NL1003317C2 - Hopperschip. - Google Patents
Hopperschip. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003317C2 NL1003317C2 NL1003317A NL1003317A NL1003317C2 NL 1003317 C2 NL1003317 C2 NL 1003317C2 NL 1003317 A NL1003317 A NL 1003317A NL 1003317 A NL1003317 A NL 1003317A NL 1003317 C2 NL1003317 C2 NL 1003317C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- hopper
- vessel according
- inflow
- space
- inlet opening
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F7/00—Equipment for conveying or separating excavated material
- E02F7/04—Loading devices mounted on a dredger or an excavator hopper dredgers, also equipment for unloading the hopper
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F7/00—Equipment for conveying or separating excavated material
- E02F7/06—Delivery chutes or screening plants or mixing plants mounted on dredgers or excavators
- E02F7/065—Delivery chutes or screening plants or mixing plants mounted on dredgers or excavators mounted on a floating dredger
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Underground Or Underwater Handling Of Building Materials (AREA)
Description
Nr. 1003317 Hopperschip.
De uitvinding heeft betrekking op een hopperschip voor ontvangst, opslag en afgifte van baggerspecie, omvattend middelen voor het toevoeren van een baggerspe-cie/watermengsel naar de hopperruimte en middelen voor het 5 afvoeren van water uit de hopperruimte, waarbij de afvoer-middelen tenminste een afvoerbuis omvatten, die voert naar buiten het schip en die een inlaatopening heeft, die nabij de waterspiegel in de hopperruimte opgesteld kan worden.
Een dergelijk hopperschip kan een zelfvarend 10 vaartuig zijn of een te slepen bak. In de vorm van een vaartuig kunnen de toevoermiddelen de vorm bezitten van een sleepkop/zuigbuis/pomp/persbuis, in welk geval sprake is van een zogenaamde sleephopperzuiger.
Bij het met behulp van tijdelijke opslag in 15 hopperschepen uitvoeren van baggerwerkzaamheden zal men steeds streven naar een - voorzover de vaarwegdiepte dat toelaat - zo groot mogelijke beladingsgraad met specie. Daartoe laat men vanaf een of meer plaatsen nabij de bovenzijde van de hopperruimte - of, in het geval van in 20 hoogte verstelbare afvoermiddelen, nabij de waterspiegel in de hopperruimte (zie bijvoorbeeld Nederlandse octrooiaanvrage 77.07770) - water wegvloeien, welk water als dragermedium voor de specie heeft gediend en als gevolg van bezinking van de specie vanzelf in meer bovengelegen 25 gebieden van de hopperruimte inneemt. Als een gevolg van ,1003317* 2 de voor de speciedeeltjes benodigde bezinktijd, die vergroot wordt als gevolg van stromingen van turbulenties in het mengsel dat aanwezig is in de hopperruimte, zal het water dat zich nabij de inlaatopening bevindt nog vele 5 fijne speciedeeltjes bevatten.
Wanneer dit afvoerwater afgegeven is aan het water dat het hopperschip omgeeft, zal het geruime tijd duren voordat de fijne speciedeeltjes daaruit zijn neergeslagen. Deze duur wordt nog verlengd, indien met het 10 afgevoerde water ook lucht is meegesleurd. Deze lucht zal nadat het afvoerwater in het omgevende water terecht gekomen is omhoog kunnen ontwijken en dan sleepkrachten uitoefenen op de fijne speciedeeltjes, waardoor de bezinktijd daarvan wordt vergroot. De aanwezigheid van lucht is 15 bovendien nadelig omdat dit metingen in het afvoerwater bemoeilijkt. Tenslotte is de aanwezigheid van lucht nadelig, omdat dat de plaats inneemt van water dat anders afgevoerd had kunnen worden en derhalve de afvoercapaci-teit kan verlagen.
20 Het meesleuren van lucht heeft men in verleden trachten te voorkomen middels een afvoer, die haar vaste ingang heeft nabij, doch beneden de waterspiegel in de hopperruimte, in de zijwand daarvan, en welke zich verticaal uitstrekt tot een uitmonding in de kiel van het 25 hopperschip. Nabij de uitmonding bevindt zich een regel-klep, waarmee de hoogte van de waterspiegel in de afvoer ingesteld kan worden, en wel zodanig dat de ingang van de afvoer zich steeds onder water zal bevinden, zodat geen lucht meegesleurd zal worden. Bij deze oplossing is be-30 zwaarlijk dat de regelklep aangebracht is op een niet goed toegankelijke plaats, hetgeen controle en vervanging moeilijk maakt. Bovendien is een dergelijke regeling nogal moeilijk betrouwbaar en zeker uit te voeren.
Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 75.09746 is 35 een sleephopperzuiger bekend die voorzien is van een afvoerconstructie, gevormd door een paar open overloop-goten die af voeren naar een overloopstortkoker. Voor de 10 0 331 7· 3 inlaat van de koker is een geregelde schuif geplaatst, met behulp waarvan de vloeistof in de aangrenzende overloop-goot op een niveau gehouden kan worden dat hoger ligt dan de inlaat, zodat een verdronken afvoer gerealiseerd wordt 5 en instroming van luchtbellen wordt voorkomen. Het automatisch regelen van de instelling van de schuif is lastig omdat de regeling werkt op basis van vloeistofniveaus welke mede als gevolg van scheepsbewegingen vrij sterk variëren. Bovendien werkt de schuif de afvoer van het 10 overvloeiwater tegen en deze tegendruk kan alleen worden overwonnen met een verhoging van het vloeistofniveau voor de schuif. Het vloeistofniveau voor de schuif kan echter nooit hoger staan dan het vloeistofniveau in het beun van de hopper.
15 De schuif kan zelfs tot gevolg hebben dat de schil water in het beun van de hopper groter is dan bij een ongehinderde afvoer en daardoor oorzaak van het eerder afbreken van het laadproces als gevolg van het eerder bereiken van de maximum laadcapaciteit. Het ruimtebelang 20 en het gewicht van de bekende afvoerconstructie zijn groot, hetgeen ten koste gaat van het nuttig draagvermogen van de hopper.
De uitvinding heeft nu tot doel een hopperschip van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee 25 met eenvoudige constructieve maatregelen het meesleuren van lucht in de afvoermiddelen voor het water uit de hopperruimte tot een minimum kan worden teruggebracht. Hiertoe wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat de afvoerbuis bovenstrooms van de inlaatopening voorzien is 30 van een toestroomconstructie, die een op afstand boven de ingangsopening geplaatst luchtdicht scherm omvat, dat zich in horizontale richting tot een plaats buiten de inlaatopening uitstrekt en aldaar overgaat in een neerhangend schermgedeelte. Hiermee wordt als het ware een kap op 35 afstand boven de inlaatopening geplaatst, welke kap lucht-toetreding naar het gebied boven danwel over de inlaatopening in zowel verticale als horizontale richting verhin- 1003317 ' 4 dert. Hierdoor kan ook de waterspiegel direct boven de inlaatopening hoger komen te liggen dan de waterspiegel in de rest van de hopperruimte. Hierdoor kan de vleihoogte -dat is de verticale afstand tussen de waterspiegel in de 5 hopperruimte en de inlaatopening gering - blijven bij voldoende afvoer, zodat zoveel mogelijk water uit de bovenste lagen uit de hopperruimte kan worden afgevoerd en de lager gelegen lagen met hogere specieconcentratie in de hopperruimte nauwelijks geroerd zullen worden, zodat de zich in 10 die lagen bevindende speciedeeltjes de gelegenheid krijgen om tot bezinking te komen. Voorts kan men de toe-stroomconstructie volgens de uitvinding ook bij een gering drukverschil tussen hopperruimte en het schip omgevende water voldoende afvoercapaciteit bereikt worden.
15 In een eerste verdere ontwikkeling van de toe- stroomconstructie volgens de uitvinding reikt het neerhangende schermgedeelte tot beneden de inlaatopening.
In een tweede voordelige verdere ontwikkeling volgens de uitvinding is de toevoerconstructie voorzien 2 0 van een overlaat, en strekt het scherm zich aan de boven-stroomse zijde uit tot aan een plaats voor de kruin van de overlaat en gaat deze aldaar over in het neerhangende schermgedeelte. Met behulp van de overlaat, die bij voorkeur een schuin opstaand aanstroomvlak heeft, zal de 25 inkomende stroming in de toestroomconstructie omhoog worden gebogen zodat initieel aanwezige lucht in de "kapconstructie" kan worden meegesleurd tot in de inlaatopening.
Hierbij zullen bovendien de stroomlijnen in de 30 ingang van de toestroomconstructie meer horizontaal gericht kunnen zijn, en derhalve speciedeeltjes in lagen daar beneden minder geroerd worden.
Bij voorkeur is de onderrand van het neerhangende schermgedeelte nagenoeg op het niveau van de kruin van 35 de overlaat gelegen. Hiermee kan bereikt worden, dat bij een ten opzichte van de overlaat/onderrand van het neerhangende schermgedeelte stijgende waterspiegel in de 5 hopperruimte, op een gegeven moment, wanneer die waterspiegel tot voorbij de onderrand van het neerhangende schermgedeelte is gekomen, de toestroomconstructie in werking treedr en uit zichzelf gaan functioneren op de 5 bovengenoemde wijze.
Het stromingspatroon in de toestroomconstructie kan nog verder verbeterd worden indien de overlaat aan zijn bovenstroomse zijde bij zijn voet overgaat in een bij voorkeur horizontaal gerichte aanstroomplaat. Evenzo kan 10 de onderrand van het neerhangende schermgedeelte voorzien zijn van een in bovenstroomse richting gekeerde aanstroomplaat . Daardoor wordt bovendien eventuele meesleuring van lucht verder voorkomen.
Hopperschepen hebben gewoonlijk een langwerpige 15 hopperruimte, waarbij het mengsel wordt afgegeven aan één eind, aan twee einden of in het midden, en waarbij dan respectievelijk aan het andere eind een overvloei, in het midden een overvloei of aan beide einden een overvloei aanwezig is. Volgens een verdere ontwikkeling van de 20 uitvinding heeft het in dat geval de voorkeur dat de toestroomconstructie in hoofdzaak gelegen is aan de zijde van de inlaatopening die naar de afgiftemiddelen gekeerd is. Hierdoor is de ontvangstzijde van de toestroomconstructie gericht om water te ontvangen dat althans tenmin-25 ste nagenoeg de halve (en in één opstelling de volledige) lengte-afstand van de hopperruimte heeft doorlopen, en derhalve van veel van speciedeeltjes ontdaan kan zijn. Het is daarbij verder voordelig indien de toestroomconstructie aan de andere zijde van de afvoeropening gesloten is. 30 Hierdoor wordt de waterafvoer niet gestoord door dichts-heidsstromen, die optreden in het water/speciemengsel in lagergelegen gebieden, welke dichtheidsstromingen in de lengterichting van de hopperruimte verlopen en een opwaartse component hebben na aankomst tegen de wand van de 35 hopperruimte waar de afvoermiddelen gelegen zijn.
Het heeft verder de voorkeur dat de overlaat zich in hoofdzaak dwars op de lengte-as van de hopperruim- 1003317« 6 te uitstrekt. Hierdoor wordt een gelijkmatig stromings-beeld in de toestroomconstructie bevorderd. Het is daarbij constructief voordelig om de toestroomconstructie zich over althans nagenoeg de volledige breedte op de water-5 spiegel van de hopperruimte uit te laten strekken. Opzij is de toestroomconstructie bij voorkeur gesloten.
Bij dergelijke uitvoeringen van toestroomcon-structies wordt wervelvorming - en daardoor optredende verstoring van het bezinkproces - vergaand voorkomen.
10 Opgemerkt wordt dat de Nederlandse octrooiaan vrage 70.06965 betrekking heeft op een sleephopperzuiger die voorzien is van zogenoemde vloeihevels, elk voorzien van een drijver, een op het mengsel drijvende mond, een flexibel verbindingsstuk en een afvoerleiding met afslui-15 ter. De bedoeling is dat een stroming gericht wordt naar de vloeihevels, waardoor echter de overloopverliezen kunnen toenemen. Door wijziging van het vloeistofniveau varieert de afzuigdiepte ten opzichte van het vloeistofniveau, evenals de afzuigrichting ten opzichte van de aan-20 stroomrichting. De afzuigrichting is daarbij hoofdzaak verticaal gericht, zodat er aanzienlijke ontgrondingskui-len ter plaatse van de instroomopeningen zullen ontstaan. Door de relatief kleine aanzuigopeningen is de intreesnel-heid aanzienlijk en zal de stroom veel vaste deeltjes 25 bevatten. Voor een groot werkbereik (=niveauverschil) zijn relatief lange armen nodig en relatief grote (zware) drijvers. Door de lange armen neemt de nuttige bezinkleng-te in het beun af.
Vanuit een ander aspect heeft de uitvinding 30 betrekking op het meten van de concentratie van specie in het afgevoerde water, waarbij de meetmiddelen een radioactieve bron omvatten.
Het is bekend om dergelijke metingen met behulp van een radio-actieve bron en een ontvanger uit te voeren. 35 De radio-actieve bron is daarbij aan één zijde van een leiding aangebracht en de ontvanger op de tegenoverliggende zijde van de leiding. Uit veiligheidsoverwegingen is de 1υυ3317« 7 radio-actieve bron omgeven door een loden mantel, en is tussen de wand van de leiding en de radio-actieve bron een stralingspoort aangebracht, die dicht- of opengezet kan worden. Aan de ontvangstzijde bevinden zich bijvoorbeeld 5 Geiger-Müller-buizen, die eveneens zijn omgeven door een loodscherm.
Uit veiligheidsoverwegingen dient men de sterkte van de bron beperkt te houden, en daardoor zijn metingen over een afstand van meer dan ongeveer 1 meter niet zo 10 betrouwbaar als ze wel zouden moeten zijn.
Volgens de uitvinding wordt hierin verbetering gebracht, doordat de meetmiddelen een radio-actieve bron omvatten, die tussen en op afstand van twee ontvangers geplaatst is. Hierdoor wordt met een enkele bron in twee 15 meetrichtingen gemeten, waardoor in feite met dezelfde bron een dubbele meetafstand bereikbaar is. Aldus zou ook betrouwbaar gemeten kunnen worden ter plaatse van doorlaten met een grote doorstroombreedte, van meer dan 1 meter.
Een dergelijke meetopstelling kan op voordelige 20 wijze gecombineerd worden met de toestroomconstructie volgens de uitvinding, in het bijzonder wanneer deze een ingang met een recht verloop heeft, in het bijzonder dwars op de hartlijn van de hopperruimte staat. Zo kan de bron geplaatst worden benedenstrooms het neerhangende schermge-25 deelte en bijvoorbeeld met behulp van spijlen in het midden van de toestroomconstructie, in dwarsrichting beschouwd, bevestigd zijn. De ontvangers worden dan aan weerszijden daarvan, eveneens bijvoorbeeld met behulp van spijlen bevestigd, op 1 è 1,5 meter van de bron opgesteld. 30 In een dergelijke opstelling zal de bron radio-actieve straling afgeven in twee tegengestelde richtingen in hoofdzaak dwars op de stroomlijnen in de toestroomconstructie .
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de 35 hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen.
Getoond wordt in: 100 33 1 7-« 8 figuur 1 een sleephopperzuiger met een afvoerin-richting voor water volgens de uitvinding, in zij-aanzicht ; figuur 2 een bovenaanzicht op de sleephopperzui-5 ger van figuur 1; figuur 3 een schematische doorsnede van de sleephopperzuiger van de figuren 1 en 2, waarbij twee alternatieve afvoerinrichtingen voor water volgens de uitvinding zijn weergegeven; 10 figuren 4 A en 4B bovenaanzichten op de toe- stroomconstructies van de beide alternatieve uitvoeringen weergegeven in figuur 3; figuur 5 een schematische dwarsdoorsnede van de toestroomconstructies van de figuren 4A en 4B; en 15 figuur 6 een verdere alternatieve uitvoering van de toestroomconstructie volgens de uitvinding.
In figuur 1 is de sleephopperzuiger 1 weergegeven met hopperruimte 2, waarin via sleepkop 4, zuigbuis 3, pomp 6 en horizontale stortgoot 7 en uitvloeigoot 8 aange-20 voerde specie (zand of slib)/watermengsel ontvangen kan worden. De uitvloeigoten 8 zijn in dit geval gericht naar het hek van het schip, en monden uit nabij het achterste eind van de hopperruimte 2. Bij voortbeweging in de richting A zullen de sleepkoppen 4 een laag specie van de 25 waterbodem op kunnen nemen.
Nabij het vooreind van de hopperruimte 2 bevinden zich twee afvoerinrichtingen 9 met afvoerbuizen 10 en toestroomconstructies 11 volgens de uitvinding, die hieronder besproken zullen worden. De beide afvoerinrichtingen 3 0 zijn in de hopperruimte 2, aan weerszijden van het symme-trievlak S geplaatst en bezetten bijna de volledige breedte van de hopperruimte 2.
In figuur 3 is een en ander in dwarsdoorsnede aanschouwelijker gemaakt. Hierbij zijn twee alternatieven 35 voor de afvoerinrichting volgens de uitvinding weergegeven. De linker afbeelding, in bovenaanzicht weergegeven in figuur 4B, is vormgegeven om omhoog naast de bovenrand 14 10033 1 7 1 9 van de hopperruimte 2 te kunnen steken. De toestroomcon-structie 10 van de rechts in figuur 3 weergegeven afvoer-inrichting, in bovenaanzicht weergegeven in figuur 4A, is breder en meer symmetrisch ten opzichte van de afvoerbuis 5 11. De rechter toestroomconstructie 10 kan weliswaar niet zo hoog reiken als de linker toestroomconstructie, maar heeft een bredere toegangsopening voor het af te voeren water. Bij een vergelijkbaar afvoerdebiet kan men dan met een kleinere hoogte van de waterspiegel in de hopperruimte 10 2 boven de overlaat (zie nog hieronder) volstaan, zodat meer beneden gelegen lagen minder geroerd zullen worden als gevolg van turbulentie en (verticale) stromingen in het water.
In figuur 3 is schematisch weergegeven dat de 15 afvoerinrichtingen 9 verstelbaar zijn in de richting B. Dit is op zich uit de stand van de techniek (Nederlandse octrooiaanvrage 77.07770) bekend, zodat hier niet nader op wordt ingegaan. De afvoerbuis 11 kan water af geven in de richting C door een uitmonding, bijvoorbeeld in de kiel 13 20 van de hopperzuiger 1.
Thans wordt de toestroomconstructie 10 nader besproken aan de hand van de figuren 4A, 4B en figuur 5. De toestroomconstructie is in hoofdzaak opgebouwd uit een horizontale bodemplaat 15, die zich om de horizontale 25 ingangs- of inlaatopening 29 van de afvoerbuis 11 uitstrekt en aan beide zijden aan opstaande zijwanden 21 en aan de achterzijde aan opstaande achterwand 17 grenst die gevormd is om het uit de richting D toestromende water zoveel mogelijk te geleiden naar de inlaatopening 29. Aan 30 de voorzijde gaat de plaat 15 over in een aanstroomplaat 22, terwijl een bovenplaat 16 aan de voorzijde overgaat in een neerhangende plaat 18. Tussen de onderrand 40 van de neerhangende plaat 18 en de bodemplaat 15 is in breedte-richting een verticaal-spleetvormige instroomopening 41 35 bepaald. Benedenstrooms van de instroomopening 41 is op de bodemplaat 15 een overlaat 19 bevestigd, die zich schuin opwaarts uitstrekt onder een hoek ot, welke hoek gekozen 100 33 1 7* 10 kan worden met het oog op gewenste optimale stromingsba-nen. De bovenrand of kruin 42 van de over laat 19 ligt hierbij op dezelfde hoogte als of is hoger dan de onderrand 40 van de neerhangende plaat 18.
5 De uit de richting D toestromende watermassa zal versneld worden en in hoofdzaak de stroomlijn E volgen, en de aanvankelijk in de ruimte beneden de bovenplaat 16 aanwezige lucht meesleuren door de inlaatopening 29 en afvoerbuis 11 heen. In de door de toestroomconstructie 10 10 gevormde kast zal als gevolg van de neerhangende plaat 18 nauwelijks of geen lucht worden toegevoerd, waarbij de eventuele, zich horizontaal op de tekening gezien naar rechts uitstrekkende instroomplaat 20 kan helpen. Ook verstoringen in de waterspiegel in de hopperruimte - zoals 15 zich in langsrichting voortplantende korte golven - zullen een verminderde tijdelijke invloed hebben op de afvoer. Golfdalen zullen alleen tijdens passage van het neerhangende scherm luchttoetreding naar de ruimte boven de inlaatopening kunnen veroorzaken.
20 Het verlengde bodemgedeelte 22 schermt de in- stroomopening 41 af van daar beneden gelegen gebieden, zodat stroomversnellingen nabij de instroomopening geen grote invloed zullen hebben op lager gelegen gebieden, zodat nauwelijks opwaartse stromingen gegenereerd zullen 25 worden, die het reeds bezonken materiaal 30 zullen kunnen opwervelen.
De delen 22, 18 en 19 staan loodrecht op de aanvoerstroomrichting D, zodat ook daardoor neveneffecten zoals wervelen zoveel mogelijk voorkomen worden.
30 Door de afscherming tegen de buitenlucht van het water dat door de inlaatopening 29 in de afvoerbuis 11 verdwijnt, wordt op vergaande wijze voorkomen dat in het afgevoerde water lucht aanwezig is. Hierdoor is een hoger afvoerdebiet bereikbaar, is concentratiemeting in de 35 afvoer betrouwbaarder uit te voeren en wordt het bezinken van eventueel meegevoerde specie buiten de hopperzuiger minder gehinderd. Bovendien kan als gevolg van de hoofdza- 1003317 11 kelijke afwezigheid van lucht eventueel kortstondig een onderdruk in de afvoerinrichting kunnen ontstaan, hetgeen een geforceerde waterstroom en daarmee (tijdelijke) vergroting van het afvoergebied tot gevolg heeft.
5 Voor een fijnregeling van de hevelwerking heeft het de voorkeur indien de neerhangende plaat ter plaatse van horizontale scharnier 31 scharnierbaar bevestigd is aan de bovenplaat 16. Daarbij zullen (niet weergegeven) middelen aanwezig zijn voor verstelling van de hoekstand 10 van de neerhangende plaat 18 ten opzichte van de bovenplaat 16. Door verdraaiing van de neerhangende plaat 18 zal de hoogte van de onderrand 40 daarvan ten opzichte van de waterspiegel danwel ten opzichte van de kruin 42 (in het geval de overlaat 19 aanwezig is) ingesteld kunnen 15 worden. Een en ander geschiedt bij voorkeur op een traploze wijze. De verticale afstand tussen de onderrand 40 en de kruin 42 kan alternatief ook ingesteld worden door de kruinhoogte van de overlaat 19 te verstellen. Dit kan, in het geval de overlaat de vorm heeft van plaat 19, plaats-2 0 vinden door vergroting of verkleining van de hoek a door met behulp van (niet weergegeven) middelen de plaat 19 om scharnier 32 te verdraaien naar een andere hoekstand. Het spreekt vanzelf dat in het geval van een beweegbare plaat 18 en/of beweegbare plaat 19 ter plaatse van de zijwanden 25 21 geschikte afdichtmiddelen voorzien zullen zijn.
In figuur 6 is een verdere alternatieve uitvoering van de toestroomconstructie volgens de uitvinding weergegeven, waarbij boven de afvoerbuis 11 een cilindervormige kap 10' geplaatst is, met een gesloten bovenplaat 30 16' en een aansluitende, omlopende neerhangende plaat 18'.
Duidelijk te zien is de verhoogde waterspiegel binnen de kap.
De in dwarsrichting gezien regelmatige aanstro-ming uit de richting D op de toestroomconstructie 10 van 35 de figuren 4A en 4B maakt het mogelijk om daarin betrouwbare concentratiemetingen te verrichten. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de in figuur 4A weergegeven 100 3^17 · 12 opstelling met een radio-actieve bron 23, die omgeven is door een loden mantel 25 en een verdraaibare van stra-lingsdoorgangen 26 voorziene mantel. Op gelijke afstanden - in de breedte - van de instroomopening 41 zijn ontvan-5 gers 28 voor straling geplaatst, om de straling van de bron 23 te ontvangen. De stralingsbron 23, 25, 26 en de ontvangers 28 zijn middels bevestigingsplaten 24, 27 bevestigd aan de bovenplaat 16 en/of neerhangende plaat 18. De vormgeving van de betreffende onderdelen is zodanig 10 gekozen, dat verstoring van het stromingsbeeld zo min mogelijk zal optreden. De van doorgangen 26 voorziene mantel kan op elke geschikte wijze bediend worden om de doorgangen in lijn te brengen met de stralingsuitgangen van de bron 23.
15 Een dergelijke radio-actieve concentratiemeter is eenvoudig te plaatsen en te repareren.
1003317
Claims (20)
1. Hopperschip voor ontvangst, opslag en afgifte van baggerspecie, omvattend middelen voor het toevoeren van een baggerspecie/water mengsel naar de hopperruimte en middelen voor het afvoeren van water uit de hopperruimte, 5 waarbij de afvoermiddelen tenminste een afvoerbuis omvatten, die voert naar buiten het schip, en die een inlaat-opening heeft, die nabij de waterspiegel in de hopperruimte opgesteld kan worden, waarbij de afvoerbuis boven-strooms van de inlaatopening voorzien is van een toe- 10 stroomconstructie, die op een afstand boven de ingansope-ning geplaatst luchtdicht scherm omvat, dat zich in horizontale richting tot een plaats buiten de inlaatopening uitstrekt en aldaar overgaat in een neerhangend schermge-deelte.
2. Hopperschip volgens conclusie 1, waarbij de toestroomconstructie een overlaat omvat en het scherm zich aan de bovenstroomse zijde tot aan een plaats vóór de kruin van de overlaat uitstrekt en aldaar overgaat in het neerhangend schermgedeelte.
3. Hopperschip volgens conclusie 2, waarbij het neerhangende schermgedeelte een onderrand bezit, die nagenoeg op het niveau van de kruin van de over laat gelegen is.
4. Hopperschip volgens conclusie l, 2 of 3, 25 waarbij de overlaat aan zijn bovenstroomse zijde bij zijn voet overgaat in een bij voorkeur horizontaal gerichte aanstroomplaat.
5. Hopperschip volgens conclusie 4, waarbij de aanstroomplaat zich in bovenstroomse richting uitstrekt 30 tot voorbij de onderrand van het neerhangende schermge deelte . 1003317
6. Hopperschip volgens conclusie 1, waarbij het neerhangende schermgedeelte reikt tot beneden de inlaat-opening.
7. Hopperschip volgens een der voorgaande con-5 clusies, waarbij de toestroomconstructie voorzien is van middelen voor het verstellen van de afstand van de onderrand van het neerhangende schermgedeelte tot de inlaat-opening en/of tot de kruin van de overlaat, indien aanwezig.
8. Hopperschip volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de hopperruimte langwerpig is en de toevoermiddelen middelen voor afgifte van het mengsel aan de hopperruimte bezitten, waarbij de overlaat op afstand daarvan - in langsrichting van de hopperruimte - opgesteld 15 is, en waarbij de toestroomconstructie in hoofdzaak gelegen is aan de zijde van de inlaatopening die het dichtst-bij de afgiftemiddelen gelegen is.
9. Hopperchip volgens conclusie 8, waarbij de toestroomconstructie aan de andere zijde van de afvoerope- 20 ning gesloten is.
10. Hopperschip volgens conclusie 8 of 9, waarbij de toestroomconcentratie zich in hoofdzaak dwars op de lengteas van de hopperruimte uitstrekt en naar opzij gesloten is.
11. Hopperschip volgens conclusie 10, waarbij de toevoerconstructie zich over althans nagenoeg de volledige breedte op de waterspiegel van de hopperruimte uitstrekt.
12. Hopperschip volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afvoerbuis binnen de hopperruimte 30 opgesteld is.
13. Hopperschip volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de toestroomconstructie stijf uitgevoerd is.
14. Hopperschip volgens een der voorgaande 35 conclusies, voorts omvattend middelen voor het meten van de concentratie van specie in het afgevoerde water, waarbij de meetmiddelen een radio-actieve bron omvatten, die 1UU3317 - tussen en op afstand van twee ontvangers geplaatst is.
15. Hopperschip volgens conclusie 14, waarbij de bron in het toestroommiddel geplaatst is en de beide ontvangers aan weerszijden daarvan, gezien in een richting 5 in hoofdzaak dwars op de stroomlijnen.
16. Hopperschip volgens conclusie 15, waarbij de bron bovenstrooms van een overlaat in de toestroomcon-structie geplaatst is.
17. Hopperschip volgens een der voorgaande con-10 clusies, waarbij de toestroomconstructie met afvoerbuis in hoogte verstelbaar is.
18. Hopperschip voor ontvangst, opslag en afgifte van baggerspecie, omvattend middelen voor het toevoeren van een baggerspecie/water mengsel naar de hopperruimte en 15 middelen voor het afvoeren van water uit de hopperruimte, waarbij de afvoermiddelen tenminste een afvoerbuis omvatten, die voert naar buiten het schip, en die een inlaat-opening heeft, die nabij de waterspiegel in de hopperruimte opgesteld kan worden, waarbij de afvoerbuis boven-2 0 strooms van de inlaatopening voorzien is van een toestroomconstructie, die een kap omvat, die over de inlaatopening geplaatst is.
19. Toestroomconstructie, kennelijk geschikt voor toepassing in een hopperschip volgens een der voor- 25 gaande conclusies.
20. Hopperschip, omvattend een of meer van de in de beschrijving omschreven en/of in de tekeningen weergegeven kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/KP 1003317
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003317A NL1003317C2 (nl) | 1996-06-11 | 1996-06-11 | Hopperschip. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003317 | 1996-06-11 | ||
NL1003317A NL1003317C2 (nl) | 1996-06-11 | 1996-06-11 | Hopperschip. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003317C2 true NL1003317C2 (nl) | 1997-12-17 |
Family
ID=19763000
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003317A NL1003317C2 (nl) | 1996-06-11 | 1996-06-11 | Hopperschip. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1003317C2 (nl) |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2014509A (en) * | 2015-03-24 | 2016-10-10 | Ihc Holland Ie Bv | Overflow system. |
EP3130707A1 (en) * | 2015-08-12 | 2017-02-15 | Danmarks Tekniske Universitet | Guide blade for an overflow structure to be placed on a vessel |
US10619328B2 (en) * | 2015-11-26 | 2020-04-14 | Ihc Holland Ie B.V. | Panflute overflow system |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1750095A (en) * | 1928-06-06 | 1930-03-11 | Ewig Friedrich | Hold for dredgers |
NL7006965A (nl) * | 1970-05-14 | 1971-11-16 | ||
NL7509746A (nl) * | 1975-08-15 | 1977-02-17 | Ishikawajima Harima Heavy Ind | Werkwijze en inrichting voor het overboord afvoe- ren van overtollig water vanuit een onderlosser of stortbak van een zuigbaggerinrichting. |
EP0668406A1 (de) * | 1994-02-21 | 1995-08-23 | Krupp Fördertechnik GmbH | Verfahren und Vorrichtung zum Absaugen von Gewässergrund |
-
1996
- 1996-06-11 NL NL1003317A patent/NL1003317C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1750095A (en) * | 1928-06-06 | 1930-03-11 | Ewig Friedrich | Hold for dredgers |
NL7006965A (nl) * | 1970-05-14 | 1971-11-16 | ||
NL7509746A (nl) * | 1975-08-15 | 1977-02-17 | Ishikawajima Harima Heavy Ind | Werkwijze en inrichting voor het overboord afvoe- ren van overtollig water vanuit een onderlosser of stortbak van een zuigbaggerinrichting. |
EP0668406A1 (de) * | 1994-02-21 | 1995-08-23 | Krupp Fördertechnik GmbH | Verfahren und Vorrichtung zum Absaugen von Gewässergrund |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2014509A (en) * | 2015-03-24 | 2016-10-10 | Ihc Holland Ie Bv | Overflow system. |
EP3130707A1 (en) * | 2015-08-12 | 2017-02-15 | Danmarks Tekniske Universitet | Guide blade for an overflow structure to be placed on a vessel |
US10619328B2 (en) * | 2015-11-26 | 2020-04-14 | Ihc Holland Ie B.V. | Panflute overflow system |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
ES2528795T3 (es) | Aparato y método para deshidratación de lodos a alta velocidad | |
TWI525236B (zh) | 挖泥船及用於以挖掘材料裝載挖泥船的方法 | |
US7943039B1 (en) | Catch basin for salt water sand | |
US4332506A (en) | Wave-and-tide-pump apparatus and method thereof | |
CA1132345A (en) | Paint spray booth with water curtain | |
TWI288019B (en) | Separation passageway module, separation unit, and separation boat for suspension separation | |
NL1003317C2 (nl) | Hopperschip. | |
US20070020049A1 (en) | Catch basin for salt water sand | |
JP2008259943A (ja) | 土砂スラリーの処理装置 | |
CN108325241A (zh) | 一种自清洗同向流斜管沉淀池 | |
JP2004522877A (ja) | 液圧式海中浚渫法 | |
US4614458A (en) | Permanent dredge system | |
AU2018290176B2 (en) | Trailing suction hopper dredger having a recycle system for effluent and method for suction dredging | |
CN209367977U (zh) | 水深度处理装置 | |
EP0351412A1 (en) | DEVICE FOR REMOVING FLOATING OBJECTS FROM THE WATER. | |
US3999566A (en) | Method and apparatus for discharging overboard excess water from hopper of hopper suction dredger or barge or scow | |
CA1115436A (en) | Method of removing mud from mud-water suspensions | |
US3446027A (en) | Apparatus for depositing a layer of flowable material underwater | |
IE60096B1 (en) | Apparatus for underwater covering of a line, such as a pipeline and/or other objects, with loose material | |
JPS6019371B2 (ja) | 水底覆土用砂撤き装置 | |
CN213823591U (zh) | 一种新型沉淀池泥斗 | |
NO176827B (no) | Anordning for bortledning av olje og vann fra en overflate, særlig fra dekket på et tankfartöy | |
NO322452B1 (no) | Fremgangsmate for rengjoring av en oljelagringstank samt innretning for implementering av denne | |
NL8102348A (nl) | Inrichting voor de vloeistof-afvoer uit een bassin of dergelijke. | |
NL9400691A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het ontzilten van baggermateriaal. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1B | A search report has been drawn up | ||
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20090101 |