geïntegreerd.

Figuur 5 toont schematisch in aanzicht een mes van een inrichting volgens de uitvinding met geïntegreerde sproeiers, en 35 figuur 6 toont schematisch in doorsnede een deel van figuur 5.

Daar inrichtingen voor het delen van deeg, ook pl 00798 ^ 4 wel afwegers of afmeters genoemd, reeds sinds lange tijd gebruikt worden, zullen hierna alleen die onderdelen van de inrichting in het kort beschreven worden die voor een begrip van de uitvinding nodig zijn.

5 De inrichting voor het delen van deeg volgens de uitvinding, zoals schematisch in zij-aanzicht is weergegeven in de figuren, is voorzien van een deegtrechter 1 voor het opnemen van het te delen deeg, welke deegtrechter 1 een onderste opening 2 heeft. Een heen en weer beweegbare 10 deelschuif 3 sluit de onderste opening 2 van de deegtrechter 1 in de getoonde positie af en, wanneer teruggetrokken, staat toe dat deeg uit de deegtrechter 1 in een deegbed 4 terecht komt. Tevens heeft de deegschuif 3 de functie van het scheiden van het deeg in het deegbed 4 van 15 het deeg in de deegtrechter 1. Een onder de deelschuif 3 geplaatste, heen en weer beweegbare zuiger 5 verplaatst het deeg in het deegbed 4 tot in een meetkamer met ten minste twee naast elkaar gelegen meetruimtes waarvan er één 6 in de figuur zichtbaar is, welke meetkamer omhoog en 20 omlaag beweegbaar is. De meetkamer neemt in figuur 1 zijn bovenste en in figuur 2 zijn onderste positie in. Verder bevat de meetkamer een meetkamerbodem 7 en meetzuigers 8 voor het uit de meetruimtes duwen van deegstukken. Naburige meetruimtes zijn onderling gescheiden door een tussen-25 schot.

De inrichting voor het delen van deeg bevat j gebruikelijk een transportband 9 met een draagvlak 12 en een opname-einde 11 voor het opnemen van uit de meetruim-. tes geduwde deegstukken. De transportband 9 wordt gebrui- 30 kelijk gevolgd door een aantal steekcorrectiebanden voor het op de voor verdere deegbehandeling gewenste onderlinge afstand plaatsen van deegstukken.

In de weergegeven uitvoeringsvorm (zie figuur 2) f bevindt het opname-einde 11 zich naast de, zich in zijn 35 onderste positie bevindende, meetkamer, waarbij het draagvlak 12 van de transportband 9 ter hoogte van de meetkamerbodem 7 ligt. Hierdoor kunnen de deegstukken uit de *100798Ï 5 meetruimtes geduwd worden en zonder vallen op het draagvlak 12 van de transportband 9 terechtkomen, hetgeen tot een uniforme vorm van de op de transportband 9 geplaatste deegstukken leidt.

5 Wanneer de meetkamer haar onderste positie inneemt duwen meetzuigers 8 de deegstukken uit de meetruimtes waarna een mes 13 aangedreven door een aandrijving 14 de deegstukken van de meetzuigers 8 schraapt. Hoewel in de figuren een omhoog en omlaag beweegbaar mes is getoond 10 kan ook een vaststaand mes gebruikt worden, zoals beschreven in het Duitse Auslegeschrift 1.258.811, dat de deegstukken van de meetzuigers schraapt wanneer de meetkamer zich naar haar bovenste positie beweegt.

Volgens de uitvinding bevat de inrichting voor 15 het delen van deeg een aantal sproeiers, waarbij het aantal sproeiers ten minste gelijk is aan het aantal tus-senschotten. De sproeiers sproeien vloeistof op naar elkaar toe gekeerde delen van uit de meetruimtes geduwde deegstukken, zodat deze deegstukken, die bij het uit de 20 meetruimte komen de neiging hebben iets uit te zetten, bij het tegen elkaar aanliggen niet aan elkaar plakken.

Een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding is schematisch in figuur 4 weergegeven. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de sproeiers geïnte-25 greerd in de tussenschotten 15 en 15' van de meetkamer. De sproeiers worden gevormd door in de tussenschotten 15, 15' aangebrachte kanalen 19, 19' die via flexibele vloeistof- leidingen 17, 17' verbonden zijn met een vloeistofreser voir en, bijvoorbeeld een persluchtmiddel, in het geheel 30 aangeduid met 18. Wanneer de meetzuigers 8, 8', 8'' de deegstukken 16, 16', 16'' uit de meetruimtes 6, 6', 6'' duwen dan wordt vloeistof door de vloeistofleidingen 17, 17' en de kanalen 19, 19' gespoten en komt op de naar elkaar toe gerichte delen van de uit de meetruimtes 6, 6', 35 6'' geduwde deegstukken 16, 16', 16'' terecht zodat deze niet tegen elkaar plakken. Doordat de vloeistof door de leidingen en kanalen wordt gestuurd, bijvoorbeeld door *«1 0079 81 6 perslucht, worden deze automatisch gereinigd.

Alternatief of aanvullend, zoals in figuur 5 en j 6 schematisch is weergegeven, kunnen de sproeiers op het mes 13 zijn aangebracht. Hiertoe is het mes 13 voorzien 5 van uitsparingen 20, 20' waarin de uiteinden van flexibele vloeistof leidingen 21, 21' zijn bevestigd die met een vloeistofreservoir en, bijvoorbeeld een persluchtmiddel, in het geheel aangeduid met 22, zijn verbonden. Wanneer het mes 13 langs de meetzuigers schraapt die de deegstuk-10 ken uit de meetruimtes hebben geduwd, dan komen de uiteinden van de vloeistofleidingen 21, 21' langs de betreffende tussenschotten en sproeien vloeistof op de naar elkaar toe i gekeerde delen van de deegstukken. Hoewel de deegstukken al tegen elkaar kunnen aanliggen komt er door capillaire 15 werking ook vloeistof tussen de tegen elkaar rakende delen ί van de deegstukken terecht, waardoor het samenplakken wordt opgeheven of voorkomen. Doordat de uiteinden van de vloeistofleidingen 21, 21' in uitsparingen 20, 20' van het mes 13 liggen, wordt de relatieve beweging van het mes ten 20 opzichte van de meetzuigers niet nadelig beïnvloed.

i

In de praktijk is gebleken dat sproeiers die voedingsmiddelenvriendelijke olie sproeien uitermate geschikt zijn, hoewel de olie onder meer als nadeel heeft relatief duur te zijn. Het samenplakken van de deegstukken 25 blijkt al in vele gevallen voldoende tegengegaan te worden wanneer de sproeiers watersproeiers zijn.

p1 0 07 9 81

Claims (4)

1. Inrichting voor het delen van deeg voorzien van een deegtrechter, een heen en weer beweegbare deel-schuif voor het afsluiten van de onderste opening van de deegtrechter, een onder de dee'lschuif heen en weer beweeg- 5 bare zuiger voor het verplaatsen van deeg, een omhoog en omlaag beweegbare meetkamer met ten minste twee naast elkaar gelegen meetruimtes onderling gescheiden door een tussenschot voor het ontvangen van het door de beweegbare zuiger verplaatste deeg, waarbij de meetkamer tot een 10 onderste positie beweegbaar is en een meetkamerbodem en meet zuigers voor het uit de meetruimtes duwen van deeg-stukken heeft, en een mes voor het van de meetzuiger schrapen van deegstukken, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van een aantal sproeiers, waarbij het 15 aantal ten minste gelijk is aan het aantal tussenschotten, voor het sproeien van vloeistof op naar elkaar toegekeerde delen van uit de meetruimtes geduwde deegstukken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in elk tussenschot een sproeier geïntegreerd 20 is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de sproeiers in het mes is geïntegreerd.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met 25 het kenmerk, dat de sproeiers watersproeiers zijn. -o-o-o-o-o-o-o-o- AS/KP p1 0 0798 1