NL1006748C1 - Aftakkleminrichting voor het maken van aftakkingen bij een tenminste vier aders bevattende voedingskabel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Aftakkleminrichting voor het maken van aftakkingen bij een tenminste vier aders bevattende voedingskabel.

De uitvinding heeft betrekking op een aftakkleminrichting voor het maken van aftakkingen bij een tenminste vier aders bevattende doorlopende voedingskabel, omvattende een met het aantal af te takken aders overeenkomend 5 aantal klemblokken, die elk een naar opzij open ligplaats voor het opnemen van een af te takken ader, een klemorgaan voor het vastzetten van de ader en een insteekligplaats met klemorgaan voor een aftakader bevatten, waarbij de klemblokken door een elektrisch isolerende verbindings-10 structuur in onderling verband worden gehouden.

Dergelijke aftakkleminrichtingen zijn bekend en worden bijvoorbeeld algemeen toegepast om een elektrische voedingskabel, die zich vertikaal door een meerdere verdiepingen omvattend (flat)gebouw uitstrekt, op elke etage 15 af te takken.

Daarbij gaat het in de regel om vrij stugge vier- of vijfaderige kabels, waarvan de buitenmantel over een zekere lengte moet worden verwijderd en vervolgens de afzonderlijke aders moeten worden gespreid door deze in 20 dwarsrichting uiteen te trekken. De voor het uitvoeren van deze handelingen ter beschikking staande ruimte is veelal zeer beperkt en wordt bij een bekende inrichting gevormd door de vooraf op de aftakplaats tegen een vertikale montagewand aangebrachte onderste helft van een aftakkast 25 van een beperkte breedte van bijvoorbeeld 110 mm.

Bij de bekende aftakkleminrichting worden de afzonderlijke klemblokken vastgehouden in in dwarsrichting naast elkaar gelegen opneemruimten in een op de bodem van de kast bevestigde houder. De openingen van de ligplaatsen 30 voor de af te takken aders liggen daarbij alle van de montagewand (c.q. de bodem van de kast) afgekeerd. De af te takken aders dienen daarbij dus alle vanuit dezelfde richting, d.w.z. van bovenaf (d.i. naar de montagewand 1 00 6 7 4 8 2 resp. de bodem van de daarop bevestigde kast toe) in de ligplaatsen te worden gedrukt. Met behulp van brugstukjes en daarin gemonteerde klemschroeven worden de aders dan in hun ligplaatsen vastgeklemd. Daarbij zijn de klemschroeven 5 aan hun vrije einde veelal van een snijrand voorzien, waarmede de isolatie op de klemplaats wordt doorsneden.

Het achtereenvolgens inbrengen van de aders in hun ligplaatsen is in verband met de nauwe manoeuvreerruimte zeer lastig. Daarbij komt, dat voor de aders, die aan de 10 buitenkant komen te liggen meer overbruggingslengte benodigd is dan voor de in het midden komende aders, waardoor deze laatsten in bochten moeten worden gedwongen.

Men heeft reeds voorstellen gedaan om aan deze bezwaren tegemoet te komen door op de montagewand c.q. de bodem 15 van de daarop bevestigde kast kolomvormige klemmen van verschillende hoogte aan te brengen en daarmede het compenseren van de bij het spreiden van de aders ontstaande lengteverschillen te vergemakkelijken. Het achtereenvolgens inbrengen van de aders in de klemblokligplaatsen 20 blijft echter zeer lastig.

Slechts volledigheidshalve wordt nog opgemerkt, dat bij de bovenbesproken bekende aftakkleminrichting van de in de aanhef omschreven soort de insteekligplaatsen voor de aftakaders boringen zijn en dat de aftakaders eenvoudig 25 volgens de lengterichting van de kabel daarin worden gestoken en met van bovenaf (d.i. in een richting naar de montagewand toe) toegankelijke klemschroeven daarin worden vastgezet. Dit aspect van de aftakkleminrichting valt echter buiten het kader van de onderhavige uitvinding.

30 De uitvinding nu beoogt een effectieve oplossing voor het bovengeschetste probleem met betrekking tot het opnemen van de af te takken aders in de betreffende klem-blokken te verschaffen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat 35 van een viertal klemblokken telkens twee klemblokken, met de inlegopeningen van de ligplaatsen voor de betreffende af te takken aders van elkaar afgekeerd, op een afstand 1006748 3 naast elkaar in de verbindende structuur zijn aangebracht, waarbij de beide paren klemblokken zowel in de kabelrich-ting als in een richting loodrecht daarop over een afstand ten opzichte van elkaar versprongen liggen en waarbij de 5 met de ligplaatsen van de af te takken aders samenwerkende klemorganen worden gevormd door in de bovenliggende (= naar de bedieningszijde gekeerde) zijwanden van die ligplaatsen aangebrachte klemschroeven.

In dwarsdoorsnede loodrecht op de kabelrichting 10 gezien, komen de ligplaatsen volgens de hoekpunten van een (door een cirkel omschreven) vierhoek te liggen, waardoor er geen lengteverschillen tussen de af te takken aders behoeven te worden gecompenseerd. Het is daarbij niet noodzakelijk de aftakkleminrichting vooraf (op de bodem 15 van een aftakkast op de montagewand te bevestigen.

De aftakkleminrichting volgens de uitvinding kan bij het spreiden van de aders van de los neerhangende kabel eenvoudig tussen deze aders worden geplaatst, waarna het inbrengen van de aders in de respectieve ligplaatsen zeer 20 eenvoudig is, doordat de afzonderlijke aders de neiging hebben in de niet-gespreide toestand terug te keren en derhalve als vanzelf in de ligplaatsen treden. Doordat de klemblokkenparen in de kabelrichting ten opzichte van elkaar versprongen liggen, zijn de klemschroeven van alle 25 klemblokken vanaf dezelfde zijde toegankelijk.

Met de aftakkleminrichting volgens de uitvinding is het mogelijk de (onderste helft van de) veelal vereiste aftakkast pas, na het op de af te takken aders vastzetten van de aftakkleminrichtig aan te brengen, en wel door de 30 kast van opzij om en onder het kabel/aftakkleminrichtings-amenstel te manoeuvreren. Een dergelijke wijze van werken geeft extra ruimte voor de eigenlijke aftakhandelingen.

Uiteraard is het ook mogelijk, zoals bij de bekende inrichting, eerst de aftakkast met de verbindende struc-35 tuur te bevestigen en daarna de individuele kabels in hun ligplaatsen te brengen. Ook bij deze wijze van werken gaat het inbrengen van de kabels in hun ligplaatsen aanzienlijk 100 6 748 4 gemakkelijker dan bij de bekende inrichting.

In een praktische uitvoeringsvorm van de aftakklemin-richting volgens de uitvinding is de afstand in dwarsrich-ting tussen de klemblokken van het ene klemblokkenpaar 5 groter dan die tussen de klemblokken van het andere paar. Hierdoor wordt nog meer ruimte voor het bedienen van de het verst van de bedieningszijde verwijderd liggende klem-schroeven verkregen. Daarbij ligt bij voorkeur het klemblokkenpaar met de grootste onderlinge dwarsafstand het 10 verst verwijderd van de van de bedieningszijde afgekeerde zijde van de verbindende structuur.

Deze voorkeursuitvoering is in het bijzonder van voordeel, wanneer het gaat om het maken van aftakkingen bij een vijfaderige kabel. In dat geval is, volgens een 15 verder kenmerk van de uitvinding, een vijfde klemblok aanwezig in hetzelfde, loodrecht op de lengterichting van de kabel staand vlak als het klemblokkenpaar met de grootste onderlinge klemblokafstand, welke vijfde klemblok daarbij aan de van het andere klemblokkenpaar afgekeerde 20 zijde op een afstand van de klemblokken van het eerstgenoemde paar ligt en wel, in projectie gezien, nagenoeg midden tussen die klemblokken is gesitueerd, terwijl de ligplaats voor een vijfde af te takken ader en de bijbehorende klemschroef overeenkomstig die bij de overige klem-25 blokken zijn gericht c.q. aangebracht. Aldus komen de ligplaatsen voor de af te takken aders, gezien in dwarsdoorsnede c.q. eindaanzicht volgens de hoekpunten van een (vrijwel regelmatige) vijfhoek te liggen.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de 30 tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van de aftak-kleminrichting volgens de uitvinding, en wel met de verschillende klemblokken in ingrijping met de af te takken aders van een meeraderige kabel; 35 fig. 2 is een aanzicht in perspectief van een afzon derlijk klemblok op vergrote schaal; fig. 3 is een eindaanzicht van de op de bodem van een 100 6 7 4 8 5 zogenaamde stijgleidingkast aangebrachte verbindende structuur of houder voor het bijeenhouden van de klemblok-ken; fig. 4 is een eindaanzicht als dat volgens fig. 3, 5 doch thans gezien vanuit de tegenovergestelde richting en fig. 5, 6 en 7 tonen resp. een zijaanzicht (gezien van rechts in fig. 3), een onderaanzicht (gezien van onderen in fig. 4) en een bovenaanzicht (gezien van boven in fig. 4).

10 Het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld betreft een aftakkleminrichting, waarmede aftakkingen bij een vijfaderige kabel kunnen worden gemaakt.

De getoonde aftakkleminrichting bestaat uit een bijvoorbeeld uit kunststof vervaardigde structuur of 15 houder A, welke is ingericht voor het onderling geïsoleerd en in een bepaald verband bijeenhouden van een vijftal klemblokken B.

De metalen blokken B hebben een in hoofdzaak rechthoekige blokvorm. De in bedrijf volgens de lengte van de 20 af te takken kabel gerichte lengteafmeting L is een weinig groter dan de afmetingen van de in hoofdzaak vierhoekige dwarsdoorsnede.

In een der langswanden is een inlegopening c.q. ligplaats 20 voor een af te takken ader uitgespaard. Deze 25 opening c.q. ligplaats wordt begrensd door een deel van een cilinderoppervlak, dat aan de bovenzijde overgaat in een onder een hoek van bijvoorbeeld 30° schuin naar boven en naar buiten oplopend vlak 21. Hierdoor kan een af te takken ader van opzij volgens de hellingshoek (30°) van 30 het vlak 21 in de ligplaats 20 treden. Het cilindrische gedeelte van de ligplaats is voorzien van in de lengterichting verlopende scherpe ribben 22.

Met 23 is een in de lengterichting verlopende boring aangegeven, die bestemd is als insteekopening voor een 35 aftakader.

In het bovenvlak van het klemblok zijn twee reeksen schroefgaten aanwezig. Een eerste reeks van twee schroef- 100 6 748 6 gaten 24 mondt uit in de ruimte van de ligplaats 20 en is bestemd voor het opnemen van (in fig. 1 met 26 aangeduide) klemschroeven. Met deze klemschroeven kan een af te takken ader in de betreffende ligplaats 20 worden vastgeklemd 5 (fig. 1 en 4) . Tegelijkertijd wordt met de snijdende punt van de beide klemschroeven de isolatie van de ader plaatselijk weggesneden, waardoor een goed geleidend contact met het klemblok is gewaarborgd. De ribben 23 dragen daarbij zorg voor een stabiele ligging van de ader in de 10 ligplaats 20.

De tweede reeks van vier schroefgaten 25 mondt uit in de boring 23 en is bestemd voor het opnemen van (in fig. l en 4 met 27 aangegeven) klemschroeven, waarmede een aftak-kabel in de boring 23 kan worden vastgezet.

15 In fig. 3 en 4 is de houder A bevestigd op de bodem van de ene helft Cl van een met een deksel C2 af te sluiten zgn. stijgleidingkast C.

Wanneer het gaat om het maken van aftakkingen aan een vertikaal lopende voedingskabel, wordt de kast C met zijn 20 bodem tegen een vertikale wand bevestigd. De in de tekening niet weergegeven eindwanden van de kast C zijn voorzien van doorvoeropeningen van de door middel van de aftakkleminrichting A, B af te takken kabel.

Voor de eenvoud van de beschrijving wordt thans 25 aangenomen, dat de kast C met zijn bodem horizontaal staat. De houder A kan dan worden beschreven als te omvatten een basiswand 1, een op klemblokhoogte evenwijdig daarboven liggende wand 2, een op klemblokhoogte evenwijdig aan deze laatste wand gelegen wand 3, alsmede twee 30 onderling op klemblokhoogte boven elkaar gelegen "split level"-wanden 4 en 5. De wanden 1 en 2 zijn met elkaar verbonden door een symmetrisch ten opzichte van het mid-denlangsvlak I-I (fig. 3) van de houder A verlopend samenstel van twee opstaande wanden 6 (zie ook fig. 6 en 7), 35 welke nabij de langseinden in dwarsrichting zijn verbonden onder vorming van kolommen 7a en 7b voor het opnemen van (niet nader weergegeven) bevestigingsschroeven. De wanden 100 6 748 7 2 en 3 zijn onderling verbonden door een tweetal symmetrisch ten opzichte van het middenlangsvlak I-I in de lengterichting van de kast C verlopende vertikale wanden 8 en 9, terwijl de zich midden tussen twee zijsecties 3 van 5 de wand 3 gelegen wanden 4 en 5 onderling zijn verbonden door een in de lengterichting van de kast C verlopende vertikale wand 10. Voorts is er een eindwand 11, die het boven de wand 2 gelegen gedeelte van de houder naar één einde toe (in fig. 3 naar achteren toe, in fig. 4 naar 10 voren toe en in fig. 5 naar rechts) afsluit. Een tweede eindwand 12, die over een ongeveer met de lengte van een klemblok corresponderende afstand ten opzichte van de eindwand 11 naar achteren toe (fig. 3) resp. naar rechts (fig. 5) versprongen ligt sluit het onderste gedeelte van 15 de houder A, tussen de basiswand 1 en de wand 2, naar achteren toe (fig. 3) af.

Daarnaast zijn er van de basiswand 1 opstaande lage zijwanddelen 13, alsmede van de wand 2 opstaande lage zijwanddelen 14 en een van de wand 4 opstaande zijwand 15. 20 De genoemde wanden begrenzen tezamen een vijftal kamers voor daarin op te nemen steunblokken B. Deze kamers hebben elk een achterwand die wordt gevormd door een deel van de gemeenschappelijke wand 11 resp. 12. Deze achterwanden hebben elk een uitsparing 16 overeenkomstig de 25 dwarsdoorsnedevorm van de ligplaats 20 in een klem B. De rand van de uitsparing 16 loopt daarbij vanaf de bovenwand 2 resp. 3 resp. 5 van de betreffende kamer en sluit aan op de bovenrand van de lage zijwanddelen 13 resp. 14 resp.

15. In de achterwanden van de kamers bevinden zich voorts 30 gaten 17, welke corresponderen met de insteekboring 23 van een klemblok B. In de bovenwanden van de kamers bevinden zich twee reeksen gaten die corresponderen met de schroef-gaten 24 en 25 van een klemblok B. Deze gaten worden daarbij omgeven door van de bovenwanden van de kamers 35 opstaande busvormige uitsteeksels 18 resp. 19.

Bij het samenstellen van de aftakkleminrichting A, B worden de (vijf) klemblokken B alle vanuit een en dezelfde 1006 748 8 richting (en wel van bovenaf loodrecht op het vlak van tekening in fig. 3) in de opneemkamers van de houder A gestoken. De klemblokken worden daarbij in hun kamers vastgehouden door middel van de klemschroeven 26 en 27 die 5 via de busvormige uitsteeksels 18 en 19 in de ingestoken klemblokken worden geschroefd.

In fig. 1 is te zien hoe de uiteengespreide aders van opzij in hun ligplaatsen grijpen en daarin met behulp van de klemschroeven 26 zijn vastgeklemd. Eenvoudigheidshalve 10 zijn de busvormige uitsteeksels 18 daarbij als één blokvormig uitsteeksel weergegeven. Duidelijk is te zien, dat de klemschroeven 26 van alle klemblokken alle zeer gemakkelijk voor bediening bereikbaar zijn. Ditzelfde geldt voor de klemschroeven 27 waarmede aftakaders in de in-15 steekboringen 23 kunnen worden vastgeklemd, terwijl ook de uitsteekboringen 23 en de daarmede corresponderende ope-ningen 17 ruim toegankelijk zijn voor het insteken van de aftakaders.

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, kan het plaatsen 20 van de aftakkast C geschieden, nadat de aftakkleminrich-ting overeenkomstig fig. 1 tussen de af te takken aders is geplaatst. Het in fig. 3 en 4 met C aangeduide gedeelte van de kast, ook wel onderkast genoemd, wordt daartoe van opzij achter het in fig. l getoonde samenstel geplaatst en 25 op een ter plaatse aanwezige (in de tekening niet weergegeven) montagewand bevestigd.

'100 6 74 8

Claims (7)

1. Aftakkleminrichting voor het maken van aftakkingen bij een tenminste vier aders bevattende doorlopende voe-dingskabel, omvattende een met het aantal af te takken 5 aders overeenkomend aantal klemblokken, die elk een naar opzij open ligplaats voor het opnemen van een af te takken ader, een klemorgaan voor het vastzetten van de ader en een insteekligplaats met klemorgaan voor een aftakader bevatten, waarbij de klemblokken door een elektrisch 10 isolerende verbindingsstructuur in onderling verband worden gehouden, met het kenmerk, dat van een viertal klemblokken telkens twee klemblokken volgens een gemeenschappelijk middenlangsvlak, met de ligplaatsen voor de betreffende af te takken aders van elkaar afgekeerd, op 15 een afstand naast elkaar in de verbindende structuur zijn aangebracht, waarbij de beide paren klemblokken zowel in de kabelrichting als in een richting loodrecht daarop over een afstand ten opzichte van elkaar versprongen liggen en waarbij de met de ligplaatsen van de af te takken aders 20 samenwerkende klemorganen worden gevormd door in de bovenliggende (= naar éénzelfde bedieningszijde gekeerde) zijwanden van die ligplaatsen aangebrachte klemschroeven.

2. Aftakkleminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand in dwarsrichting tussen de klem- 25 blokken van het ene klemblokkenpaar groter is dan die tussen de klemblokken van het andere paar.

3. Aftakkleminrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het klemnlokkenpaar met de grootste onderlinge dwarsafstand het verst verwijderd ligt van de van de 30 bedieningszijde afgekeerde zijde van de verbindende structuur.

4. Aftakkleminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat ten behoeve van het aftakken van een vijfde ader een vijfde klemblok aanwezig is in hetzelfde, lood- 35 recht op de lengterichting van de kabel staand vlak als het klemblokkenpaar met de grootste onderlinge klemblokaf-stand, welke vijfde klemblok daarbij aan de van het andere 1006 748 klemblokkenpaar afgekeerde zijde op een afstand van de klemblokken van het eerstgenoemde paar ligt en wel, in projectie gezien, nagenoeg midden tussen die klemblokken is gesitueerd, terwijl de ligplaats voor een vijfde af te 5 takken ader en de bijbehorende klemschroef overeenkomstig die bij de overige klemblokken zijn gericht c.q. aangebracht .

5. Aftakkleminrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de klemblokken een, gezien in de kabelrich- 10 ting, prismatische vorm hebben en dat de verbindende structuur een houder met kamers van een overeenkomstige dwarsdoorsnedevorm is, van welke kamers de bovenwanden zijn voorzien van met de klemschroeven van de klemblokken corresponderende gaten, terwijl van elke kamer een naar 15 buiten gekeerde zijwand een met de ligplaats voor een af te takken ader corresponderende uitsparing heeft.

6. Aftakkleminrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de gaten in de bovenwanden van de kamers worden omgeven door busvormige uitsteeksels, waarin de 20 klemschroeven verzonken komen te liggen.

7. Aftakkleminrichting volgens conclusies 5-6, met het kenmerk, dat alle kamers aan éénzelfde einde zijn afgeslo ten met een eindwand, die overeenkomstig de dwarsdoorsnedevorm van een ligplaats voor een af te takken ader sleuf- 25 vormig is uitgespaard. 100 6 74 8