"Kopstuk voor een tank voor vloeibaar gas"
De uitvinding betreft een kopstuk voor een in een
koffer van een voertuig, tussen een aanvoer- en een afvoerleiding te monteren tank voor vloeibaar gas, uitgerust met een overdrukveiligheidsklep, een vulklep met eenrichtingsbeveili-
ging en een afnameklep met doorstroombegrenzer of sommige
hiervan.
Wanneer de motor van een voertuig aangesloten wordt
op een z.g. L.P.G. tank en deze tank of gasfles in de koffer- <EMI ID=1.1> ruimte van het voertuig wordt gemonteerd dienen bijzondere veiligheidsmaatregelen te worden getroffen om te beletten dat zich gas in de kofferruimte zou ophopen.
Zo is reeds voorgesteld de L.P.G. tank of -fles in ; een afzonderlijke ruimte op te bergen of de kranen of kleppen die op een dergelijke tank moeten voorzien worden in een gasdichte omheining of kast, die met de buitenlucht in verbinding staat, te monteren.
Het aanbrengen van schotten in de kofferruimte is uiteraard een zeer dure oplossing die dan nog uit een veiligheidsoogpunt een zeer ontoereikende oplossing is. Het monteren van de kleppen of kranen in een afzonderlijke ruimte zoals een gasdicht kastje beperkt de beveiliging tot de weerstand
van het kastje zelf.
Deze uitvinding heeft nu tot doel een originele oplossing voor te schrijven die een verhoogde veiligheid biedt omwille o.m. van de zeer compacte uitvoering van het kopstuk volgens de uitvinding.
Te dien einde worden hogerbedoelde kleppen in dit kopstuk ingebouwd, welk kopstuk gedeeltelijk in een in deze tank voorziene opening past, waarbij in bedoeld kopstuk minstens
een eerste ruimte voorzien is die met de atmosferische druk
<EMI ID=2.1>
staat, een en ander zodanig dat de overdrukveiligheidsklep in deze eerste ruimte uitmondt, terwijl gebeurlijke lekken op de aanvoerleiding in hogerbedoelde koker,die zelf met bedoelde eerste ruimte in verbinding staat,opgevangen worden en lekken op de afvoerleiding in een rondom deze afvoerleiding aangebrachte koker die op zijn beurt in verbinding staat met hoger-. bedoelde eerste ruimte opgevangen worden.
Voordelig bestaat hogerbedoeld kopstuk uit een cilin-drisch gedeelte dat in de opening van hogerbedoelde tank past en een bij dit cilindrisch gedeelte aansluitend, bij voorkeur eveneens nagenoeg cilindrisch aansluitend gedeelte
dat gasdicht op hogerbedoelde tank door bouten aangedrukt wordt gehouden, in welk laatst gedeelte hogerbedoelde eerste ruimte is voorzien die, door minstens een koker in verbinding staat met de atmosfeer buiten de koffer van het voertuig.
�ndere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hieraan toegevoegde beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld van het voorwerp van de uitvinding.
Figuur 1 is een vooraanzicht op het kopstuk volgens de uitvinding. Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II uit figuur 1. Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III uit figuur 1.
Het kopstuk volgens deze figuren is bestemd om
te worden vastgezet op de z.g. appendageplaat van de tank of op de kraag rondom de daartoe voorziene opening.
Vooraleer dit kopstuk in detail te beschrijven
moet duidelijk gemaakt worden dat de kleppen en kranen die op een L.P.G. tank of -fles voorzien kunnen of moeten worden minstens sommige van de volgende zijn:
1. Twee eenrichting'skleppen die in de inlaatleiding voor het vloeibaar gas voorkomen en waarvan er zich minstens één in de tank bevindt. Een hiervan bewerkt een automati-
sche afsluiting waardoor de vulling van de tank door een vlottermechanisme procentueel beperkt wordt.
2. Een klep die de afname van gas volledig afsluit wanneer de motor van het voertuig wordt stilgelegd.
3. Een klep die het gasdebiet afsluit bij een stroomafwaarts van de distributiekop voorkomende scheur in de afvoerluiding.
Bij deze kleppen kan nog een niveaumeter worden gerekend.
Het kopstuk volgens de uitvinding vertoont een zuiver cilindrisch gedeelte 1 dat in de cirkelvormige opening 2 van een L.P.G. tank 3 past (fig. 2) .
In de uitvoeringsvorm volgens,de figuren wordt de opening 2 in een z.g. appendageplaat van de tank 3 voorzien.
Bij het cilindrisch gedeelte 1 sluit een gedeelte 4 aan dat gasdicht op de L.P.G. tank door middel van dichtingsringen 5 en 6 aangedrukt wordt. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een zestal bouten 7 die door boringen 8 gaan en die tussen de concentrische dichtingsringen 5 en 6 uitmonden (fig. 2).
In het gedeelte 4 van het kopstuk is langs de zijde die gericht is naar de afsluitplaat 17 hiervan, een eerste ruimte 10 voorzien die doorheen de langs beide zijden voorziene openingen 13 en 14 en de kokers 11 en 12 in verbinding staat met de atmosferische druk buiten de koffer van het voertuig (fig. 1)..
De openingen 13 monden uit in de koker 11 die tot
aan de wand van de koffer van het voertuig concentrisch ron-
<EMI ID=3.1>
ker 11 zou bevinden en dat afkomstig is van de ruimte 10 naar de buitenlucht kan afgevoerd worden.
Gelijkaardige openingen 14 monden diametraal t.o.v. de openingen 13 in de koker 12 uit,die concentrisch rondom de aanvoer leiding 1G voor het vloeibare gas is aangebracht.
De ruimte 10 wordt door de aanwezigheid van een afsluitplaat 17 begrensd. Bouten 18 komen op deze afsluitplaat aan de buitenzijde van een dichtingsring 19 voor.
In het kopstuk, bestaa nde uit de gedeelten 1 en 4,
i waarvan het eerste steeds een cilindrische en het tweede een nagenoeg cilindrische vorm vertonen zijn de hogervernoemde
i kleppen gelagerd. Een klep 20 beperkt procentueel de hoeveel- heid toelaatbaar gas. In de praktijk is deze vulling op ongeveer 80 % van de tankinhoud beperkt.
Een dergelijke klep heeft een doorstroomopening 22
met een afsluitorgaan 22' die onder invloed van een vlottermechanisme 23 b.v. afgesloten kan worden wanneer het niveau van het vloeibare gas een hoogte bereikt dat met een nagenoeg
80 % vulling van de tank overeenstemt. Een dergelijke, met
een eenrichtingsklep 21, samenwerkende klep 20 maakt het onderwerp uit van het Belgische octrooi 871.180 t.n.v. VAN COILLIE en MRENA.
De eenrichtingsklep 21 komt uiteraard stroomopwaarts van de z.g. 80 % vulklep 20 voor, en sluit onmiddellijk aan
op het, om constructieve redenen, afgebogen gedeelte 16' van de leiding 16.
Hiernaast komt nog een klep of doorstroombegrenzer
24 voor die in het cilindrische gedeelte 1 stroomafwaarts van de inlaat 25 is gemonteerd en tegen de druk van een veer 26
in tegen de 'zitting 27 kan worden aangedrukt onder invloed
van de plotse stijging van.de dynamische druk, als gevolg van een stroomafwaarts ontstane leidingbreuk.
In hetzelfde klephuis en in het verlengde van de hartlijn van de klep of doorstroombegrenzer 24 is een afnameklep gelagerd die, onder de druk van een veer 29, op de zitting 30 aangedrukt wordt. De klep 28 vertoont onderaan een smalle boring 31 zodat het gas hierdoor en door de holte 28' van de zuiger 28 kan vloeien om door de boring 33, de by-pass 34 en de leidingen 15'-15 de motor te bereiken. De weg naar de boring 32 blijft echter slechts open zolang de smalle boring 33 vrij blijft. Inderdaad wordt de zuiger 28 door het drukverschil van de vloeistof stroomop- en -afwaarts van de boring
31 van zijn zitting 30 weggeduwd.
De boring 33 kan afgesloten worden door een kern 35 die in de gasdichte cilindrische holte 36 is gelagerd. Een veer 37 drukt deze kern 35 op de zitting 33', maar door de bekrachtiging van de spoel 48 wordt de kern 35 van zijn zitting 33' weg verplaatst zodat gas door opening 33 en by-pass
34 kan vloeien. De spoel 48 wordt normaal bekrachtigd wanneer de contactsleutel van het voertuig de stroomkring van de motor sluit.
Wanneer, bij niet bekrachtiging van de spoel, de kern
35 onder invloed van de veer 37, de opening 33 afsluit, ontstaat een evenwicht tussen de druk in de holte 28' en deze die stroomopwaarts van de boring 31 heerst.
Dank zij deze evenwichtstoestand van de druk langs weerskanten van de zuiger 28, wordt deze laatste op de zitting 30 door de veer 29 aangedrukt. Een dergelijke klep werd reeds beschreven in het hogergenoemde octrooi t.n.v. VAN COILLIE en MRENA.
De doorstroombegrenzer 24 sluit dus de toevoer van gas af wanneer, door de plotse stijging van het debiet, ingevolge een leidingbreuk, de dynamische druk de klep 24 tegen de zitting 27, tegen de werking van de lichte veer 26 in, aangedrukt houdt. Daarenboven wordt ook de toevoer van gas naar de motor, door de leiding 15, afgesloten wanneer de stroomkring van de motor door de contactsleutel wordt geopend.
Naast de reeds beschreven kleppen werd nog hoofdzakelijk in het gedeelte 1 van het kopstuk een veiligheidsklep 38
voorzien die tegen een overdruk in de gastank beveiligt. Deze veiligheidsklep wordt door een veer 39 tegen de zitting 40 aangedrukt gehouden. Langs de van de zitting afgekeerde zijde mondt het desgevallend in het klephuis toegelaten gas in de ruimte 10 uit, die door de openingen 13 en 14 en de daarop aansluitende kokers 11 en 12 met de buitenlucht in verbinding
<EMI ID=4.1>
enerzijds en de veiligheidsklep 38 anderzijds, gelagerd zijn, zijn langs de van de ruimte 10 afgekeerde zijde aangesloten op een op de bodem van de tank uitmondende buis 41, enerzijds, en op een in de gasfase uitmondende buis 42, anderzijds (fig. 1
Onderaan het gedeelte 4 is nog, tussen de dichtingsringen 5 en 6, een tweede ruimte 43 voorzien die met minstens
<EMI ID=5.1>
Gassen die dus afkomstig zouden zijn van de L.P.G. tank zelf en die tussen het gedeelte 1 van het kopstuk en de appendageplaat van de tank zouden wegvloeien, moest de dichtingsring 5 defect geraken, zullen bedoelde tweede ruimte 43 bereiken en op de reeds beschreven wijze naar de buitenlucht
<EMI ID=6.1>
wel gassen die door de overdrukveiligheidsklep afvloeien als lekken die aan aan- of afvoerleidingen 15 en 16 kunnen ontstaan in de ruimte 10 opgevangen worden en doorheen de openingen 13 en 14 en de kokers 11 of 12 naar de buitenlucht afgevoerd worden.
Tenslotte kan nog in het kopstuk een niveaumeter 45 worden ingebouwd die in samenwerking met z.g. "reed-relais"
46 de aflezing op lampjes 47 mogelijk maakt van het vloeistofniveau in de tank.
"Head piece for a liquid gas tank"
The invention relates to a head piece for one in one
trunk of a vehicle, liquid gas tank to be mounted between a supply and a discharge pipe, equipped with an overpressure safety valve, a filling valve with one-way safety
went and a discharge valve with flow restrictor or some
of this.
When the engine of a vehicle is connected
on a so-called L.P.G. tank and this tank or gas cylinder is mounted in the boot <EMI ID = 1.1> compartment of the vehicle, special safety precautions must be taken to prevent gas from accumulating in the boot.
For example, it has already been proposed that the L.P.G. tank or bottle in; to store a separate room or to install the taps or valves to be provided on such a tank in a gastight enclosure or cabinet communicating with the outside air.
Installing partitions in the trunk is of course a very expensive solution, which is still a very inadequate solution from a safety point of view. Mounting the valves or taps in a separate room such as a gas-tight box limits the protection to the resistance
of the box itself.
The object of the present invention is to prescribe an original solution that offers increased safety because of, among other things, the very compact design of the head piece according to the invention.
To this end, the above-mentioned valves are built into this bonnet, which bonnet partially fits into an opening provided in this tank, whereby in said bonnet at least
a first space is provided that with the atmospheric pressure
<EMI ID = 2.1>
is positioned in such a way that the overpressure safety valve opens into this first space, while any leaks on the supply pipe in the above-mentioned tube, which itself communicates with the said first space, are collected and leaks on the discharge pipe in a tube arranged around this discharge pipe. in turn communicates with higher-. intended first space.
Advantageously, the aforementioned head piece consists of a cylindrical part which fits into the opening of the above-mentioned tank and a part adjoining this cylindrical part, preferably also substantially cylindrical.
that is kept gas-tight on the above-mentioned tank by bolts, in which last part the above-mentioned first space is provided which, by at least one tube, communicates with the atmosphere outside the trunk of the vehicle.
Further advantages and details of the invention will become apparent from the appended description of an exemplary embodiment of the object of the invention.
Figure 1 is a front view of the head piece according to the invention. Figure 2 is a section on the line II-II of Figure 1. Figure 3 is a section on the line III-III of Figure 1.
The head piece according to these figures is intended for
to be fixed on the so-called fitting plate of the tank or on the collar around the opening provided for this purpose.
Before describing this head piece in detail
It should be made clear that the valves and taps used on an L.P.G. tank or bottle may or should be at least some of the following:
1. Two one-way valves located in the liquid gas inlet pipe and at least one of which is located in the tank. One of these edits an automatic
shut-off by which the filling of the tank is limited in percentage by a float mechanism.
2. A valve that completely shuts off the gas take-off when the vehicle's engine is stopped.
3. A valve that shuts off the gas flow in the event of a crack in the discharge pipe occurring downstream of the distribution head.
A level meter can be added to these valves.
The head piece according to the invention has a clean cylindrical portion 1 that can be inserted into the circular opening 2 of an L.P.G. tank 3 (fig. 2).
In the embodiment according to the figures, the opening 2 is provided in a so-called fitting plate of the tank 3.
At the cylindrical part 1 a part 4 connects gas-tight to the L.P.G. tank is pressed by means of sealing rings 5 and 6. For this purpose, use is made of six bolts 7 which pass through bores 8 and which open between the concentric sealing rings 5 and 6 (fig. 2).
In the portion 4 of the header piece, along the side facing its closing plate 17, a first space 10 is provided which communicates through the openings 13 and 14 provided on both sides and the tubes 11 and 12 with the atmospheric pressure outside. the trunk of the vehicle (fig. 1).
The openings 13 open into the tube 11 which up to
on the wall of the trunk of the vehicle, concentrically
<EMI ID = 3.1>
room 11 and which originates from space 10 can be discharged to the outside air.
Similar openings 14 open diametrically with respect to the openings 13 in the tube 12, which is arranged concentrically around the supply line 1G for the liquid gas.
The space 10 is delimited by the presence of a closing plate 17. Bolts 18 occur on this closing plate on the outside of a sealing ring 19.
In the head piece, consisting of sections 1 and 4,
The first of which always have a cylindrical shape and the second a substantially cylindrical shape are the aforementioned
i valves with bearings. A valve 20 limits the amount of permissible gas in percentage. In practice, this filling is limited to approximately 80% of the tank content.
Such a valve has a flow opening 22
with a closing member 22 'which, under the influence of a float mechanism 23, e.g. can be shut off when the level of the liquefied gas reaches a height of almost
80% filling of the tank corresponds. Such, with
a one-way valve 21, cooperating valve 20 is the subject of the Belgian patent 871,180 in the name of VAN COILLIE and MRENA.
The one-way valve 21 naturally occurs upstream of the so-called 80% fill valve 20, and connects immediately
on the part 16 'of the pipe 16 that is bent for construction reasons.
In addition, there will be a valve or flow limiter
24 for which is mounted in the cylindrical portion 1 downstream of the inlet 25 and against the pressure of a spring 26
against the seat 27 can be pressed under the influence
of the sudden rise in dynamic pressure, as a result of a downstream pipe rupture.
In the same valve housing and in line with the center line of the valve or flow restrictor 24, a take-off valve is mounted which is pressed on the seat 30 under the pressure of a spring 29. The valve 28 has a narrow bore 31 at the bottom so that gas can flow therethrough and through the cavity 28 'of the piston 28 to reach the engine through the bore 33, the by-pass 34 and the lines 15'-15. However, the path to the bore 32 remains open only as long as the narrow bore 33 remains clear. Indeed, the pressure differential of the fluid causes the piston 28 to move up and down the bore
31 pushed away from its seat 30.
The bore 33 can be closed by a core 35 which is journalled in the gastight cylindrical cavity 36. A spring 37 presses this core 35 onto the seat 33 ', but the actuation of the coil 48 moves the core 35 away from its seat 33' so that gas passes through opening 33 and by-pass.
34 can flow. Coil 48 is normally energized when the vehicle ignition key closes the engine circuit.
When, if the coil is not energized, the core
35 under the influence of the spring 37 closing the opening 33, a balance is established between the pressure in the cavity 28 'and that prevailing upstream of the bore 31.
Due to this equilibrium state of the pressure along both sides of the piston 28, the latter is pressed on the seat 30 by the spring 29. Such a valve has already been described in the above-mentioned patent t.n.v. VAN COILLIE and MRENA.
The flow restrictor 24 thus shuts off the supply of gas when, due to the sudden increase in the flow rate due to a pipe rupture, the dynamic pressure keeps the valve 24 pressed against the seat 27 against the action of the light spring 26. In addition, the gas supply to the engine, through the line 15, is also cut off when the engine circuit is opened by the ignition key.
In addition to the valves already described, a safety valve 38 was mainly installed in part 1 of the head piece
provided that protects against overpressure in the gas tank. This safety valve is kept pressed against the seat 40 by a spring 39. On the side remote from the seat, the gas admitted into the valve housing flows into the space 10, which communicates with the outside air through the openings 13 and 14 and the connecting ducts 11 and 12.
<EMI ID = 4.1>
on the one hand and the safety valve 38 on the other hand, are mounted on the side facing away from the space 10, and are connected along the side remote from the space 10 to a tube 41 opening at the bottom of the tank, on the one hand, and to a tube 42 opening into the gas phase, on the other (fig.
At the bottom of the portion 4, between the sealing rings 5 and 6, a second space 43 is also provided, which space 43 with at least
<EMI ID = 5.1>
Gases that would therefore come from the L.P.G. tank itself and which would flow out between the part 1 of the head piece and the fitting plate of the tank, should the sealing ring 5 become defective, they will reach the second space 43 and in the manner already described to the outside air.
<EMI ID = 6.1>
However, gases that flow off through the overpressure safety valve as leaks that may form on supply or discharge pipes 15 and 16 are collected in the space 10 and are discharged to the outside air through the openings 13 and 14 and the tubes 11 or 12.
Finally, a level meter 45 can be built into the head piece, which in conjunction with so-called "reed relay"
46 allows the reading on lamps 47 of the liquid level in the tank.