NL1006914C2

NL1006914C2 - Verrijdbare inrichting.

Info

Publication number: NL1006914C2
Application number: NL1006914A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Bootsman
Original assignee: Bootsman Holding B.V
Priority date: 1997-09-02
Filing date: 1997-09-02
Publication date: 1998-12-15

Description

Titel: Verrijdbare inrichting

De uitvinding betreft een verrijdbare inrichting, in het bijzonder voor het gemakkelijk transporteren en overzichtelijk 5 opbergen van gereedschappen en/of onderdelen. Daartoe is de uitvinding gekenmerkt door de in conclusie 1 aangegeven combinatie van maatergelen. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van standaard onderdelen, zoals de laden, de wielen, de rolmaten, de spoelen, teneinde de kostprijs laag te houden. 10 Gebruiksgemak en professionele uitsparing staan voorop. In het bijzonder montagepersoneel en onderhoudspersoneel vindt bijzondere voordelen.

Een toelichting wordt aan de hand van de tekening gegeven. Fig. 1 is het vooraanzicht. Fig. 2 is het zijaanzicht. Fig. 3 15 is het zijaanzicht in doorsnede langs de lijn III-III in fig.

1. Fig. 4 is het achteraanzicht. Fig. 5 is het onderaanzicht. Fig. 6 is het onderaanzicht in doorsnede langs de lijn VI-VI in fig. 1. Fig. 7 is een princiepe-weergave voor het bevesti-gingsdeel. Opgegeven maten zijn in millimeters.

20

Lijst van onderdelen: 1 inrichting 14 doorvoergat slang of draad 2 frame (kastvormig) 15 lade 25 3 loopwiel 16 handgreep lade 4 voorraadspoel 17 bodem ladesparing 5 slang of draad 18 aanslag voor lade 6 strip 19 U-beugel 7 -i vormig gat 20 handgreep 30 8 rolmaathuis 21 dwarsstang 9 meetlint 22 schaar 10 greepeinde meetlint 23 steunvoet 11 duwstang 24 zijpaneel 12 drukknop 25 achterpaneel 35 13 ontgrendelknop rolmaat 26 bovenpaneel 29 montagegat 27 bodempaneel 30 bevestigingsdeel 28 snoer 31 schijf 32 kern 33 schijf 34 aanslag voor lade 40 35 aspen 36 stepvlak 1006914 - 2 -

De voorraadspoel 4 is bij voorkeur deelbaar uitgevoerd langs een vlak in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn waaromheen de spoel roteerbaar is. Daardoor kan de spoel gemakkelijk gevuld worden met op een rol van geschikte diameter aangeleverde 5 slang of draad 5. Daartoe kan de spoel zijn uitgevoerd zoals in fig. 6 weergegeven. Alternatief bestaat de spoel uit een in hoofdzaak vlakke, platte schijf 31 en eenzelfde schijf 33, maar dan met een centraal, uit het vlak uitstekend, coaxiaal uitspringend deel 32 ter vorming van de kern van de spoel. De 10 beide schijven worden door losneembare bevestigingsmiddelen op de aspen 35 tegen elkaar geklemd gehouden. De voorraadspoelen 4 zijn bij voorkeur gemakkelijk wegneembaar ingehangen zodat vervanging of vullen van de spoel 4 snel kan plaatsvinden. In plaats van drie, kunnen er ook meer of minder spoelen 4 zijn. 15 Ook kunnen er spoelen op verschillende niveau's zijn, bijvoorbeeld twee lagen boven elkaar. Spoelen van verschillende diameter zijn ook mogelijk.

Het doorvoergat 14 heeft bij voorkeur een randbekleding van stroef materiaal, zoals bijvoorbeeld rubber, zodat de slang 5 20 daarin betrouwbaar wordt vastgehouden om te verhinderen dat die uit het gat wegglijdt. De slang 5 wordt via het doorvoergat 14 van de spoel 4 afgewikkeld. De aanslagen 18 en 34 voor de lade 15 verhinderen dat de lade 15 onbedoeld uit de inrichting wordt verwijderd, en zorgen ervoor dat bij gesloten lade 25 de voorzijde gelijk ligt met het voorvlak van de inrichting. De slang 5 is bijvoorbeeld electriciteitsdraad, glasvezelkabel, kabel, persluchtslang, snoer, enz.

Terwijl het rolmaathuis 8 in de tekening op grote afstand van het voorvlak van de inrichting is opgesteld, en er een druk-30 knop 12 en een duwstang 11 zijn aangebracht om de ontgrendel-knop 13 van de rolmaat te bedienen, kan het rolmaathuis ook zo zijn opgesteld, dat die ontgrendelknop voor de vinger van een bedieningspersoon rechtstreeks toegankelijk is vanaf het voorvlak van de inrichting, bijvoorbeeld doordat die knop 13 35 ten minste gedeeltelijk uit dat voorvlak uitsteekt. Met het meetlint 9 kan de juiste lengte van de van de spoel 4 af te nemen slang 5 worden bepaald. Ook andere meetuitvoeringen in plaats van een rolmaat zijn mogelijk, echter is een rolmaat 1006914 - 3 - een goedkoop en betrouwbaar standaard deel dat groot gebruiksgemak biedt.

De lade 15 kan gevuld zijn met kleinere losse bakjes, bijvoorbeeld in twee achter elkaar liggende en over de breedte van de 5 lade lopende rijen van elk vier bakjes. Die bakjes zijn bijvoorbeeld gevuld met de gewenste onderdelen, en zijn gemakkelijk uitneembaar voor bijvoorbeeld bijvullen.

De zijwanden van de inrichting lopen bol (fig. 5), en de wielen steken bij voorkeur niet buiten de zijwanden uit, zodat 10 minder kans op stoten of haken tijdens het rijden met de inrichting bestaat.

De over de althans vrijwel gehele hoogte van de inrichting lopende U-beugel 19 kan ook worden weggelaten en de handgreep 20 kan ook vervangen worden door bijvoorbeeld een op het 15 bovenpaneel 26 bevestigde handgreep, die biujvoorbeeld een U- beugel is waarvan de benen vanaf het paneel 26 eerst omhoog lopen en dan naar achteren zodat het lijf van de ü boven het achterpaneel 25 of daarbuiten uitsteekt. De tussen de wielen 3 lopende as kan ook binnenin de inrichting lopen, en is zodoen-20 de onzichtbaar.

De schaar 22 zit aan een snoer dat automatisch wordt gevierd en ingekort, en daartoe bijvoorbeeld op een automatische haspel is opgewikkeld. De schaar 22 zit op die manier onver-liesbaar aan de inrichting en kan gebruikt worden om de slang 25 5 af te knippen. Ook ander gereedschap kan op die manier worden vastgelegd aan de inrichting, zodat dat tot op enige afstand van de inrichting kan worden gebracht om aldaar te worden gebruikt, terwijl opbergen althans vrijwel automatisch geschiedt. Het snoer kan bijvoorbeeld ook rekbaar zijn, zoals 30 elastiek.

In het achterpaneel 25 is een patroon van monatgegaten 29 aangebracht om daarin naar wens een of meer bevestigingsdelen 30 te klemmen. Op die manier kan bijvoorbeeld gereedschap aan de achterzijde worden opgehangen. Het patroon biedt flexibili-35 teit in de indeling van op te hangen gereedschap. Hetzelfde is natuurlijk ook aan een andere zijde van de inrichting mogelijk. Het patroon kan ook anders van vorm zijn. De vorm van de montagegaten 29 kan ook anders van vorm zijn, bijvoorbeeld 1006914 - 4 - afhankelijk van de te gebruiken bevestigingsdelen. In deze uitvoering zijn de bevestigingsdelen gemakkelijk wegneembare zgn. inhangdelen. Echter kunnen zij ook permanent, bijvoorbeeld door schroef- of nagelverbindingen, zijn aangebracht, 5 zodat bijvoorbeeld in dat geval geen patroon van montagegaten 29 zichtbaar is. De bevestigingsdelen kunnen ook zo zijn uitgevoerd, dat het gereedschap daaraan wordt geklemd, bijvoorbeeld door op zich bekende verende beugels. Fig. 7 toont verschillende in de gaten 29 in te hangen bevestigingsdelen.

10 Het stepvlak 36 aan de onderzijde kan gebruikt worden om met de voet de inrichting tijdens het kantelen tegen te houden. De tweewielige uitvoering biedt bedienigsgemak: is automatisch geremd en goed handelbaar. De grote wielen staan rijden over oneffen terrein toe. Een meerwielige uitvoering, bijvoorbeeld 15 met op elke hoekpunt een zwenkwiel, is echter ook mogelijk.

In afwijking van de in de tekening weergegeven inrichting, kan deze ook uitsluitend laden of uitsluitend haspels of anderszins opgeborgen slang of draad of equivalent bevatten. Teneinde te verhinderen dat bij vanuit de achterover gekantel-20 de verrijdstand naar de ruststand voorover kantelen één of meer laden automatisch uitschuiven, kunnen geschikte rem- of blokkeermiddelen daartoe zijn aangebracht. In een voorkeursuitvoering kunnen de laden door vanaf de achterzijde naar de voorzijde van de inrichting schuin omhoog lopende ladegelei-25 ders geleid zijn, waarvan de hoek met de horizontaal, in de ruststand van de inrichting, bij voorkeur ongeveer 5 of 10* bedraagt. In plaats daarvan kunnen de laden een schuine bodem bezitten, om hetzelfde effect te bereiken, dat bij het uitschuiven de laden iets omhoog komen. Andere alternatieven zijn 30 bijvoorbeeld een blokkering die alleen werkt in het gebied als de lade geheel of vrijwel geheel gesloten is, zoals een rand, waardoor de lade voor uitschuiven iets moet worden opgetild, of een magneetsluiting, maar ook een bijvoorbeeld handbediend mechanisch vergrendelmechanisme. Om toe te staan dat de 35 inrichting op zijn rug kan worden gelegd, bijvoorbeeld voor transport in een personenwagen van het zgn. stationwagon type, verdient het de voorkeur de laden zo uit te voeren, dat daaruit geen inhoud kan rollen of schuiven in de ruggelingse 1006914 i - 5 - stand van de inrichting. Bijvoorbeeld is de lade daartoe uitgerust met een deksel. Als alternatief is althans één der bakjes in een lade met een deksel uitgerust. De meeste voorkeur gaat er echter naar uit, de in de inrichting aangebrachte 5 nis voor een lade uit te rusten met een bovenplaat 37 die zich op een geringe afstand tot de bovenzijde van de daarin op te nemen lade bevindt, en de lade, gezien in bovenaanzicht, althans in hoofdzaak geheel bedekt, zodat uit de lade geen inhoud kan verdwijnen. De afstand tussen bovenzijde lade en 10 bovenplaat hangt af van de afmeting van de onderdelen en/of gereedschappen die zich in de lade bevinden, en is bij voorkeur ten hoogste ongeveer één centimeter. De bovenplaat kan geheel dicht zijn, maar ook geperforeerd of bijvoorbeeld een rooster zijn, waarvan de openingen zo klein zijn; dat onderde-15 len en/of gereedschap niet daardoorheen kan vallen, of daarin kan haken. De bovenplaat 37 kan zijn geïntegreerd met de ladegeleider voor de zich direct erboven bevindende lade. Als verder voordelig hulpmiddel voor transport op zijn rug, bijvoorbeeld om de inrichting ruggelings te verplaatsen in een 20 laadruimte van een hoogte die kleiner is dan die van de rechtopstaande inrichting, kan de inrichting op enige hoogte boven de wielen 3, bijvoorbeeld aan zijn achterzijde nabij de handgreep, zijn voorzien van één of meer verdere wielen.

1006914

Claims

1. Verrijdbare inrichting met ten minste één loopwiel, een 5 frame en bevestigingsmiddelen aan dat frame, met die bevestigingsmiddelen aangrijpend op ten minste één opgerold, ingeklapt, opgevouwen of anderszins tot ingekorte afmeting gebracht langgerekt buigzaam, bij voorkeur streng- of slangvormig voorwerp, zoals draad of kabel (bijvoorbeeld stroomgelei-10 dend) of slang (zoals voor het leiden van een hydraulisch of pneumatisch medium), waarbij dat voorwerp bij voorkeur aan die bevestigingsmiddelen is opgehangen, en met ten minste één houder aan dat frame om ten minste één hulpstuk bij voorkeur losliggend te bevatten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die houder een lade is en het frame bij voorkeur een sparing voor het verschuifbaar opnemen van die lade bevat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij er ten minste twee houders boven elkaar zijn.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een houder een vrijwel met de breedte van de inrichting overeenstemmende breedte heeft.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het langgerekte buigzame voorwerp op een voorraadspoel is 25 gewikkeld, waarbij er rotatiemiddelen zijn zodat die voorraadspoel bij voorkeur rond een dwarsas roteerbaar is.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij er ten minste twee voorraadspoelen naast elkaar zijn, die bij voorkeur rond althans in hoofdzaak co-axiale assen roteerbaar 30 zijn.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij er remmiddelen, bijvoorbeeld een blok van elastisch meegevend materiaal, zoals rubber, zijn die op het langgerekte buigzame voorwerp of de voorraadspoel aangrijpen teneinde de beweging 35 daarvan te remmen.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het opgerolde of anderszins tot ingekorte afmeting gebrachte deel van het langgerekte buigzame voorwerp zich beneden een 1006914 - 7 - houder bevindt.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene opgerolde of anderszins tot ingekorte afmeting gebrachte deel van het langgerekte buigzame voorwerp 5 zich over een breedte uitstrekt dat althans in hoofdzaak gelijk is aan de breedte van de houder.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een voorraadspoel in een richting dwars op zijn rotatierich-ting in het frame kan worden gebracht, waartoe er bijvoorbeeld 10 een i vormig gat is, waarvan het vrije einde van het horizontale been in de omgeving uitmondt, en de voorraadspoel een opzij uitstekende asstomp heeft die in dat gat steekt.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het frame een doorvoervoorziening draagt, zoals een doorvoer- 15 gat, waardoorheen het vrije uiteinde van het buigzame voorwerp is gestoken, en waarbij die doorvoervoorziening bij voorkeur voorzien is van remmiddelen, zoals bijvoorbeeld een rubberen bekleding van de gatwand, om onbedoeld verplaatsen van dat buigzame voorwerp aan die doorvoervoorziening te verhinderen, 20 en waarbij de afmeting van die doorvoervoorziening is aangepast aan de doorsnede-afmeting van het buigzame voorwerp, bijvoorbeeld is de vrije doorgang van dat gat weinig groter dan de doorsnede-afmeting van dat buigzame voorwerp.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 25 het frame een meetinstrument draagt, zoals een lengte-meter, bij voorkeur van het rolmaat-type, waarbij dat meetinstrument bij voorkeur vanaf de voorzijde van de inrichting bedienbaar is, en er bij voorkeur per opgerold of anderszins tot ingekorte afmeting gebracht langgerekt buigzaam voorwerp een meetin-30 strument is.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het vrije uiteinde van het meetinstrument uit de inrichting steekt en het meetinstrument een blokkeerstand heeft, en er vrijgeefmiddelen, zoals een drukknop, zijn om de blokkeerstand 35 weg te nemen, waartoe het meetinstrument bij voorkeur een standaard rolmaat in een behuizing met ontgrendelknop is, en een vanaf de voorzijde van de inrichting lopende, met een drukknop te bedienen duworgaan tegen de zich binnenin de 1006914 _ 8 _ inrichting bevindende ontgrendelknop van de rolmaat steunt.

14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij aan het frame een instrument of hulpgereedschap, zoals een snij- of kniporgaan, bij voorkeur gemakkelijk losneembaar is 5 bevestigd, bij voorkeur onder tussenkomst van een verlengbaar verbindingselement, zoals een soepel trekorgaan of snoer, zodat onder terugstelwerking van dat element men het instrument van het frame kan verwijderen en naar een gewentse plaats kan brengen, en bij loslaten door automatisch verkorten van 10 het verbindingselement het instrument naar zijn oorspronkelijke positie terugkeert.

15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij er een handgreep of duw- of trekgreep is.

16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 15 die handgreep, duw- of trekgreep deel uitmaakt van een ΓΊ- vormige beugel die vanaf de loopwielas omhoog loopt, bij voorkeur boven het frame uitsteekt, en waarbij die fl-vormige beugel bij voorkeur de halve breedte van de inrichting beslaat .

17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de wielen althans in hoofdzaak binnen de frame-breedte blijven.

18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de voorraadspoel met ongeveer zijn halve diameter voorbij de 25 voorzijde van de houder steekt.

19. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij aan de zijde van de inrichting tegenover het loopwiel er een steunvoet is, die bij voorkeur zich voor de voorzijde van de houder bevindt, bij voorkeur over een afstand van ongeveer de 30 halve straal van de voorraadspoel.

20. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het frame een omkasting van plaatmateriaal omvat, bij voorkeur met twee zijpanelen, een achterpaneel, een bovenpaneel en eventueel een bodempaneel, welke omkasting de ten minste ene 35 houder en het ten minste ene langgerekte buigzame voorwerp bevat, waarbij eventueel een gedeelte van de ten minste ene voorraadspoel gedeeltelijk naar voren uit die omkasting steekt. i 1006914 - 9 -

21. Inrichting -volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hand- duw- of trekgreep aan de achterzijde van die omkas-ting is gemonteerd.

22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, ontdaan 5 van ten minste één langgerekt buigzaam voorwerp, of ontdaan van ten minste één voorraadspoel.

23. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met aan ten minste een van zijn buitenzijden voorzieningen voor tijdelijke bevestiging van onderdelen en/of gereedschap.

24. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met middelen om onbedoeld uitschuiven van een lade bij het rechtop zetten vanuit de achterovergekantelde stand te verhinderen, waarbij die middelen bij voorkeur bestemd zijn om de lade bij het uitschuiven schuin omhoog te geleiden.

25. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij die één of meer verdere loopwielen omvat om verrijden van de op zijn rug of op zijn kant gelegde inrichting toe te staan, zonder dat daarbij ondersteuning buiten de loopwielen nodig is, teneinde de inrichting in die stand stabiel te houden.

26. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij die middelen omvat om verliezen van een voorwerp uit een lade, in een kantelstand van de inrichting, te voorkomen, waarbij die middelen bij voorkeur een zich boven de lade bevindende vaste plaat of rooster van de inrichting omvatten.

27. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij deze uitgevoerd is om uitsluitend langgerekt buigzaam, bij voorkeur streng- of slangvormig voorwerp te bevatten, en dus geen houder aan dat frame om ten minste één hulpstuk bij voorkeur losliggend te bevatten, omvat.

28. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-26, waaraan geen lade en/of sparing voor een lade aanwezig is.

29. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-26, waaraan geen bevestigingsmiddelen, aangrijpend op een langgerekt buigzaam voorwerp, aanwezig is.

30. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-26, waaraan geen spoel of ruimte voor een dergelijke spoel voor een langgerekt buigzaam voorwerp, aanwezig is. 1006914