BE875168A

BE875168A - Machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken en mes voor zulke machine

Info

Publication number: BE875168A
Application number: BE2/57694A
Authority: BE
Inventors: M J Sercu; R H Callens
Original assignee: Special Repair Services Srs
Priority date: 1979-03-29
Filing date: 1979-03-29
Publication date: 1979-07-16

Description

"Machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken

en mes voor zulke machine".

spaanders uit houtblokken met :
- een trommel,
- middelen om de trommel om haar eigen as te doen roteren,
- een magazijn voor de houtblokken dat op het cilindrisch oppervlak van de trommel uitgeeft,
- in de trommel ingewerkte messendragers, en
- op deze messendragers bevestigde messen die met hun sneden <EMI ID=2.1>

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van

een machine van de genoemde soort die voor een zelfde produktie minder energie vergt.

zulke machine,waarvan de onderdelen en vooral de messen, minder sl i jten.

Nog een doel van de uitvinding is het verschaffen

van een machine die meerwaardige spaanders aflevert, in het bijzonder doordat ter hoogte van de snede de cellen minder gemakkelijk worden dichtgedrukt en ook doordat de door de messen op lengte gesneden spaanders minder gemakkelijk afbreken.

Daartoe bevat de machine volgens een eerste kenmerk volgens de uitvinding een toevoerinrichting van smeermiddel

die op het cilindrisch trommelcppervlak uitmondt.

Bij voorkeur mondt de toevoerinrichting van smeermiddel

op het trommeloppervlak uit in de nabijheid van het magazijn

en voor dit magazijn, gezien in de rotatierichting van de trommel.

Een doel van de uitvinding is ook het verschaffen van

een machine waarvan de messen altijd op de gewenste wijze in aanraking komen met de houtblokken waaruit spaanders moeten worden gesneden, doordat de messen een vaste stand innemen ten opzichte van de trommel.

Tot dit doel sluiten de messen bij de messendragers aan door volledig op elkaar passende messingen en groeven.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de messen op de messenhouders bevestigd door middel van bouten die in de messen zijn geschroefd en waarvan de koppen aansluiten tegen onderlegschijfjes die drukken op de messendragers langs weerszijden van een uit deze dragers uitgespaarde sleuf.

in een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding

dragers uitgespaard zijn en zijn hoger genoemde sleuven uit de bodems van deze groeven uitgespaard.

In een zeer bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de onderlegschijfjes opstaande randen met oppervlakken die aansluiten tegen de opstaande randen van de groeven.

De onderlegschijfjes hebben bij voorbeeld de vorm v an zeskantige moeren waaruit niet over de ganse hoogte doorlopende holten uitgespaard zijn.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een machine waarmede de gesneden spaanders zonder risico van breuk of beschadiging vervoerd worden vanop de plaats van vorming van de spaanders tot aan een uitgang van de machine.

Tot dit doel zijn in de trommel langs het cilindrisch oppervlak langsstukken ingewerkt waaruit ruimten uitgespaard zijn voor de afvoer van gevormde spaanders.

Een doel van de uitvinding is ook het verschaffen van

een machine die de houtblokken waaruit spaanders worden gesneden zo goed mogelijk ondersteunt en zo weinig mogelijk op de

messen laat rusten, zodat de messen zelf geen dragende werking,

uitgespaard zijn elementen voor die zich nagenoeg uitstrekken volgens oppervlakken die loodrecht staan op de trommelas en die de ruimten over de nagenoeg volledige hoogte vullen.

In een zeer doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding sluiten de messendragers bij de langsstukken aan en bevatten ze elementen die voorkomen in het verlengde van de hiervoor genoemde elementen uit de ruimten van de langsstukken.

In het bijzonder betreft de uitvinding ook een mes

voor een machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken met minstens een uitstekende snede.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van zulk mes waarmede de afgesneden spaanders ook automatisch op lengte worden gesneden, zodat de spaanders aan hun einden niet van

de houtblokken worden afgebroken, maar wel van deze houtblokken worden afgesneden.

Tot dit doel heeft de snede minstens een zijrand die met de snede zelf een stompe hoek vormt.

Doelmatig heeft de snede twee zijranden die elk met

Bij voorkeur ligt de stompe hoek in de orde van

1200.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het mes minstens twee sneden die voorkomen op dikkere delen die door een dal van elkaar gescheiden zijn en sluit het dal bij de dikkere delen aan door randen die een niet rechte hoek vormen met de aanliggende oppervlakken van het dal en

van de dikkere delen.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken en van twee uitvoeringsvormen van messen die voor zulke machine bestemd zijn volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

Figuur 1 is een schematische voorstelling van een doorsnede loodrecht op de as van de trommel van een machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken volgens de uitvinding. Figuur 2 is een perspectivische voorstelling van een gedeelte van de trommel en van daarin gemonteerde onderdelen uit de machine volgens figuur 1. Figuur 3 is een vooraanzicht van een langsstuk dat ingewerkt is in de trommel uit de machine volgens de vorige figuren. Figuur 4 stelt een doorsnede voor volgens de lijn IV-IV uit figuur 3. Figuur 5 is een bovenaanzicht van een mes uit de machine volgens de figuren 1 en 2. Figuur 6 is een vooraanzicht van het mes volgens figuur 5. Figuur 7 is een zijaanzicht van het mes volgens de figuren 5 en 6. Figuur 8 herneemt op een grotere schaal een gedeelte van het in f iguur 6 voorgestelde.

Figuur 9 is een bovenaanzicht van een messenhouder uit de machine volgens de figuren 1 en 2. Figuur 10 is een vooraanzicht van de messenhouder volgens figuur 9. Figuur 11 is een zijaanzicht van de messenhouder volgens de f iguren 9 en 10. Figuur 12 is een onderaanzicht van een gedeelte van de messenhouder uit de figuren 9 tot 11, met een daarin gemonteerd mes. Figuur 13 s&#65533;elt een doorsnede voor volgens de lijn XIII-XIII uit figuur 12. Figuur 14 is een perspectivische voorstelling van een element uit de messendrager volgens de figuren 9 tot 11. Figuur 15 is een bovenaanzicht van een tweede mes volgens de uitvinding. Figuur 16 is een vooraanzicht van het mes volgens figuur 15. Figuur 17 is een zijaanzicht van het mes volgens de figuren 15 en 16.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

De in detiguren 1 en 2 voorgestelde machine bevat'

een trommel 1 die door niet voorgestelde middelen in rotatie gebracht wordt in de zin van pijl 2. Op het cilindrisch trommeloppervlak geeft een magazijn uit dat houtblokken 3 naar dit trommeloppervlak aanvoert. De middelen 4 die het magazijn begrenzen en voor de aanvoer van de houtblokken naar de trommel 1 zorg dragen, werden schematisch aangeduid. Zulke transportmiddelen 4 zijn evenals de niet voorgestelde middelen die de trommel 1 doen roteren bekend en behoren niet tot het onderwerp van de octrooiaanvrage.

In de trommel 1 zijn langsstukken 5 ingewerkt. Deze langsstukken komen voor langs het cilindrisch trommeloppervlak 6 en steken niet buiten dit oppervlak uit. In de trommel zijn eveneens messendragers 7 gemonteerd. Ook de messendragers 7 steken niet boven het cilindrisch trommeloppervlak 6 uit. Enkel de messen 8, die op de messendragers 7 bevestigd zijn, steken met hun sneden 9 boven het cilindrisch trommeloppervlak uit.

Wanneer de messen 8 onder het magazijn doorgaan in de richting van pijl 2 snijden ze uit de onderste houtblokken 3 uit het magazijn spaanders weg, op een hierna nog nader beschreven wijze. De spaanders worden opgevangen in de ruimten

10 die uitgespaard zijn uit de langsstukken 5 en worden verder in deze ruimten met de langsstukken vervoerd tot aan de onderzijde van de machine waar zij uit de machine wegvallen op een orgaan dat voor het verdere transport zorgt.

In de nabijheid van het magazijn maar, in de rotatiezin aangeduid door pijl 2 gezien, voor dit magazijn mondt op het cilindrisch trommeloppervlak een toevoerinrichting 11 van smeermiddel, bij voorbeeld van paraffine uit. Doordat op het trommeloppervlak paraffine aangebracht is voor dit in contact komt met de houtblokken ter afsnijding van spaanders, wordt

de wrijving van het hout op de trommel tot een minimum herleid. De open cellen van de houtblokken en van de afgesneden vezels komen met de paraffine in aanraking, waartoe het dichtdrukken van de open vezels in aanzienlijke mate wordt uitgeschakeld en waardoor de spaanders in betere omstandigheden worden afgesneden en bewaard tijdens het verdere transport naar de uitgang van

de machine.

de nodige energie voor het drijven van de trommel 1 en verbetert de kwaliteit van de door de machine afgeleverde spaanders.

Het mes, in het algemeen aangeduid met het verwijzingscijfer 8, en in bijzonderheden voorgesteld in de figuren 5 tot 8, heeft sneden 9 die voorkomen aan de einden van de dikkere delen

12. Deze dikkere delen zijn door dunnere delen 13 van elkaar gescheiden, zodat tussen twee dikkere delen 12 een dal 14 voorkomt. De dikkere delen 12 sluiten bij de dunnere delen 13 aan door randen 15 die noch met de aanliggende oppervlakken 16 van de dikkere delen 12, noch met de aanliggende oppervlakken 17 van

de dunnere delen 13, een recht hoek vormen. Aldus heeft de

snede 9 twee zijranden 18 die met deze snede een stompe hoek a vormen die bij voorbeeld in de orde van 1200 ligt.

De zijranden 18 behoren uiteraard mede tot de overgang tussen de dikkere delen 12 en de dunnere delen 13.

De zijranden 18 werken als sneden die de spaanders

die afgesneden worden door de sneden 9 aan hun einden afsnijden. Daardoor hebben de spaanders ook een wel bepaalde lengte die nagenoeg overeenstemt met de lengte van de snede 9 tussen de

twee deze sneden 9 begrenzende zijranden 18.

Het feit dat de lengte van de spaanders goed bepaald is

is een bijzonder voordelige eigenschap.

De messendragers 7 waarop de messen 8 bevestigd zijn, hebben, zoals uit de figuren 9 tot 11 blijkt, eveneens dikkere delen 19 en dunnere delen 20 die door randen 21 bij elkaar aansluiten. Als de messen 8 op de messendragers 7 zijn aangebracht komen de dikkere delen 12 van de messen 8 tegenover de dunnere delen 20 van de messendragers 7 voor en komen de

dunnere delen 13 van de messen 8 tegenover de dikkere delen 19

van de messendragers 7 voor. Aldus kunnen de messen 8 niet verschuiven tegenover de messendragers 7 in de richting van de trommelas. Volgens de langsrichting van de randen 15 van de messen 8 en van de randen 21 van de messendragers 7 kunnen de messen niet ten opzichte van hun dragers verschoven worden ingevolge een klemming die uitgeoefend wordt door de kop

22 van een boutje 23. Elk bout je 23 is geschroefd in een opening 24 die daartoe uitgespaard is uit een mes 8 en die

van schroefdraad voorzien is.

Uit de messendrager 7 is. een sleuf 25 uitgespaard.

Deze sleuf komt voor in de langsrichting van de bodem van

een groef waarvan de opstaande zijwanden met het verwijzingscijfer 26 werden aangeduid. Een onderlegschijfje 27 waarvan

van de groef enerzijds en de kop 22 van het boutje anderzijds. Uit de kop 22 van het boutje 23 is een zeshoekige holte 28 uitgespaard, zodat met een sleutel het boutje 23 kan aangeschroefd worden tot de kop 22 het onderlegschijfje aandrukt tegen de bodem van de groef, aldus het mes 8 tegen de messendrager 7 aandrukkend. Het onderlegschijfje 27 heeft de vorm van een zes kantige moer waaruit een niet over de ganse hoogte doorlopende holte is uitgespaard, zodat de kop 22 van het boutje 23 in deze holte kan verdraaid worden om het boutje 22 vast en los te schroeven.

Opstaande buitenwanden van het zeshoekige onderlegschijfje sluiten aan bij de opstaande zijwanden 26 van de groef met voldoende speling opdat het onderlegschijfje 27 wel in de langsrichting van de groef zou kunnen worden verschoven, maar met onvoldoende speling om het onderlegschijfje toe te laten in de groef rond te draaien.

Als de boutjes 23 losgemaakt zijn kan het mes 8 volgens de langsrichting van de groef heen en weer geschoven worden ten opzichte van de messendrager 7. Als de boutjes 23 met hun koppen 22 tegen de onderlegschijfjes en deze tegen de bodem van de groef aangedrukt zijn, zit het mes 8 vast ten opzichte van de messendrager 7.

mes 8 ten opzichte van de messendrager 7 toe, zodat het mes

worden uitgeschoven.

De stevige en nauwkeurige bevestiging van de messen 8

in de messendragers 7, die zelf een nauwkeurig bepaalde plaats innemen ten opzichte van de trommel, laat toe altijd spaanders met de gepaste dikte van de houtblokken af te snijden.

Het dragend oppervlak van de houtblokken 3 op de

trommel 1 wordt tot een minimum beperkt doordat de houtblokken 3 in hoofdzaak steunen, tot tegen de messen 8, enerzijds op elementen 29 uit de langsstukken 5 en anderzijds op elementen 30 die een geheel vormen met de messendragers 7.

De elementen 29 strekken zich nagenoeg uit volgens oppervlakken die loodrecht staan op de trommelas. Deze elementen
29 vullen de ruimten die uit de langsstukken 5 uitgespaard zijn nagenoeg over hun volledige hoogte. De elementen 30 die tot

de messendragers 7 behoren komen nagenoeg voor in het verlengde van de elementen 29 uit de langsstukken. Zulk element 30 is

in perspectief voorgesteld in f iguur 14.

De elementen 29 en 30 ondersteunen de houtblokken 3

tot ze met de messen 8 in aanraking komen v oor de afsnijding van de spaanders, zonder dat deze elementen de afvoer van de spaanders in de ruimten 10 die daartoe uitgespaard zijn uit de langsstukken 5 belemmeren.

De hiervoor beschreven machine vervaardigt met een minimum van energie hoogwaardige spaanders ingevolge de bijzondere kenmerken die blijken uit de hierboven gegeven beschrijving.

Alhoewel het geheel van de genoemde kenmerken bijdraagt tot de hiervoor genoemde resultaten, strekt de uitvinding zich

meer ook tot het mes, zonder dat dit noodzakelijk voorkomt in een machine die al of niet de andere genoemde maatregelen omvat.

De figuren 15 tot 17 stellen een mes voor dat in wezen overeenstemt met het mes voorgesteld in de figuren 5 tot 8, maar dat slechts twee dikkere gedeelten 12 en een

de uitsparing 31 voor een anderemontage bestemd is.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringen vele

de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van

worden gebruikt.

In de voorgestelde messen staan de sneden loodrecht op de begrenzingslijnen tussen de dikkere en dunnere delen en de daartussen voorkomen randen. Dit is het geval wanneer

Het mes kan uiteraard ook schuin worden gemonteerd, in welk geval de randen die voorkomen tussen de dikkere en dunnere delen een schuin verloop hebben ten opzichte van de sneden.

Claims

<EMI ID=18.1>

<EMI ID=19.1>

blokken met :

- een trommel, - middelen om de trommel om haar eigen as te doen roteren, <EMI ID=20.1> oppervlak van de trommel uitgeeft, - in de trommel ingewerkte messendragers, en - op deze messendragers bevestigde messen die met hun sneden boven het cilindrisch trommeloppervlak uitsteken, <EMI ID=21.1>

bevat die op het cilindrisch trommeloppervlak uitmondt.

2. Machine volgens vorige conclus ie, met het kenmerk

<EMI ID=22.1>

uitmondt in de nabi jheid van het magazijn en voor dit magazijn, gezien in de rotatierichting van de trommel.

3. Machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken met ;

- een trommel, <EMI ID=23.1> - een magazijn voor de houtblokken dat op het cilindrisch oppervlak van de trommel uitgeeft, - in de trommel ingewerkte messendragers, en - op deze messendragers bevestigde messen die met hun sneden boven het cilindrisch trommeloppervlak uitsteken, met het kenmerk dat de messen bij de messendragers aansluiten door volledig op elkaar passende messingen en groeven.

4. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de messen op de messenhouders zijn bevestigd door middel van bouten die in de mensen zijn geschroefd en waarvan de

<EMI ID=24.1>

messendragers langs weerszijden van een uit deze dragers uitge-

<EMI ID=25.1> 5. Machine volgens vorige conclusie, met bet kenmerk

dat de onderlegschijf jes voorkomen in groeven die uit de messendragers uitgespaard zijn en hoger genoemde sleuven uit

de bodems van deze groeven zijn uitgespaard.

6. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de onderlegschijfjes opstaande randen hebben met oppervlakken die aansluiten tegen de opstaande randen van de groeven.

7. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de onderlegschijfjes de vorm hebben van zeskantige moeren waaruit niet over de ganse hoogte doorlopende holten zijn uitgespaard.

8. Machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken met :

- een trommel, - middelen om de trommel om haar eigen as te doen roteren, - een magazijn voor de houtblokken dat op het cilindrisch oppervlak van de trommel uitgeeft, - in de trommel ingewerkte messendragers, en - op deze messendragers bevestigde messen die met hun sneden boven het cilindrisch trommeloppervlak uitsteken, met het kenmerk dat in de trommel langs het cilindrisch trommeloppervlak langsstukken zijn ingewerkt waaruit ruimten zijn uitgespaard voor de afvoer van gevormde spaanders.

9. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat in de ruimten die uit de langsstukken zijn uitgespaard elementen voorkomen die zich nagenoeg uitstrekken volgens oppervlakken die loodrecht staan op de trommelas en die de ruimten over de nagenoeg volledige hoogte vullen.

10. Machine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat de messendragers bij de langsstukken aansluiten en elementen bevatten die voorkomen in het verlengde 'van de hiervoor genoemde elementen uit de ruimten van de langsstukken.

11. Machine voor het snijden van spaanders uit houtblokken zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.

<EMI ID=26.1>

spaanders uit houtblokken met minstens een uitstekende snede, met het kenmerk dat de snede minstens een zijrand heeft die

.met de snede zelf een stompe hoek vormt.

<EMI ID=27.1>

dat de snede twee zijranden heeft die elk met de eigenlijke snede een stompe hoek vormen.

14. Mes volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat het minstens twee sneden heeft die voorkomen op dikkere.. delen die door een dal van elkaar zijn gescheiden, waarbij de randen mede tot de overgang tussen de dikkere delen en het dal behoren.

<EMI ID=28.1>

<EMI ID=29.1>

16. Mes zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.