BE904485A

BE904485A - Werkwijze en inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriele grondstoffen.

Info

Publication number: BE904485A
Application number: BE0/216452A
Authority: BE
Inventors: N Aubry; A Couder; A Weverbergh
Original assignee: Oxhydrique Internationale L
Priority date: 1986-03-25
Filing date: 1986-03-25
Publication date: 1986-07-16
Also published as: EP0242619A3; AU604232B2; US4798614A; AU7056687A; ZA872147B; EP0242619A2

Abstract

Werkwijze en inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriele grondstoffen, bij middel van een koelvloeistof, meer bepaald een cryogene vloeistof, welke er hoofdzakelijk in bestaat de te koelen produkten 21 onder vorm van afzonderlijke porties minstens gedeeltelijk in contact te brengen met een bepaalde hoeveelheid van genoemde vloeistof 26, waarbij, enerzijds, de contacttijd tussen een portie en deze vloeistof en anderzijds, de hoeveelheid van deze laatste zodanig gekozen worden dat de vloeistof bij voorkeur nagenoeg volledig verdampt is op het ogenblik dat desbetreffende portie de vereiste koeltemperatuur bereikt heeft.

Description

BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van de naamloze vennootschap :"L'OXHYDRIQUE INTERNATIONALE" voor : "Werkwijze en inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen".

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het koelen, meer bepaald diepvriezen van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen, bij middel van een koelvloeistof, zoals een cryogene vloeistof.

Voor het diepvriezen van voedingswaren wordt thans meestal gebruik gemaakt van twee onderscheiden technieken : het dompelvriezen en het tunnel-of spiraalvriezen.

Het dompelvriezen biedt als belangrijk nadeel dat het verbruik aan cryogene vloeistof relatief hoog is, terwijl voor het tunnel-of spiraalvriezen belangrijke investeringen vereist zijn en de installaties meestal zeer veel ruimte in beslag nemen.

Bovendien zijn deze beide bestaande technieken eerder weinig soepel en kan een bepaalde installatie moeilijk aangepast worden aan veranderlijke diepvriesvoorwaarden.

De uitvinding heeft hoofdzakelijk tot doel aan deze verschillende nadelen te verhelpen en een werkwijze voor te stellen die zeer soepel regelbaar is en aldus geschikt is voor zeer uiteenlopende koelbewerkingen van allerhande produkten.

Tot dit doel brengt men de te koelen produkten onder vorm van afzonderlijke porties minstens gedeeltelijk in contact met een bepaalde hoeveelheid van genoemde vloeistof, waarbij, enerzijds, de contacttijd tussen een portie en deze vloeistof en, anderzijds, de hoeveelheid van deze laatste zodanig gekozen worden dat de vloeistof bij voorkeur nagenoeg volledig verdampt is op het ogenblik dat desbetreffende portie de vereiste koeltemperatuur bereikt heeft.

Doelmatig dompelt men de te koelen produkten onder vorm van porties minstens gedeeltelijk in een bepaalde hoeveelheid van genoemde koelvloeistof.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen bij middel van een koelvloeistof, meer bepaald op een inrichting voor het toepassen van de hierboven beschreven werkwijze.

Deze inrichting is gekenmerkt door het feit dat deze een doorlopend transportmechanisme vertoont dat in een bepaalde richting kan bewegen en waarop zich een aantal opeenvolgende bovenaan open compartimenten bevinden, in elk van dewelke een portie van een te koelen produkt ondergebracht kan worden, waarbij nagenoeg aan het begin van het transportmechanisme een aanvoer naar genoemde compartimenten, enerzijds, voor de te koelen produkten en, anderzijds voor de koelvloeistof en nagenoeg aan het einde van het transportmechanisme een afvoer voor de gekoelde produkten voorzien is.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding vertoont het transportmechanisme een volgens een bepaalde richting om zijn as draaiende trommel waarop een reeks zich axiaal uitstrekkende schotten voorzien zijn die nagenoeg gelijkmatig over de cilinderwand van de trommel verdeeld zijn en die aldus op deze wand opeenvolgende nagenoeg identieke compartimenten bepalen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de trommel om zijn as draaibaar gemonteerd in een nagenoeg coaxiaal, minstens gedeeltelijk cirkelvormig huis, waarvan de diameter enigszins groter is dan deze van de met schotten voorziene trommel, zodanig dat tussen het huis en de vrije uiteinden van de schotten een ringvormige ruimte voorzien is waarlangs de verdampte koelvloeistof de compartimenten kan verlaten, waarbij de aanvoer voor de koelvloeistof en de aanvoer voor de te koelen produkten naar de compartimenten zich aan de bovenzijde van het huis bevinden en de afvoer van de gekoelde produkten nagenoeg diametraal tegengesteld, aan de onderzijde van het huis voorzien
EMI3.1
is.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte van de uitvinding niet ; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur i is een vertikale dwarsdoorsnede van een inrichting voor het koelen van produkten, volgens deze specifieke uitvoeringsvorm.

Figuur 2 is een analoge dwarsdoorsnede van een bewegend deel van deze uitvoeringsvorm, dat zich in een andere stand bevindt.

Figuur 3 is eveneens een analoge dwarsdoorsnede van hetzelfde bewegend deel dat zich in een nog andere stand bevindt.

In deze drie figuren hebben dezelfde verwijzing- cijfers betrekking op dezelfde elementen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen, bij middel van een koelvloeistof, zoals vloeibare stikstof, welke er hoofdzakelijk in bestaat de te koelen produkten onder vorm van afzonderlijke porties minstens gedeeltelijk in contact te brengen met een bepaalde hoeveelheid van genoemde vloeistof, waarbij, enerzijds, de contacttijd tussen een bepaalde portie en deze vloeistof en, anderzijds, de hoeveelheid van deze laatste zodanig gekozen worden dat de vloeistof bij voorkeur nagenoeg volledig verdampt is op het ogenblik dat desbetreffende portie de vereiste koeltemperatuur bereikt heeft.

Meestal wordt de voorkeur eraan gegeven, vooral bij het diepvriezen, de porties minstens gedeeltelijk te dompelen in een bepaalde hoeveelheid cryogene vloeistof.

In sommige gevallen verdeelt men de koelvloeistof op genoemde porties onder vorm van fijne druppeltjes teneinde een intiem contact teweeg te brengen tussen de te koelen produkten en deze vloeistof.

Dit geschiedt bij voorkeur tijdens het aanvoeren en/of verdelen van deze produkten in porties.

Aangezien het diepvriezen als een belangrijke toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding dient beschouwd te worden, wordt deze specifieke toepassing nader geïllustreerd aan de hand van figuren 1 en 3, die een voorkeursinrichting voorstellen voor het toepassen van de hierboven summier beschreven werkwijze.

Deze inrichting vertoont een transportmechanisme dat bestaat uit een om zijn as 1 draaiende trommel 2 volgens de richting aangeduid door pijl 3. Op deze trommel zijn een aantal opeenvolgende compartimenten 4 voorzien, in elk van dewelke een portie 5 van een diep te vriezen produkt ondergebracht kan worden.

In het begin van dit transportmechanisme, dat zich in deze specifieke uitvoeringsvorm bovenaan bevindt, is een aanvoer 6 voor de diep te vriezen produkten 21 en een aanvoer 7 voor de koelvloeistof voorzien, welke gevormd is door een cryogene vloeistof 26. terwijl aan het einde van het transportmechanisme een afvoer 8 voor de diepgevroren produkten 13 voorzien is, welke, in deze specifieke uitvoeringsvorm, zich onderaan, nagenoeg diametraal tegengesteld ten opzichte van de aanvoer 6 bevindt.

Ten opzichte van de verplaatsingsrichting 3 van de trommel 2 bevindt de aanvoer 7 voor de cryogene vloeistof zich voor deze van de diep te vriezen produkten 13.

De compartimenten 4 op de trommel 2 worden gevormd door een reeks zich axiaal uitstrekkende schotten 9 die nagenoeg gelijkmatig verdeeld zijn over de cilinderwand 10 van de trommel.

Verder is de trommel 2 om zijn as 1 draaibaar gemonteerd in een coaxiaal, minstens gedeeltelijk cilindervormig huis 11 waarvan de diameter enigszins groter is dan deze van de met schotten 9 voorziene trommel 2, zodanig dat tussen het huis 11 en de vrije uiteinden van de schotten 9 een ringvormige ruimte 12 ontstaat waarlangs de verdampte cryogene vloeistof de compartimenten 4 kan verlaten.

De aanvoer 6 voor de diep te vriezen produkten 21 en de aanvoer 7 voor de cryogene vloeistof bevinden zich dan ook aan de bovenzijde van het huis 11, terwijl de afvoer 8 van de diepgevroren produkten 13 zich aan de trechtervormige onderzijde 14 van het huis 11 bevindt.

Zijdelings op deze trechtervormige onderzijde
14 is een afzuigleiding 15 voor de verdampte cryogene vloeistof voorzien die in verbinding staat met een niet voorgestelde ventilator.

De aanvoer 7 voor de cryogene vloeistof bestaat, in deze specifieke uitvoeringsvorm, uit één of meerdere sproeiers welke gemonteerd zijn in het huis 11, boven de compartimenten 4.

Ook is een regelsysteem 16 voorzien voor het bepalen van de hoeveelheid cryogene vloeistof per portie diep te vriezen produkt 5.

Dit regelsysteem 16 omvat een temperatuurvoeler 17, welke zich binnenin het huis 11 bevindt voor de aanvoer 7 van de cryogene vloeistof. op een door middel van een plaat 13 ten opzichte van deze aanvoer 7 afgeschermde plaats.

Deze plaat 18 kan eventueel met een verlengstuk 19 voorzien worden, zoals voorgesteld werd in figuur 1, dat dicht aansluit tegen de compartimenten en aldus verhindert dat dampen cryogene vloeistof rechtstreeks vanaf de aanvoer 7 zouden doordringen tot op de plaats waar de temperatuurvoeler 17 zich bevindt. om aldus langs de leiding 15 rechtstreeks afgezogen te worden.

Deze temperatuurvoeler 17 stuurt een regelkraan 20 die het debiet in de aanvoer 7 van de cryogene vloeistof regelt.

Naast een temperatuurvoeler 17 is eveneens een niet voorgestelde detector voorzien voor het meten van het debiet van de naar de compartimenten 4 aangevoerde diep te vriezen produkten 21 en voor het regelen van het debiet van de cryogene vloeistof 26 in de aanvoer 7 in functie van het debiet van de aangevoerde diep te vriezen produkten 21.

Het aanvoeren van de diep te vriezen produkten 21 gebeurt bij voorkeur op een continue wijze, bijvoorbeeld in bulk, en wordt door middel van de om de as 1 draaiende trommel 2 automatisch in de compartimenten 4 in porties 5 verdeeld, waarbij in elk van deze compartimenten een welbepaalde hoeveelheid cryogene vloeistof 25 bij voorkeur vooraf ingebracht wordt waarin deze porties minstens gedeeltelijk gedompeld worden.

Het inbrengen van deze hoeveelheid cryogene vloeistof in de compartimenten 4 kan, in sommige gevallen, gelijktijdig met de diep te vriezen produkten of zelfs kort nadien geschieden, zodat deze laatste met deze vloeistof besprenkeld worden. In dit laatste geval worden de diep te vriezen produkten niet noodzakelijk gedompeld in de cryogene vloeistof.

Tenslotte kan nog vermeld worden dat de as van de trommel bij voorkeur bij middel van een motor met een regelbare snelheid aangedreven wordt, bij voorbeeld in functie van de nodige hoeveelheid cryogene vloeistof per portie.

De werking van de in de figuren voorgestelde inrichting kan als volgt beschreven worden.

Vooreerst wordt de door het huis 11 ingesloten ruimte ondergekoeld, waarbij de onderkoelingstemperatuur, die aangeduid wordt bij middel van de temperatuurvoeler 17, functie is van de hoeveelheid frigorieën waarover men wenst te beschikken per eenheid diepgevroren produkt 13.

Vervolgens wordt het diep te vriezen produkt 21 bovenaan het huis 11 op een continue wijze, langsheen de trechtervormige aanvoer 6, in porties verdeeld in de compartimenten 4 van de om zijn as 1, volgens de richting 3, draaiende trommel 2.

Zodra de niet voorgestelde detector de doorgang aan de invoer 6 van diep te vriezen produkten 21 registreert, wordt een uitgangssignaal, via leiding 22, en het regelelement 24 naar de regelkraan 20 gegeven, welke toelaat het aanvoerdebiet van de cryogene vloeistof 26 te regelen naar het compartiment 4, dat zich enigszins bevindt vóór de plaats waar de diep te vriezen produkten aangevoerd worden, zodanig dat, op het ogenblik dat diep te vriezen produkten in een compartiment gestort worden, dit reeds gedeeltelijk met cryogene vloeistof gevuld is, zoals duidelijk blijkt uit figuur l. Tijdens de verdere rotatie van de trommel 2 volgens de richting 3 verdampt de cryogene vloeistof geleidelijk en worden aldus de frigorieën van deze laatste overgebracht op het diep te vriezen produkt.

De hoeveelheid in elk compartiment ingebrachte cryogene vloeistof 25 is zodanig dat, op het ogenblik dat een bepaalde portie diep te vriezen produkten uit een compartiment 4 verwijderd wordt, zoals voorgesteld werd in figuur 3, nagenoeg alle cryogene vloeistof uit dit compartiment verdampt is.

De draaiingssnelheid van de trommel, de temperatuurvoeler 17 en eventueel de niet voorgestelde detector. welke inwerken op het regelelement 24, dat de regelkraan 20 stuurt, doseren de met de sproeier of sproeiers 7 in elk compartiment 4 ingebrachte hoeveelheid cryogene vloeistof zodanig dat deze overblijvende cryogene vloeistof, die nog aanwezig is op het ogenblik dat een portie uit een bepaald compartiment gestort wordt, nagenoeg onbestaande is.

De aldus diepgevroren produkten 13 worden dan langsheen de trechtervormige afvoer 8. aan de onderzijde 14 van het huis 11, afgevoerd, terwijl de niet voorgestelde ventilator de dampen van cryogene vloeistof langsheen de leiding 15 afzuigt.

In bepaalde gevallen worden deze diepgevroren produkten op een niet voorgestelde transportband met water besprenkeld dat vastvriest rond de produkten en aldus een beschermende taag \ormt. Dit betreft een op zichzelf bekende techniek. die "glaceren" genoemd wordt.

De uitvinding wordt hierna verder geïllustreerd aan de hand van enkele specifieke toepassingsvoorbeelden.

Het doel van de twee eerste voorbeelden is het glaceren van grauwe garnalen, scampis, calmares, steurgarnalen, enz...

Dit glaceren gebeurt door het produkt vooreerst diep te vriezen op zulk een temperatuur dat de opgeslagen frigoneën volstaan om rond het produkt een bepaalde hoeveelheid water om te zetten in ijs, zodanig dat het diepgevroren produkt volledig van de omgevingslucht wordt afgeschermd.

Voorbeeld 1 In een eerste stap worden garnalen in een opzichzelf bekende dompelvriezer met gechloreerd koolwaterstof. meer bepaald"Freon", diepgevroren en vervolgens geglaceerd op 15 % eindprodukt.

De temperatuur aan de ingang van de dompelvriezer bedraagt-10 C. De hoeveelheid aangeboden produkt bedraagt 572 kg/uur met 15 % ijs of 486 kg produkt met 86 kg ijs.

Vervolgens worden, in een tweede stap, de aldus gedeeltelijk geglaceerde produkten geleid in een inrichting volgens figuur 1.

Na een verder diepvriezen worden deze dan opnieuw geglaceerd met een debiet van 666 kg/uur of met 94 kg/uur bijkomend ijs, t. t. z. een totaal glaceerpercentage van 180 X 100 = 27 %
EMI9.1
666 Partieel glaceerpercentage :------X 666 Het vloeibare stikstofverbruik bedroeg 592 kg/uur of 0,89 kg vloeibare stikstof per kg eindprodukt of 1,03 kg vloeibare stikstof per kg aangeboden voorgeglaceerd produkt.

Voorbeeld 2 In een eerste stap worden garnalen in een op zichzelf bekende dompelvriezer met gechloreerd koolwaterstof, meer bepaald"Freon" diepgevroren en geglaceerd op 15 % eindprodukt.

De temperatuur aan de ingang van de dompelvriezer bedraagt-10 C.

De hoeveelheid aangeboden produkt bedraagt 887 kg/uur met 15 % ijs of 754 kg produkt met 133 kg ijs.

Vervolgens worden, in een tweede stap, de aldus geglaceerde produkten geleid in een inrichting volgens figuur 1, waar ze worden diepgevroren om een produkt te bekomen dat niet aan elkaar kleeft.

Het vloeibare stikstofverbruik bedroeg 420 kg/uur of 0, 47 kg vloeibare stikstof per kg eindprodukt of 0, 56 kg vloeibare stikstof per kg aangeboden niet geglaceerd produkt.

Voorbeeld 3 Het betreft hier een werkwijze voor het koudmalen van rubber, welke meestal afkomstig is van fabricageafval of van loopvlakken van oude autobanden.

In dit specifiek voorbeeld gaat men uit van een grondstof welke bestaat uit repen met nagenoeg volgende afmetingen : 300 mm lengte, 200 mm breedte en : 15 mm dikte. Deze grondstoffen dienen gemalen te worden

tot een produkt met volgende specificaties : - 90 % met een diameter kleiner dan 400 um - 67 % met een diameter kleiner dan 315 pm - 30 % met een diameter kleiner dan 250 jim - 21 % met een diameter kleiner dan 200. urn Eerst worden de repen voorgesneden in een messenmolen tot een granulaat van 6 X 6 mm bekomen wordt. Het betreft een op zichzelf bekende messenmolen met een vermogen van 30 KW, waarin het versnijden gebeurt op normale temperatuur, zonder stikstofkoeling.

Vervolgens wordt dit granulaat met vloeibare stikstof gekoeld in een inrichting, zoals voorgesteld werd in figuur 1. Het relatief debiet van dit granulaat en de gebruikte vloeibare stikstof wordt zodanig geregeld dat het granulaat de inrichting verlaat met een temperatuur van de orde van nagenoeg -900 à -lOOOC. In een schijvenmolen wordt daarna het aldus gekoelde granulaat verder gemalen tot het bekomen van de gewenste korrelgrootte. Het betreft hier eveneens een op zichzelf bekende molen, die uitgerust is met twee in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar draaiende op met pinnen voorziene schijven, waartussen het malen plaatsvindt.

Tenslotte wordt dit tot zeer kleine deeltjes gemalen granulaat, bij een toenemende temperatuur, vanaf-60 C tot nagenoeg -150C, pneumatisch overgebracht naar een sorteerinrichting waar het gesplitst wordt in een produkt met een diameter groter dan 500 l en een produkt met een diameter kleiner dan 500 je. De temperatuur van deze beide produkten is in het algemeen van de orde van 0 C.

De uitvinding is natuurlijk geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de gevorderde bescherming kunnen meerdere veranderingen overwogen worden o. m. wat betreft de constructie en afmetingen van de samenstellende onderdelen van de inrichting.

Aldus kunnen de compartimenten bijvoorbeeld gevormd worden door kantelbakjes die scharnierend t. o. v. de cilinderwand van de trommel opgehangen worden en slechts ter hoogte van de afvoer geledigd worden. Dit kan eventueel als voordeel hebben t. o. v. een richting met vaste compartimenten, dat eventueel een relatief grotere hoeveelheid koelvloeistof per compartiment voorzien kan worden, aangezien deze

EMI11.1
vloeistof slechts verdampt dient te worden nadat de trommel een omwenteling van 1800 ondergaan heeft, terwijl, in de voorgestelde uitvoeringsvorm, de totale hoeveelheid cryogene vloeistof na een omwenteling van nagenoeg 900 reeds dient verdampt te zijn. Anderzijds kan men stellen dat in deze gewijzigde uitvoeringsvorm de contacttijd voor eenzelfde omwentelingssnelheid van de trommel relatief veel langer is.

Ook kan in sommige gevallen het transportmechanisme gevormd worden door een transportband waarop compartimenten, b. v. in de vorm van vaste bakjes, voorzien worden.

Tenslotte, bijvoorbeeld indien de koeling boven de diepvriestemperatuur blijft, kan eventueel gebruik gemaakt worden van een koelvloeistof die niet noodzakelijk verdampt dient te zijn op het ogenblik dat de gewenste koeltemperatuur bereikt wordt. In dit geval kan de gebruikte niet verdampte koelvloeistof eventueel gewoon teruggevoerd worden.

Claims

CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen, bij middel van een koelvloeistof, meer bepaald een cryogene vloeistof, met het kenmerk dat men de te koelen produkten onder vorm van afzonderlijke porties minstens gedeeltelijk in contact brengt met een bepaalde hoeveelheid van genoemde vloeistof, waarbij, enerzijds. de contacttijd tussen een portie en deze vloeistof en, anderzijds, de hoeveelheid van deze laatste zodanig gekozen worden dat de vloeistof bij voorkeur nagenoeg volledig verdampt is op het ogenblik dat desbetreffende portie de vereiste koeltemperatuur bereikt heeft.

2. Werkwijze volgens conclusie l, met het kenmerk dat men de te koelen produkten onder vorm van afzonderlijke porties minstens gedeeltelijk dompelt in een bepaalde hoeveelheid van genoemde koelvloeistof.

3. Werkwijze volgens conclusie l of 2. met het kenmerk dat men koelvloeistof op genoemde porties onder vorm van fijne druppels verdeelt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3. met het kenmerk dat men koelvloeistof op genoemde porties verdeelt tijdens het aanvoeren van deze laatste.

5. Werkwijze volgens één van de conclusies I tot 4, met het kenmerk dat men de verdampte koelvloeistof afzonderlijk van de gekoelde produkten afzuigt.

6. Werkwijze volgens één van de conclusies l tot 5, met het kenmerk dat de nodige hoeveelheid koelvloeistof per portie door temperatuurmeting van de omgeving, waar het koelen van de produkten plaats heeft, geregeld wordt. EMI12.1

7. Werkwijze volgens I'én van de vorige conclusies I tot 6, met het kenmerk dat het debiet van de te koelen produkten, welke een funktie is'van het volume van de porties, gemeten wordt voor het bepalen van de nodige hoeveelheid koelvloeistof per portie. <Desc/Clms Page number 13>

8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk dat de te koelen produkten op een nagenoeg continue wijze in bulk aangevoerd en in porties verdeeld worden, welke elk afzonderlijk minstens gedeeltelijk in een bepaalde hoeveelheid koelvloeistof gedompeld worden.

9. Werkwijze voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen, bij middel van een koelvloeistof, zoals hiervoor beschreven of uit bijgevoegde tekeningen afgeleid kan worden.

10. Inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen, van produkten, zoals voedingswaren en industriële produkten, bij middel van een koelvloeistof. in hei bijzonder inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusies I tot 9, met het kenmerk dat deze een doorlopend transportmechanisme vertoont dat in een bepaalde richting kan bewegen en waarop zich een aantal opeenvolgende bovenaan open compartimenten bevinden, in elk van dewelke een portie van een te koelen produkt ondergebracht kan worden, waarbij nagenoeg aan het begin van het transportmechanisme een aanvoer naar genoemde compartimenten. enerzijds, voor de te koelen produkten en, anderzijds, voor de koelvloeistof en nagenoeg aan het einde van het transportmechanisme een afvoer voor de afgekoelde produkten voorzien is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat, ten opzichte van de verplaatsingsrichting van het transportmechanisme, de aanvoer voor de koelvloeistof zich bevindt voor deze van de te koelen produkten.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 10 of 11, met het kenmerk dat een afzuigventilator voorzien is welke nagenoeg aan het einde van het transportmechanisme de verdampte koelvloeistof kan afvoeren.

13. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 12, met het kenmerk dat de aanvoer voor koelvloeistof bestaat uit minstens één sproeier welke gemonteerd is boven genoemde compartimenten.

14. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 13, met het kenmerk dat ze van een regelsysteem voorzien is voor het bepalen van de hoeveelheid koelvloeistof per portie te koelen produkt, met <Desc/Clms Page number 14> minstens een temperatuurvoeler, welke zich bevindt in de ruimte waarin het transportmechanisme zich beweegt, voor de aanvoer voor de koelvloeistof, op een ten opzichte van deze aanvoer enigszins afgeschermde plaats, waarbij deze temperatuurvoeler een regelkraan stuurt die het debiet in de aanvoer voor koelvloeistof regelt.

15. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 14, met het kenmerk dat een detector voorzien is voor het meten van het debiet van de naar de compartimenten aangevoerde te koelen produkten en voor het regelen van het debiet van de koelvloeistof naar de compartimenten in functie van het debiet van de aangevoerde te koelen produkten.

16. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 15, met het kenmerk dat het transportmechanisme een volgens een bepaalde richting om zijn as draaiende trommel vertoont, waarop een reeks zich axiaal uitstrekkende schotten voorzien zijn die nagenoeg gelijkmatig over de cyhnderwand van de trommel verdeeld zijn en die aldus op deze volledige wand opeenvolgende nagenoeg identieke compartimenten bepalen.

17. Inrichting volgens conclusie 16. met het kenmerk dat de trommel om zijn as draaibaar gemonteerd is In een nagenoeg coaxiaal minstens gedeeltelijk cilindervormig huis, waarvan de diameter enigszins groter is dan deze van de met schotten voorziene trommel, zodanig dat tussen het huis en de vrije uiteinden van de schotten een ringvormige ruimte voorzien is, waarlangs de verdampte koelvloeistof de compartimenten kan verlaten, waarbij de aanvoer voor de koelvloeistof en de aanvoer voor de te koelen produkten naar de compartimenten zich aan de bovenzijde van het huis bevinden en de afvoer van de gekoelde produkten nagenoeg diametraal tegengesteld, aan de onderzijde van het huis, voorzien EMI14.1 is.

IS. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk dat, in de nabijheid van genoemde afvoer, een afzuigleiding voor de verdampte koelvloeistof op het huis aansluit.

19. Inrichting volgens één van de conclusies 16 tot 18, met het kenmerk dat de as van de trommel bij middel van een motor met een regelbare snelheid aangedreven wordt. <Desc/Clms Page number 15>

20. Inrichting voor het koelen, meer bepaald diepvriezen van produkten, zoals voedingswaren en industriële grondstoffen. zoals hiervoor beschreven of in bijgevoegde tekeningen voorgesteld werd.