Ammeraal Nederland B.V. te Wormerveer, Nederland
De uitvinding heeft betrekking op een bandtransporteur, in het bijzonder ingericht voor het transport over een bocht, voorzien van een, door een aandrijforgaan aangedreven, eindloze transportband, die een bovenste en een onderste part bezit, waarbij de transportband
<EMI ID=1.1>
een vaste geleiding in ingrijping zijn en door deze geleiding tegen een verplaatsing in de, van deze geleiding afgekeerde, richting worden geblokkeerd.
In een bekende uitvoering van een dergelijke bandtransporteur voor het transport over een bocht, met twee conische eindrollen, waarover de eindloze transportband is gevoerd, bestaan de tegenhoudmiddelen uit een aantal met de transportband verbonden en buiten de buitenrand van de transportband uitstekende strippen, die elk van een opening zijn voorzien, waardoor zich een loodrecht op het aangrenzende bandgedeelte staande pen uitstrekt. De strippen zijn met behulp van bouten en moeren aan de transportband bevestigd. De aan de buitenzijde van de transportband opgestelde vaste geleiding omvat twee in dwarsdoorsnede ongeveer U-vormige platen, waarvan de benen naar elkaar toe zijn gericht. De binnenste wanddelen van de op deze wijze gevormde geleiding zijn met de pennen in ingrijping. De aandrijving van de transportband vindt plaats via een der beide conische eindrollen.
De onderhavige uitvinding beoogt een bandtransporteur te verschaffen, welke een belangrijk eenvoudiger opbouw dan de bekende bandtransporteur bezit.
Hiertoe wordt deze bandtransporteur volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de, met de transportband één geheel vormende, tegenhoudmiddelen in ingrijping zijn met, aan de betreffende zijde van de transportband gelegerde, de vaste geleiding vormende, leidschijven terwijl het aandrijforgaan op de tegenhoudmiddelen aangrijpt en via deze tegenhoudmiddelen de transportband aandrijft.
Volgens de uitvinding vervalt derhalve de, uit de in dwarsdoorsnede ongeveer U-vormige platen gevormde, vaste geleiding
en zijn in plaats hiervan leidschijven toegepast. De tegenhoudmiddelen dienen tevens voor het aandrijven van de transportband en vervullen derhalve volgens de uitvinding als het ware een dubbele functie.
Volgens de uitvinding wordt voorts een grote vrijheid verkregen wat betreft de plaats van opstelling van het aandrijforgaan. Voorts bestaat de mogelijkheid, meer dan één aandrijforgaan toe te
<EMI ID=2.1>
beeld van belang zijn bij bandtransporteurs voor het transport over
<EMI ID=3.1>
.De uitvinding kan ook worden toegepast bij een bandtransporteur, die is ingericht voor het transport over een rechte baan. De transportband van deze bandtransporteur kan nabij beide randen, van de, één geheel met deze transportband vormende, tegenhoudmiddelen zijn voorzien, die in ingrijping zijn met aan beide zijden van de transportband gelegerde leidschijven, terwijl <EMI ID=4.1>
van de transportband aangrijpt en via deze tegenhoudmiddelen de transportband aandrijft.
Daar de transportband van de bandtransporteur volgens de uitvinding niet meer, zoals de transportband van de bekende bandtransporteur, via een aangedreven omkeerrol wordt aangedreven, kan bij de bandtransporteur volgens de uitvinding de eindloze transportband zonder grote inwendige spanningen werken en zelfs betrekkelijk slap zijn. Hierbij kan deze eindloze transportband bij de overgang van het bovenste part naar het onderste part en omgekeerd over stationaire omkeergeleidingen zijn gevoerd. Deze omkeergeleidingen kunne n een niet-conische vorm bezitten en bijvoorbeeld cilindrisch of in dwarsdoorsnede rechthoekig zijn, waardoor het bovenste en het onderste part van de transportband evenwijdig aan elkaar verlopen.
Met voordeel kunnen de leidschijven elk zowel met de tegenhoudmiddelen onder het bovenste part als met die op het hieraan evenwijdige onderste part van de transportband in ingrijping zijn.
Volgens een gunstige uitvoering van de bandtransporteur volgens de uitvinding zijn de tegenhoudmiddelen nabij één rand of nabij beide randen van de transportband een, op het vlak van de
<EMI ID=5.1>
in de langsrichting van de transportband verlopende, eindloze verdikking.
<EMI ID=6.1>
Hierbij kan de verdikking in dwarsdoorsnede trapeziumvormig, rond, halfrond of rechthoekig zijn.
In een zeer belangrijke uitvoering van de bandtransporteur volgens de uitvinding is de verdikking nabij althans één rand van de transportband een eindloze tandsnaar, terwijl het aandrijf-
orgaan tenminste één aandrijfbaar tandwiel omvat, dat in ingrijping
i
is met de tanden van de tahdsnaar.
Bij voorkeur is de (elke) tandsnaar met tenminste twee door het aandrijforgaan aandrijfbare tandwielen in ingrijping.
Met voordeel kan het aandrijfbaar tandwiel,respectievelijk kunnen de aandrijfbare tandwielen zowel met de tandsnaar onder het bovenste part als met de tandsnaar op het hieraan evenwijdige onderste part van de transportband in ingrijping zijn.
<EMI ID=7.1>
volgens de uitvinding is tenminste één leidschijf met het aandrijforgaan gekoppeld en grijpt deze leidschijf aan op de samenwerkende verdikking.
Volgens een verdere uitvoering van de transportband volgens de uitvinding bestaan de tegenhoudmiddelen aan één zijde of aan beide zijden van de transportband uit nabij de betreffende rand, respectievelijk nabij de beide randen van de transportband gelegen perforaties in de transportband, terwijl de leidschijven tanden bezitten, die met deze perforaties in ingrijping zijn.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van twee samenwerkende bandtransporteurs volgens de uitvinding. <EMI ID=8.1> figuur 1 op grotere schaal. <EMI ID=9.1> figuur 1 op grotere schaal. Figuur 4 is een doorsnede volgens het vlak IV - IV in figuur 2. Figuur 5 is een doorsnede volgens het vlak V - V in figuur 1 op grotere schaal.
i Figuur 6 is een met figuur 2 overeenkomende doorsnede van een gewijzigd uitgevoerde bandtransporteur.
In figuur 1 is een eerste bandtransporteur 1 volgens de uitvinding weergegeven, welke is ingericht voor het transport over een bocht. Deze inrichting wordt gevoed door een tweede band-
<EMI ID=10.1>
<EMI ID=11.1>
<EMI ID=12.1>
dat een eindloze transportband 3, respectievelijk 3' aandrijft, welke transportbanden 3, 3' elk een bovenste en een onderste part bezitten.
In het volgende zal eerst de bandtransporteur 1 uitvoerig worden beschreven, waarna de constructieverschillen tussen
<EMI ID=13.1>
De transportband 3 van de bandtransporteur 1 is nabij zijn buitenrand uitgevoerd met een, op het vlak van de transportband 3, dat van diens dragende vlak is afgekeerd, in de langsrichting van de transportband 3 verlopende, eindloze verdikking, die
<EMI ID=14.1>
seal- of mechanische verbinding of een combinatie van deze verbindingen, op de transportband 3 aangebrachte, en met de transportband
<EMI ID=15.1>
buitenzijde van de transportband 3 gelegerde, een vaste geleiding <EMI ID=16.1>
vormende, leidschijven 5, die beogen, de transportband 3 tegen een radiaal naar binnen gerichte verplaatsing te blokkeren.
De eindloze transportband 3 is bij de overgang van het bovenste part naar het onderste part en omgekeerd over cilindrische stationaire omkeergeleidingen 6 gevoerd. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat het onderste en bovenste part van de transportband 3 evenwijdig aan elkaar verlopen Uiteraard kunnen de omkeergeleidingen 6 ook een andere vormgeving bezitten en bijvoorbeeld in dwarsdoorsnede rechthoekig zijn.
De leidschijven 5 zijn elk zowel met het gedeelte van de tandsnaar 4 onder het bovenste part als met het gedeelte van de tandsnaar 4 op het hieraan evenwijdige onderste part van de transportband 3 in ingrijping.
<EMI ID=17.1>
een naar buiten gericht kegeloppervlak, dat met een bovenste en een onderste gedeelte in aanraking komt met het naar binnen gerichte oppervlak van de samenwerkende tandsnaar 4 onder het bovenste part en op het onderste part van de transportband 3.
Het aandrijforgaan 2 van de transportband 3 omvat tenminste één aangedreven tandwiel 7 - en bij voorkeur, zoals in figuur 4 is weergegeven, twee aangedreven tandwielen 7 - dat (die) zowel in ingrijping is (zijn) met de tanden van de tandsnaar 4 onder het bovenste part als met de tanden van de tandsnaar 4 op het hieraan evenwijdige onderste part van de transportband 3.
Tussen het bovenste part en het onderste part van de transportband 3 verloopt een vast leidframe 8, waarmede de omkeergeleidingen 6 zijn verbonden. Het vaste leidframe 8 omvat een, zich onder het bovenste part van de transportband 3 uitstrekkende, bovenste steunplaat 9 en een, boven het onderste part van de <EMI ID=18.1>
transportband 3 gelegen, onderplaat 10, waartussen aan de, nabij de omkeergeleidingen 6 gelegen, uiteinden een U-vormig draagprofiel 11 is bevestigd, dat door middel van bouten 12 op instelbare wijze met de, aan het betreffende uiteinde gelegen, omkeergeleiding 6 is verbonden.
Het vaste leidframe 8 omvat aan de buitenzijde een, met de bovenste steunplaat 9 en met de onderplaat 10 verbonden, zijdelingse opstaande draagplaat 13, waarop de leidschijven 5 vrij draaibaar zijn gelegerd (figuur 3).
Op de buitenzijde van de draagplaat 13 zijn met behulp van bouten legeringsbussen 14 bevestigd, waarop de leidschijven 5 zijn aangebracht. De leidschijven 5 worden uitsluitend door de tandsnaar 4 tegen een buitenwaartse verplaatsing geborgd.
Op elk der beide omkeergeleidingen 6 is eveneens een leidschijf gelegerd, die op overeenkomstige wijze als de overige leidschijven 5, met de tandsnaar 4 op de transportband 3 in ingrijping is.
Langs het grootste gedeelte van de transportband 3 strekt zich aan de buitenzijde een stationair U-vormig opsluitprofiel 15 uit, dat met een bovenste en een onderste opsluitflens over het randgebied van het bovenste part en onder het randgebied van het onderste part van de transportband 3 grijpt. Het opsluitprofiel 15 wordt plaatselijk door poten 16 en hierop bevestigde beugels 17 ondersteund. Aan de binnenzijde wordt het vaste leidframe 8 eveneens door poten 1 6 en daarop bevestigde beugels 17
<EMI ID=19.1>
steunplaat 9 en de onderplaat 10 van het vaste leidframe 8 verbonden.
Teneinde een geringe wrijving te verkrijgen is de transportband 3 in het betreffende randgebied van een, met de opsluitflenzen van het opsluitprofiel 15 in aanraking komend glijweefsel of -laag 19 uit kunststofmateriaal of dergelijke voorzien.
Het opsluitprofiel 15 bewerkstelligt, dat het randgebied van het bovenste en het onderste part van de transportband 3 niet kan uitwijken, waardoor een goede ingrijping tussen de leidschijven 5 en de tandsnaar 4 gewaarborgd is.
Ter plaatse van de tandwielen 7 is het opsluitprofiel 15 onderbroken. Zoals uit figuur 2 blijkt zijn hier tussenplaten 20 toegepast, welke de functie van de opsluitflenzen van het opsluitprofiel
15 overnemen.
<EMI ID=20.1>
het transport over een rechte baan is uitgevoerd met een transportband 3', die aan beide zijden van een met deze transportband 3'
<EMI ID=21.1>
met aan beide zijden van de transportband 3' gelegerde leidschijven. Voorts zijn aan beide zijden tenminste één tandwiel 7' - en bij voorkeur twee tandwielen 7' - in ingrijping met de tanden van de aan de betreffende zijde gelegen tandsnaar.
In figuur 6 is de aandrijving van een gewijzigd uitgevoerde bandtransporteur volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij is een niet van tanden voorziene, eindloze verdikking 21 nabij
een rand van de transportband 3 aangebracht op het vlak van de transportband 3, dat van diens dragende vlak is afgekeerd. Deze verdikking 21 is in dwarsdoorsnede trapeziumvormig en werkt, op dezelfde wijze als de tandsnaar 4, samen met de leidschijven 5,
die de transportband 3 tegen een radiaal naar binnen gerichte verplaatsing blokkeren.
Evenwel is in deze uitvoering één van de leidschijven
<EMI ID=22.1> <EMI ID=23.1> aangedreven, aandrijf- en vertragingskast bestaat. Deze aangedreven leidschijf 5 drijft via de trapeziumvormige verdikking 21 de transportband 3 aan.
De leidschijven 5 zijn schotelvormig en bezitten elk een naar buiten gericht kegeloppervlak, dat met een bovenste en een onderste gedeelte in aanraking komt met het naar binnen gerichte oppervlak van de samenwerkende verdikking 21 onder het bovenste part en op het onderste part van de transportband 3.
Zoals in figuur 6 is afgebeeld, is de aandrijfas 23
van de aangedreven leidschijf 5 met een holte 24 uitgevoerd, waarin een stang 25 verschuifbaar is opgenomen. Deze stang 25 wordt via een bout 26 door een veer 27 belast, die een, in figuur 6 naar links gerichte, kracht op de stang 25 uitoefent. De stang
25 draagt een dwarsstift 28, die verschuifbaar is in sleuven 29
in de holle aandrijfas 23, doch die een rotatie van de aandrijfas 23 volgt. De stift 23 is zijnerzijds in aandrijvende ingrijping met de betreffende leidschijf 5. Deze aangedreven leidschijf 5 is derhalve, tezamen met de dwarsstift 28, ten opzichte
27
van de aandrijfas 23 verschuifbaar en wordt door de veer^tegen de trapeziumvormige verdikking 21 gedrukt.
Met de aangedreven leidschijf 5 ligt een schotelvormige contra-schijf 30 in lijn, die vrij draaibaar op de aandrijfas 23 is aangebracht en tegen een schouder op deze aandrijfas 23 rust. Deze contra-schijf 30 grijpt aan de, van de aangedreven leidschijf 5 afgekeerde, zijde op de tussengelegen trapeziumvormige verdikking 21 aan.
Voorts grijpt tenminste één bovenste drukrol 31 vanaf de bovenzijde aan op het bovenste part van de transportband 3 ter plaatse van het, met de verdikking 21 uitgevoerde, randgebied.
<EMI ID=24.1>
vanaf de onderzijde aan op het onderste part van de transportband 3 ter plaatse van het, met de trapeziumvormige verdikking 21 uitgevoerde, randgebied.
<EMI ID=25.1>
gedreven. Hierbij liggen de rotatie-assen van.de bovenste drukrol
31, de onderste drukrol 32 en de aangedreven leidschijf 5 in één vlak, dat loodrecht op de parten van de transportband 3 staat. De bovenste en onderste drukrollen 31, 32 roteren in een richting tegengesteld aan die van de tussenliggende aangedreven leidschijf 5 en bewerkstelligen tezamen met deze leidschijf 5 en de contraschijf 30 een uitstekende aandrijving van de transportband 3.
<EMI ID=26.1>
gepast en kunnen deze, als alternatief, ook vrij draaiend zijn uitgevoerd. Vanzelfsprekend is het opsluitprofiel 15 ter plaatse van de drukrollen 31, 32 onderbroken uitgevoerd.
De verdikking 21, van het, in figuur 6 weergegeven, uitvoeringsvoorbeeld is in dwarsdoorsnede trapeziumvormig, doch als alternatief hiervoor kunnen ook andere dwarsdoorsnedevormen worden toegepast, bijvoorbeeld rond, halfrond of rechthoekig.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, die op verschillende manieren
<EMI ID=27.1>
Ammeraal Nederland B.V. in Wormerveer, the Netherlands
The invention relates to a belt conveyor, in particular adapted for conveying over a bend, provided with an endless conveyor belt driven by a drive member, which conveyor has an upper and a lower part, the conveyor belt
<EMI ID = 1.1>
are engaged with a fixed guide and are blocked by this guide against displacement in the direction away from this guide.
In a known embodiment of such a belt conveyor for conveying over a bend, with two conical end rollers, over which the endless conveyor belt is passed, the retaining means consist of a number of strips connected to the conveyor belt and projecting beyond the outer edge of the conveyor belt, each of which an opening through which extends a pin perpendicular to the adjacent band portion. The strips are attached to the conveyor belt by means of bolts and nuts. The fixed guide arranged on the outside of the conveyor belt comprises two plates which are approximately U-shaped in cross-section, the legs of which are directed towards each other. The inner wall portions of the guide formed in this way are engaged with the pins. The conveyor belt is driven by one of the two conical end rollers.
The object of the present invention is to provide a belt conveyor which has a significantly simpler construction than the known belt conveyor.
To this end, this belt conveyor according to the invention is characterized in that the retaining means, which are integral with the conveyor belt, engage with guide pulleys, which are mounted on the relevant side of the conveyor belt, forming the fixed guide, while the drive member engages on the retaining means and via these retaining means drives the conveyor belt.
According to the invention, therefore, the fixed guide formed from the plates which is approximately U-shaped in cross-section is omitted
and guide discs have been used instead. The retaining means also serve to drive the conveyor belt and therefore fulfill a double function, as it were, according to the invention.
Furthermore, according to the invention, great freedom is obtained with regard to the location of the driving member. It is also possible to add more than one drive member
<EMI ID = 2.1>
image important to belt conveyors for transportation across
<EMI ID = 3.1>
The invention can also be applied to a belt conveyor, which is adapted for transport over a straight path. The conveyor belt of this belt conveyor can be provided, near both edges, with the retaining means, which are integral with this conveyor belt, and which are in engagement with guide discs journalled on both sides of the conveyor belt, while <EMI ID = 4.1>
of the conveyor belt and drives the conveyor belt via these retaining means.
Since the conveyor belt of the belt conveyor according to the invention is no longer driven, like the conveyor belt of the known belt conveyor, via a driven reversing roller, with the belt conveyor according to the invention the endless conveyor belt can operate without great internal stresses and can even be relatively slack. In this case, this endless conveyor belt can be guided at the transition from the upper run to the lower run and vice versa over stationary reversing guides. These reversing guides can have a non-conical shape and be, for example, cylindrical or rectangular in cross-section, so that the upper and lower run of the conveyor belt run parallel to each other.
Advantageously, the guide pulleys can each engage both the retaining means below the upper run and those on the parallel lower run of the conveyor belt.
According to an advantageous embodiment of the belt conveyor according to the invention, the retaining means near one edge or near both edges of the conveyor belt are one, on the plane of the conveyor belt.
<EMI ID = 5.1>
endless thickening running in the longitudinal direction of the conveyor belt.
<EMI ID = 6.1>
The thickening can be trapezoidal, round, semicircular or rectangular in cross-section.
In a very important embodiment of the belt conveyor according to the invention, the thickening near at least one edge of the conveyor belt is an endless toothed belt, while the drive
means at least one drivable gear which is meshed
i
is with the teeth of the tahd string.
Preferably, the (each) gear belt is engaged with at least two gear wheels drivable by the driver.
Advantageously, the drivable gear wheel or the drivable gear wheels can mesh both with the toothed belt below the upper run and with the toothed belt on the parallel lower run of the conveyor belt.
<EMI ID = 7.1>
according to the invention at least one guide disc is coupled to the drive member and this guide disc engages on the cooperating thickening.
According to a further embodiment of the conveyor belt according to the invention, the retaining means on one side or on both sides of the conveyor belt consist of perforations in the conveyor belt located near the respective edge or near the two edges of the conveyor belt, respectively, while the guide pulleys have teeth which are engaged with these perforations.
The invention will be explained below with reference to the drawing.
Figure 1 is a top view of two cooperating belt conveyors according to the invention. <EMI ID = 8.1> Figure 1 on a larger scale. <EMI ID = 9.1> Figure 1 on a larger scale. Figure 4 is a section along the plane IV - IV in Figure 2. Figure 5 is a section along the plane V - V in Figure 1 on a larger scale.
Figure 6 is a cross-section corresponding with figure 2 of a modified belt conveyor.
Figure 1 shows a first belt conveyor 1 according to the invention, which is adapted for transport over a bend. This device is fed by a second band
<EMI ID = 10.1>
<EMI ID = 11.1>
<EMI ID = 12.1>
which drives an endless conveyor belt 3, 3 'respectively, which conveyor belts 3, 3' each have an upper and a lower part.
In the following, the belt conveyor 1 will be described in detail first, after which the construction differences between
<EMI ID = 13.1>
The conveyor belt 3 of the belt conveyor 1 is constructed near its outer edge with an endless thickening, which extends in the longitudinal direction of the conveyor belt 3 on the plane of the conveyor belt 3, which faces away from its bearing surface.
<EMI ID = 14.1>
seal or mechanical connection or a combination of these connections, arranged on the conveyor belt 3 and with the conveyor belt
<EMI ID = 15.1>
outside of the conveyor belt 3 journalled, a fixed guide <EMI ID = 16.1>
forming guide pulleys 5, which aim to block the conveyor belt 3 against a radially inwardly directed displacement.
The endless conveyor belt 3 is passed over cylindrical stationary reversing guides 6 at the transition from the upper run to the lower run and vice versa. This ensures that the lower and upper run of the conveyor belt 3 run parallel to each other. Naturally, the reversing guides 6 can also have a different shape and, for example, be rectangular in cross-section.
The guide pulleys 5 are each engaged both with the portion of the toothed belt 4 below the upper run and with the portion of the toothed belt 4 on the lower parallel run of the conveyor belt 3.
<EMI ID = 17.1>
an outwardly facing cone surface which contacts the inwardly facing surface of the cooperating cog string 4 below the top run and on the bottom run of the conveyor belt 3 at an upper and a lower portion.
The drive member 2 of the conveyor 3 comprises at least one driven gear wheel 7 - and preferably, as shown in Figure 4, two driven gear wheels 7 - which is (are) both engaged with the teeth of the gear wheel 4 below the upper run as with the teeth of the toothed belt 4 on the parallel lower run of the conveyor belt 3.
Between the upper run and the lower run of the conveyor belt 3 runs a fixed guide frame 8, to which the reversing guides 6 are connected. The fixed guide frame 8 comprises an upper support plate 9 extending below the upper run of the conveyor belt 3 and one above the lower run of the <EMI ID = 18.1>
conveyor belt 3, bottom plate 10, between which a U-shaped support profile 11 is attached to the ends located near the reversing guides 6, which support profile 11 is connected in an adjustable manner to the reversing guide 6 located at the respective end by means of bolts 12.
The fixed guide frame 8 comprises on the outside a laterally upright support plate 13 connected to the top support plate 9 and to the bottom plate 10, on which the guide discs 5 are freely rotatably mounted (FIG. 3).
On the outside of the support plate 13, with the aid of bolts, alloy bushings 14 are fixed, on which the guide discs 5 are mounted. The guide discs 5 are exclusively secured against outward displacement by the toothed belt 4.
On each of the two reversing guides 6, a guide pulley is likewise mounted, which meshes with the toothed belt 4 on the conveyor belt 3 in the same way as the other guide pulleys 5.
Along the main part of the conveyor belt 3 extends on the outside a stationary U-shaped locking profile 15, which with an upper and a lower locking flange grips over the edge region of the upper run and under the edge region of the lower run of the conveyor belt 3. . The locking profile 15 is locally supported by legs 16 and brackets 17 fixed thereon. On the inside, the fixed guide frame 8 is likewise provided by legs 16 and brackets 17 fixed thereon
<EMI ID = 19.1>
support plate 9 and the bottom plate 10 of the fixed guide frame 8 are connected.
In order to obtain a low friction, the conveyor belt 3 is provided in the respective edge region with a sliding fabric or layer 19 of plastic material or the like that comes into contact with the retaining flanges of the retaining profile 15.
The locking profile 15 ensures that the edge region of the upper and the lower part of the conveyor belt 3 cannot deflect, so that a good engagement between the guide pulleys 5 and the toothed belt 4 is guaranteed.
At the location of the gear wheels 7, the locking profile 15 is interrupted. As can be seen from figure 2, intermediate plates 20 are used here, which function of the locking flanges of the locking profile
15 take over.
<EMI ID = 20.1>
the transport over a straight track is carried out with a conveyor belt 3 ', which is carried on both sides of a conveyor belt 3'
<EMI ID = 21.1>
with 3 'guide discs mounted on both sides of the conveyor belt. Furthermore, at least one gear wheel 7 '- and preferably two gear wheels 7' - are engaged on both sides with the teeth of the toothed belt located on the relevant side.
Figure 6 shows the drive of a modified belt conveyor according to the invention. A non-toothed, endless thickening 21 is nearby here
an edge of the conveyor 3 disposed on the face of the conveyor 3, facing away from its supporting face. This thickening 21 is trapezoidal in cross-section and acts, in the same way as the toothed belt 4, together with the guide discs 5,
which block the conveyor belt 3 against radially inward displacement.
However, in this embodiment one of the guide discs is
<EMI ID = 22.1> <EMI ID = 23.1> driven, drive and gearbox exists. This driven guide pulley 5 drives the conveyor belt 3 via the trapezoidal thickening 21.
The guide pulleys 5 are dish-shaped and each have an outwardly facing conical surface, which contacts the inwardly facing surface of the cooperating boss 21 under the upper run and on the lower run of the conveyor belt 3 at an upper and a lower portion.
As shown in Figure 6, the drive shaft is 23
of the driven guide disc 5 with a cavity 24 in which a rod 25 is slidably received. This rod 25 is loaded via a bolt 26 by a spring 27 which exerts a force on the rod 25 in FIG. 6 directed to the left. The rod
25 carries a cross pin 28 which is slidable in slots 29
in the hollow drive shaft 23, but which follows a rotation of the drive shaft 23. The pin 23 on its one hand is in driving engagement with the respective guide disc 5. This driven guide disc 5 is therefore, together with the transverse pin 28, relative to
27
of the drive shaft 23 and is pressed against the trapezoidal thickening 21 by the spring.
In alignment with the driven guide disc 5, a dish-shaped counter-disc 30 is mounted on the drive shaft 23 for free rotation and rests against a shoulder on this drive shaft 23. On the side remote from the driven guide disc 5, this counter-disc 30 engages the intermediate trapezoidal thickening 21.
Furthermore, at least one upper pressure roller 31 engages from the top on the upper run of the conveyor belt 3 at the location of the edge area formed with the thickening 21.
<EMI ID = 24.1>
from the underside to the lower part of the conveyor belt 3 at the location of the edge area formed with the trapezoidal thickening 21.
<EMI ID = 25.1>
driven. The axes of rotation of the upper pressure roller lie here
31, the lower pressure roller 32 and the driven guide pulley 5 in one plane, which is perpendicular to the parts of the conveyor belt 3. The upper and lower pressure rollers 31, 32 rotate in a direction opposite to that of the intermediate driven guide pulley 5 and together with this guide pulley 5 and the counter pulley 30 effect an excellent drive of the conveyor belt 3.
<EMI ID = 26.1>
suitable and can, alternatively, also be designed to rotate freely. The retaining profile 15 is of course interrupted at the location of the pressure rollers 31, 32.
The thickening 21 of the exemplary embodiment shown in Figure 6 is trapezoidal in cross-section, but as an alternative to this, other cross-sectional shapes can also be used, for instance round, semi-circular or rectangular.
The invention is not limited to the exemplary embodiments shown in the drawing, which are presented in different ways
<EMI ID = 27.1>