NL1007894C2 - Samenstelling van een regenpijp aan een wand. - Google Patents

Description

Samenstelling van een regenpijp aan een wand

De afvoer van hemelwater bij gebouwen loopt veelal via daaraan bevestigde afvoerkanalen. Deze afvoerkanalen vormen een ongewenst 5 aangrijppunt waarlangs omhoog kan worden geklommen en vormt vaak een verstoring van het esthetisch beeld.

Bekend uit een Nederlandse octrooiaanvraag is een in doorsnee D vormige regenpijp, waarbij bij de bevestiging het vlakke deel tegen de wand wordt gemonteerd, waardoor de afvoer niet meer omklemd kan worden.

10 De regenpijp wordt tegen de muur bevestigd door middel van buiten de afvoer uitstekende beugels, of door middel van aan de afvoer naar buiten gerichte meegevormde flensen. Omwille van het tegengaan van de hefboomwerking, zijn deze flensen paarsgwijs aangebracht. De eenvoudige eenpuntsbevestiging, zoals bijvoorbeeld bekend uit het Nederlandse octrooi 1 5 7803757 is hier niet mogelijk. Dit maakt bevestiging omstandig en verstoord het esthetisch beeld. Bovendien bieden de bevestigingspunten op zich weer mogelijke aangrijppunten waarlangs omhoog kan worden geklommen.

De uitvinding bedoeld te komen tot een afvoer voor hemelwater, waarbij 2 0 deze nadelen zijn ondervangen.

Zij stelt daartoe een samenstelling van een afvoerkanaal aan een wand voor, met een, met de langsbegrenzingen nauw daarop aansluitend, naar de wand gekeerd omtrekdeel van dat afvoerkanaal en een van de wand af gekeerd omtrekdeel, dat mogelijk zo is gevormd, dat houvast wordt 2 5 bemoeilijkt, met het kenmerk, dat het afvoerkanaal is voorzien van een bevestigingsdeel, waarmee, al of niet in combinatie met een voorziening in of op de wand, het afvoerkanaal blind aan de wand kan worden bevestigd en de bevestigingsconstructie bij bevestiging door de wand rakende langsbegrenzingen van het naar de wand gerichte omtrekdeel van het 3 0 afvoerkanaal en de wand, wordt omsloten.

Hierdoor is niet alleen de bevestigingsconstructie aan het oog onttrokken, maar vormt daarnaast ook geen enkel aangrijppunt meer, zodat de funktie 10078.94 2 van de vorm van het van de wand af gerichte deel, zijnde het bemoeilijken van aangrijping, optimaal tot zijn recht kan komen.

Aan de hand van figuren 1, 2 en 3 zullen drie mogelijke uitvoeringen van 5 de vinding worden beschreven.

Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede van een afvoerkanaal, waarvan de bevestiging in de wand wordt gevormd door klemming van één of meer lamellen (5) in een groef (6) in de wand (7), die aan weerszijde van een vast aan het 10 afvoerkanaal gevormde rib (4) zijn gevormd en die qua breedte zo worden gekozen, dat zij alleen in gebogen vorm in een daarmee corresponderende groef (6) passen, zodat de lamellen eenmaal in de groef gestoken, naar buiten worden gedrukt en de randen van de lamellen zich in de wanden van de groef (6) vastzetten, waarbij het afvoerkanaal verder zo is 1 5 gevormd dat dit de wand in langsrichting aan weerszijden van de groef raakt en daardoor de samengestelde verbinding omsluit.

Fig 2 toont een doorsnede van een middels extrusie gevormd afvoerkanaal, bestaande uit een van de muur af gericht rond omtrekdeel (9) en een naar 2 0 de muur gericht rechthoekig omtrekdeel (10), waaraan op enige plaats aan de overstaande zijkanten buigzame veerspannige lamellen (11) zijn gevormd, waarvan de afstand tussen de uiterste punten in ontspannen toestand groter is dan de daarmee corresponderende groef in de muur, waarin het afvoerkanaal is gestoken, zodat de lamellen zich door 2 5 veerkracht in de muur vastzetten, waarbij de verbindingswanden tussen het brede en smalle deel van het afvoerkanaal de groef (12) in de wand overlappen en het oppervlak van de wand aan weerszijden raken en de constructie omsluiten.

3 0 Fig 3 toont een een doorsnede van middels extrusie gevormd afvoerkanaal, bestaande uit een van de muur af gericht omtrekdeel (14) en een naar de muur gericht omtrekdeel (15), waarvan ribben (16) deel uitmaken, waardoor een u-vormige contour ontstaat, waarbij de ribben (16) aan de

J

: ·,0°η.Β4 3 binnenzijde van de u vorm in langsrichting van ribbels (19) zijn voorzien die corresponderen met een tegenvorm (17), die door middel van een pen 18 op de muur is bevestigd.

1007394

Claims (5)

1. Een samenstelling van een afvoerkanaal aan een wand met een, met de langsbegrenzingen nauw op de wand aansluitend, naar de wand gekeerd omtrekdeel en een van de wand af gekeerd omtrekdeel, dat mogelijk zo is 5 gevormd, dat houvast wordt bemoeilijkt, met het kenmerk, dat het afvoerkanaal is voorzien van een bevestigingsdeel, waarmee, al of niet in combinatie met een voorziening in of op de wand, het afvoerkanaal blind kan worden bevestigd en de bevestigingsconstructie bij bevestiging door de wand rakende langsbegrenzingen van het naar de wand gerichte 1 0 omtrekdeel van het afvoerkanaal en de wand, wordt omsloten.

2. Bevestiging volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de verbinding van het afvoerkanaal (2) met de wand (7) wordt gevormd door een samenstelling van een longitidunale groef (6) in die wand parallel aan het 1. afvoerkanaal (2) en een daarin te steken deel (4) van het afvoerkanaal, dat aan weerszijden in Iangsrichting is voorzien van veerkrachtige lamellen (5), waarvan de gezamelijke breedte in ontspannen toestand groter is dan de breedte van groef (6) waarin ze worden gestoken, en zich daardoor in die groef vastklemmen, waarbij het afvoerkanaal verder zo is gevormd dat 2. dit de wand in Iangsrichting aan weerszijden van de groef raakt en daardoor de samengestelde verbinding omsluit. Bevestiging volgens conclusie 1 en 2 met het kenmerk, dat de lamellen (5) zijn gevormd aan een vast met het afvoerkanaal verbonden rib (4), waarbij 2. de bevestigingsconstructie aan weerszijde in Iangsrichting door twee aan het afvoerkanaal gevormde wanddelen (3) wordt omsloten. Bevestiging volgens conclusie 1 en 2 met het kenmerk, dat het afvoerkanaal in doorsnede een breder en een smaller deel dan de 3. longitidunale groef (12) in de wand laat zien en de lamellen (11) aan de buitenzijde van de zijkanten van het smalle deel (10) zijn gevormd, waarbij de verbindingswanden tussen het brede en smalle deel de groef (12) overlappen en het oppervlak van de wand raken i i 1007884

4. Bevestiging volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de bevestiging van het afvoerkanaal aan de wand tot stand komt door in elkaar snappen van een, vast met het afvoerkanaal verbonden deel en een vast op de muur 5 gemonteerd deel.

5. Bevestiging volgens conclusie 1 en 4 met het kenmerk dat het deel aan het het afvoerkanaal in langsrichting een met de opening naar de muur gericht u vormig deel (16) beslaat, dat aan de binnenzijde van de twee 10 opstaande wanden van parallel aan de wand lopende ribbels (19) is voorzien, die passen in een op de muur vast gemonteerde tegenvorm (17).

6. Werkwijze voor het bevestigen van een afvoerkanaal aan een wand met het kenmerk, dat het afvoerkanaal blind tot stand wordt gebracht, en door 1. bevestiging de blinde bevestiging tussen wand en afvoerkanaal in langsrichting van het afvoerkanaal wordt opgesloten. 1007884