<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van "Santens Engineering Services""naamloze vennootschap" voor : "Metalen gestel".
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een metalen gestel dat profiellijsten bevat en verbindingsmiddelen, van welke profiellijsten er ten minste een aantal een open goot vormen en bijgevolg een bodem en twee daarop aansluitende benen bevatten, welke benen van openingen voor de verbindingsmiddelen zijn voorzien.
Dergelijke gestellen worden onder meer gebruikt in combinatie met legbladen voor het vormen van rekken.
Met behulp van verbindingsmiddelen worden de profiellijsten met elkaar of met andere elementen zoals buizen, hoekijzers en dergelijke verbonden. Een aantal van deze verbindingsmiddelen of alle verbindingsmiddelen zijn gevormd door bouten en erop geschroefde moeren.
Indien men bij de bekende metalen gestellen van de hiervoor gedoelde soort een andere profiellijst of een ander element met zijn einde in een goot vormende profiellijst aanbrengt en aan de benen van deze profiellijst bevestigt door middel van een bout en een moer, dan is ofwel de kop van de bout ofwel de moer aan de buitenzijde van de profiellijst gelegen en vormt hij een uitsteeksel dat in bepaalde gevallen kan hinderen.
Indien de profiellijsten een C-vormige doorsnede bezitten, dit wil zeggen indien de uiterste randen van de benen van de profiellijsten naar binnen omgeplooid zijn, kan bij deze bekende gestellen een element dat met een einde in een profiellijst wordt gebracht en door een verbindingselement aan een been van de profiellijst is verbonden, ter plaatse van het verbindingselement niet tegen de binnenzijde van dit been aansluiten.
De uitvinding heeft tot doel een metalen gestel te verschaffen waarbij de hiervoor genoemde nadelen gemakkelijk kunnen worden vermeden.
<Desc/Clms Page number 3>
Tot dit doel is ten minste een van de benen van ten minste een aantal van de goot vormende profiellijsten van een naar binnen springende, zich in de lengterichting uitstrekkende indeuking voorzien en is dit been ter plaatse van de indeuking van openingen voor de verbindingselementen voorzien.
Het aan de buitenzijde van de profiellijst gelegen gedeelte van de verbindingselementen kan in de indeuking verzonken worden en elementen die aan de binnenzijde van de profiellijsten tegen het been met de indeuking worden bevestigd, kunnen ter plaatse van de indeuking tegen de binnenzijde van dit been aansluiten.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de twee benen van ten minste een aantal profiellijsten over gans hun lengte van een indeuking voorzien.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bezitten ten minste een aantal van de gootvormende profiellijsten een C-profiel, is de vrije rand van de benen van deze profiellijsten naar binnen omgeplooid en zijn de uiterste rand van de omgeplooide rand en de binnenkant van het been ter plaatse van het diepste punt van de indeuking in een zelfde vlak gelegen dat nagenoeg loodrecht op de bodem van de profiellijst staat.
Vooral bij deze uitvoeringsvorm kunnen gemakkelijk platte delen, zoals afgeplatte einden van buizen, tegen de binnenzijde van het been met de indeuking worden bevestigd.
Deze platte zijden steunen dan op de indeuking en op de uiterste rand van de omgeplooide rand van het been.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de indeuking V-vormig.
Bij voorkeur zijn ten minste een aantal verbindingsmiddelen gevormd door bouten en erbij horende moeren, waarbij de kop van de bouten conisch is met een coniciteit
<Desc/Clms Page number 4>
die overeenkomt met de V-vorm van de indeuking.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de bodem van de gedoelde profiellijsten die ten minste een been bevatten dat van een indeuking is voorzien evenals deze benen van openingen voorzien.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezitten ten minste een aantal van de openingen een centraal rond gedeelte en twee daarop aansluitende diametraal tegenover elkaar gelegen smallere gleufjes.
Bij voorkeur zijn ten minste een aantal van de verbindingsmiddelen gevormd door bouten en erop passende moeren en zijn ten minste een aantal van deze moeren op ten minste een zijde van ten minste een uitsteekseltje voorzien dat in een gleufje van een hogergenoemde opening past.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een metalen gestel volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een metalen gestel volgens de uitvinding.
Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur 1.
Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III-III uit figuur 1.
Figuur 4 is een vooraanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een metalen gestel volgens de uitvinding.
Figuur 5 stelt een doorsnede voor volgens de lijn V-V uit figuur 4.
Figuur 6 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VI-VI uit figuur 4.
Figuur 7 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VII-VII uit figuur 4.
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 8 is een vooraanzicht van een haakstuk uit het metalen gestel volgens figuur 4.
Figuur 9 is een achteraanzicht van een ander haakstuk uit het metalen gestel volgens figuur 4.
Figuur 10 is een onderaanzicht van een moer gebruikt bij het metalen gestel volgens figuur 4.
Figuur 11 is een vooraanzicht van een nog andere uitvoeringsvorm van een metalen gestel volgens de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
Het metalen gestel volgens de figuren bevat een aantal metalen profiellijsten 1 met een C-profiel. Deze profiellijsten vormen dus een goot en bezitten een bodem 2 en twee op de randen van de bodem staande benen 3.
De uiterste randen van de benen 3 zijn over 900 naar binnen omgeplooid. Deze omgeplooide randen zijn in de figuren met het verwijzingscijfer 4 aangeduid.
Kenmerkend voor de uitvinding is dat de opstaande benen 3 over gans hun lengte van een naar binnen uitspringende indeuking 5 zijn voorzien.
Deze indeuking 5 bezit een V-vorm zoals duidelijk blijkt uit figuur 2.
De indeuking 5 in elk been 3 is halverwege de hoogte van dit been gelegen.
De benen 3 zelf bezitten een totale hoogte die gelijk is aan de helft van de breedte van de bodem 2.
De diepte van de indeuking 5, gemeten tot aan de binnenzijde van het been, is gelijk aan de totale breedte van het been gemeten ter plaatse van de rand 4 zodat de binnenzijde van het been ter plaatse van het diepste punt van de indeuking 5 en de uiterste rand van de rand 4 van het been samen een vlak vormen dat loodrecht gericht is op de bodem 2. Dit vlak is in figuur 2 door de punt-streep-
<Desc/Clms Page number 6>
lijn 6 aangeduid.
De bodem 2 zelf is niet volledig vlak maar is, om de stevigheid te vergroten, in het midden over gans zijn lengte van een kleine naar binnen inspringende indrukking 7 voorzien.
De bodem 2 is van drie rijen openingen 8 voorzien.
De openingen van de middelste rij liggen geschranst ten opzichte van de openingen van de buitenste rijen.
Elk van de benen 3 is eveneens van een rij openingen 8 voorzien. Deze openingen 8 zijn tegenover de openingen 8 van de buitenste rijen openingen van de bodem 2 gelegen en zijn met hun midden op het diepste punt van de indeuking 5 gelegen.
Elk van de openingen 8 is langwerpig in de langsrichting van de profiellijst 1 en bestaat uit een rond centraal gedeelte 9 en twee diametraal tegenover elkaar daarop aansluitende smallere, korte, op hun einde afgeronde gleufjes 10.
Al de openingen 8 die zich bevinden op een zich in de langsrichting uitstrekkende rij zijn op dezelfde afstand van elkaar gelegen en deze afstand is voor de verschillende rijen dezelfde.
Bij deze profiellijsten 1 behoren verbindingsmiddelen die gevormd zijn door bouten 11 of 12 en erbij passende moeren 13.
De bouten 11 en 12 zijn zogenoemde imbusbouten.
Hun steel bezit een iets kleinere diameter dan het centrale gedeelte 9 van de openingen 8. De bouten 11 bezitten een cilindrische kop. De bouten 12 daarentegen bezitten een conische kop waarvan de coniciteit overeenkomt met de V-vorm van een indeuking 5. Wanneer een dergelijke bout 12 door een opening 8 ter plaatse van de indeuking 5 is aangebracht, is de conische kop volledig in deze indeuking ver-
<Desc/Clms Page number 7>
zonken.
De moeren 13 zijn dezelfde zowel voor de bouten 11 als voor de bouten 12. Deze moeren 13 zijn rond maar bezitten op één zijde en diametraal tegenover elkaar twee uitsteekseltjes 14 die in de gleufjes 10 passen. De hoogte van de uitsteekseltjes 14 komt overeen met de dikte van de bodem 2 en de benen 3.
In figuur 10 is de hogergedoelde zijde van een moer 13 in detail voorgesteld.
Een moer 13 wordt eerst met haar twee uitsteekseltjes 14 in de twee gleufjes 10 van een opening aangebracht vooraleer de bout 11 of 12 erop wordt geschroefd. Er is geen speciaal werktuig nodig om tijdens het opschroeven of aanspannen van de bouten 11 of 12 de overeenstemmende moer 13 vast te houden.
Met behulp van de hiervoor beschreven profiellijsten 1 en de verbindingsmiddelen 11,13 of 12,13 kunnen allerhande constructies worden gevormd zoals draagrekken enz. De profiellijsten 1 kunnen daarbij verticale stijlen of horizontale liggers vormen. Ze kunnen aan elkaar of aan andere elementen, zoals hierna beschreven, worden bevestigd ter vorming van een gestel.
In de figuren zijn enkele gestellen voorgesteld die wellicht op zichzelf weinig praktisch nut hebben maar die verschillende manieren illustreren waarop een of meer van de hiervoor beschreven profiellijsten 1 met andere profiellijsten 1 of andere elementen kunnen worden verbonden ter vorming van een gestel. De beschreven gestellen kunnen bij voorbeeld een onderdeel vormen van een groter gestel.
Het gestel waarop de figuren 1 tot 3 betrekking hebben, bevat een profiellijst 1 die opgehangen is aan een dwars erop gerichte horizontale buis 15.
Over deze buis 15 haakt een beugel 16 waarvan de
<Desc/Clms Page number 8>
van schroefdraad voorziene einden van de twee benen doorheen de het dichtst bij elkaar gelegen gleufjes 10 van twee naburige openingen 8 in de bodem 2 van de profiellijst 1 steken.
Aan de binnenzijde van de goot vormende profiellijst zijn op deze einden moeren 17 geschroefd. Tussen de moeren 17 en de binnenzijde van de bodem 2 bevindt zich een ring 18.
Een buis 19 is met een platgeduwd einde door middel van een bout 12 en een moer 13 bevestigd tegen de binnenzijde van een been 3 van de profiellijst 1.
De kop van de bout 12 is volledig verzonken in de indeuking 5 in het gedoelde been 3.
Het platte einde van de buis 19 steunt enerzijds tegen de binnenzijde van het been 3 ter plaatse van het diepste punt van de indeuking 5 en, anderzijds, tegen het uiterste randje van de omgeplooide rand 4. Het afgeplatte einde strekt zich dus uit volgens het hogergenoemde vlak 6, loodrecht op de bodem 2.
De diameter van de buis 19 is zo gekozen dat de buitenzijde van de buis in het verlengde ligt van de naar buiten gekeerde zijde van het been 3, zoals duidelijk zichtbaar is in figuur 2.
In het afgeplat einde van de buis 19 is een opening 8 aangebracht waardoor de bout 12 steekt en waarin de twee uitsteekseltjes 14 van de moer 13 steken.
Het gestel waarop de figuren 4 tot 7 betrekking hebben, bevat een profiellijst 1 die een verticale stijl vormt en die met haar onderste einde door middel van een bout 11 en een daarop geschroefde moer 13 bevestigd is, aan een voetstuk 20.
Dit voetstuk 20 is een vierkante plaat waarvan een rechthoekig, op een zijrand aansluitend gedeelte aan zijn zijkanten werd losgesneden en over 900 werd omgeplooid.
Het voetstuk 20 wordt met het laatstgenoemde gedeelte
<Desc/Clms Page number 9>
verticaal op de grond geplaatst. De profiellijst 1 sluit met de binnenzijde van haar bodem 2 tegen het laatstgenoemde gedeelte aan.
In het laatstgenoemde gedeelte is een opening 21 aangebracht op zulkdanige plaats dat ze tegenover het midden van een opening 8 van de middelste rij van de bodem 2 van de profiellijst 1 is gelegen.
Een bout 11 waarvan de kop zich aan de binnenzijde van de profiellijst 1 bevindt, is doorheen deze opening 21 en de hogergenoemde opening 8 in een moer 13 geschroefd die aan de buitenzijde van de profiellijst 1 met haar uitsteekseltjes 14 in de laatstgedoelde opening 10 steekt.
Aan de verticale profiellijst 1 zijn twee verschillende haakstukken 22 en 23 vastgehaakt.
Het haakstuk 22, dat in detail in figuur 8 is voorgesteld, is een hoekijzer.
In een van de benen van dit hoekijzer zijn door doordrukken vier haakjes 24 gevormd die zich in een evenwijdig aan het andere been gericht vlak aan de binnenzijde van het hoekijzer uitstrekken en die elk de vorm hebben van een T die met zijn opstaand been aansluit op de binnenzijde van het been waaruit de haakjes 24 zijn gedrukt.
De lengte van de kop van de T is iets kleiner dan de in de langsrichting van de profiellijst 1 gemeten lengte van een opening 8.
De op het ene been staande haakjes 24 zijn met hun symmetrievlak op een afstand van het andere been gelegen die overeenkomt met de afstand tussen de symmetrielijn van de openingen 8 uit de buitenste rij in de bodem 2 en de buitenzijde van het er dichtst bij gelegen been 3 en de dikte van de haakjes 24 is iets kleiner dan de breedte van
<Desc/Clms Page number 10>
de gleufjes 10 van deze openingen 8.
De afstand tussen de haakjes 24 onderling komt ook overeen met de afstand tussen de openingen P.
De afstand tussen de onderkant van de kop van de T-vormige haakjes 24 en de binnenzijde van het been waarop ze staan, komt overeen met de dikte van de bodem 2.
Uit een en ander vloeit voort dat het haakstuk 22 met zijn vier haakjes 24 in vier opeenvolgende openingen 8 van een uiterste rij in de bodem 2 kan worden gebracht waarbij dan het been waarop de haakjes 24 staan tegen de buitenzijde van de bodem 2 aansluit en het andere been tegen de buitenzijde van een been 3 van de profiellijst 1 aansluit.
Daarna kan het haakstuk 22 een weinig omlaag worden verschoven waarbij de haakjes 24 aan de onderkant van de openingen 8 achter de bodem 2 haken.
Aan het haakstuk 22 kunnen liggers of profiellijsten vastgelast zijn.
Ook het haakstuk 23 is een hoekijzer maar een been is omgeplooid in een vorm die overeenstemt met de helft van de buitenzijde van een been 3.
Wanneer dus dit hoekstuk met het niet geplooide been aan de buitenzijde tegen de rand 4 of tegen de bodem 2 aansluit, sluit het geplooide been tegen de buitenzijde van de helft van het been 3 aan. Dit geplooide been reikt tot aan het diepste punt van de indeuking 5.
Het haakstuk 23 bevat drie haakjes die identiek zijn aan de hogergenoemde haakjes 24 maar niet uit het been uitgedrukt zijn maar met het verticale gedeelte van de T aansluiten op de uiterste rand van het geplooide been van het hoekijzer.
Het haakstuk 23 kan met de drie haakjes 24 in drie openingen 8 in een been 3 worden gebracht en ver-
<Desc/Clms Page number 11>
volgens een weinig omlaag geschoven tot in de stand voorgesteld in de figuren 4 en 6.
Ook aan het haakstuk 23 kunnen liggers of andere elementen vastgemaakt zijn.
Het gestel volgens de figuur 11 ten slotte bestaat uit twee elkaar loodrecht kruisende profiellijsten 1 die met hun bodems 2 tegen elkaar bevestigd zijn door middel van twee bouten 11 en daarop geschroefde moeren 13.
De twee bouten 11 zijn aangebracht doorheen openingen 8 van de twee buitenste rijen van de ene profiellijst 1 en doorheen twee naburige openingen 8 van de middelste rij van de andere profiellijst 1 zoals voorgesteld in figuur 11.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.