"Machine voor het vervaardigen van lolly's".
De uitvinding heeft betrekk ing op een machine voor het vervaardigen van lolly's, welke machine een gestel bevat, een daarop draaibaar gemonteerde trommel voorzien van over zijn omtrek verspre ide, axiaal gerichte uitsparingen, middelen om lolly-materiaal in deze uitsparingen
te brengen, ten minste een stempel per uitsparing die
<EMI ID=1.1>
voor het tot de gewenste vorm persen van het in de uitsparing gebrachte lolly-materiaal, middelen om de stempels heen en weer te verplaatsen, een stokjesvoorraadbak en, per
<EMI ID=2.1> de voorradbak kan opvangen wanneer de uitsparing tegenover de voorraadbak gelegen is en vervolgens dit stokje in het. in de uitsparing gevormde stuk lolly-materiaal kan brengen, welk stokjesinbrengmechanisme een op de uitsparing uitgevende groef voor het stokje bevat en een in de langsrichting van de groef heen en weer verplaatsbare stempel om het stokje in de groef te verplaatsen en middelen om de stempel heen en weer te verplaatsen.
Bij bekende machines van deze soort behoort bij elke groef in de trommel een klep die eveneens van
een groef voorzien is en die, hetzij scharnierend op de trommel gemonteerd is, hetzij met andere kleppen tot een ketting zonder einde welke de trommel plaatselijk raakt, verbonden is. Een dergelijke machine is onder meer beschreven in het Belgische octrooi nr. 867.059 van 12 mei
1978 van de aanvrager. Wanneer een klep de groef in de trommel afsluit, vormt de groef in de klep samen met de groef in de trommel een zijdelings gesloten koker welke aan een uiteinde dicht is en waarin langs het andere einde de stempel voor het vormen van de lolly heen en weer verplaatsbaar is. In de ge vormde koker mondt het groefje voor het stokje uit welk groefje dan in de buitenzijde
van de trommel gelegen is, in het verlengde van de groef in de trommel loopt en op het hoger gedoelde gesloten einde van de koker op de binnenkant van de groef uitgeeft. Ee n stuk lolly-materiaal wordt in de groef in de trommel gebracht vooraleer deze groef door een klep afgesloten wordt. Na het inbrengen van een stuk lolly-materiaal sluit de klep de groef af en verplaatst de stempel zich
in de aldus gevormde koker. Het stokje wordt in het gevormde lolly-materiaal gestoken waarna de stempel de groef in de trommel terug vrijmaakt waardoor dus de gevormde lolly met stokje uit deze groef kan verwijderd worden. Door de aanwezigheid van de kleppen zijn deze bekende machines evenwel vrij ingewikkeld van constructie e n dus kostelijk. Deze kleppen zijn ook aan grote slijtage onderhevig en maken meestal lawaai bij werking. De snelheid van de vervaardiging van lolly's wordt meestal beperkt door de verplaatsing van de kleppen. Niet alleen ter plaatse van de uiterste rand van de stempel bij het vormen van de lolly maar ook daar waar de klep tegen de trommel aansluit tijdens dit vormen ontstaat een rand zodat de door bekende machines gevormde lolly's twee randen of bramen bezitten wat kan hinderlijk zijn bij het verbruiken van de lolly.
Er zijn wel machines voor het vormen van lolly's bekend welke geen kleppen bezitten maar deze machines bezitten dan geen heen en weer verplaatsbare stempels. Deze bekende machines zonder kleppen zijn in feite walsmachines waarbij uit een streng lolly-materiaal lolly's gewalst worden. De verschillende lolly's hangen nog aan elkaar door een dunne vlies van lolly-materiaal. Na het scheiden van de lolly's blijft nog steeds een gedeelte van dit vlies aan de lolly vast hetgeen zeer hinderlijk is bij het ve rbruiken van de lolly.
De uitvinding heeft nu tot doel al de hiervoor genoemde nadelen te verhelpen en een machine voor het vervaardigen van lolly's te verschaffen welle zeer eenvoudig
van constructie is, weinig aan slijtage onderhevig is,
en toelaat lolly's te vervaardigen zonder bramen en met slechts een enkele naad.
<EMI ID=3.1> . in de trommel twee, in axiale richting afzonderlijk verplaatsbare, stempels, waartussen het in de uitsparing gebrachte lollymateriaal tot de gewenste vorm kan geperst worden, en middelen om deze stempels heen en weer te verplaatsen, geven de uitsparingen in de trommel elk ten
<EMI ID=4.1>
van de stempels�ertussen gelegen is, op de buitenkant van de trommel uit om het tussen de stempels aanbrengen van lollymateriaal in de uitsparing toe te laten, terwijl
de middelen om lollymateriaal in de uitsparing te brengen dit lollymateriaal op de gedoelde plaats in de uitsparing tussen de stempels kunnen brengen, en is de uitsparing voor een stokje van het stokjesinbrengmechanisme bij elke uitsparing in de trommel, dwars gericht op deze uitsparing in de trommel,terw ijl deze uitsparing in de
<EMI ID=5.1>
doende groot is om de in de uitsparing, tussen de stempels gevormde lolly met zijn stokje, na het uit elkaar gaan van de stempels, uit de uitsparing te laten gaan.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de opening waarmee elke uitsparing in de trommel op de buitenkant uitgeeft op een plaats die, voor ten minste een bepaalde stand van de stempels,ertussen gelegen is, om het inbrengen van lollymateriaal in de uitsparing toe te laten, dezelfde opening als de opening waarmee diezelfde uitsparing in de trommel op de buitenkant van de trommel uitgeeft om de in de uitsparing gevormde lolly met zijn stokje uit de uits paring te laten gaan.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvindin g zijn de uitsparingen voor de stokjes van de stokjesinbreng-mechanismen radiaal gericht ten opzichte van de trommel.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de trommel over gans zijn omtrek van een loodrecht op de as gerichte kraag voorzien en zijn de u its paringen voor de stokjes van de stokjesinbrengmechanismen in deze kraag aangebracht.
In een andere merkwaardige uitvoeringsvorm van de
<EMI ID=6.1>
kant van de trommel uit met een opening die bestaat uit een gleuf voor het stokje en een opening waardoor het gevormde lollymateriaal kan, een en ander zo dat het gevormde lollymateriaal in de uitsparing kan verplaatst worden, terw ijl het stokje zich door de gleuf verplaatst tot tegenover de opening waardoor ook het gevormde lollymateriaal buiten de uitsparing kan gebracht worden.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een machine voor het vervaardigen van lolly's volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld ge-
<EMI ID=7.1>
Figuur 1 stelt een dwarse doorsnede voor van een machine voor het vervaardigen van lolly's, volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur 1 maar op grotere schaal getekend; de <EMI ID=8.1>
In de twee figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De machine volgens de figuren bevat een op een horizontale as 1 gemonteerde trommel 2. De as 1 wordt gedreven door een niet in de figuren voorgestelde motor. De trommel 2 bestaat uiteen lichaam 3 met een cilindervormige buitenmantel, waarin een diepe, over gans de omtrek van het lichaam lopende groef 4 en daarnaast een minder diepe, eveneens over gans de omtrek van het lichaam 3 lopende groef 5 aangebracht zijn, en uit een tussen de groeven 4 en 5 uitspringende loodrecht op de as 1 gerichte kraag 6 die rondom de cilindervormige buitenmantel van het lichaam loopt.
In het lichaam 3 zijn, gelijkmatig over de omtrek ervan verdeeld, en in d e nabijheid van deze omtrek, cilindervormige, evenwijdig aan de as 1 lopende uitsparingen 7 aangebracht. Deze uitsparingen lopen dwars door het lichaam
3 en ook-dwars door de diepste groef 4. De groef
5 daarentegen is juist zo diep dat ze, in radiale zin gezien, zich tot juist halverwege de uitsparingen 7 uitstrekt, zodat dus ter plaatse van de groef 5 elke uitsparing 7 slechts
<EMI ID=9.1>
cilindermantel.
Op elke uitsparing 7 sluit een, radiaal gerichte, groef 8 voor een stokje 9 aan. De groeven 8 zijn in een dwars op de as 1 gerichte zijwand van de kraag 6 aangebracht
<EMI ID=10.1>
een doorsnede die de vorm heeft van een halve cirkel waarvan de diameter gelijk is aan de diameter van de stokjes 9. Om het inbrengen van een stokje 9 in de uitsparing 7 toe te
<EMI ID=11.1>
de uitsparing 7 een opening voorzien om ook het buiten de groef 8 uitstekende gedeelte van een stokje 9 door te laten, maar deze opening maakt deel uit van een gleuf 10 waarmee
de uitsparing 7 op de buitenomtrek van het lichaam 3 uit-
<EMI ID=12.1>
groef 8 in de langsrichting van de uitsparing 7 tot in de over de omtrek van het lichaam 3 lopende groef 5. De breedte van deze gleuf 10 is gelijk aan de breedte � een groef 8 en dus gelijk aan de diameter van een stokje 9.
In elke uitsparing 7 zijn twee stempels 11 en 12 onafhankelijk van elkaar in de langsrichting van de uitsparing verplaatsbaar gemonteerd. De stempels 11 en 12 zijn massieve cilinders welke steeds met een afgerond einde buiten het lichaam 3 van de trommel 1 uitsteken. De stempels 11 en
12 worden op het ge paste ogenblik in de richting van de andere stempel verplaatst door middel van een geleider waartegen de stempels met hun afgerond, buiten het lichaam 3 uitstekende uiteinde, aanstoten en welke het gepaste reliëf bezit om de gewenste verplaatsing van de stempel te bewerk-
<EMI ID=13.1>
verend op het gestel 15, waarin de as 1 draaibaar gelegerd is, gemonteerd is en langs de trommel 3 deze as 1 omringt. Op dezelfde manier is de stempel 12 in contact met een geleider 14 welke aan de andere kant van het lichaam 3 de
as omringt en vastgemaakt is op het gestel 15.
Het naar buiten uitschuiven van de stempel 11 wordt positief bevolen door een geleider 16 die in contact komt met een ruiter 17 welke, ter plaatse van de groef 4, in
het lichaam 3, op de stempel 11 gemonteerd is. De geleider
16 omringt gedeeltelijk het lichaam 3 en is eveneens op een, niet in de figuren voorgestelde manier, op he�estel 15 ge-monteerd. Deze geleider 16 is tussen de ruiter 17 en de kraag 6 gelegen. Het gedeelte van de ruiter 17 dat met de geleider 16 in contact is, is gevormd door een draaibaar wieltje dat aan de buitenkant van het lichaam 3 gelegen is. De as waarrond dit wieltje draaibaar is steekt met een einde in de stempel 11. Aan de naar de as 1 gekeerde zijde van de stempel 11 zit de ruiter 17 ook nog verschuifbaar rond een geleidingsstaaf 18 welke, evenwijdig aan de erbij horende stempel 11, dwars door de groef 4 in het lichaam 3 loopt.
Hierdoor wordt elke rotatie van de stempel 11 rond zijn langsas vermeden en wordt het kromtrekken van de as 11 onder invloed van een excentrische kracht van de geleider
16 op het wieltje van de ruiter 17, vermeden. Het naar buiten schuiven van elk van de stempels 12 wordt ook positief bevolen door een op het gestel 15 gemonteerde geleider
19 welke samenwerkt met een volger 20 die op de naar de as
1 gekeerde zijde van de stempel 12 gemonteerd is. Deze vol-
<EMI ID=14.1>
kop en de stempel 12 gelegen gedeelte verschuifbaar zit in een in de langsrichting van de uitsparing 7 lopende gleuf
28 waarmee de uitsparing 7 in verbinding staat met een cilindervormige centrale holte 29 in een zijde van het lichaam 3.
<EMI ID=15.1>
naar elkaar gekeerde einden van twee in een zelfde uitsparing 7 zittende stempels 11 en 12. Deze naar elkaar gekeerde einden zijn daartoe van het nodige reliëf, namelijk een uitholling 23, voorzien. Bij rotatie van de trommel 2 wordt achtereenvolgens in elke uitsparing 7, ter plaatse van de <EMI ID=16.1>
ge plaatst. Dit stuk 22 wordt afgesneden van een streng 24 welke, ter plaatse van de groef 5 in het lichaam 3, op de buitenkant van dit lichaam en dus tegenover de half open uitsparing 7, aangevoerd wordt. Een walsrol 25, welke draaibaar rond een evenwijdig aan de as 1 lopende as op het gestel 15 gemonteerd is, rolt, ter plaatse van de groef 5, over de buitenkant van het lichaam 3. De streng wordt tussen deze walsrol 25 en het lichaam 3 aangevoerd. Deze walsrol 25 duwt de streng, bij rotatie van de trommel 2, in de opeenvolgende uitsparingen 7 en door het contact van deze rol met de buitenkant van het lichaam 3, namelijk met het gedeelte dat tussen twee uitsparingen 7 gelegen is, in stukjes gesneden. In de figuur 1 is de rotatiezin van de
<EMI ID=17.1>
eveneens rond een evenwijdig aan de as 1 lopende as op het gestel 15 gemonteerd is, maar in de rotatiezin aangegeven door de pijl 26 voor de walsrol 25 gelegen is, duwt de afgesneden stukjes lolly-materiaal tot op de bodem van de uitsparingen 7. Deze rol 27 is hiertoe van over haar omtrek verdeelde uitsteeksels voorzien welke zo gelegen zijn dat telkens een uitsteeksel tegenover een uitsparing 7 komt te liggen wanneer de rol 27 door de rotatie van de trommel 2 gedraaid wordt. Voorbij de rol 27 bevindt zich dus in een uitsparing 7 ter plaatse van de groef 5, een stukje 22 van lolly-materiaal zoals voorgesteld in figuur 2.
Juist voorbij de rol 27 bevinden de stempels
11 en 12 in een uitsparing 7, zich in de stand voorgesteld in figuur 2. Bij verdere rotatie van de trommel 2, wordt door de geleider 14 eerst de stempel 12 ingeduwd. Bij zijn <EMI ID=18.1>
in de uitsparing 17 mee tot tegen de stempel 11. Dit stuk
22 wordt nu tussen de stempels 11 en 12 samengeperst tot de
<EMI ID=19.1>
12 de stempel 11 een weinig naar buiten wat mogelijk is doordat de geleider 13 waartegen de stempel 11 aanstoot, verend op het gestel 15 gemonteerd is. De eigenlijke vorming van de kogel 21 vindt dus in de uitsparing 7 plaats juist tegenover de kraag 6, dus op een plaats waar de uit sparing 7 een zijdelings volledig gesloten koker vormt. De verende opstelling van de geleider 13 laat kleine variaties toe van de grootte van de stukken 22.
Onmiddellijk na het vormen van de kogel 21 wordt de stempel 12 een weinig naar buiten geduwd door de geleider
19 waarbij dus ook de.stempel 11 terugspringt naar de stand voorgesteld in de figuur 2. Het midden van de kogel 21 bevindt zich nu juist tegenover de opening waarmee de op de
<EMI ID=20.1>
uitsparing 7 uitgeeft. Een stokje 9 wordt nu in de kogel
21 geduwd. Intussen werd immers door de groef 8 een stokje
9 meegenomen uit een voorraadbak 30 met stokjes 9. Deze voorraadbak 30 is boven het lichaam 3, naast de kraag 6, van de trommel 2 op het gestel 15 gemonteerd. De stokjes 9 zijn er verticaal in opgesteld. De voorraadbak is met een opening;
<EMI ID=21.1>
groeven 8 voorziene zijde van de kraag 6 gelegen.
Het in de de kogel 21 duwen van het in een groef 8 zittend stokje gebeurt door middel van een stempel 31 welke verplaatsbaar in de kraag 6 gemonteerd is. Bij elke groef
8 behoort een cilindervormige ruimte 32 welke radiaal gericht is en dus evenwijdig aan de groef 8 loopt, waarop een stempel
31 verplaatsbaar opgesteld is. Deze stempel 31 is aan de zijde van de groef 8 op zijn van de as 1 verwijderde uiteinde van een uitsteeksel 33 voorzien. Dit uitsteeksel 33 steekt door een gleuf 34 die de ru imte 31 verbindt met de groef 8. Wanneer dus de stempel 31 naar het midden van de trommel 2 toe verplaatst wordt, neemt dit uitsteeksel 33 het in de groef 8 zittende stokje 9 mee. Deze verplaatsing van de stempel 31 wordt, bij rotatie van de trommel, veroorzaakt door een geleider 35 welke op het gestel 15 gemonteerd is, naast de kraag 6 het lichaam 3 gedeeltelijk omringt, en saaenwerkt met een volger 36 welke op de stempel 31 vastgemaakt is.
Deze volger 36 heeft de vorm van een bout die,aan de tegenover het uitsteeksel 33 liggende zijde met zijn tussen de kop en de stempel 31 gelegen gedeelte door een gleuf 37 in de kraag steekt. De kop van deze boutvormige volger 36 leunt aan tegen de geleider 35.- Om na het inbrengen van het stokje 9' in de kogel 31 de stempel 31 terug naar zijn beginstand te brengen, bevat de machine een tweede geleider 38 die op het gestel 15 gemonteerd is en met de volger 36 samen-
<EMI ID=22.1>
Het inbrengen van een stokje 9 in een kogel 21 gebeurt tijdens de rotatie van de trommel 2, juist na het vormen van de kogel 21 en dit stokje 9 is volledig in de kogel 21 geduwd voor deze kogel 21, door rotatie van de trommel 2, onderaan gelegen is. Van zodra het stokje 9 volledig in de kogel 21 aangebracht is, wordt de stempel 11 door de geleider 13 ingeduwd. De kogel 21 wordt dus in de uitsparing 7 verschoven waarbij dus het stokje 9 door de gleuf 10 schuift tot in de groef 5 in het lichaam 3. Bij deze beweging duwt
de stempel 11 ook de stempel 12 naar buiten. De met deze stempel 12 samenwerkende geleider 14 is natuurlijk zo geconstrueerd dat hij deze verplaatsing niet belet. Wanneer de volledig gevormde lolly onderaan de machine gelegen is, bevindt hij zich tegenover de groef 5 en kan hij dus hetzij door de zwaartekracht, hetzij door een uitwerpvinger, hetzij nog met de hand langs de groef 5 uit de uitsparing 7 verwijderd worden.
De hiervoor beschreven machine bevat een minimum aan onderdelen zodat zij dus weinig aan slijtage onderhevig
is en weinig lawaai maakt doordat geen kleppen moeten geopend of gesloten worden, kan deze machine ook vrij snel werken.
Men bekomt een lolly waarvan de kogel 21 slechts één naad bezit, namelijk daar waar de stempels 11 en 12 bij het vormen van de kogel 21 nagenoeg tegen elkaar kwamen maar geen naad bevat in de andere richting wat bij voorbeeld wel het geval is indien de machine kleppen bevat.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvindingsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
In het bijzonder moet de drijving van de stempels niet noodzakelijk zoals beschreven zijn.Op sommige ogenblikken van de cyclus kan bij voorbeeld de ene stempel door de andere verplaatst worden.
Machine for making lollipops.
The invention relates to a machine for making lollipops, which machine comprises a frame, a drum pivotally mounted thereon provided with circumferentially distributed, axially directed recesses, means for inserting lollipop material into these recesses.
bring at least one punch per recess die
<EMI ID = 1.1>
for pressing the lollipop material placed in the recess into the desired shape, means for moving the stamps back and forth, a stick storage container and, per
<EMI ID = 2.1> can catch the stock bin when the recess is opposite the stock bin and then insert this stick into it. a piece of lollipop material formed in the recess, the stick insertion mechanism including a stick-issuing groove on the recess and a punch movable back and forth in the longitudinal direction of the groove for moving the stick in the groove and means around the punch and move it again.
In known machines of this type, each groove in the drum has a valve which is also associated with
a groove is provided and which is either hingedly mounted on the drum or connected to other flaps to form an endless chain which touches the drum locally. Such a machine is described, inter alia, in the Belgian patent no. 867,059 of 12 May
1978 from the applicant. When a flap closes the groove in the drum, the groove in the flap together with the groove in the drum forms a laterally closed sleeve which is closed at one end and in which along the other end the punch for forming the lollipop reciprocates. movable. In the formed tube the groove for the stick opens out from which groove in the outside
of the drum, runs in line with the groove in the drum and extends onto the inner side of the groove at the above-mentioned closed end of the sleeve. A piece of lollipop material is introduced into the groove in the drum before this groove is closed by a valve. After inserting a piece of lollipop material, the valve closes the groove and the punch moves
in the tube thus formed. The stick is inserted into the formed lollipop material, after which the punch clears the groove in the drum again, so that the formed lollipop with stick can be removed from this groove. However, due to the presence of the valves, these known machines are rather complicated in construction and therefore expensive. These valves are also subject to great wear and tear and are usually noisy when operated. The speed of lollipop production is usually limited by the movement of the flaps. Not only at the location of the extreme edge of the punch when forming the lollipop, but also where the valve connects against the drum during this molding, an edge is formed so that the lollipops formed by known machines have two edges or burrs, which can be a nuisance when consuming the lollipop.
Machines for forming lollipops are known which do not have valves, but these machines do not have punches that can be moved back and forth. These known machines without valves are in fact rolling machines in which lollipops are rolled from a string of lollipop material. The different lollipops are still attached to each other by a thin fleece of lollipop material. After the lollipops have been separated, a part of this fleece still remains attached to the lollipop, which is very inconvenient when the lollipop is used.
The object of the invention is to overcome all the aforementioned drawbacks and to provide a machine for manufacturing lollipops, which is very simple.
is of construction, little subject to wear,
and allows to manufacture lollipops without burrs and with only a single seam.
<EMI ID = 3.1>. in the drum two punches, separately movable in axial direction, between which the lollipop material introduced into the recess can be pressed into the desired shape, and means for moving these punches back and forth, each give the recesses in the drum at least
<EMI ID = 4.1>
of the dies � is located in between, on the outside of the drum to allow the insertion of lollipop material into the recess between the dies, while
the means for introducing lollipop material into the recess can insert this lollipop material at the intended location in the recess between the punches, and is the stick recess of the stick insertion mechanism at each recess in the drum, directed transversely to this recess in the drum, while this recess is in the
<EMI ID = 5.1>
the big thing is to let the lollipop formed in the recess, between the stamps, with its stick, come out of the recess after the stamps have separated.
In an advantageous embodiment of the invention, the opening through which each recess in the drum gives out on the outside is in a place which, for at least a certain position of the punches, is located between them, to allow the introduction of lollipop material into the recess. , the same opening as the opening through which that same recess in the drum issues onto the outside of the drum to allow the lollipop formed in the recess to disengage with its stick.
In a particular embodiment of the invention, the stick recesses of the stick insertion mechanisms are radially oriented with respect to the drum.
In an advantageous embodiment of the invention, the drum is provided with a collar oriented perpendicular to the axis over its entire circumference and the mating for the sticks of the stick insertion mechanisms are arranged in this collar.
In another curious embodiment of the
<EMI ID = 6.1>
side of the drum with an opening consisting of a slot for the stick and an opening through which the molded lollipop material can pass, this so that the molded lollipop material can be moved in the recess while the stick moves through the slot until opposite the opening through which also the formed lollipop material can be brought outside the recess.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a machine for manufacturing lollipops according to the invention; this description is given as an example only.
<EMI ID = 7.1>
Figure 1 represents a transverse section of a machine for manufacturing lollipops according to the invention. Figure 2 represents a section along the line II-II of Figure 1 but drawn on a larger scale; the <EMI ID = 8.1>
In the two figures, the same reference numbers refer to the same elements.
The machine according to the figures comprises a drum 2 mounted on a horizontal shaft 1. The shaft 1 is driven by a motor not shown in the figures. The drum 2 consists of a body 3 with a cylindrical outer casing, in which a deep groove 4 extending over the entire circumference of the body and a shallower groove 5 also extending over the entire circumference of the body 3 are provided, and of a between the grooves 4 and 5 projecting perpendicular to the axis 1, collar 6 extends around the cylindrical outer shell of the body.
In the body 3, evenly distributed over its circumference, and in the vicinity of this circumference, cylindrical recesses 7 running parallel to the axis 1 are provided. These recesses run right through the body
3 and also-across the deepest groove 4. The groove
5, on the other hand, is just so deep that, viewed in a radial sense, it extends to just halfway between the recesses 7, so that at the location of the groove 5 each recess 7 is only
<EMI ID = 9.1>
cylinder jacket.
A radially oriented groove 8 for a stick 9 connects to each recess 7. The grooves 8 are arranged in a side wall of the collar 6 directed transversely to the axis 1
<EMI ID = 10.1>
a cross-section in the form of a semicircle, the diameter of which is equal to the diameter of the sticks 9. To allow the insertion of a stick 9 into the recess 7
<EMI ID = 11.1>
the recess 7 provides an opening to also allow passage of the part of a stick 9 protruding outside the groove 8, but this opening forms part of a slot 10 with which
the recess 7 on the outer circumference of the body 3
<EMI ID = 12.1>
groove 8 in the longitudinal direction of the recess 7 into the groove 5 extending over the circumference of the body 3. The width of this groove 10 is equal to the width � a groove 8 and therefore equal to the diameter of a stick 9.
In each recess 7, two stamps 11 and 12 are mounted so as to be movable independently of each other in the longitudinal direction of the recess. The stamps 11 and 12 are solid cylinders, each of which protrudes with a rounded end outside the body 3 of the drum 1. The stamps 11 and
12 are displaced at the appropriate time in the direction of the other punch by means of a guide against which the punches with their rounded ends protruding outside the body 3, strike and which has the appropriate relief to effect the desired displacement of the punch. -
<EMI ID = 13.1>
is mounted resiliently on the frame 15, in which the shaft 1 is rotatably mounted, and surrounds this shaft 1 along the drum 3. Likewise, the punch 12 is in contact with a conductor 14 which is on the other side of the body 3
axle surrounds and is fixed to the frame 15.
The outward extension of the punch 11 is positively commanded by a guide 16 which comes into contact with a rider 17 which, at the location of the groove 4, in
the body 3 is mounted on the punch 11. The conductor
16 partially surrounds the body 3 and is also mounted on the frame 15 in a manner not shown in the figures. This guide 16 is located between the rider 17 and the collar 6. The portion of the rider 17 which is in contact with the guide 16 is formed by a rotating wheel located on the outside of the body 3. The axis around which this wheel is rotatable protrudes with one end into the punch 11. On the side of the punch 11 facing the axis 1, the rider 17 is also slidable around a guide bar 18 which, parallel to the associated punch 11, is transverse. runs through the groove 4 in the body 3.
This avoids any rotation of the punch 11 about its longitudinal axis and prevents warping of the shaft 11 under the influence of an eccentric force of the guide.
16 on the wheel of the rider 17, avoided. The sliding out of each of the punches 12 is also positively commanded by a guide mounted on the frame 15
19 which cooperates with a follower 20 which is on the to the axle
1 opposite side of the punch 12 is mounted. These follow-
<EMI ID = 14.1>
The head and the punch 12 portion is slidably seated in a slot extending in the longitudinal direction of the recess 7
28 with which the recess 7 communicates with a cylindrical central cavity 29 in one side of the body 3.
<EMI ID = 15.1>
ends of two stamps 11 and 12 which are in the same recess 7 facing each other. These ends facing each other are provided with the necessary relief, namely a recess 23, for this purpose. Upon rotation of the drum 2, successively in each recess 7, at the location of the <EMI ID = 16.1>
you placed. This piece 22 is cut off from a strand 24 which, at the location of the groove 5 in the body 3, is supplied on the outside of this body and thus opposite the semi-open recess 7. A roller 25, which is rotatably mounted on the frame 15 about an axis running parallel to the axis 1, rolls, at the location of the groove 5, over the outside of the body 3. The strand is placed between this roller 25 and the body 3 brought forward. This roller 25 pushes the strand, when the drum 2 is rotated, into the successive recesses 7 and is cut into pieces by the contact of this roller with the outside of the body 3, namely with the portion located between two recesses 7. In the figure 1 is the sense of rotation of the
<EMI ID = 17.1>
is also mounted on the frame 15 about an axis running parallel to the axis 1, but is located in front of the roller 25 in the sense of rotation indicated by the arrow 26, pushes the cut pieces of lollipop material to the bottom of the recesses 7. This To this end, roller 27 is provided with protrusions distributed over its circumference, which protrusions are located in such a way that each time a protrusion comes to lie opposite a recess 7 when roller 27 is rotated by the rotation of drum 2. Beyond the roll 27, in a recess 7 at the location of the groove 5, there is thus a piece 22 of lollipop material as shown in figure 2.
The stamps are located just beyond the roll 27
11 and 12 in a recess 7, which is in the position shown in figure 2. Upon further rotation of the drum 2, the guide 14 first pushes the punch 12 in. At his <EMI ID = 18.1>
in the recess 17 up to the punch 11. This piece
22 is now compressed between the punches 11 and 12 to the
<EMI ID = 19.1>
12 the punch 11 outwards a little, which is possible because the guide 13 against which the punch 11 strikes is resiliently mounted on the frame 15. The actual formation of the ball 21 thus takes place in the recess 7 just opposite the collar 6, i.e. at a position where the recess 7 forms a laterally completely closed tube. The resilient arrangement of the guide 13 allows for slight variations in the size of the pieces 22.
Immediately after the ball 21 has been formed, the punch 12 is pushed out slightly by the guide
19, whereby the punch 11 also springs back to the position represented in figure 2. The center of the ball 21 is now located just opposite the opening with which the
<EMI ID = 20.1>
cutout 7. A stick 9 is now in the ball
21 pushed. After all, in the meantime a stick became through the groove 8
9 taken from a hopper 30 with sticks 9. This hopper 30 is mounted above the body 3, next to the collar 6, of the drum 2 on the frame 15. The sticks 9 are arranged vertically in it. The storage bin is with an opening;
<EMI ID = 21.1>
grooves 8 on the side of the collar 6 located.
The stick sitting in a groove 8 is pushed into the ball 21 by means of a punch 31 which is movably mounted in the collar 6. With every groove
8 belongs a cylindrical space 32 which is directed radially and thus runs parallel to the groove 8 on which a punch
31 is movable. This punch 31 is provided with a projection 33 on the side of the groove 8 on its end remote from the shaft 1. This protrusion 33 protrudes through a slot 34 which connects the space 31 with the groove 8. Thus, when the punch 31 is moved towards the center of the drum 2, this protrusion 33 takes along the stick 9 sitting in the groove 8. This displacement of the punch 31, upon rotation of the drum, is caused by a guide 35 mounted on the frame 15, adjacent to the collar 6 partially surrounding the body 3, and interacts with a follower 36 fixed on the punch 31. .
This follower 36 is in the form of a bolt which, on the side opposite the projection 33, with its portion located between the head and the punch 31, projects through a slot 37 in the collar. The head of this bolt-shaped follower 36 leans against the guide 35. In order to return the punch 31 to its starting position after insertion of the stick 9 'into the ball 31, the machine comprises a second guide 38 which is mounted on the frame 15. mounted and together with the follower 36
<EMI ID = 22.1>
The insertion of a stick 9 into a ball 21 occurs during the rotation of the drum 2, just after the formation of the ball 21 and this stick 9 is completely pushed into the ball 21 for this ball 21, by rotation of the drum 2, located at the bottom. As soon as the stick 9 has been completely inserted into the ball 21, the punch 11 is pushed in by the guide 13. The ball 21 is thus slid in the recess 7, so that the stick 9 slides through the slot 10 into the groove 5 in the body 3. During this movement, pushes
the punch 11 also the punch 12 outwards. The guide 14 cooperating with this punch 12 is of course constructed in such a way that it does not prevent this movement. When the fully formed lollipop is located at the bottom of the machine, it is opposite the groove 5 and can thus be removed from the recess 7 either by gravity, by an ejector finger, or by hand along the groove 5.
The machine described above contains a minimum of parts so that it is therefore not subject to much wear
and makes little noise because no valves have to be opened or closed, this machine can also work quite quickly.
A lollipop is obtained of which the ball 21 has only one seam, namely where the stamps 11 and 12 almost contacted each other when forming the ball 21 but does not contain a seam in the other direction, which is the case, for example, if the machine contains valves.
The invention is by no means limited to the above-described form of the invention, and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiment, including the shape, composition, arrangement and number of the parts required for implementation. of the invention can be used.
In particular, the drift of the punches does not necessarily have to be as described. For example, at some points in the cycle, one punch may be displaced by the other.