NL1002150C2 - Deactiveersysteem met verbeterde betrouwbaarheid. - Google Patents

Description

Deactiveersysteem met verbeterde betrouwbaarheid.

RF>-diefstaldetectielabels voor eenmalig gebruik, plaketiketten of plaklabels genoemd, worden tijdens de betalingsprocedure bij een kassa uitgeschakeld met behulp van een deactiveerapparaat, deactivator genoemd .

5 Deactiveerbare artikelbewakingslabels zijn bekend. Bijvoorbeeld in U.S. patent 4.567.573 van Checkpoint wordt zo'n label beschreven. Het bestaat uit een metalen spoel, gedrukt (geëtst) op een kunststoffolie, en twee condensatorplaten aan weerszijden van deze folie, verbonden met beide kanten van de spoel.

10 De spoel en de zo gevormde condensator vormen een resonantiekring. Wanneer het label zich in een magnetisch wisselveld bevindt, bijvoorbeeld tussen de antennes van een winkeldiefstaldetectiesysteem, geplaatst bij de uitgang van een winkel, dan zal, wanneer de frequentie van dat wisselveld samenvalt met de resonantiefrequentie van het label, 15 het label als gevolg van het resonantieëffect een signaal terugzenden.

In het condensatordeel is een verzwakking aangebracht waar bij relatief lage spanning tussen de condensatorplaten overslag optreedt tussen deze platen. Het gevolg daarvan is dat een permanente kortsluiting achterblijft, zodat het betreffende label geen electrische resonantie meer 20 vertoont, in het magnetisch wisselveld geen signaal meer terugzendt, en aldus gedeactiveerd is.

Deze categorie labels wordt reeds geruime tijd toegepast waarbij het label in de winkel op het te beveiligen goed geplakt wordt, of al door de fabrikant of de verpakker van het artikel is aangebracht in het 25 artikel of in de verpakking. Na de verkoop van het produkt wordt het label gedeactiveerd, zodat tijdens de passage van de koper met het betreffende produkt door de uitgang van de winkel geen alarm optreedt.

Een methode om een label deactiveerbaar te maken, is bekend uit U.S. patent 5.187.466 van Fritz Pichl.

30 Deactiveerapparaten zijn bekend uit de Europese patenten 0439237 en 0478092 van aanvraagster.

Er kan een verschil zijn tussen het detectiebereik en het deactiveerbe- t 0 C 2 15 0.' 2 reik van een label op een deactivator.

De detectiegevoeligheid van een deactivator wordt bepaald door : 1. de labelparameters Q en veff (Effectief Volume in 1), hetgeen vooral bepaald wordt door de fysieke afmeting van het label; 52. de eigenschappen van het detectiesysteem in de deactivator, die o.a. worden begrensd door de limieten van wettelijk geregelde EMC-eisen betreffende maximaal toelaatbare veldsterktes.

De deactiveergevoeligheid bepaalt de maximale detectieafstand tot de 10 antenne.

De deactiveergevoeligheid wordt bepaald door: 1. de labelparaaeter deactiveergevoeligheid in A/m; 2. de veldsterkte van het deactiveersignaal, ook gelimiteerd door wettelijke regels.

15 De deactiveergevoeligheid bepaalt de maximale deactiveerafstand tot de antenne.

Detectie- en deactiveergevoeligheden van labels worden gestandaardiseerd in het Duitse directive VDI-4470, betreffend detectielabels voor bronbeve i1iging.

20 Daarin is de deactiveergevoeligheid van labels als volgt gespecificeerd : een label mag niet deactiveren bij een veldsterkte kleiner dan 0,9 A/m; een label mag deactiveren bij een veldsterkte tussen 0,9 en 3 25 A/m; een label moet deactiveren bij een veldsterkte van meer dan 3 A/m.

Het (eventuele) verschil tussen detectiebereik en deactiveerbereik van een label op een deactivator wordt voornamelijk bepaald door produktie-30 spreiding in het massaproduktieproces waarmee plaklabels deactiveerbaar worden gemaakt en daarmee in de deactiveergevoeligheid. Sommige labels laten zich helemaal niet deactiveren.

De in de Europese patenten 0439237 en 0478092 van aanvraagster beschreven deactivatoren hebben gescheiden detectie- en deactiveercircuits.

35 Deze deactivatoren kunnen zo worden ingesteld dat het deactiveerbereik van een label met een deactiveergevoeligheid van 1 A/m het detectiebereik overlapt. Dat heeft tot gevolg dat als een label met deze deactiveergevoeligheid wordt gedetecteerd, het ook op dezelfde plaats kan 1C 02 150..

3 worden gedeactiveerd.

Een niet-deactiveerbaar label, dat een deactiveergevoeligheid heeft van meer dan 100 A/m, zal zelfs niet deactiveren op een afstand van 0 cm tot de antenne, hoewel het op de maximum afstand van bijvoorbeeld 20 cm 5 wel kan worden gedetecteerd.

Een deactivator volgens de stand der techniek geeft een optisch of akoestisch indicatiesignaal zolang als er een label wordt gedetecteerd, en/of als er een deactiveersignaal wordt gegenereerd. Deze signalen dienen als terugmelding naar het bedienend personeel.

10 Als de signalen stoppen, betekent dit dat er door de deactivator geen label meer gedetecteerd wordt en dat de deactivering voltooid is.

Het artikel met het gedeactiveerde label kan dan weer aan de klant worden gegeven.

Het probleem is nu dat kassapersoneel vaak denkt, dat de deactivator 15 een signaal geeft ten teken dat de deactivering is gelukt, waarna het artikel uit het veld wordt gehaald, waardoor het signaal stopt, en het aan de klant wordt overhandigd.

De juiste procedure zou moeten zijn:

Houdt het artikel in het veld boven de deactiveerantenne, totdat het 20 indicatiesignaal ophoudt.

Deze niet-intuïtieve werkwijze is nodig, omdat een label dat niet (meer) in het veld is, door een detector niet kan worden onderscheiden van een gedeactiveerd label; de aanwezigheid van "niets" valt moeilijk te detecteren.

25 Een artikel waarop een label wordt verwacht dat er niet is, omdat het defect of al eerder gedeactiveerd is, veroorzaakt op de deactivator geen detectie en dus ook geen indicatiesignaal.

Als er een niet-deactiveerbaar label binnen het detectiebereik van een deactivator komt, blijft de signalering actief totdat het label weer 30 uit het veld wordt gehaald. In deze situatie is daarna handmatige deactivering of verwijdering van het label noodzakelijk.

Deze informatie is bij het kassapersoneel vaak niet bekend.

De uitvinding betreft een manier van detecteren in de deactivator, waardoor deze het onderscheid kan vaststellen tussen een geslaagde 35 deactivering en een poging tot deactivering van een label dat zich niet laat deactiveren, waarna het nog actief uit het veld van de deactivator wordt verwijderd.

10 C2150.

4

Met de signalen die uit deze detectiewijze worden verkregen, kunnen optische en/of akoestische indicatoren worden gestuurd of ze kunnen worden aangeboden aan bijvoorbeeld een computer, die daarmee weer informatie aan het personeel kan verstrekken, bijvoorbeeld door te 5 verhinderen dat de checkoutprocedure wordt afgerond.

De optische indicatoren zijn bijvoorbeeld een rode en een groene lamp of LED; een akoestische indicator is bijvoorbeeld een piëzo-pieper die tonen met verschillende hoogtes en ritmes weer kan geven.

De detectiewijze die het onderscheid kan zien tussen een niet-gedeacti-10 veerd label dat met de hand uit het veld wordt verwijderd, en een label dat door het deactiveersignaal (burst) wordt gedeactiveerd, is gebaseerd op de afnamesnelheid (gradiënt) van het labelsignaal vóór en na de burst.

Door te detecteren in een smalle tijdsleuf direct na de burst kan de 15 discriminatie nog worden verbeterd.

De maximale snelheid waarmee een label door het veld kan worden bewogen, is gelimiteerd door de armbewegingen van het bedienend personeel; in de praktijk niet meer dan 2 m/s. Een detectiebereik van 20 cm wordt dan in minimaal 100 ms doorlopen.

20 Een detectiecyclus (zwaaifrequentieperiode) duurt 7 ms. In 100 ms zijn dit dus 14 "sweeps". De afnamesnelheid van het detectiesignaal is dan ongeveer 7 % per sweep. Bij een geslaagde deactivering kan deze afnamesnelheid tot 100 % per sweep bedragen. In de laatste detectiesweep voor de burst is het labelsignaal 100 %, in de eerste 25 sweep na de burst is het 0 %.

De essentie van de uitvinding berust op het benutten van het verschil in deze afnamesnelheden.

Daarmee is het met een betrouwbaarheid van meer dan 90% mogelijk om te detecteren of een label gedeactiveerd is, of dat het met de hand uit 30 het veld is verwijderd.

De praktische uitvoering vindt bij voorbeeld op de volgende wijze plaats:

Rood: Brandt tijdens detectie. Flitst normaal maar heel kort aan (50 35 ms), omdat een label direct nadat het gedetecteerd is, wordt gedeactiveerd. De brandtijd van rood wordt gereset met het aangaan van de groene lamp. Dit is nodig vanwege de traagheid van het detectiesysteem.

Als het groen signaal niet komt, (niet deactiveerbaar label of 10 02 150.

5 deactiveergevoeligheid te laag) dan wordt de brandtijd van rood opgerekt, nadat het label is weggenomen, met de tijd (3s) die normaal de groene lamp zou branden.

De rode lamp brandt dus zolang er een label in het veld is, en nog drie 5 seconden nadat dit (niet gedeactiveerde) label met de hand uit het veld is verwijderd. De groene lamp blijft dan uit. De 3s brandtijd is een keuze.

Groen: Brandt direct na geslaagde deactivatie. Het groen signaal zet tevens de rode lamp uit. De brandtijd wordt bepaald met een timer 10 (bijv. 3s).

Bij een niet gelukte deactivering gaat de groene lamp niet aan.

Reset: Als tijdens de brandtijd van de rode of de groene lamp het label wordt verwijderd èn er komt opnieuw een label in het veld, dan wordt de brandtijd afgekapt en begint de cyclus opnieuw.

15 Pieper: Er klinkt een pieptoon zolang als de rode lamp brandt tijdens detectie. Mocht het een niet-deactiveerbaar label zijn, dan kan de pieper een onderbroken pieptoon geven gedurende de tijd dat de rode lamp brandt nadat het label is weggenomen.

Op het moment dat de groene lamp aangaat, verandert de toonhoogte ten 20 teken dat er een geslaagde deactivering plaatsvond.

Daardoor wordt het kassapersoneel tevens geattendeerd op het procesverloop zonder naar de lampen te kijken.

1 0 02 1 50..

Claims (7)

1. Een detectiesysteem in een deactivator voor winkeldiefstaldetec-tielabels, met het kenmerk, dat het systeem onderscheid kan maken tussen een geslaagde deactivering met het deactiveersignaal van de deactivator en het handmatig uit het detectieveld verwijderen 5 van een label waarvan de deactivering niet gelukt is.

2. Een detectiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat gebruik gemaakt wordt van het verschil in verandersnelheid van het labeldetectiesignaalniveau tussen een geslaagde deactivering en een handmatig uit het veld verwijderd label dat niet 10 gedeactiveerd is.

3. Een detectiesysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in een smalle tijdsleuf direct na het deactiveersignaal gekeken wordt of het labeldetectiesignaal nog aanwezig is.

4. Een detectiesysteem volgens conclusie 1, 2 en/of 3, met het 15 kenmerk, dat met voornoemd systeem één of meerdere optische indicatoren worden aangestuurd.

5. Een detectiesysteem volgens één of meerdere der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met voornoemd systeem één of meerdere akoestische indicatoren, al dan niet met verschillende 20 toonsoorten, worden aangestuurd.

6. Een detectiesysteem volgens één of meerdere der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat met voornoemd systeem zowel één of meer akoestische indicatoren als ook één of meer optische indicatoren worden aangestuurd.

7. Een detectiesysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat met voornoemd systeem een object wordt aangestuurd middels welke afhandelingsfouten worden geregistreerd en/of de checkoutprocedure wordt beïnvloed. 1 0 02 l5Qi ΠΜΓΓυη I DC 1 ncrrcnuc NIEUWHEIDSONDERZOEK VAN INTERNATIONAAL TYPE I0ENDFIKAT1E VAN DE NATIONALE AANVRAGE Kar mark van de aanvrager o( van d· gemacnogde __SK/E 46_ Nederlands· aanvrage nr'. Miemngseaum 1002150 . 22 januari 1996 In ge roe pan voorrangsdatim Aanvrager (Naam) N.V. NEDERLANDSCHE APPARATENPABRIEK "NEDAP" Oaajm van nat verzoek voor een onderzoek van mtemaionaai type Door oe Insanoe voor intemaaonaai Onderzoek ((SA) aan net verzoek voor een onderzoek van mama do raai type toegekend nr. 29 januari 1996 SN 27019 NL I. CLASSIFICATIE VAN HET ONDERWERP (bij eepassmg van verschillende ctassilieaoes. alle dassificaoosymtolan opgaven) Volgens de mtamaoonaie dassificaoa (IRC) Int. Cl.6·. G 08 B 13/24 II. ONDERZOCHTE GEBIEDEN VAN OE TECHNIEK Ongerzochte minimum documentatie Classificatiesysteem Classificaties vmOolen Int. Cl.6 G 08 B Onderzochte andere oocumentaoe dan de minimum documentatie voor zover dergefjka documanan m de onderzochte gebieden zjn opgenomen III. 1 i GEEN ONDERZOEK MOGELUK VOOR BEPAALDE CONCLUSIES (opmeftingen op aanvullingsblad) IV. 1_; GEBREK AAN EENHEID VAN UITVINDING (opmerkingen op aanvullingsblad) j =orm PCT/ISA/201(a) C8 1994 er