"Werkwijze ter vervaardiging van een vat en vat volgens
deze werkwijze vervaardigd"
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze ter vervaardiging van een vat van thermoplastische kunststof, met een bodem en een opstaande wand waarbij men de bodem met een
<EMI ID=1.1> <EMI ID=2.1>
gericht is waarin ook het, het dichtst bij gelegen, uiteinde van de wand gericht is en men vervolgens de kraag aan de wand bevestigt.
"Bodem" moet hier in ruime zin genomen worden zodat hieronder elk van de uiteinden, vlak, bol of hol, van het vat moet verstaan worden.
Bij de werkwijzen van deze soort wordt de kraag aan de bodem aan de wand bevestigd door middel van lijm.
Het lijmen van de delen aan elkaar is evenwel vrij tijdrovend en kostelijk en is bijna niet toe te passen bij zeer grote vaten. Daarenboven is men niet absoluut zeker van een
<EMI ID=3.1>
dat sporen vet op een van de delen aanwezig zijn opdat de lijm niet zou hechten. Daarenboven moet men rekening houden met de vloeistof die in het te vervaardigen vat zal bewaard worden,aangezien deze vloeistof de lijm niet mag aantasten. Indien men een vat voor bier of een andere drank voor mensen vervaardigt is meestal het gebruik van lijm zelfs niet toegelaten aangezien de lijm de vloeistof zou kunnen besmetten.
.De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een werkwijze ter vervaardiging van een vat te verschaffen <EMI ID=4.1>
stevige verbinding tussen de kraag van de bodem en de wand kan bekomen worden, ook bij grote vaten en zonder het minste gevaar van besmetten van de inhoud van het vat.
Tot dit doel bevestigt men de kraag van de bodem aan de wand door plastische vervorming van de kunststof van ten
<EMI ID=5.1>
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding vervormt men de wand plastisch en veroorzaakt men deze plas- <EMI ID=6.1>
breking over gans de omtrek lopende, visueel vaststelbare hermetisch afsluitende bevestiging van de bodem aan de wand.
<EMI ID=7.1>
vrije rand van de kraag nagenoeg ter hoogte komt van een uiteinde van de wand, maar verlengt men bij de plastische vervorming van de wand door de toegepaste druk de wand tot hij buiten de
<EMI ID=8.1>
het uitstekende gedeelte van de wand over de kraag van de bodem plooit.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding vervormt men zowel de wand als de kraag van de bodem plastisch door ultrasone trillingen.
Bij voorkeur veroorzaakt men de plastische vervorming plaatselijk door middel van een punt die men ultrasoon doettrillen en die men in de wand drukt tot inde kraag van de bodem.
Alhoewel bij deze uitvoeringsvorm een goede verbinding tussen de wand en de kraag bekomen wordt is deze verbinding niet hermetisch en moet nog een. bijkomende afdichting voorzien worden.
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding veroorzaakt men een plastische vervorming zowel van de wand als van de bodem door wrijving.
Bij voorkeur vervaardigt men een rond vat, duwt men
de kraag van de bodem, daar waar hij op de rest van de bodem aan-
<EMI ID=9.1> <EMI ID=10.1>
<EMI ID=11.1> <EMI ID=12.1>
<EMI ID=13.1> passen van de fase van de werkwijze volgens de uitvinding waarop figuur 3 betrekking heeft. <EMI ID=14.1> <EMI ID=15.1> <EMI ID=16.1>
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwi jzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
<EMI ID=17.1>
vinylchloride vervaardigd. Dit vat bestaat uit een cilindervor-
<EMI ID=18.1>
<EMI ID=19.1>
<EMI ID=20.1>
vervaardigd. Deze wand 1 steekt echter buiten de bodem 9 uit. De andere bolle bodem die de onderkant van het vat vormt bezit een bol staand centraal gedeelte 2 en een op de omtrek van het gedeelte 2 staande kraag 3 die zich met zijn vrije uiteinde uitstrekt in de richting waarlangs de bolle zijde van het gedeelte
<EMI ID=21.1>
van de cilindervormige wand 1 bevestigd.
Ter vervaardiging van dit vat vervaardigt men op een bekende manier enerzijds de wand 1 met de bodem 9 en anderzijds de bodem 2, 3. Men plaatst vervolgens de bodem 2, 3 in het nog
<EMI ID=22.1>
deelte 2 van de bodem evenals de vrije rand van de kraag 3 naar buiten gericht zijn en het vrije uiteinde van de kraag 3 trou-
<EMI ID=23.1> <EMI ID=24.1>
kraag 3 sluit met zijn buitenzijde dan tegen de binnenzijde van het uiteinde van de wand 1 aan. De uiterste vrije rand van de kraag 3 komt dan ook tegenover de uiterste vrije rand van het uiteinde van de wand 1. De aansluiting van de kraag 1 op het gedeelte 2 komt dan juist tegenover een op de binnenzijde van
<EMI ID=25.1>
noemde overgang zit nog een rubber afdichtingsring 5 geklemd die naast de reeds hermetische bevestiging van de kraag 3 aan de wand 1 een bijkomcnde afdichting tussen de bodem 2, 3 en de wand 1 verzekert. De naar binnen uitspringende ribbe 4 van de wand 1 kan vervangen worden door een naar binnen gerichte in spr ong van deze wand zelf. In de figuur 2 is de bodem 2, 3 op de hiervoor beschreven manier in de wand 1 gebracht, voorgesteld.
Men plaatst in de cilindervormige kraag 3 een volgens de meetkundige as van de wand 1 op en neer verplaatsbare en rond deze as draaibare steun 6 die ongeveer zoals de klauwplaat van een draaibank, uit verschillende uit elkaar verplaatsbare delen
<EMI ID=26.1>
<EMI ID=27.1>
de volledige bodem 2, 3 draait mee evenals de wand 1 waarin de bodem geklemd zit. Het in- en uitbrengen van de steun 6 gebeurt op een bekende manier hydraulisch. Tegen de buitenzijde van het
<EMI ID=28.1> <EMI ID=29.1>
oorzaak is van het vlocien van de kunststof van de wand 1. In
<EMI ID=30.1>
de wrijving van de rol 7 opwarmt, af te koelen om een verbranding van de kunststof van de wand 1. te vermijden.
Door het plastisch worden van het uiteinde van de wand 1 en door de verplaatsing van de rol 7 over dit uiteinde bekomt
<EMI ID=31.1>
<EMI ID=32.1>
de wand 1 met een uiteinde buiten het uiteinde van de kraag 3
<EMI ID=33.1>
3 betrekking heeft.
<EMI ID=34.1>
<EMI ID=35.1>
<EMI ID=36.1>
het verst van het uiterste randje van de kraag 3 gelegen, punt van de omgeplooide rand van de wand 1 op een afstand van dit randje komt die groter is dan de dikte van de wand 1 zodat dus indien het vat op de grond rust, men tussen de grond en dit randje van de kraag 3 een dikte van kunststof bekomt die groter is dan de dikte van de wand 1 zodat de omgeplooide rand van de wand 1 minder vlug kan doorslijten.
Men bekomt aldus het vat voorgesteld in figuur 1. Door de indrukking 8 die over gans de omtrek van de omgeplooide rand van de wand 1 loopt, kan dit vat gemakkelijk op een ander identiek vat gestapeld worden. Inderdaad, in deze indrukking 8 past de bovenste rand van het buiten de bodem 9 uitstekende ge- <EMI ID=37.1>
<EMI ID=38.1>
<EMI ID=39.1>
gans de omtrek lopende ribben 10 voorzien. Ter plaatse van deze ribben 10 is in de wand een metalen versterkingsband 11
<EMI ID=40.1>
<EMI ID=41.1>
is, belet.
Men bekomt een zeer goede, hermetische,visueel zichtbare verbinding tussen de wand 1 en de kraag 3.
De uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuur 8 betrekking heeft verschilt slechts van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm door het feit dat de rotatieas van de rol 7 gelegen is-en verplaatsbaar is in een theoretisch vlak, dat een kleine hoek maakt met de meetkundige as van de wand 1. Hierdoor ontstaat, bij rotatie van de wand 1, tussen deze wand 1
en de rol 7 een grotere wrijving dan bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm. Door de grotere warmte die door de grotere wrijving ontstaat wordt het vloeien van het materiaal van de wand bevorderd, maar deze laatst beschreven uitvoeringsvorm is natuurlijk slechts toepasselijk bij een materiaal voor do wand Ir dat bestand is tegen de bekomen hoge temperatuur.
Bij de uitvoeringsvorm waarop de figuren 9 tot 11 betrekking hebben, bevestigt men de kraag 3 van de bodem 2, 3 aan de wand 1 door het toepassen van ultrasone trillingen. Men brengt een kop 13 met een punt 14, die men op een bekende manier ultrasoon laat trillen, tegen de buitenzijde van de wand 1. Door de ultrasone trillingen gaat de kunststof in de omgeving van de punt 14 plastisch worden,waardoor dus deze punt 14 dieper in de wand 1 dringt. De punt 14 vormt aldus eencpening 15 in de wand 1. Men duwt de punt 14 steeds maar dieper in de wand 1 tot hij ook in de kraag 3 komt zó dat de opening 15 zich tot halverwege de dikte van de kraag 3 uitstrekt. In de omgeving van deze opening 15 is de kunststof zowel dus van de wand 1 als van de
<EMI ID=42.1>
vloeit de kunststof van beide delen in elkaar. Weke kunststof
<EMI ID=43.1>
van de wand 1 rond deze punt 14 een uitstulping 18. De kop 13
is trouwens rond de punt 14 van een groef 19 voorzien. Men verwijdert nu de kop 13 met de punt 14,waarna de plastisch geworden kunststof terug stijf wordt en dus rond de opening 15
een verbinding tussen de kraag 3 en de wand 1 ontstaat. Over gans de omtrek van het rond de bodem 2, 3 komende uiteinde van de wand 1 duwt men verschillende malen de punt in de wand 1 en de kraag 3 zodat dus op verschillende plaatsen een sterke verbinding tussen de kraag 3 en de wand 1 bekomen wordt. De binding tussen de wand 1 en de kraag 3 is evenwel niet hermetisch zodat zeker in dit geval de afdichtingsring 5 absoluut noodzakelijk is.
Bij de uitvoeringsvorm waarop de figuren 12 en 13 betrekking hebben verbindt men de bodem 2, 3 met de wand 1 door het verwarmen van de kunststof door wrijving. Men voorziet hiertoe de bodem 2, 3, daar waar de kraag 3 op het gedeelte 2 aan-
<EMI ID=44.1>
die schuin op de langsas van de bodem gericht is. Ook de binnenzijde van de wand 1 voorziet men over gans de omtrek,daar waar het hiervoor genoemde gedeelte van de bodem moet komen,van een zijde 17 die dezelfde helling bezit als de zijde 16. Men plaatst binnen de kraag 3 een steun 6 die men in de kraag klemt en waarmee men de bodem 2, 3 roteert terwijl men de wand 1 stilhoudt. Men duwt hierbij de zijde 16 tegen de zijde 17 zodat bij de rotatie een grote wrijving van de zijde 16 over de zijde
<EMI ID=45.1> <EMI ID=46.1>
2, 3 in de wand 1 zodat de zijde 16 stevig tegen de zijde 17 aangedrukt wordt en de week geworden kunststof van de twee zi jden in elkaar vloeit. Na het harden van de kunststof na'afkoeling krijgt men een goede hermetische binding tussen de bodem
2, 3 en de wand 1.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
In het bijzonder kunnen verschillende van de hiervoor beschreven werkwijzen samen gecombineerd worden om de bodem aan de wand van het vat te bevestigen.
Ook is het mogelijk de ene bodem van het vat die normaal de bovenkant vormt en die een stuk vormt met de cilindervormige wand te vervangen door een bodem die identiek is aan de andere bodem en deze eerstgenoemde bodem op de hiervoor beschreven manier aan de wand te bevestigen. Men kan dus uitgaan van een aan weerszijden open cilindervormige wand en dus twee identieke bodems ofwel achtereenvolgens ofwel tegelijker tijd met een van de hierboven beschreven werkwijzen aan de wand bevesti.gan.
Ook is het bij de uitvoeringsvormen waarop de figuren 1 tot 8 betrekking hebben niet noodzakelijk slechts één rol te gebruiken. Meerdere rollen kunnen tegelijkertijd tegen de wand geduwd worden.
<EMI ID=47.1>
kraag aan de wand bevestigt, m e t h e k e n m c r k dat
men de kraag van de bodem aan de wand bevestigt door plastische
ver vorming van de kunststof van ten minste een van de delen gevormd door de kraag en do wand.
2. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het
<EMI ID=48.1>
plastische vervorming veroorzaakt door achtereenvolgens over
gans de omtrek van de wand plaatselijk op deze wand een zeer
grote druk uit te oefenen tot de kunststof gaat vloeien en men
hierbij het uiteinde van de wand over de kraag van de bodem
plooit.
3 . Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men de bodem zó in de wand plaatst dat de
vrije rand van de kraag nagenoeg ter hoogte komt van een uit-
<EMI ID=49.1>
wand door de toegepaste druk de wand verlengt tot hij buiten
de uiterste rand van de kraag van de bodem uitsteekt,waarna men
het uitstekende gedeelte van de wand over de kraag van de bodem
plooit.
A method of manufacturing a vessel and vessel according to
this method manufactured "
The invention relates to a method for manufacturing a vessel of thermoplastic plastic, with a bottom and an upright wall, whereby the bottom is
<EMI ID = 1.1> <EMI ID = 2.1>
in which the closest end of the wall is also oriented and the collar is then fixed to the wall.
"Bottom" is herein to be taken in a broad sense to include any of the ends, flat, convex or concave, of the vessel.
In the methods of this kind, the collar is attached to the wall at the bottom by means of glue.
Gluing the parts together is, however, quite time-consuming and expensive and is almost impossible to use with very large vessels. In addition, one is not absolutely sure of one
<EMI ID = 3.1>
that traces of grease are present on one of the parts to prevent the glue from sticking. In addition, the liquid that will be stored in the container to be manufactured must be taken into account, since this liquid must not attack the adhesive. If one is making a keg for beer or another drink for humans, the use of glue is usually not even allowed, since the glue could contaminate the liquid.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a method of manufacturing a vessel <EMI ID = 4.1>
a solid connection between the collar of the bottom and the wall can be obtained, even with large vessels and without the slightest risk of contamination of the contents of the vessel.
For this purpose, the collar of the bottom is fixed to the wall by plastic deformation of the plastic of ten
<EMI ID = 5.1>
In a particular embodiment of the invention, the wall is plastically deformed and this plasma is caused to <EMI ID = 6.1>
Refraction over the entire circumference, visually detectable hermetically sealing fastening of the base to the wall.
<EMI ID = 7.1>
the free edge of the collar is almost at the level of one end of the wall, but with the plastic deformation of the wall by the applied pressure, the wall is lengthened until it extends beyond the
<EMI ID = 8.1>
the protruding part of the wall folds over the collar of the bottom.
In a curious embodiment of the invention, both the wall and the collar of the bottom are plastically deformed by ultrasonic vibrations.
The plastic deformation is preferably caused locally by means of a point which is ultrasonically vibrated and which is pressed into the wall up to the collar of the bottom.
Although a good connection is obtained between the wall and the collar in this embodiment, this connection is not hermetic and another connection is required. additional sealing can be provided.
In another particular embodiment of the invention, a plastic deformation of both the wall and the bottom is caused by friction.
Preferably, a round vessel is produced and pushed
the collar of the bottom, where it meets the rest of the bottom
<EMI ID = 9.1> <EMI ID = 10.1>
<EMI ID = 11.1> <EMI ID = 12.1>
<EMI ID = 13.1> fit the phase of the method according to the invention to which figure 3 relates. <EMI ID = 14.1> <EMI ID = 15.1> <EMI ID = 16.1>
In the different figures, the same reference numbers refer to the same elements.
<EMI ID = 17.1>
vinyl chloride. This vessel consists of a cylinder shape
<EMI ID = 18.1>
<EMI ID = 19.1>
<EMI ID = 20.1>
manufactured. However, this wall 1 protrudes beyond the bottom 9. The other convex bottom which forms the bottom of the vessel has a convex central portion 2 and a collar 3 standing on the periphery of the portion 2 and extending with its free end in the direction along the convex side of the portion.
<EMI ID = 21.1>
of the cylindrical wall 1.
To manufacture this vessel, the wall 1 with the bottom 9 on the one hand, and the bottom 2, 3 on the other hand, are manufactured in a known manner.
<EMI ID = 22.1>
part 2 of the bottom as well as the free edge of the collar 3 face outwards and the free end of the collar 3
<EMI ID = 23.1> <EMI ID = 24.1>
collar 3 then connects with its outside against the inside of the end of the wall 1. The extreme free edge of the collar 3 therefore comes opposite the extreme free edge of the end of the wall 1. The connection of the collar 1 to the part 2 then comes just opposite one on the inside of the wall.
<EMI ID = 25.1>
said transition, a rubber sealing ring 5 is clamped which, in addition to the already hermetic fastening of the collar 3 to the wall 1, ensures an additional seal between the bottom 2, 3 and the wall 1. The inwardly projecting rib 4 of the wall 1 can be replaced by an inwardly directed extension of this wall itself. In figure 2 the bottom 2, 3 is introduced into the wall 1 in the manner described above.
In the cylindrical collar 3 a support 6, which can be moved up and down along the geometric axis of the wall 1 and which can be rotated about this axis, is made up of various parts which can be displaced approximately like the chuck of a lathe.
<EMI ID = 26.1>
<EMI ID = 27.1>
the entire bottom 2, 3 rotates as well as the wall 1 in which the bottom is clamped. The insertion and extension of the support 6 takes place hydraulically in a known manner. Against the outside of it
<EMI ID = 28.1> <EMI ID = 29.1>
cause of the plastic of the wall 1 to flocculate. In
<EMI ID = 30.1>
the friction of the roller 7 heats up, cools it down in order to avoid combustion of the plastic of the wall 1.
By the end of the wall 1 becoming plastic and by the displacement of the roller 7 over this end
<EMI ID = 31.1>
<EMI ID = 32.1>
the wall 1 with one end outside the end of the collar 3
<EMI ID = 33.1>
3 relates.
<EMI ID = 34.1>
<EMI ID = 35.1>
<EMI ID = 36.1>
located furthest from the extreme edge of the collar 3, the point of the folded-over edge of the wall 1 is at a distance from this edge which is greater than the thickness of the wall 1, so that when the vessel rests on the ground, one is between the ground and this edge of the collar 3 obtains a thickness of plastic which is greater than the thickness of the wall 1, so that the folded edge of the wall 1 can wear through less quickly.
The vessel represented in figure 1 is thus obtained. Due to the indentation 8 which extends over the entire circumference of the folded edge of the wall 1, this vessel can easily be stacked on another identical vessel. Indeed, in this indentation 8 fits the top edge of the protruding out of the bottom 9 <EMI ID = 37.1>
<EMI ID = 38.1>
<EMI ID = 39.1>
provide ribs 10 running all around the circumference. At the location of these ribs 10 there is a metal reinforcing band 11 in the wall
<EMI ID = 40.1>
<EMI ID = 41.1>
is prevented.
A very good, hermetic, visually visible connection is obtained between the wall 1 and the collar 3.
The embodiment of the method to which Fig. 8 relates differs from the above-described embodiment only in that the axis of rotation of the roller 7 is located and displaceable in a theoretical plane which makes a small angle with the geometrical axis of the roller. wall 1. This creates, upon rotation of the wall 1, between this wall 1
and the roller 7 has a greater friction than in the above-described embodiment. The greater heat generated by the greater friction promotes the flow of the material from the wall, but this last-described embodiment is of course only applicable with a material for the wall Ir which can withstand the high temperature obtained.
In the embodiment to which Figures 9 to 11 relate, the collar 3 of the bottom 2, 3 is attached to the wall 1 by applying ultrasonic vibrations. A head 13 with a point 14, which is vibrated ultrasonically in a known manner, is brought against the outside of the wall 1. The ultrasonic vibrations cause the plastic in the vicinity of the point 14 to become plastic, so that this point 14 becomes plastic. penetrates deeper into the wall 1. The point 14 thus forms an opening 15 in the wall 1. The point 14 is pushed deeper and deeper into the wall 1 until it also enters the collar 3, such that the opening 15 extends halfway through the thickness of the collar 3. In the vicinity of this opening 15 the plastic is therefore of the wall 1 as well as of the
<EMI ID = 42.1>
the plastic of both parts flows into each other. Soft plastic
<EMI ID = 43.1>
of the wall 1 around this point 14 a bulge 18. The head 13
Moreover, a groove 19 is provided around the point 14. The head 13 with the tip 14 is now removed, after which the plastic that has become plastic becomes stiff again and thus around the opening 15
a connection between the collar 3 and the wall 1 is created. Over the entire circumference of the end of the wall 1 coming around the bottom 2, 3, the point is pushed into the wall 1 and the collar 3 several times, so that a strong connection between the collar 3 and the wall 1 is obtained at different places. . However, the bond between the wall 1 and the collar 3 is not hermetic, so that certainly in this case the sealing ring 5 is absolutely necessary.
In the embodiment to which Figures 12 and 13 relate, the bottom 2, 3 is connected to the wall 1 by heating the plastic by friction. To this end, the bottom 2, 3 is provided, where the collar 3 rests on the part 2.
<EMI ID = 44.1>
which is oriented obliquely to the longitudinal axis of the bottom. The inner side of the wall 1 is also provided over the entire circumference, where the aforementioned part of the bottom must be, with a side 17 which has the same slope as the side 16. A support 6 is placed inside the collar 3, which is in the collar and with which the bottom 2, 3 is rotated while the wall 1 is held still. The side 16 is pushed against the side 17 so that during the rotation a great friction of the side 16 over the side.
<EMI ID = 45.1> <EMI ID = 46.1>
2, 3 in the wall 1 so that the side 16 is pressed firmly against the side 17 and the softened plastic of the two sides flows into each other. After the plastic has hardened after cooling, a good hermetic bond is obtained between the bottom
2, 3 and the wall 1.
The invention is by no means limited to the above-described embodiments and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiments, including with regard to the shape, the composition, the arrangement and the number of the parts required for realizing the invention can be used.
In particular, several of the above-described methods can be combined together to attach the bottom to the wall of the vessel.
It is also possible to replace the one bottom of the vessel which normally forms the top and which forms a piece with the cylindrical wall by a bottom which is identical to the other bottom and to fix this former bottom to the wall in the manner described above. . It is thus possible to start from a cylindrical wall open on both sides and thus two identical bases to be attached to the wall either successively or simultaneously with one of the methods described above.
Also, in the embodiments to which Figures 1 to 8 relate, it is not necessary to use only one roll. Several rollers can be pushed against the wall at the same time.
<EMI ID = 47.1>
collar to the wall, w e n m c r k dat
one fixes the collar of the bottom to the wall by plastic
deformation of the plastic of at least one of the parts formed by the collar and the wall.
A method according to the preceding claim, with the
<EMI ID = 48.1>
plastic deformation caused by successive over
the whole circumference of the wall locally on this wall a very
apply great pressure until the plastic starts to flow and one
here the end of the wall over the collar of the bottom
folds.
3. Method according to the previous claim, characterized in that the bottom is placed in the wall in such a way that the
free edge of the collar is almost at the level of an
<EMI ID = 49.1>
wall by the applied pressure extends the wall to the outside
the extreme edge of the collar protrudes from the bottom, after which one
the protruding portion of the wall over the collar of the bottom
folds.