BE880053A

BE880053A - Werkwijze voor het in de grond vergassen van steenkool en daarbij gebruikte inrichting

Info

Publication number: BE880053A
Application number: BE2/58213A
Authority: BE
Original assignee: Worms Louis
Priority date: 1979-11-16
Filing date: 1979-11-16
Publication date: 1980-03-17

Description

"Werkwijze voor het in de grond vergassen van steenkool

en daarbij gebruikte inrichting".

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in de grond vergassen van steenkool.

Naar men vermoedt bevinden zich op verschillende plaatsen nog aanzienlijke hoeveelheden steenkool in de grond. De ontginning van deze steenkoollagen is evenwel in vele gevallen, hetzij door de samenstelling van de steenkoollagen, hetzij door de grote diepte waarop ze zich bevinden, niet economisch rendabel. Vandaar dat men er reeds aan gedacht heeft de steenkool in de grond te vergassen en het aldus gevormde gas als energiebron te gebruiken.

De uitvinding heeft nu tot doel een werkwijze te verschaffen voor het in de grond vergassen van steenkool, welke werkwijze vrij eenvoudig en economisch is.

Tot dit doel maakt men ten minste een put in de grond tot in een steenkoollaag, laat men in deze put ten minste een elektrisch verwarmingselement neer tot ter hoogte van de steenkoollaag, stuurt men elektrische stroom door dit

waarbij de steenkool vergast, en vangt men ten slotte de gevormde gassen op.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruikt men als elektrisch verwarmingselement een elektrische weerstand omringd door een hitte-bestand omhulsel.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding zuigt men de gevormde gassen uit de put af.

In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding brengt men tijdens het verhitten, ter plaatse van het elektrisch verwarmingselement,zuurstof in de put aan.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm

van de uitvinding gebruikt men een verwarmingselement dat zich over een afstand uitstrekt die kleiner is dan de dikte van de te vergassen steenkoollaag en verplaatst men, tijdens het verhitten, het verwarmingselement ter plaatse van de

laag in de put.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting die bijzonder geschikt is voor het uitvoeren van de werkwijze <EMI ID=2.1> volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.

De uitvinding heeft bijgevolg ook betrekking op

een inrichting voor het in de grond vergassen van steenkool, waarvan het kenmerk erin bestaat dat ze een elektrisch verwarmingselement bevat dat, in een put in de grond, ter plaatse van de kolenlaag opgesteld is, een elektrische leiding voor de stroomtoevoer aan het verwarmingselement en middelen om het gas uit de put op te vangen.

Doelmatig bevat de inrichting ook middelen om

langs het verwarmingselement zuurstof in de put te voeren.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hie&#65533;volgende beschrijving van een werkwijze voor het in de grond vergassen van steenkool en

van een daarbij gebruikte inrichting, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekening.

De figuur stelt een schematisch gehouden doorsnede voor van een inrichting voor het in de grond vergassen van steenkool volgens de uitvinding, tijdens het toepassen van

de werkwijze.

Om de steenkoollaag 1 in de grond 2 te vergassen,

van de steenkoollaag 1.

In deze put 3 brengt men vervolgens een elektrisch verwarmingselement 4 aan. Bij voorkeur gebruikt men als verwarmingselement 4 een zogenoemde "dompelaar",van reuze formaat. Deze dompelaar bestaat uit een in spiraal lopend

van dit omhulsel, opgesteld is. Men laat het verwarmingselement 4 dalen tot ter plaatse van de steenkoollaag 1.

Men hangt dit verwarmingselement 4 aan een leiding

5 die, wanneer het verwarmingselement 4 ter plaatse van de steenkoollaag 1 gelegen is, tot buiten de put 3 loopt. Langs deze leiding 5 blaast men, tijdens de werking van het verwarmingselement 4, zuurstof in de put 3. Deze zuurstof kan zowel zuivere zuurstof zijn als gewone lucht welke dus

een deel zuurstof bevat. Deze zuurstof stroomt ter plaatse

van het verwarmingselement 4, b.v. tussen de windingen van het omhulsel van de dompelaar heen, in de put 3.

Voor het verhitten van het verwarmingselement 4, in het bijzonder dus de weerstand van de dompelaar, is het verwarmingselement 4 door middel van elektrische draden 6 ,

die tot buiten de put 3 lopen, verbonden met een,

niet in de figuur voorgestelde, stroombron. Het verwarmingselement 4 kiest men zó dat, wanneer elektrische stroom erdoor gestuurd wordt,.het verhit wordt tot een temperatuur waarbij de kolenlaag 1 gaat vergassen. Het is vanzelfsprekend dat, in geval het verwarmingselement 4 een dompelaar is, het omhulsel van

een hitte-bestand metaal moet vervaardigd zijn dat de hoge temperaturen kan verdragen. Het vergassen van de steenkoollaag 1 wordt geactiveerd door een toevoeging van zuurstof.

De gevormde gassen stijgen dan rond de leiding 5 opwaarts in

de put 3,aan de bovenkant waarvan ze opgevangen of afgezogen worden. Het bovenste einde van de put 3 wordt rond de leiding

5 afgesloten, op een afvoerpijp 7 welke naar een afzuigpomp 8 loopt na. Het afzuigen van het gas kan zowel continu als intermitterend plaatsvinden.

Het verwarmingselement 4 kan van zulkdanige afmetingen gekozen worden dat het zich over gans de dikte van de steenkoollaag uitstrekt. Het verwarmingselement 4 mag ook kleiner zijn. In dit geval kan men, tijdens het verhitten,

dit verwarmingselement 4 in de put 3 verplaatsen zodat opeenvolgend verschillende lagen van de steenkoollaag 1 vergast worden.

Een gedeelte van de bekomen gassen kan gebruikt

worden voor het vervaardigen van de elektrische energie

welke nodig is voor het verwarmingselement 4.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

In het bijzonder moet bij het verhitten met behulp van het verwarmingselement niet noodzakelijk zuurstof ingeblazen worden.

De bekomen gassen van de steenkoollaag moeten

ook niet noodzakelijk met behulp van een afzuigpomp afgezogen worden. Deze gassen zijn lichter dan lucht en kunnen gewoon aan de bovenkant van de put 3 opgevangen worden.

Het is vanzelfsprekend dat meerdere putten met

een verwarmingselement in één zelfde steenkoollaag kunnen aangebracht worden. De verschillende verwarmingselementen kunnen dan door één zelfde stroombron gevoed worden terwijl ook éen zelfde afzuigpomp de gassen uit de verschillende putten kan zuigen.

Claims

1. Werkwijze voor het in de grond vergassen van steenkool, met het kenmerk dat men ten minste een put in de grond tot in een steenkoollaag maakt, men in deze put ten minste een elektrisch verwarmingselement neerlaat tot ter hoogte van de steenkoollaag, men elektrische stroom door dit verwarmingselement stuurt zó dat het verhit

ten slotte de gevormde gassen opvangt.

2. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men als elektrisch verwarmingselement een elektrische weerstand,omringd door een hitte - bestand omhulsel, gebruikt.

3. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de gevormde gassen uit de put' afzuigt.

4. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men , tijdens het verhitten, ter plaatse van het elektrisch verwarmingselement, zuurstof in de put aanbrengt.

5. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men deze zuurstof langs een leiding tot ter plaatse van het verwarmingselement brengt en over het verwarmingselement in de put doet stromen.

6. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men een verwarmingselement gebruikt dat zich over een afstand uitstrekt die kleiner is dan de dikte van de te vergassen steenkoollaag en men, tijdens het verhitten, het verwarmingselement,ter plaatse van de laag,in de put verplaatst.

7. Werkwijze voor h�t in de grond vergassen van steenkool zoals hiervoor beschreven.

8. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat ze een elektrisch verwarmingselement bevat dat, in een put in de grond, ter plaatse van de kolenlaag opgesteld is, een elektrische leiding voor de stroomtoevoer aan het verwarmingselement en middelen om het gas uit de put op te vangen.

9. Inrichting volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat ze ook middelen bevat om langs het verwarmingselement zuurstof in de put te voeren.

10. Inrichting volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat het verwarmingselement bevestigd is aan een buis voor het toevoeren van de zuurstof, welke buis tot buiten

de put loopt.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 10, met het kenmerk dat het elektrisch verwarmingselement een dompelaar van reuzeformaat is.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 11, met het kenmerk dat ze ook middelen bevat om gas uit de put af .te zuigen.

13. Inrichting voor het in de grond vergassen van steenkool zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekening voorgesteld.