NL1007653C2 - Doseerinrichting voorzien van detectiemiddelen voor het bepalen van de aanwezigheid van het te doseren materiaal. - Google Patents

Description

DOSEERINRICHTING VOORZIEN VAN DETECTIEMIDDELEN VOOR HET BEPALEN VAN DE AANWEZIGHEID VAN HET TE DOSEREN MATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking op een doseerinrichting, omvattende een silo voor te doseren deeltjesvormig materiaal en doseermiddelen voor het vanuit de silo naar een uitlaat gedoseerd afvoeren van 5 het deeltjesvormige materiaal.

Dergelijke doseerinrichtingen zijn bekend op het vakgebied, onder andere uit het octrooi 1000272 van aanvrager. De bekende doseerinrichtingen worden onder andere toegepast in de bouwnijverheid, de chemische 10 industrie, de bakkerijwereld en in het algemeen bij alle bedrijfstakken, waarin een bepaalde dosis deeltjesvormig materiaal moet worden afgegeven, eventueel om te worden gemengd met andere componenten.

Bij de uit het genoemde octrooi bekende 15 doseerinrichting is een transponder toegepast, die informatie omvat omtrent de aard en/of de hoeveelheid van met materiaal in de silo. Deze transponder is gekoppeld aan een bedieningseenheid voor het bedienen van de doseermiddelen, hetgeen gebeurt in afhankelijkheid van de 20 uit de transponder uitgelezen informatie. Met de bekende doseerinrichting kan onder andere de hoeveelheid afgegeven materiaal beter worden gewaarborgd. Dit is van belang in situaties, waarin de te doseren hoeveelheid materiaal gewaarborgd moet zijn en zich bij voorkeur 25 binnen strikte marges moet bevinden. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is die waarin het gedoseerde materiaal wordt gemengd met overige componenten, waarbij de onderlinge verhoudingen van wezenlijk belang zijn voor de kenmerken van het uiteindelijke mengsel.

30 De uitvinding beoogd eveneens bij een doseerinrichting van de aan het begin genoemde soort de nauwkeurigheid, waarmee een hoeveelheid materiaal gedoseerd wordt afgevoerd, te verhogen.

1C' ' 1 2

Volgens de uitvinding heeft de doseerinrichting daartoe het kenmerk dat de doseermiddelen detectiemiddelen omvatten voor bepaling van aanwezigheid van het materiaal in de doseermiddelen, welke 5 detectiemiddelen zodanig zijn ingericht dat bij aanwezigheid van een voorafbepaalde hoeveelheid materiaal de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om het materiaal af te voeren naar de uitlaat, en bij afwezigheid van de voorafbepaalde hoeveelheid materiaal 10 de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om meer materiaal uit de silo te onttrekken totdat de detectiemiddelen de aanwezigheid van de voorafbepaalde hoeveelheid materiaal detecteren, waarna de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om het 15 materiaal af te voeren naar de uitlaat.

Volgens de uitvinding wordt gewaarborgd dat er een vooraf bepaalde hoeveelheid te doseren materiaal in de doseermiddelen aanwezig is voorafgaand aan de werkelijke afgifte daarvan. Op basis daarvan kan de af te 20 geven dosis materiaal nauwkeurig worden berekend. Een dergelijke waarborg is gegarandeerd, zelfs wanneer de doseerinrichting vanaf de ene plaats naar een andere wordt gebracht of wanneer deze door verschillende gebruikers wordt bediend. Een dergelijke waarborg opent 25 de mogelijkheden van certificering van de doseerinrichting. De uitvinding kan worden toegepast bij alle bekende doseerinrichtingen onafhankelijk van het feit of deze al dan niet zijn uitgevoerd met de transponder en bedieningseenheid zoals beschreven in het 30 bovengenoemde octrooi.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de doseerinrichting volgens de uitvinding omvatten de doseermiddelen een as voorzien van transportorganen, zoals schoepen, voor afvoer van het materiaal, welke as 35 in hoofdzaak vanuit de silo tot aan de uitlaat reikt, waarbij in bedrijf een nabij de uitlaat gelegen eerste deel van de transportorganen onder besturing van de detectiemiddelen gedurende een vooraf bepaalde tijd in 1007653 3 hoofdzaak stil te zetten is, waarbij een tweede, overig deel van de transportorganen, door kan draaien. Door het eerste deel van de transportorganen tijdelijk stil te zetten wordt ervoor gezorgd dat middels het tweede deel 5 van de transportorganen materiaal wordt aangevoerd en tegen het eerste deel wordt opgestuwd. Na detectie van opstuwing van voldoende materiaal wordt onder besturing van de detectiemiddelen het eerste deel van de transportorganen weer in beweging gezet voor afvoer van 10 het opgestuwde materiaal. Op basis van de hoeveelheid opgestuwd materiaal, bij voorkeur zijn de transportorganen volledig gevuld, kan een nauwkeurige berekening van de dosis worden gemaakt, bijvoorbeeld op basis van het aantal omwentelingen van de as.

15 Bij voorkeur is het eerste deel van de transportorganen bevestigd aan een bus, die concentrisch om de as is aangebracht, welke bus door middel van door de detectiemiddelen bestuurbare koppelmiddelen koppelbaar is met, respectievelijk ontkoppelbaar is van, de as.

20 Middels deze voorkeursuitvoeringsvorm wordt de uitvinding op elegante, mechanische wijze gerealiseerd.

Bij voorkeur omvatten de koppelmiddelen een op de as aangebrachte uitsparing en een op een met de bus verbonden, op de as aangebrachte koppelbus aangebrachte 25 met de uitsparing samenwerkend palvormig orgaan. Het palvormige orgaan is bijvoorbeeld door middel van een schakelaar, bij voorkeur een magneetschakelaar, bedienbaar.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 30 omvatten de detectiemiddelen een sensor, bij voorkeur een capacitieve sensor. Capacitieve sensoren zijn relatief goedkoop en voldoende betrouwbaar voor deze toepassing.

Genoemde en andere kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen hierna verder verduidelijkt worden aan 35 de hand van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zonder dat daartoe de uitvinding beperkt moet worden geacht.

In de tekening is: 1007653 4 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een doseerinrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een, gedeeltelijk weggebroken, ' perspectivisch aanzicht van (een deel van) de 5 doseermiddelen uit de doseerinrichting volgens figuur 1; figuur 3 een perspectivisch aanzicht, deels weggebroken, deels in doorsnede van een deel van de doseermiddelen uit figuur 2 in meer detail; en figuur 4 een onderdeel van figuur 3 in meer 10 detail toont.

Figuur 1 toont een doseerinrichting 1 volgens de uitvinding, die omvat een silo 2 voor te doseren, in dit voorbeeld deeltjesvormig, materiaal, doseermiddelen 3 voor het uit de silo 2 gedoseerd afvoeren van dit 15 deeltjesvormig materiaal, een transponder 5, bedieningsmiddelen 4 en 7 voor het bedienen van de doseermiddelen 3, en een inlaat 8 voor een vloeibare component, in dit geval water.

De doseermiddelen 3 zijn met een flens 10 20 koppelbaar met een uitlaat van de silo 2. Vijzel 15 loopt vanaf silo 2 door tot in de doseermiddelen 3 en eindigt boven uitlaat 22. Vijzel 15 dient voor transport van het materiaal uit silo 2 naar uitlaat 22. De transportrichting van het materiaal is aangeduid met 25 pijlen A en B. Bij voorkeur bestaat vijzel 15 uit twee delen: te weten een eerste deel dat zich in silo 2 bevindt en een tweede deel dat zich in de doseermiddelen 3 bevindt. De twee delen zijn op velerlei op het vakgebied bekende wijzen te koppelen, bijvoorbeeld met 30 een nokkenmechanisme (niet getoond).

De bedieningsmiddelen communiceren met de silotransponder 5. Met behulp van toetsen 4 kan de gewenste te doseren hoeveelheid materiaal worden ingegeven, waarbij op de display 7 aangegeven wordt de 35 hoeveelheid materiaal die in de silo aanwezig is, en vervolgens na doseren de in de silo resterende hoeveelheid deeltjesvormig materiaal. De bedieningsmiddelen lezen de transponder uit na ' 1007653 5 overbrenging van een in zijn software aanwezig wachtwoord. Transponder 5 is slechts schematisch weergegeven, en bestaat bij voorkeur uit een transponderdeel, dat op silo 2 is bevestigd, en een 5 daarmee in communicatieverbinding staand antennedeel, dat is bevestigd op doseermiddelen 3.

Aldus wordt bereikt dat via de display 7 niet alleen is aangegeven welk materiaal in de silo aanwezig is en van welke fabrikant, maar tevens de hoeveelheid van 10 dit materiaal en de na doseren resterende hoeveelheid materiaal.

Figuur 2 toont de doseermiddelen 3 uit figuur 1 in meer detail. Motor 16 is voorzien voor het middels een drijfwerk 17 aandrijven van een aandrijforgaan, 15 bijvoorbeeld ketting 18, dat aangrijpt rond een kettingwiel 19 op vijzelas 15.

In het getoonde voorbeeld wordt het gedoseerde materiaal vermengd met water, dat wordt aangevoerd middels toevoerleidingen 6 en 8, waarop een pomp 26, 20 aangedreven door pompmotor 20, is aangesloten. Op vloeistofleiding 8 is een sproeikop 9 bevestigd, die het te doseren materiaal besproeit, terwijl het uitlaat 22 verlaat. Aldus wordt een mengsel van deeltjesvormig materiaal, bijvoorbeeld cement, en water verkregen.

25 De doseermiddelen 3 zijn omgeven door een behuizing, die een bovenste deel 12 en een onderste deel 13 omvat.

Figuur 3 toont de inhoud van het onderste deel 13 van de behuizing van de doseermiddelen 3 in meer 30 detail. Op vijzelas 15 zijn transportorganen, in de vorm van schoepen 14, aangebracht voor transport van het materiaal. De schoepen bestaan uit een eerste reeks 14a, die nabij uitlaat 22 is bevestigd, en een tweede reeks 14b. Schoepenreeks 14b is bij voorkeur vast op as 15 35 bevestigd, in dit voorbeeld middels bus 21. Schoepenreeks 14a is bevestigd op bus 23. Bus 23 is concentrisch rondom as 15 geplaatst door bevestiging aan koppelbus 24. Koppelbus 24 is eveneens concentrisch rondom as 15 1 0G7S5 3 6 aangebracht, maar beslaat niet de gehele omtrek daarvan.

( Op koppelbus 24 bevindt zich een palvormig orgaan 27 dat i middels een nok 29 en een arm 28 beweegbaar is tussen een vergrendelstand, waarin het palvormige orgaan aangrijpt 5 in een uitsparing 25 op as 15, en een vrije stand. In de vergrendelstand is koppelbus 24 vastgekoppeld met as 15. Vanwege de bevestiging van bus 23 aan koppelbus 24 is schoepenreeks 14a daarmee eveneens vast bevestigd aan vijzelas 15. Door aandrijving van de vijzelas zullen nu 10 alle schoepen 14 bewegen en het in de silo 2 aanwezige materiaal naar uitlaat 22 transporteren. Wanneer het palvormige orgaan 27 zich in de vrije stand bevindt is koppelbus 24, en daarmee bus 23 met schoepen 14a, vrij van as 15. Door aandrijving van as 15 zullen nu alleen 15 schoepen 14b bewegen en materiaal transporteren, welk materiaal wordt opgestuwd tegen schoepenreeks 14a.

Als alternatief kan het palvormige orgaan 27 ook aangrijpen in een uitsparing in het kettingwiel. In deze (niet getoonde) uitvoering zijn de koppelmiddelen 20 compacter uit te voeren.

Detectiemiddelen in de vorm van een capacitieve sensor 11 zijn boven vijzelas 15 in huis 13 geplaatst om aanwezigheid of afwezigheid van materiaal tussen de schoepen 14b te detecteren.

25 Arm 28 kan op vele, in de stand der techniek bekende wijzen worden aangestuurd. Bij voorkeur gebeurt dit door middel van een magneetschakelaar (niet getoond).

Figuur 4 toont tenslotte een doorsnee van figuur 3 ter plaatse van het palvormige orgaan 27.

30 Gelijke onderdelen zijn voorzien van gelijke verwijzingscijfers.

In figuur 4 zijn arm 28, nok 29 en palvormig i orgaan 27 in drie verschillende standen getoond, te weten: een vergrendelstand (weergegeven met doorgetrokken 35 lijnen), een vrije stand (weergegeven met gepuntstreepte lijnen) en een tussenstand (weergegeven met gestreepte lijnen).

Λ η Π 7 Q fz q i U J i w J O

7

In de vergrendelstand is er geen contact tussen nok 29 en palvormig orgaan 27. Palvormig orgaan 27 grijpt bijvoorbeeld onder veerdruk aan in uitsparing 25 op as 15 en koppelt daarmee schoepenreeks 14a met as 15.

5 In de tussenstand wordt nok 29 middels beweging van arm 28 in de richting van pijl C met palvormig orgaan 27 in contact gebracht. Daarbij wordt palvormig orgaan 27 uit uitsparing 25 van as 15 bewogen.

Door het draaien van as 15 wordt tenslotte de 10 vrije stand ingenomen, waarin nok 29 in uitsparing 30 van het palvormig orgaan 27 valt. In deze stand is gewaarborgd dat het palvormig orgaan 27 niet onbedoeld toch op as 15 aangrijpt. In de vrije stand is schoepenreeks 14a losgekoppeld van as 15.

15 Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot de getoonde en beschreven voorkeursuitvoeringsvorm, maar omvat deze alle uitvoeringsvormen die consistent zijn met de voorafgaande beschrijving en vallen binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies.

20 1007853

Claims (7)

1. Doseerinrichting, omvattende een silo voor te doseren deeltjesvormig materiaal en doseermiddelen voor het vanuit de silo naar een uitlaat gedoseerd afvoeren van het deeltjesvormige materiaal, 5 met het kenmerk, dat de doseermiddelen detectiemiddelen omvatten voor bepaling van aanwezigheid van het materiaal in de doseermiddelen, welke detectiemiddelen zodanig zijn ingericht dat bij aanwezigheid van een voorafbepaalde 10 hoeveelheid materiaal de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om het materiaal af te voeren naar de uitlaat, en bij afwezigheid van de voorafbepaalde hoeveelheid materiaal de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om meer materiaal uit de silo te 15 onttrekken totdat de detectiemiddelen de aanwezigheid van de voorafbepaalde hoeveelheid materiaal detecteren, waarna de detectiemiddelen de doseermiddelen aansturen om het materiaal af te voeren naar de uitlaat.

2. Doseerinrichting volgens conclusie 1, waarin 20 de doseermiddelen een as voorzien van transportorganen, zoals schoepen, voor afvoer van het materiaal omvatten, welke as in hoofdzaak vanuit de silo tot aan de uitlaat reikt, waarbij in bedrijf een nabij de uitlaat gelegen eerste deel van de transportorganen onder besturing van 25 de detectiemiddelen gedurende een voorafbepaalde tijd in hoofdzaak stil te zetten is, waarbij een tweede, overig deel van de transportorganen door kan draaien.

3. Doseerinrichting volgens conclusie 2, waarin het eerste deel van de transportorganen is bevestigd aan 30 een bus, die concentrisch om de as is aangebracht, welke bus door middel van door de detectiemiddelen bestuurbare koppelmiddelen koppelbaar is met, respectievelijk ontkoppelbaar is van, de as. 1007653 a

4. Doseerinrichting volgens conclusie 2 of 3, waarin het tweede deel van de transportorganen vast op de as is bevestigd.

5. Doseerinrichting volgens conclusie 3 of 4, 5 waarin de koppelmiddelen een op de as aangebrachte uitsparing en een op een met de bus verbonden, op de as aangebrachte koppelbus aangebrachte met de uitsparing samenwerkend palvormig orgaan omvatten.

6. Doseerinrichting volgens conclusie 5, waarin 10 het palvormige orgaan door middel van een schakelaar, bij voorkeur een magneetschakelaar, bedienbaar is.

7. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de detectiemiddelen een sensor, bij voorkeur een capacitieve sensor, omvatten. 15 1 0076 5 3