NL1006484C2

NL1006484C2 - Werkwijze voor het porteren van een nummer van een gebruiker van een eerste netwerk naar een tweede netwerk zonder onderbreking van de bereikbaarheid.

Info

Publication number: NL1006484C2
Application number: NL1006484A
Authority: NL
Inventors: Paulus Anthonius Josep Tilanus; Nicolaas Wijnand Keesmaat
Original assignee: Koninkl Kpn Nv
Priority date: 1997-07-04
Filing date: 1997-07-04
Publication date: 1999-01-05
Also published as: DE69827131D1; CA2295213A1; AU8803498A; ATE280467T1; WO1999001975A1; EP0992149A1; NO20000009D0; AU737401B2; NZ501665A; NO20000009L; DE69827131T2; EP0992149B1

Description

Werkwijze voor het porteren van een nummer van een gebruiker van een eerste netwerk naar een tweede netwerk zonder onderbreking van de bereikbaarheid.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het porteren van een nummer van een gebruiker van een eerste netwerk naar een tweede netwerk, waarbij eerst het nummer in het tweede netwerk wordt geactiveerd en vervolgens in het eerste 5 netwerk wordt gedeactiveerd.

Een dergelijke werkwijze is van algemene bekendheid.

In veel landen in de wereld is er voor verschillende vormen van telecommunicatie meer dan één netwerkbeheerder. Zo is er in Nederland en in de meeste andere Europese landen meer dan één netwerk voor mobiele telefonie volgens de GSM-standaard. In een 10 aantal Europese landen is er ook voor vaste telefonie meer dan één netwerk en/of netwerkbeheerder. In Nederland is dat sinds 1 juli 1997 ook het geval. Op dit moment behoren bij de verschillende netwerken in Nederland verschillende sets telefoonnummers. Dit betekent, dat een gebruiker, die van netwerk verandert, van de beheerder van het nieuwe netwerk een nieuw telefoonnummer krijgt. Hierdoor is het op dit moment nog 15 onaantrekkelijk voor gebruikers om van netwerk te veranderen. Om dit probleem op te lossen, zal het in de nabije toekomst mogelijk zijn het telefoonnummer te porteren of "mee te nemen" bij het overstappen van een eerste netwerk, het huidige netwerk waarop de gebruiker is aangesloten naar een tweede netwerk, het netwerk waarop de gebruiker gaat worden aangesloten. Dit betekent dat de gebruiker het eigen telefoonnummer gewoon kan 20 blijven gebruiken. Het kunnen meenemen van het eigen telefoonnummer wordt ook wel nummerportabiliteit genoemd. Telecommunicatienetwerken waarin nummerportabiliteit ondersteund wordt, zijn op zich bekend, bijvoorbeeld uit de Europese octrooiaanvrage EP O 710 042 A2 en uit hoofdstuk 4 van "Number Portability - Strategies for market, technical and regulatory success", D. Rogerson, H Grunfeld, OVUM 1996. ISBN 1 898972362.

25 In de bekende werkwijze voor het porteren van een nummer van een gebruiker, is het praktisch gezien onmogelijk om de beheershandelingen, te weten het activeren van het nummer in het tweede netwerk en het deactiveren van het nummer in het eerste netwerk, te synchroniseren omdat deze door verschillende beheerders moeten worden uitgevoerd. Als het nummer in het eerste netwerk reeds gedeactiveerd is voordat het nummer in het 30 tweede netwerk geactiveerd is, is er een periode waarin de gebruiker op geen van beide netwerken kan aankoppelen en dus vanaf alle bestemmingen onbereikbaar is. (Er wordt opgemerkt, dat aankoppelen bij mobiele netwerken 'inloggen' genoemd wordt en bij vaste netwerken 'aansluiten'. In dit document gebruiken we de termen aankoppelen (en afkoppelen) om beide situaties te beschrijven). Daarom is het voordeliger voor de gebruiker 35 dat het nummer eerst in het tweede netwerk geactiveerd wordt en daarna pas in het 100 6484 2 eerste netwerk gedeactiveerd wordt. Dit betekent, dat er een periode van overlap is, waarin het telefoonnummer in beide netwerken actief is en dus de gebruiker op elk van de beide netwerken een toestel kan aankoppelen. In de periode van overlap, moet ook de routeringsinformatie in resterende telecommunicatienetwerken, die met het eerste en het 5 tweede netwerk verbonden zijn, worden aangepast, zodat een oproep afkomstig van één van deze netwerken voor het nummer van de gebruiker naar het tweede netwerk gerouteerd wordt.

Deze werkwijze heeft echter tot gevolg, dat in de periode van overlap een oproep naar de gebruiker naar het tweede netwerk gerouteerd wordt, als de routeringsinformatie 10 in het ontspringende netwerk, d.w.z. het netwerk waar deze oproep vandaan komt, reeds is aangepast. Als de gebruiker nog steeds is aangekoppeld op het eerste netwerk, gaat deze oproep dus verloren. Indien er in het tweede netwerk een bij het nummer behorende voice mailbox geactiveerd is, kan zo'n oproep ook bij deze voice mailbox terecht komen.

Er kan dan door het tweede netwerk echter geen voice mail notificatie aan de op het 15 eerste netwerk aangekoppelde gebruiker worden afgeleverd. Zelfs als het mogelijk is de voice mailbox vanuit het eerste netwerk af te luisteren, is dit voor de gebruiker een lastiger handeling dan het afluisteren van de voice mailbox op het netwerk waarop hij is aangekoppeld. Een soortgelijke situatie ontstaat als in de periode van overlap de routeringsinformatie in het ontspringende netwerk nog niet is aangepast. In dit geval wordt de 20 oproep gerouteerd naar het eerste netwerk. Als de gebruiker al is aangekoppeld op het tweede netwerk gaat deze oproep verloren. Er moet dus geconcludeerd worden, dat de gebruiker in de periode van overlap niet volledig bereikbaar is. Zelfs als er van een voice mailbox gebruik gemaakt wordt, kunnen er oproepen verloren gaan, omdat er mogelijk berichten in de voice mailbox aankomen zonder dat de gebruiker van het bestaan van deze 25 berichten op de hoogte gesteld wordt.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het porteren 30 van een nummer van een gebruiker van een eerste netwerk naar een tweede netwerk met een periode van overlap, waarbij zonder dat er een nauwkeurige synchronisatie van beheershandelingen noodzakelijk is, de bereikbaarheid van de gebruiker niet onderbroken wordt.

Hiertoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat er in het 35 tweede netwerk een verder nummer voor de gebruiker geactiveerd wordt, dat er vervolgens een doorschakeling van het nummer in het eerste netwerk naar het verdere nummer in het tweede netwerk geactiveerd wordt, en, dat de gebruiker vervolgens 1006484 3 aankoppelt of aangekoppeld wordt op het tweede netwerk. De doorschakeling tussen het nummer in het eerste netwerk en het verdere nummer in het tweede netwerk wordt geactiveerd door gebruikmaking van op zich bekende doorschakeldiensten, zoals die aanwezig zijn in het eerste netwerk. Het doorschakelen van het nummer in het eerste 5 netwerk naar het verdere nummer in het tweede netwerk en het aankoppelen van de gebruiker op het tweede netwerk kan, in afhankelijkheid van de situatie, zowel door de gebruiker zelf geschieden als, eventueel geautomatiseerd, door de netwerkbeheerder. In de periode van overlap, als het nummer in zowel het eerste netwerk als het tweede netwerk is geactiveerd, kan een oproep, in afhankelijkheid van al of niet aangepaste 10 routeringsinformatie aanwezig in het ontspringende netwerk, bij het eerste netwerk of bij het tweede netwerk binnenkomen. In het geval de oproep bij het eerste netwerk binnenkomt, wordt deze vervolgens door het eerste netwerk naar het verdere nummer in het tweede netwerk doorgeschakeld. Als de oproep bij het tweede netwerk binnenkomt, wordt deze direct gerouteerd naar het nummer van de gebruiker. Omdat de gebruiker is 15 aangekoppeld op het tweede netwerk, komt in deze beide gevallen de oproep bij hem terecht.

Bij voorkeur wordt, nadat het nummer in het eerste netwerk is gedeactiveerd, het verdere nummer in het tweede netwerk voor de gebruiker gedeactiveerd. Als het nummer in het eerste netwerk is gedeactiveerd, kunnen er geen oproepen meer van dit nummer 20 worden doorgeschakeld naar het verdere nummer in het tweede netwerk. Het actief houden van het verdere nummer voor de gebruiker heeft dan geen zin meer. Door het verder nummer voor de gebruiker te deactiveren, wordt de mogelijkheid verkregen dit verdere nummer te gebruiken voor nummerportabiliteitsprocedures van verdere gebruikers.

Een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, heeft het 25 kenmerk, dat er in het tweede netwerk tevens een voice mailbox wordt geactiveerd, die gekoppeld is aan zowel het nummer van de gebruiker in het tweede netwerk als aan het verdere nummer. Dit heeft tot gevolg, dat de gebruiker, zodra hij is aangekoppeld op het tweede netwerk, één enkele voice mailbox heeft. Naar deze enkele voice mailbox kunnen zowel de oproepen, die zijn doorgeschakeld naar het verdere nummer als de oproepen die 30 direct gerouteerd zijn naar het nummer van de gebruiker bij niet-beantwoording worden doorgeschakeld.

Een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, heeft het kenmerk, dat het tweede netwerk een netwerk voor mobiele communicatie is en, dat in het tweede netwerk zowel het verdere nummer als het nummer van de gebruiker aan één 35 identificatiecode van een mobiele terminal van de gebruiker gekoppeld zijn. In mobiele netwerken werkend volgens de GSM-standaard wordt er bij het uitwisselen van signaleringsberichten tussen het netwerk en de mobiele terminal gebruik gemaakt van een 1006484 4 identificatiecode van de gebruiker van de terminal, die International Mobile Subscriber Identity (IMSI) nummer genoemd wordt. Door deze code in het tweede netwerk te koppelen aan zowel het nummer van de gebruiker als het verdere nummer is het op zeer eenvoudig wijze mogelijk voor één gebruiker tegelijkertijd twee nummers beschikbaar te 5 hebben.

Een derde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, heeft het kenmerk, dat het tweede netwerk een netwerk voor draadgebonden communicatie is en, dat in het tweede netwerk het verdere nummer en het nummer van de gebruiker aan één aansluiting gekoppeld zijn. Via deze aansluiting zijn via een telefoonkabel één of meer 10 (telecommunicatie)-apparaten te bereiken op zowel het verdere nummer als het nummer van de gebruiker. In vaste netwerken gebaseerd op de ISDN standaarden kan voor de koppeling van meer dan één nummer aan een aansluiting gebruik gemaakt worden van de standaard aanvullende ISDN dienst Multiple Subscriber Number (MSN). Deze aanvullende dienst bestaat precies daaruit dat een gebruiker op één en dezelfde aansluiting bereikbaar 15 is volgens meer dan één nummer.

De uitvinding heeft verder betrekking op een netwerk voor mobiele communicatie. Volgens de uitvinding heeft het netwerk het kenmerk, dat het netwerk middelen bevat voor het koppelen van een nummer en een verder nummer aan één enkele identificatiecode van een terminal in geval van een nummerportabiliteitsprocedure. Indien 20 het netwerk volgens de GSM-standaard werkt, kan dit gebeuren door in het Home Location Register (HLR) de identificatiecode van de terminal, die International Mobile Subscriber Identity (IMSI) nummer genoemd wordt te koppelen aan zowel het nummer als het verdere nummer. Deze koppeling kan bijvoorbeeld tot stand worden gebracht door middel van een met geschikte software geladen customer-care systeem van het netwerk. 25 Een eerste uitvoeringsvorm van het netwerk heeft het kenmerk, dat het netwerk middelen bevat voor het koppelen van één enkele voice mailbox aan het nummer en het verdere nummer. Ook deze koppeling kan tot stand worden gebracht door het genoemde customer-care systeem.

De uitvinding heeft verder betrekking op een netwerk voor draadgebonden 30 communicatie. Volgens de uitvinding heeft het netwerk het kenmerk, dat het netwerk middelen bevat voor het koppelen van een nummer en een verder nummer aan één aansluiting in het geval van een nummerportabiliteitsprocedure. Als het netwerk een ISDN-netwerk is, kan voor de koppeling van meer dan één nummer aan een aansluiting gebruik gemaakt worden van de standaard aanvullende ISDN dienst Multiple Subscriber Number 35 (MSN).

1006484 5

REFERENTIES

Number Portability - Strategies for market, technical and regulatory success, D. Rogerson, H. Grunfeld, OVUM 1996. ISBN 1 898972362 EP 0 710 042 5

UITVOERINGSVOORBEELDEN

De uitvinding wordt nu verder toegelicht aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

10 Daarbij toont figuur 1 een telecommunicatiesysteem bevattende een eerste netwerk en een tweede netwerk voor mobiele communicatie, figuur 2 een flowchart van de werkwijze volgens de uitvinding voor mobiele netwerken, 15 figuur 3 een telecommunicatiesysteem bevattende een eerste netwerk en een tweede netwerk voor draadgebonden communicatie, en figuur 4 een flowchart van de werkwijze volgens de uitvinding voor netwerken voor draadgebonden communicatie.

In de figuren zijn alleen die elementen weergegeven, die voor het begrijpen van de 20 uitvinding van belang zijn.

Figuur 1 toont een telecommunicatiesysteem bevattende een eerste netwerk 1, het huidige netwerk waarop de gebruiker van een terminal 4 is aangesloten en een tweede netwerk 2 waarop de gebruiker van de terminal 4 wil worden aangesloten. Het telecommunicatiesysteem bevat tevens andere netwerken 3, die met het eerste netwerk 1 25 en het tweede netwerk 2 gekoppeld zijn, waarvan er voor de overzichtelijkheid maar één is getoond. Het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 zijn mobiele telecommunicatienetwerken werkend volgens bijvoorbeeld de GSM-standaard. De terminal 4 is een terminal geschikt voor mobiele communicatie. Het eerste netwerk 1 bevat zogenaamde Mobile Switching Centers (MSC) 10,12 en daarmee gekoppelde basisstations 30 100,102,104,106. Verder bevat het eerste netwerk 1 een zogenaamd Home Location

Register (HLR) 15, waarin gegevens van de op het netwerk aangesloten terminals zijn opgeslagen, voice mailboxen 17 behorend bij aangesloten terminals en een zogenaamd customer care systeem 19, waarmee al dan niet geautomatiseerd gegevens in het Home Location Register 15 kunnen worden aangepast en koppelingen tussen voice mailboxen 17 35 en telefoonnummers kunnen worden ingesteld. Het tweede netwerk 2 bevat ook zogenaamde Mobile Switching Centers (MSC) 20,22 en daarmee gekoppelde basisstations 200,202,204,206. Verder bevat het tweede netwerk 2 een zogenaamd Home Location 1006484 6

Register (HLR) 25, waarin gegevens van de op het netwerk aangesloten gebruikers zijn opgeslagen, voice mailboxen 27 behorend bij aangesloten gebruikers en een customer care systeem 29, waarmee al dan niet geautomatiseerd gegevens in het Home Location Register 25 kunnen worden aangepast en koppelingen tussen voice mailboxen 27 en 5 telefoonnummers kunnen worden ingesteld. De opbouw van het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 is slechts bij wijze van voorbeeld weergegeven en een andere opbouw van deze netwerken, met bijvoorbeeld een ander aantal Mobile Switching Centers of basisstations is zeker mogelijk. De andere netwerken 3 bevatten onder andere een geheugen 30 waarin de door het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 gebruikte 10 nummers zijn opgeslagen en daarmee gekoppeld routeringsinformatie, die aangeeft bij welk netwerk een nummer in gebruik is.

De gebruiker van de terminal 4 is initieel op het eerste netwerk 1 aangesloten. Hiertoe heeft de gebruiker de terminal 4 voorzien van een zogenaamde Subscriber Identification Module (SIM) 5net1, die hij bij registratie als abonnee van het eerste netwerk 15 1 van de beheerder van dit netwerk of van zijn service provider heeft ontvangen. Deze

Subscriber Identification Module 5net1 is een in de terminal 4 te plaatsen smart card, die onder andere een bij de gebruiker horende unieke identificatiecode IMSIn,,, bevat, die International Mobile Subscriber Identity (IMSI) nummer genoemd wordt. Dit nummer is niet bij de gebruiker maar alleen bij de netwerkbeheerder van het eerste netwerk 1 bekend. Het 20 wordt door de terminal 4 en het netwerk 1 gebruikt bij het uitwisselen van signalerings-berichten. Het IMSI-nummer IMSInet1 is opgeslagen in het Home Location Register 15 met daaraan gekoppeld het bij de terminal 4 behorende publiekelijk bekende (telefoon)nummer N. Verder is er in het eerste netwerk 1 optioneel een voice mailbox P met het nummer N gekoppeld.

25 Er wordt nu aangenomen, dat de gebruiker van de terminal 4 in plaats van op het eerste netwerk 1 op het tweede netwerk 2 wil worden aangesloten. De beheerder van dit netwerk verstrekt de gebruiker hiertoe rechtstreeks of via een intermediair, zoals bijvoorbeeld een service provider, een andere Subscriber Identification Module 5net2, bevattende een andere unieke identificatiecode IMSInet2. Vervolgens worden de stappen 30 van de in figuur 2 afgebeelde flow chart uitgevoerd. Deze stappen hebben de volgende betekenis: STAP: BETEKENIS:

35 300 START

302 ACTIVEER HET VERDERE NUMMER T

304 ACTIVEER VOICE MAILBOX M IN TWEEDE NETWERK GEKOPPELD MET T EN N

1006484 7

306 ACTIVEER DOORSCHAKELING IN EERSTE NETWERK VAN N NAAR T 308 UITLOGGEN UIT HET EERSTE NETWERK 310 INLOGGEN OP HET TWEEDE NETWERK 312 ACTIVEER N IN HET TWEEDE NETWERK 5 314 DEACTIVEER N IN EERSTE NETWERK

316 DEACTIVEER HET VERDERE NUMMER T 318 STOP

In stap 302 wordt in het tweede netwerk 2 een verder nummer T uit de 10 nummerreeks van het tweede netwerk 2 voor de gebruiker geactiveerd. Dit verdere nummer T is bij voorkeur slechts tijdelijk aan de gebruiker gerelateerd. Het activeren gebeurt door in het Home Location Register 25 van het tweede netwerk 2 het verdere nummer T aan de bij de gebruiker behorende identificatiecode IMSI^ te koppelen. Vervolgens wordt in stap 304 een voice mailbox M geactiveerd in het tweede netwerk 2, 15 die zowel gekoppeld is met het verdere nummer T als met het nummer N van de terminal 4. Vervolgens wordt in stap 306 door de gebruiker een doorschakeling geactiveerd van het nummer N van de gebruiker in het eerste netwerk 1 naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2. Hiertoe is de gebruiker door de netwerkbeheerder of service provider van het tweede netwerk 2 op de hoogte gesteld van het verdere nummer T. De 20 doorschakeling is een zich in het eerste netwerk 1 bevindende op zich bekende netwerkdienst. Vervolgens wordt, eventueel nadat de gebruiker voor de laatste keer berichten in zijn voice mailbox P in het eerste netwerk 1 heeft afgeluisterd, de terminal 4 uitgelogd uit het eerste netwerk 1 (stap 308) en ingelogd op het tweede netwerk 2 (stap 310). De stappen 306, 308 en 310 moeten direct naar elkaar worden uitgevoerd om de 25 bereikbaarheid optimaal te houden. Het uitloggen uit het eerste netwerk 1 gebeurt simpelweg door de terminal 4 uit te zetten. Het inloggen op het tweede netwerk 2 gebeurt door de Subscriber Identification Module 5net1 van het eerste netwerk 1 te vervangen door de Subscriber Identification Module 5net2 van het tweede netwerk 2 en daarna een op zich bekende inlogprocedure te doorlopen. Vervolgens wordt het nummer N van de terminal 4 30 in het tweede netwerk 2 geactiveerd (stap 312). Dit gebeurt door in het Home Location Register 25 van het tweede netwerk 2 het nummer N aan de bij de gebruiker behorende identificatiecode IMSIwt2 te koppelen. Vervolgens wordt het nummer N in het eerste netwerk 1 gedeactiveerd. Daarna wordt ook de voice mailbox P van de gebruiker in het eerste netwerk 1 gedeactiveerd. Vervolgens wordt het verdere nummer T gedeactiveerd 35 (stap 316). Dit gebeurt door de koppeling tussen het verdere nummer T en de identificatiecode IMSInet2 in het Home Location Register 25 te verbreken. In stap 316 wordt de bereikbaarheid van voice mailbox M via het verdere (tijdelijke) nummer T beëindigd. Het 1006484 8 verdere nummer T kan nu eventueel gebruikt worden voor nummerportabiliteitsprocedures van andere gebruikers. Tussen stap 312 en 314 moet in andere netwerken 3 in het telecommunicatiesysteem, die met het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 zijn gekoppeld de routeringsinformatie voor het geporteerde nummer N worden aangepast.

5 De stappen 306, 308 en 310 worden in het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld allemaal door de gebruiker van de terminal 4 uitgevoerd. Het zal echter duidelijk zijn, dat dit niet noodzakelijk is en dat de stap 306 ook, eventueel geautomatiseerd door een netwerkbeheerder zouden kunnen worden uitgevoerd door middel van de customer care systemen 19,29. In dat geval hoeft de gebruiker niet van het verdere nummer T op de 10 hoogte gesteld te worden. De stappen 302, 304, 312, 314 en 316 worden door de netwerkbeheerders uitgevoerd.

Tot en met het moment van activeren van het nummer N in het tweede netwerk 2 (stap 312), komen alle oproepen voor het nummer N nog binnen bij het eerste netwerk 1. Deze oproepen worden door het eerste netwerk 1 doorgeschakeld naar het verdere 15 nummer T in het tweede netwerk 2. Bij niet beantwoording worden ze doorgeschakeld naar de voice mailbox M.

In de periode tussen stap 312 en stap 314 moet de routeringsinformatie ROUT voor het nummer N in de netwerken 3, die met het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 zijn gekoppeld aan de nieuwe situatie worden aangepast. In deze periode 20 kunnen oproepen zowel bij het eerste netwerk 1 als bij het tweede netwerk 2 terecht komen. Dit hangt er vanaf of de routeringsinformatie ROUT behorend bij telefoonnummer N in het netwerk 3 waar de oproep vandaan komt al is aangepast. Als dit nog niet gebeurd is, komt de oproep binnen bij het eerste netwerk 1. Als dit wel gebeurd is, komt de oproep binnen bij het tweede netwerk 2. Indien een oproep voor nummer N binnenkomt bij het 25 eerste netwerk 1, wordt deze doorgeschakeld naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2. Als de oproep binnenkomt bij het tweede netwerk 2 wordt deze direct gerouteerd naar het nummer N.

In de periode na stap 314 is het nummer N alleen in het tweede netwerk 2 geactiveerd en horen alle oproepen, als de beheerders van de verdere netwerken 3 de 30 routeringsinformatie ROUT behorend bij het nummer N hebben aangepast, bij het tweede netwerk 2 binnen te komen. De doorschakeling tussen het nummer N in het eerste netwerk 1 en het verdere nummer T in het tweede netwerk 2 verdwijnt automatisch door deactivering van het nummer N in het eerste netwerk 1.

De gebruiker is dus continu bereikbaar. Oproepers kunnen gewoon het permanente 35 telefoonnummer N van de gebruiker gebruiken tijdens de nummerportabiliteitsprocedure.

Het verdere nummer T, dat slechts tijdelijk aan de gebruiker gekoppeld is, wordt alleen aan de gebruiker van de terminal 4 bekend gemaakt, als deze zelf de doorschakeling van het 1006484 9 nummer N in het eerste netwerk 1 naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2 activeert. Als deze doorschakeling, eventueel geautomatiseerd, door de netwerkbeheerder wordt geactiveerd, hoeft de gebruiker zelfs niet van het verdere nummer T op de hoogte te zijn. De gebruiker heeft er geen belang bij om dit tijdelijke nummer T verder te 5 verspreiden, omdat hij immers van nummerportabiliteit gebruik maakt. Het verdere nummer T zou in netwerken die de diensten CLIP (Calling Line Identification and Presentation) en/of COLP (Connected Line Presentation) ondersteunen ongewild bij andere personen dan de gebruiker bekend kunnen worden. In het eerste geval wordt, als het verdere nummer T geactiveerd is en de gebruiker belt zelf een ontvangende partij op, bij 10 deze ontvangende partij het tijdelijke nummer T getoond. Dit kan worden voorkomen door de op zich bekende dienst CUR (Calling Line Identification Registration) te activeren in het tweede netwerk 2 gedurende de tijd dat het tijdelijke nummer T aan de identificatiecode IMSIrat2 gekoppeld is. In het tweede geval krijgt een oproeper, die de terminal 4 oproept en via het eerste netwerk 1 wordt doorgeschakeld naar het tijdelijke nummer T in het tweede 15 netwerk 2 dit tijdelijke nummer T te zien. Dit kan worden voorkomen door bij het activeren van de doorschakeling in het eerste netwerk 1 van het nummer N naar het tijdelijke nummer T ook de op zich bekende dienst COLR (Connected Line Restriction) te activeren in het eerste netwerk 1.

Figuur 3 toont een telecommunicatiesysteem bevattende een eerste netwerk 1, 20 het huidige netwerk waarop de gebruiker van een telecommunicatie-terminal 4 is aangesloten en een tweede netwerk 2 waarop de gebruiker van de terminal 4 wil worden aangesloten. Het telecommunicatiesysteem bevat tevens andere netwerken 3, die met het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 gekoppeld zijn, waarvan er voor de overzichtelijkheid maar één is getoond. Het eerste netwerk 1 is bijvoorbeeld een vast 25 telecommunicatienetwerk waarop via één of andere manier van bekabelen een aansluiting naar de gebruiker aanwezig is met een aansluitpunt A voor het aansluiten van telecommunicatieapparatuur. Het tweede netwerk 2 is bijvoorbeeld een vast telecommunicatienetwerk werkend volgens de ISDN-standaard waarop via een geschikte manier van bekabelen de gebruiker een aansluiting heeft of gaat krijgen met een aansluitpunt B. In 30 sommige gevallen zijn de twee aansluitpunten A en B fysiek hetzelfde. De terminal 4 is een terminal geschikt voor draadgebonden communicatie, bijvoorbeeld een ISDN-terminal. De andere netwerken 3 bevatten onder andere een geheugen 30 waarin de door het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 gebruikte nummers zijn opgeslagen en daarmee gekoppeld routeringsinformatie, die aangeeft bij welk netwerk een nummer in gebruik is.

35 Er wordt nu aangenomen, dat de gebruiker van terminal 4 in plaats van op het eerste netwerk 1 op het tweede netwerk 2 wil worden aangesloten. De beheerder van netwerk 2 heeft hiervoor een voor netwerk 2 geschikt bekabeling aangelegd of maakt 1006484 10 gebruik van reeds bestaande aangelegde bekabeling naar het tweede aansluitpunt B. Vervolgens worden de stappen van de in figuur 4 af geheelde flow chart uitgevoerd. Deze stappen hebben de volgende betekenis: 5 STAP: BETEKENIS:

400 START

402 ACTIVEER HET VERDERE NUMMER T IN HET TWEEDE NETWERK 406 ACTIVEER DOORSCHAKELING IN EERSTE NETWERK VAN N NAAR T 10 408 LOSKOPPELEN VAN TERMINAL VAN HET EERSTE NETWERK

410 AANSLUITEN VAN TERMINAL OP HET TWEEDE NETWERK 412 ACTIVEER N IN HET TWEEDE NETWERK 414 DEACTIVEER N IN EERSTE NETWERK 416 DEACTIVEER HET VERDERE NUMMER T 15 418 STOP

In stap 402 wordt in het tweede netwerk 2 een verder nummer T uit de nummerreeks van het tweede netwerk 2 voor de gebruiker geactiveerd. Het activeren gebeurt in het tweede netwerk 2 volgens de ge-eigende indienststelling van nummers in 20 dit netwerk. Vervolgens wordt in stap 406 een doorschakeling geactiveerd van het nummer N van de gebruiker in het eerste netwerk 1 naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2. De doorschakeling is een zich in het eerste netwerk 1 bevindende op zich bekende netwerkdienst. Vervolgens wordt terminal 4 afgekoppeld van het eerste netwerk 1 (stap 408) door het loskoppelen van de terminal 4 van het aansluitpunt (A) en 25 aangekoppeld op het tweede netwerk 2 (stap 410) door het verbinden van de terminal 4 met het tweede aansluitpunt (B). In het geval dat de twee aansluitpunten fysiek hetzelfde zijn, dan zullen de stappen (406), (408) en (410) uitgevoerd worden door de netwerkbeheerder van het (gemeenschappelijke) aansluitpunt. De stappen 406, 408 en 410 moeten direct naar elkaar worden uitgevoerd om de bereikbaarheid optimaal te 30 houden. Vervolgens wordt het nummer N in het tweede netwerk 2 geactiveerd (stap 412). Dit gebeurt door via de aanvullende netwerkdienst MSN (Multiple Subscriber Number) een tweede MSN nummer te koppelen aan de aansluiting in het tweede netwerk. Dit kan gebeuren door middel van een niet in de figuur getoond customer care systeem in het tweede netwerk 2. Vervolgens wordt het nummer N in het eerste netwerk 1 gedeacti-35 veerd volgens de voor nummerportabiliteit in het eerste netwerk 1 ge-eigende methode (stap 414). Vervolgens wordt het verdere nummer T gedeactiveerd (stap 416). Dit gebeurt door het nummer T te verwijderen uit de verzameling MSN nummers behorende bij de 100 6484 11 betreffende aansluiting in het tweede netwerk 2. Het verdere nummer T kan nu eventueel gebruikt worden voor nummerportabiliteïtsprocedures van andere gebruikers. Tussen stap 412 en 414 moet in andere netwerken 3 in het telecommunicatiesysteem, die met het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 zijn gekoppeld de routeringsinformatie voor het 5 geporteerde nummer N worden aangepast.

De stap 406 wordt in het geval er twee fysiek verschillende aansluitpunten zijn in het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld door de gebruiker van terminal 4 uitgevoerd. Het zal echter duidelijk zijn, dat dit niet noodzakelijk is en dat deze stap ook, eventueel geautomatiseerd door een netwerkbeheerder kan worden uitgevoerd. In het geval de twee 10 aansluitpunten A en B hetzelfde zijn, dan zullen de drie stappen 406, 408, en 410 alle in snelle opeenvolgende stappen door de netwerkbeheerder van het aansluitpunt uitgevoerd dienen te worden. De stappen 402, 412, 414 en 416 worden door de netwerkbeheerders uitgevoerd.

Vanaf het moment van aankoppelen van de gebruiker op het tweede netwerk 2 15 (stap 410) tot en met het moment van activeren van het nummer N in het tweede netwerk 2 (stap 412), komen alle oproepen voor het nummer N nog binnen bij het eerste netwerk 1. Deze oproepen worden door het eerste netwerk 1 doorgeschakeld naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2.

In de periode tussen stap 412 en stap 414 moet de routeringsinformatie ROUT 20 voor het nummer N in de netwerken 3, die met het eerste netwerk 1 en het tweede netwerk 2 zijn gekoppeld aan de nieuwe situatie worden aangepast. In deze periode kunnen oproepen zowel bij het eerste netwerk 1 als bij het tweede netwerk 2 terecht komen. Dit hangt er vanaf of de routeringsinformatie ROUT behorend bij telefoonnummer N in het netwerk 3 waar de oproep vandaan komt al is aangepast. Als dit nog niet gebeurd 25 is, komt de oproep binnen bij het eerste netwerk 1. Als dit wel gebeurd is, komt de oproep binnen bij het tweede netwerk 2. Indien een oproep voor nummer N binnenkomt bij het eerste netwerk 1, wordt deze doorgeschakeld naar het verdere nummer T. Als de oproep binnenkomt bij het tweede netwerk 2 wordt deze direct gerouteerd naar het nummer N.

In de periode na stap 414 is het nummer N alleen in het tweede netwerk 2 30 geactiveerd en horen alle oproepen, als de beheerders van de verdere netwerken 3 de routeringsinformatie behorend bij het nummer N hebben aangepast, bij het tweede netwerk 2 binnen te komen. De doorschakeling tussen het nummer N in het eerste netwerk 1 en het verdere nummer T in het tweede netwerk 2 verdwijnt automatisch door deactivering van het nummer N in het eerste netwerk 1.

35 De gebruiker is dus continu bereikbaar. Oproepers kunnen gewoon het permanente telefoonnummer N van de gebruiker gebruiken tijdens de nummerportabiliteitsprocedure.

Het verdere nummer T, dat slechts tijdelijk aan de gebruiker gekoppeld is, wordt alleen aan 1006484 12 de gebruiker van het apparaat 4 bekend gemaakt, als deze zelf de doorschakeling van het nummer N in het eerste netwerk 1 naar het verdere nummer T in het tweede netwerk 2 activeert. Als deze doorschakeling, eventueel geautomatiseerd, door de netwerkbeheerder wordt geactiveerd, hoeft de gebruiker zelfs niet van het verdere nummer T op de hoogte 5 te zijn. Het verdere nummer T zou in netwerken die de dienst CLIP (Calling Line Identification and Presentation) ondersteunen ongewild bij andere personen dan de gebruiker bekend kunnen worden. In dit geval wordt, als het verdere nummer T geactiveerd is en de gebruiker belt zelf een ontvangende partij op, bij deze ontvangende partij het tijdelijke nummer T getoond. Dit kan worden voorkomen door de op zich bekende 10 dienst CLIR (Calling Line Identification Registration) te activeren in het tweede netwerk 2 gedurende de tijd dat het tijdelijke nummer T aan de aansluiting gekoppeld is.

Het zal deskundigen duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en dat vele wijzigingen en aanvullingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo is het zeker mogelijk de werkwijze 15 volgens de uitvinding toe te passen bij mobiele telecommunicatienetwerken, die werken volgens een andere standaard dan GSM en bij vaste telecommunicatienetwerken, die werken volgens een andere standaard dan ISDN. Ook is het mogelijk de werkwijze toe te passen, als een gebruiker bij eenzelfde netwerkbeheerder blijft maar wel van (lokaal) netwerk verandert, zoals bijvoorbeeld bij een verhuizing.

100 6484

Claims

1. Werkwijze voor het porteren van een nummer (N) van een gebruiker van een eerste netwerk (1) naar een tweede netwerk (2), waarin het nummer (N) eerst in het tweede netwerk (2) wordt geactiveerd en vervolgens in het eerste netwerk (1) wordt 5 gedeactiveerd, met het kenmerk, dat er in het tweede netwerk (2) een verder nummer (T) voor de gebruiker geactiveerd wordt, dat er vervolgens een doorschakeling van het nummer (N) in het eerste netwerk (1) naar het verdere nummer (T) in het tweede netwerk (2) geactiveerd wordt, en, dat de gebruiker vervolgens aankoppelt of aangekoppeld wordt op het tweede netwerk (2).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat er in het tweede netwerk (2) tevens een voice mailbox (M) wordt geactiveerd, die gekoppeld is aan zowel het nummer (N) van de gebruiker in het tweede netwerk (2) als aan het verdere nummer (T).

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tweede netwerk (2) een netwerk voor mobiele communicatie is, en dat in het tweede netwerk (2) het verdere 15 nummer (T) en het nummer (N) van de gebruiker aan één identificatiecode (IMSInet2) van een mobiele terminal (4) van de gebruiker gekoppeld zijn.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tweede netwerk (2) een netwerk voor draadgebonden communicatie is en, dat in het tweede netwerk (2) het verder nummer (T) en het nummer (N) van de gebruiker aan één aansluiting van de 20 gebruiker zijn gekoppeld.

5. Netwerk (2) voor mobiele communicatie, met het kenmerk, dat het netwerk (2) middelen (29) bevat voor het koppelen van een nummer (N) en een verder nummer (T) aan één enkele identificatiecode (IMSInet2) van een terminal (4) in geval van een nummerportabiliteitsprocedure.

6. Netwerk (2) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het netwerk (2) verder middelen (29) bevat voor het koppelen van één enkele voice mailbox (M) aan het nummer (N) en het verdere nummer (T).

7. Netwerk (2) voor draadgebonden communicatie, met het kenmerk, dat het netwerk (2) middelen bevat voor het koppelen van een nummer (N) en een verder nummer 30 (T) aan één aansluiting in het geval van een nummerportabiliteitsprocedure. 100 6484