WERKWIJZE VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN BAND OM EEN VOORWERPOF EEN STAPEL VOORWERPEN EN INRICHTING VOOR HET UITVOERENVAN DIE WERKWIJZE.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het aanbrengen van een band om een voorwerp of een stapel voorwerpen, volgens welke werkwijze een uit
<EMI ID=1.1>
den aan elkander bevestigde banden bestaande, zich tussen die voorraadrollen uitstrekkende band U-vormig om het voorwerp of de stapel voorwerpen wordt geslagen en vervolgens de zich daarna tussen het voorwerp of de stapel voorwerpen en de voorraadrollen uitstrekkende banddelen langs het voor-
<EMI ID=2.1> voorwerpen een gesloten band komt te zitten en gescheiden daarvan opnieuw een zich tussen de voorraadrollen uitstrekkende, uit de van die rollen afkomstige, met hun einden aan elkander bevestigde banden bestaande band wordt gevormd.
Een met deze werkwijze werkende bandomleginrichting is bekend uit het duitse Gebrauchsmuster 1.992.453. Deze inrichting is voorzien van twee op afstand van elkander
-in hetzelfde vlak geplaatste bandvoorraadrollen, twee aan dezelfde zijde van de verbindingslijn tussen de assen van die voorraa�
rollen naast deze rollen aangebrachte, in dat vlak evenwijdig aan die verbindingslijn naar elkander toe en van elkander af beweegbare bandspanrers voor het om een voorwerp of een stapel voorwerpen heen naar elkander toedrukken van de zich tussen dat voorwerp of die stapel voorwerpen en die voorraadrollen uitstrekkende delen van een reeds U-vormig om dat voorwerp of die stapel voorwerpen geslagen, uit met hun einden aan elkander bevestigde, van de twee voorraadrollen afkomstige banden bestaande band, alsmede van aan de bandspanners aanwezige middelen voor het aan elkander hechten en van aan de bandspanners aangebrachte middelen voor het doorsnijden van de door de bandspanners naar elkander toegedrukte banddelen.
In deze inrichting drukken de bandspanners die banddelen zodanig tegen elkander, dat die banddelen met een loodrecht op het voorwerp of de stapel voorwerpen gericht gedeelte tegen elkander aan komen te liggen.
Deze tegen elkander aanliggende gedeelten van de dan geheel om het voorwerp of de stapel voorwerpen geslagen band worden door puntlassen met elkander verbonden en daarna in het midden doorgesneden.
Deze bekende werkwijze heeft het bezwaar, dat de laseinden van de om het voorwerp of de stapel voorwerpen geslagen banddelen loodrecht op het vlak van die band-
<EMI ID=3.1> <EMI ID=4.1>
en gevaarlijk tijdens het transport van het gebandageerde
<EMI ID=5.1>
gebogen. Een ander nadeel is, dat de lasverbinding op trek belast wordt, zodat die werkwijze niet geschikt is voor
het maken van lijmverbindingea tussen de banddelen en dus voor toepassing met band van niet aan elkander smeltbaar materiaal, zoals papier, weefsel, in bepaalde soorten kunsthars gedrenkte glas- of andere vezels, enz. Voorts kost
zulk een dwars op het vlak van de band gerichte las extra bandmateriaal.
De uitvinding heeft tot doel, een werkwijze en een inrichting te verschaffen, die de nadelen van de bekende werkwijze en.inrichting vermijden en behalve voor het aanbrengen van metalen banden voor het omleggen van niet aan elkander smeltbare banden om voorwerpen of stapels voorwerpen kunnen worden gebruikt. Daartoe gaat men zodanig
te werk, dat elk van beide naar elkander toe gedrukte banddelen op een vasteafstand van het andere banddeel op twee in een richting dwars op het voorwerp of de stapel voorwerpen op ongeveer twee maal die vasteafstand van elkander gelegen plaatsen wordt vastgeklemd en dat daarna achtereenvolgens het ene banddeel op een plaats midden tussen zijn twee klemplaatsen wordt doorgesneden, de dan tussen die klemplaatsen gevormde naar elkander toe gerichte bandeinden naar het andere banddeel worden gericht, dit andere banddeel eveneens op een plaats midden tussen zijntwee klemplaatsen wordt doorgesneden, de daardoor gevormde naar elkander toe gerichte bandeinden van het andere banddeel
<EMI ID=6.1>
deel gedrukt en daaraan vastgehecht worden en de vastgeklemde banddelen worden losgelaten. In dit geval worden de paren met elkander te verbinden bandeinden in het vlak van elk van de betrokken banden aan elkander gehecht, zodat de verbinding slechts door schuifkrachten wordt belast en daarom bijzonder geschikt is voor een lijmverbinding. Een ander voordeel is, dat op geen van de lasplaatsen buiten het vlak van de band uitstekende delen voorkomen. Verder is het van belang, dat minder bandmateriaal voor het omsnoeren van het voorwerp of de stapel voorwerpen nodig is.
De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding onderscheidt zich van de genoemde bekende inrichting hierin, dat de naar elkander gekeerde einden van de bandspanners elk door twee klemvlakken en een zich daartussen en dwars op de bewegings richting van de bandspanners gericht kopvlak zijn begrensd, een tussen beide bandspanners plaatsbaar aanslagorgaan met twee evenwijdige wangen is aangebracht, welke wangen elk door een met een klemvlak van de ene en een met een klemvlak van de andere bandspanner samenwerkend klemvlak en een zich daartussen en in de bewegingsrichting van de bandspanners uitstrekkend, naar de andere wang gekeerd steunvlak zijn begrensd, van welk steunvlak de afmeting in de bewegingsrichting van de bandspanners ongeveer de helft is van de afmeting van de kopvlakken van de bandspanners dwars op dat steunvlak,
het kopvlak van elke bandspanner wordt gevormd door het kopvlak van een . bandstrijkorgaan, dat ten minste over de afstand, gelijk aan de afmeting van de steunvlakken in de bewegingsrichting van de bandspanners, ten opzichte van zijn bandspanner naar de andere bandspanner toe verplaatsbaar is en tijdens zijn verplaatsing met zijn werkzame strijkvlakken dicht langs de steunvlakken van de wangen van
<EMI ID=7.1>
strijkorganen midden tussen de klemvlakken van de betrokken bandspanner een uit zijn kopvlak steekbaar snijorgaan draagt, middelen voor het aan elkander hechten van zich op de steunvlakken van de wangen van het aanslag-orgaan uitstrekkende, elkander overlappende bandeinden zijn aangebracht en dat aandrijfmiddelen voor het in een bepaalde volgorde bewegen van de bandspanners, het aanslagorgaan, het of elk snijorgaan, de bandstrijkorganen en de hechtmiddelen aanwezig zijn.
Bij deze inrichting kunnen met voordeel de klemvlakken van de bandspanners en de daaraan evenwijdige klemvlakken van het aanslagorgaan ten opzichte van de kopvlakken resp. de steunvlakken schuin naar buiten en ten opzichte van de werkzame beweging van de bandspanners schuin naar achteren zijn gericht. In dat geval komen
de banddelen strak om de kopvlakken en de klemvlakken
van de bandspanners te liggen.
Een eenvoudige constructie en bediening van het aanslagorgaan zijn mogelijk, als dit orgaan zwaaibaar
om een dwars op de bewegingsrichting van de bandspanners gerichte as aan één van beide bandspanners wordt aangebracht. De beweging van het aanslagorgaan kan dan gemakkelijk van die van de betrokken bandspanner worden afgeleid.
Een inrichting voor het omleggen van banden en het aan elkander lijmen van de eikander overlappende bandeinden kan met voordeel zodanig worden uitgevoerd, dat het van het snijorgaan voorziene bandstrijkorgaan met een in een cylinderholte van de kop van de betrokken bandspanner beweegbare zuiger is gekoppeld en de cylinderruimte aan de van het kopvlak van dat bandstrijkorgaan afgekeerde zijde van die zuiger met in de naar de steunvlakken van de wangen van het aanslagorgaan gekeerde werkzame strijkvlakken van dat bandstrijkorgaan uitkomende lijmafvoerkanalen, alsmede over een naar die ruimte opengaande terugslagklep met een lijmtoevoerleiding in verbinding staat. Het verdient dan aanbeveling om ten minste één van de bandstrijkorganen en/of elke wang van het aan-slagorgaan van een verwarmingselement te voorzien.
Dit verwarmingselement dient dan voor het snel drogen van de lijmverbinding. Het zal duidelijk zijn, dat door deze uitvoering van de bandstrijkorganen automatisch Ij jm tussen de aan elkander te lijmen bandeinden wordt gebracht.
Voor banden van metaal of ander samensmeltbaar materiaal kunnen, wanneer het aan elkander lijmen van
de elkander overlappende bandeinden niet in aanmerking komt, puntlassen of andere verwarmingselectroden in de door de wangen van het aanslagorgaan en de kopvlakken van de tegen het aanslagorgaan gedrukte bandspanners begrensde ruimte worden gebracht en in die ruimte tegen
de elkander overlappende, door de steunvlakken gesteunde bandeinden worden gedrukt.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Daarin vertonen:
fig. 1 een meervoudige b-ndomleginrichting volgens de uitvinding in perspectief, fig. 2 een bovenaanzicht van de in die inrichting gebruikte bandspanners, fig. 3 een vooraanzicht van die bandspanners, fig. 4 op grotere schaal een horizontale doorsnede van delen van de bandspanners volgens fig. 2 en 3 in een stand, waarin zij tegen een tussen de bandspanners-geplaatst aanslagorgaan zijn gedrukt, fig. 5 een horizontale doorsnede van een gedeelte van de bandspanners volgens fig. 4 in een toestand, waarin een bandstrijkorgaan van de ene bandspanner halverwege <EMI ID=8.1> fig. 6 een horizontale doorsnede, overeenkomstig �
ie volgens fig. 5, in een stand, waarin het bandstrijkorgaan van de ene bandspanner naar zijn beginstand wordt teruggedrukt en tegelijkertijd het bandstrijkorgaan van de andere bandspanner wordt uitgeschoven, fig. 7 een vooraanzicht van de bandspanner met een strijkorgaan en een snijorgaan en fig. 8 een schema van een hydraulisch aandrijfsysteem voor de bandspanners, de strijkorganen en het snijorgaan van de bandomleginrichting volgens fig. 1-7.
In de tekening is 1 een vast grondraam, 2 een rollenbaan voor het transport van laadborden 3 (pallets) en zijn 4 aan beide zijden van de rollenbaan 2 in hoogte verstelbare op het grondraam 1 geplaatste kolommen. Elke kolom 4 draagt vier bandomleggers 5, waarvan er enkele zijn weggelaten. Elke bandomlegger 5 bestaat uit een langs een kolom verschuifbare en daaraan vastzetbare houder met een bandvoorraadrol 6, een leirol 7 en een samengestelde bandspanner 8. Steeds werkt een bandomlegger 5 van de ene kolom 4 samen met een bandomlegger van de andere kolom. De twee samenwerkende bandomleggers bevinden zich op dezelfde hoogte boven de rollenbaan 2.
<EMI ID=9.1>
niet nader aangegeven wijze een band gespannen, die bestaat uit de met hun einden aan elkander gehechte, van de voorraadrollen 6 afkomstige banden 9. Wordt nu een laadbord
3 met aen voorwerp of een stapel voorwerpen 10 in de richting van de pijl 11 over de rollenbaan 2 verplaatst, dan wordt
de band 9 op de in fig. l aangegeven wijze U-vormig om
die stapel voorwerpen 10 gelegd. De voorraadrollen kunnen slechts tegen grote wrijving in gedraaid worden, zodat de banden 9 strak gehouden worden.
Is het laadbord 3 met de voorwerpen 10 in de stand volgens fig. 1 gekomen, dan wordt het laadbord 3 een
korte tijd op zijn plaats vast gehouden en worden op de wijze volgens fig. 2 en 3 de bandspanners 8 naar elkander toe bewogen. Daardoor worden de zich tussen de stapel voorwerpen 10 en de voorraadrollen 6 uitstrekkende banddelen langs die stapel naar elkander toe gebracht. Daarbij valt op te merken, dat de rechterbandspanner sneller naar zijn werkzame eindstand wordt bewogen dan de linkerbandspanner. Even voordat de rechterbandspanner zijn eindstand heeft bereikt, wordt een om een dwarspen 12 zwaaibaar aan die bandspanner bevestigd aanslagorgaan 13 met twee wangen
14 door een vaste nok 15 uit een scheef naar beneden gerichte stand in de horizontale stand gezwaaid en met zijn wangen 14 in het verlengde van de kop 16 van die bandspanner 8 gebracht.
De kop van die bandspanner is voorzien van twee schuin gerichte klemvlakken 17 en een zich dwars op zijn bewegingsrichting gericht kopvlak 18, dat zich tussen die klemvlakken 17 uitstrekt. De linkerbandspanner 8 bezit een kop 19 met schuin gerichte klemvlakken 20 en een zich daartussen uitstrekkend, dwars op de bewegingsrichting van de bandspanner gericht kopvlak 21. De wangen 14 van het aanslagorgaan zijn van met de klemvlakken 17 samenwerkende klemvlakken 22, met de klemvlakken 20 samenwerkende klemvlakken 23 en zich tussen de klemvlakken 22 en 23 in de bewegingsrichting van de bandspanners uitstrekkende steunvlakken 24 voorzien.
Tijdens de beweging van de bandspanners 8 naar elkander toe wordt het aanslagorgaan 13 door de nok 15 eerst met zijn
<EMI ID=10.1>
de kop 16, dat wil zeggen vrij van het orn die kop 16 geslagen banddeel 9, horizontaal gezwaaid en daarna met zijn klemvlakken 22 naar de klemvlakken 17 toe getrokken, zodat het zich daartussen bevindende banddeel 9 op twee plaatsen wordt vastgeklemd. Even later wordt de linkerbandspanner met de klemvlakken 20 van zijn kop 19 tegen de klemvlakken 23 van de wangen 14 van het aanslagorgaan 13 gedrukt, zodat ook het linkerbanddeel 9 op twee plaatsen wordt vastgeklemd.
Het kopvlak 18 van de rechterbandspanner 8 wordt gevormd door het kopvlak van een als een zuiger uitgevoerd in de kop
16 axiaal beweegbaar aangebracht bandstrijkorgaan 25, dat met werkzame strijkvlakken 26 op korte afstand langs de steunvlakken 24 van de wangen 14 van het aanslagorgaan 13 kan worden bewogen. Midden tussen de strijkvlakken 26 is het bandstrijkorgaan 25 voorzien van een uit zijn kopvlak 18 steekbaar, door een zuiger 27 aangedreven mes 28 voor het doorsnijden van de over de kopvlakken 18 en 21 gespannen banddelen. De kop 19 van de linkerbandspanner 8 is van een door een zuiger 29 beweegbaar bandstrijkorgaan 30 voorzien. Dit bandstrijkorgaan vertoont in het midden van zijn kopvlak 21 een spleet 31, waarin het mes 28 tijdens het doorsnijden
van het linkerbanddeel 9 dringt.
Zodra de bandspanners 8 met nog ingetrokken bandstrijkorganen 25, 30 in de stand volgens fig. 4 tegen het inmiddels door de nok 15 horizontaal gezwaaide aanslagorgaan 13 zijn gedrukt, wordt door de zuiger 27 eerst het mes 28 naar links bewogen, waardoor het rechterbanddeel 9 wordt doorgesneden, en wordt daarna het bandstrijkorgaan 25 mede naar links bewogen. De tengevolge van het doorsnijden verkregen gescheiden bandeinden van het rechterbanddeel 9 worden dan op de wijze volgens fig. 5 tegen de steunvlakken 24 van de wangen
14 van het aanslagorgaan 13 aan gevlijd. Vervolgens wordt door het met zijn uitgestoken mes 28 verder naar links bewegende bandstrijkorgaan 25 het over het kopvlak 21 van het bandstrijkorgaan 30 gespannen linkerbanddeel 9 middendoor gesneden, waarbij het mes 28 in de spleet 31 dringt. Daarna
<EMI ID=11.1>
bewogen. Tijdens deze laatste beweging wordt door in de strijkvlakken 26 van het bandstrijkorgaan 25 uitkomende kanalen 32 lijm uit de ruimte 33 achter de kop van dat orgaan
25 aan de tegen de steunvlakken 24 gedrukte einden van het rechterbanddeel 9 afgegeven en worden tegelijkertijd de einden van het linkerbanddeel 9 op die van het rechterbanddeel gedrukt en daaraan vastgelijmd (fig. 6). De band om
de stapel voorwerpen 10 is dan gesloten en tevens gescheiden van de tegelijkertijd met hun einden aan elkander bevestigde, van de voorraadrollen 6 afkomstige banddelen 9, zodat de door een band omsnoerde stapel voorwerpen verder getrans- <EMI ID=12.1>
voorwerp of een volgende stapel voorwerpen gereed is.
De ruimte 33 wordt telkens door een lijmtoevoerleiding 34 met een zuigklep 35 heen met lijm gevuld, als het bandstrijkorgaan 25 naar links wordt gebogen.
Het hydraulische systeem volgens fig. 8 dient voor de besturing van de bandomleginrichting volgens fig. 1-7.
<EMI ID=13.1>
36a, 36b beweegbare dubbelwer��nde cilinders 8a, 8b uitgevoerd. Deze cilinders zijn met hun cilinderruimten 8a', 8a", 8b', 8b" over leidingen 37a', 37a", 37b', 37b" aan leidingen
<EMI ID=14.1>
bak 42 in verbinding staan. De zuigzijde van de pomp 41 is eveneens met de voorraadbak 42 verbonden. In de leiding 37b' is een smoororgaan 43 opgenomen. De met het bandstrijkorgaan
25 gekoppelde zuiger 27 is blootgesteld aan de druk in de cilinderruimte 8a' en aan die van de buitenlucht. De met het bandstrijkorgaan 30 gekoppelde zuiger 29 die een grotere diameter heeft dan de zuiger 27, is enerzijds aan de druk in de cilinderruimte 8b', anderzijds aan de druk in de cilinderruimte 44 blootgesteld. Deze cilinderruimte 44 is over een leiding 45 met een hydraulisch bestuurde afsluiter 46 aan de leiding 39 aangesloten.
De cilinderruimte 46' van de afsluiter 46 is over twee parallelle leidingen 47a, 47b met tegengesteld gerichte, belaste terugslagkleppen 48a, 48b aan�de leiding 38 en de cilinderruimte 46" van die afsluiter is over twee parallelle leidingen 49a,49b met tegengesteld gerichte, belaste terugslagkleppen 50a, 50b aan de leiding
39 aangesloten. Tussen de perszijde en de zuigzijde van de pomp 41 is een omloopleiding 51 met een belaste, naar de zuigzijde opengaande veiligheidsklep 52 aangebracht. De belasting van de veiligheidsklep 51 is hoger dan die van de terugslagkleppen 48a en 50a en de belasting van deze laatste kleppen is hoger dan die van de terugslagkleppen 48b en 50b.
De werking van dit hydraulische aandrijfsysteem is als volgt:
In de getekende stand van de van buitenaf bedienbare omkeerschuif 40 staat de leiding 38 onder druk en worden de bandspanners 8a en 8b naar elkander toe bewogen. Tengevolge van de vertragende werking van het smoororgaan 43 komt de bandspanner 8a eerder in zijn werkzame eindstand dan de bandspanner 8b. Heeft de bandspanner 8a die eindstand bereikt
en is daardoor het aanslagorgaan 13 op zijn plaats tussen de bandspanners gebracht, dan loopt de druk in de cilinderruimte 8a' iets op en wordt het bandstrijkorgaan 25 door de zuiger
27 tegen de veer 27a in naar links gedrukt, zodra het mes
28 naar buiten is gedrukt en het rechterbanddeel 9 heeft doorgesneden (fig. 4). Inmiddels heeft de bandspanner 8b ook zijn werkzame eindstand bereikt en is hij met zijn kop 19 tegen het aanslagorgaan 13 gedrukt. Zodra het bandstrijkorgaan 25 met zijn mes 28 de kop van de bandspanner 8b bereikt, wordt ook het linkerbanddeel 9 doorgesneden. Daar, zolang de bandspanner 8b naar rechts beweegt, de cilinderruimte 44 door de afsluiter 46 gesloten wordt gehouden, blijft het band3trijkorgaan 30 gedurende die beweging in de kop 19 van de bandspanner 8a. Heeft ook deze bandspanner 8a zijn werkzame eindstand bereikt, dan loopt de druk in de leiding 38 zover op, dat de terugslagklep 48a wordt opengedrukt en de afsluiter
46 wordt geopend.
Het gevolg daarvan is, dat in de cilinderruimte 44 de druk wegvalt en door de zuiger 29 met grotere doorsnede de bandstrijkorganen 30 en 25 en de zuiger 27 naar rechts worden gedreven. Tijdens die beweging worden de bandeinden paarsgewijze aan elkander gelijmd.
Na beëindiging van de laatstgenoemde beweging wordt de omkeerschuif 40 omgeschakeld, zodat de leiding 39 onder druk komt. Dit heeft tot gevolg, dat de cilinderruimten 8a", 8b"
en 44 onder druk komen te staan en daardoor de bandspanners
8a, 8b van elkander af bewogen worden en het bandstrijkorgaan
30 in de kop 19 van de bandspanner 8b wordt teruggedrukt. Heb-ben de bandspanners 8a, 8b hun onwerkzame rechter- en linkereindstand bereikt, dan loopt de druk in de leiding
39 voldoende op om de terugslagklep 50a te openen en de afsluiter 46 in de gesloten toestand terug te brengen.
Voor het doen uitvoeren van een nieuwe bandomlegcyclus moet de omkeerschuif 40 in de getekende stand worden teruggebracht.
PROCEDURE FOR FACING A STRAP ON AN OBJECT OR A STACK OF OBJECTS AND ARRANGEMENT FOR PERFORMING THAT PROCEDURE.
The invention relates to a method and a device for applying a band around an object or a stack of objects, according to which method an
<EMI ID = 1.1>
The band consisting of bands which is attached to each other and extending between said supply rolls in a U-shape is wrapped around the object or the stack of articles and subsequently the band parts extending between the article or the stack of articles and the supply rolls along the front
<EMI ID = 2.1> objects become attached to a closed belt and separate therefrom a belt again extending between the supply rolls and consisting of the belts originating from those rolls and attached to each other at their ends.
A tape transfer device operating with this method is known from German Gebrauchsmuster 1,992,453. This device is provided with two spaced apart
- Co-planar band supply rollers, two on the same side of the connecting line between the axles of that supply line �
rollers arranged next to these rollers, belt tensioners movable in that plane parallel to said connecting line towards each other and away from each other for pressing towards each other around an object or a stack of objects the parts extending between that object or stack of objects and those supply rolls of an already U-shaped wrapping around that object or stack of objects, of bands consisting of bands from the two supply rolls, which are attached end-to-end, and of means present on the band tensioners for adhering to each other and of bands arranged on the band tensioners means for cutting through the band parts pressed towards each other by the band tensioners.
In this device, the strap tensioners press those strap parts against each other in such a way that those strap parts come to rest against each other with a part directed perpendicular to the object or the stack of objects.
These adjoining portions of the tape then wrapped around the object or stack of objects are joined together by spot welding and then cut through in the middle.
This known method has the drawback that the weld ends of the band parts wrapped around the object or the stack of objects are perpendicular to the plane of said band.
<EMI ID = 3.1> <EMI ID = 4.1>
and dangerous during the transport of the bandaged
<EMI ID = 5.1>
curved. Another drawback is that the welded joint is subjected to a tensile load, so that this method is not suitable for
making adhesive bonds between the strip parts and thus for use with strip of material that cannot be fused together, such as paper, fabric, glass or other fibers impregnated with certain types of synthetic resin, etc.
such a weld directed transversely to the plane of the tape, additional tape material.
The object of the invention is to provide a method and an apparatus which avoid the drawbacks of the known method and apparatus and which can be used in addition to the application of metal bands for wrapping non-fusible bands around objects or stacks of objects. . This is what one goes in such a way
by clamping each of the two pressed together band parts at a fixed distance from the other band part at two locations situated in a direction transverse to the object or the stack of objects at approximately twice that fixed distance from each other and that the one band part is cut at a place midway between its two clamping places, the band ends then formed between those clamping places are directed towards each other towards the other band part, this other band part is also cut at a place midway between its two clamping places, the thereby formed towards each other directed band ends of the other band part
<EMI ID = 6.1>
part and adhered thereto and the clamped band parts are released. In this case, the pairs of band ends to be joined together are bonded together in the plane of each of the bands in question, so that the connection is loaded only by shear forces and is therefore particularly suitable for adhesive bonding. Another advantage is that there are no parts protruding outside the plane of the belt at any of the welding points. It is also important that less band material is required for strapping the object or the stack of objects.
The device for carrying out the method according to the invention differs from the above-mentioned known device in that the ends of the strap tensioners facing each other are each bounded by two clamping surfaces and an end surface directed therebetween and transversely to the direction of movement of the strap tensioners. , a stop member with two parallel cheeks that can be placed between the two strap tensioners is arranged, which cheeks each pass through a clamping surface cooperating with a clamping surface of the one and a clamping surface of the other strap tensioner and extending therebetween and in the direction of movement of the strap tensioners, towards the support surface facing the other sidewall, the dimension of which support surface in the direction of movement of the tire tensioners is approximately half the dimension of the end faces of the tire tensioners transverse to that support surface,
the end face of each strap tensioner is formed by the end face of a. strap wiper, which is displaceable at least over the distance equal to the dimension of the supporting surfaces in the direction of movement of the strap tensioners, relative to its strap tensioner towards the other strap tensioner and during its movement with its effective ironing surfaces close to the support surfaces of the cheeks from
<EMI ID = 7.1>
spreader members are provided centrally between the clamping surfaces of the tire tensioner in question, a cutting member which can be plugged out of its end face, means for adhering to one another of overlapping band ends extending on the supporting surfaces of the cheeks of the stop member, and driving means for the movement of the strap tensioners, the stop member, the or each cutter, the strap wipers and the suturing means are present.
With this device, the clamping surfaces of the belt tensioners and the clamping surfaces of the stop element parallel thereto can advantageously be used with respect to the end faces and the ends. the supporting surfaces are obliquely outwards and obliquely rearwards with respect to the effective movement of the belt tensioners. In that case, come
the band parts tightly around the end surfaces and the clamping surfaces
away from the tensioners.
Simple construction and operation of the stop member are possible if this member is pivotable
is arranged on one of the two belt tensioners about a shaft directed transversely to the direction of movement of the belt tensioners. The movement of the stop member can then easily be derived from that of the relevant belt tensioner.
A device for wrapping straps and gluing the overlapping strap ends together can advantageously be designed in such a way that the strap wiper provided with the cutter is coupled to a piston movable in a cylinder cavity of the head of the strap tensioner concerned and the cylinder space. On the side of said piston remote from the end face of said tape wiper, it communicates with an adhesive supply line in the effective ironing surfaces of said tape wiper facing the support surfaces of the cheeks of the stopper, as well as via a non-return valve opening to said space. It is then recommended to provide at least one of the strip ironing members and / or each sidewall of the stop member with a heating element.
This heating element then serves for the rapid drying of the adhesive joint. It will be clear that by means of this embodiment of the tape spreader members IJm is automatically brought between the tape ends to be glued together.
For bands of metal or other fusible material, when gluing together
the overlapping band ends are not eligible, spot welds or other heating electrodes are placed in the space delimited by the cheeks of the stop member and the end faces of the band tensioners pressed against the stop member and in that space against
the overlapping band ends supported by the supporting surfaces are pressed.
The invention will be further elucidated with reference to the appended drawing. In it show:
Fig. 1 is a perspective view of a multiple binding device according to the invention, Fig. 2 is a top view of the belt tensioners used in that device, Fig. 3 is a front view of those belt tensioners, Fig. 4 is a horizontal cross-section of parts of the belt tensioners on a larger scale according to FIGS. 2 and 3 in a position in which they are pressed against a stop member placed between the strap tensioners, FIG. 5 is a horizontal section of a portion of the strap tensioners according to FIG. 4 in a state in which a strap wiper of the one strap tensioner halfway <EMI ID = 8.1> fig. 6 is a horizontal section, corresponding to �
According to FIG. 5, in a position in which the strap wiper is pushed back from one strap tensioner to its initial position and at the same time the strap wiper is extended from the other strap tensioner, FIG. 7 is a front view of the strap tensioner with a spreader and a cutter, and FIG. 8 is a schematic diagram of a hydraulic drive system for the strap tensioners, ironing members and cutting member of the strap wrapping device of FIGS. 1-7.
In the drawing, 1 is a fixed base frame, 2 is a roller conveyor for the transport of pallets 3 (pallets) and 4 columns are vertically adjustable on the base frame 1 on both sides of the roller conveyor 2. Each column 4 carries four tape diverters 5, some of which have been omitted. Each band rewinder 5 consists of a holder which is slidable along a column and can be secured thereto, with a band supply roll 6, a guide roll 7 and a composite band tensioner 8. A band rewinder 5 of one column 4 always works together with a band rewinder of the other column. The two cooperating belt diverters are located at the same height above the roller conveyor 2.
<EMI ID = 9.1>
In a manner not further indicated, a belt is tensioned, which consists of the belts 9 attached by their ends to each other, originating from the supply rolls 6.
3 is moved over the roller track 2 with an object or a stack of objects 10 in the direction of the arrow 11, then
the band 9 U-shaped in the manner shown in Fig. 1
that stack of 10 objects placed. The supply rolls can only be turned against great friction, so that the belts 9 are kept taut.
When the pallet 3 with the objects 10 has reached the position shown in Fig. 1, the pallet 3 becomes one
held in place for a short time and the strap tensioners 8 are moved towards each other in the manner shown in FIGS. 2 and 3. As a result, the belt parts extending between the stack of objects 10 and the supply rolls 6 are brought towards each other along that stack. It should be noted here that the right belt tensioner is moved to its operative end position more quickly than the left belt tensioner. Just before the right strap tensioner has reached its end position, a stop member 13 is pivotably attached to said strap tensioner about a transverse pin 12 and has two cheeks.
14 is swung from a sloping downward position into the horizontal position by a fixed cam 15 and brought in line with the head 16 of said strap tensioner 8 with its cheeks 14.
The head of this strap tensioner is provided with two obliquely directed clamping surfaces 17 and an end surface 18 directed transversely to its direction of movement, which end surface extends between said clamping surfaces 17. The left strap tensioner 8 has a head 19 with obliquely directed clamping surfaces 20 and an end surface 21 extending therebetween and directed transversely to the direction of movement of the strap tensioner. The cheeks 14 of the stop member are clamping surfaces 22 co-acting with the clamping surfaces 17 and co-acting with the clamping surfaces 20. clamping surfaces 23 and supporting surfaces 24 extending between the clamping surfaces 22 and 23 in the direction of movement of the strap tensioners.
During the movement of the strap tensioners 8 towards each other, the stop member 13 is first moved by the cam 15 with its
<EMI ID = 10.1>
the head 16, that is to say, the band part 9 which is beaten free from the head 16, is swung horizontally and then pulled with its clamping surfaces 22 towards the clamping surfaces 17, so that the band part 9 located in between is clamped in two places. A little later, the left band tensioner is pressed with the clamping surfaces 20 of its head 19 against the clamping surfaces 23 of the cheeks 14 of the stop member 13, so that the left band part 9 is also clamped in two places.
The end face 18 of the right tire tensioner 8 is formed by the end face of a piston in the head
16 axially movably disposed band spreader member 25, which can be moved with effective sweeping surfaces 26 at a short distance along the supporting surfaces 24 of the cheeks 14 of the stop member 13. Midway between the ironing surfaces 26, the tape spreading member 25 is provided with a knife 28, which can be inserted out of its end face 18 and driven by a piston 27, for cutting through the tape parts stretched over the end faces 18 and 21. The head 19 of the left strap tensioner 8 is provided with a strap wiper 30 movable by a piston 29. In the center of its end face 21, this tape spreader has a slit 31, in which the knife 28 is
of the left band portion 9.
As soon as the strap tensioners 8, with the strap spreading members 25, 30 still retracted, have been pressed in the position according to Fig. 4 against the stop element 13 meanwhile swung horizontally by the cam 15, the piston 27 first moves the knife 28 to the left, whereby the right strap part 9 is moved. cut, and then the tape ironing member 25 is also moved to the left. The separated band ends of the right band part 9 obtained as a result of the cutting are then pressed against the supporting surfaces 24 of the cheeks in the manner shown in FIG.
14 of the stop member 13. Subsequently, the left band part 9 stretched over the end face 21 of the band spreader 30 is cut through the center of the left band part 9 with its extended knife 28, whereby the knife 28 penetrates the gap 31. Afterwards
<EMI ID = 11.1>
moved. During this latter movement, through channels 32 extending into the ironing surfaces 26 of the tape ironing member 25, glue is released from the space 33 behind the head of that member.
25 is delivered to the ends of the right band part 9 pressed against the supporting surfaces 24 and at the same time the ends of the left band part 9 are pressed onto those of the right band part and glued thereto (fig. 6). The band
the stack of objects 10 is then closed and also separated from the belt parts 9, which are attached at the same time to each other by their ends, and originating from the supply rolls 6, so that the stack of objects strapped by a belt is further trans- <EMI ID = 12.1>
object or another stack of objects is ready.
The space 33 is filled with glue through an adhesive supply line 34 with a suction valve 35 each time the tape spreader element 25 is bent to the left.
The hydraulic system according to Fig. 8 serves for the control of the belt transfer device according to Figs. 1-7.
<EMI ID = 13.1>
36a, 36b movable double working cylinders 8a, 8b. These cylinders are with their cylinder spaces 8a ', 8a ", 8b', 8b" over pipes 37a ', 37a ", 37b', 37b" on pipes
<EMI ID = 14.1>
bin 42 are connected. The suction side of the pump 41 is also connected to the hopper 42. A choke 43 is included in the line 37b '. The with the band ironing device
Coupled piston 27 is exposed to the pressure in the cylinder space 8a 'and to that of the outside air. The piston 29 coupled to the tape wiper 30, which has a larger diameter than the piston 27, is exposed on the one hand to the pressure in the cylinder space 8b 'and on the other hand to the pressure in the cylinder space 44. This cylinder space 44 is connected to the line 39 via a line 45 with a hydraulically controlled valve 46.
The cylinder space 46 'of the valve 46 is across two parallel lines 47a, 47b with oppositely directed loaded check valves 48a, 48b on the line 38 and cylinder space 46 "of that valve is across two parallel lines 49a, 49b with opposite directional loaded check valves 50a, 50b on the line
39 connected. A bypass line 51 with a loaded safety valve 52 opening towards the suction side is arranged between the pressure side and the suction side of the pump 41. The load on the safety valve 51 is higher than that of the check valves 48a and 50a and the load on the latter valves is higher than that of the check valves 48b and 50b.
The operation of this hydraulic drive system is as follows:
In the drawn position of the externally operable reversing slide 40, the line 38 is under pressure and the strap tensioners 8a and 8b are moved towards each other. As a result of the retarding action of the throttle 43, the strap tensioner 8a comes into its operative end position earlier than the strap tensioner 8b. The strap tensioner 8a has reached that end position
and as a result of this the stop member 13 has been brought into place between the strap tensioners, the pressure in the cylinder space 8a 'rises slightly and the strap wiper means 25 is moved by the piston.
27 is pressed to the left against the spring 27a as soon as the knife
28 has been pushed outwards and cut the right band portion 9 (FIG. 4). In the meantime, the strap tensioner 8b has also reached its operative end position and its head 19 is pressed against the stop member 13. As soon as the strap ironing member 25 reaches the head of the strap tensioner 8b with its knife 28, the left strap portion 9 is also cut. Since, as long as the strap tensioner 8b moves to the right, the cylinder space 44 is kept closed by the valve 46, the strap driver 30 remains in the head 19 of the strap tensioner 8a during that movement. Once this strap tensioner 8a has also reached its operative end position, the pressure in the line 38 rises to such an extent that the non-return valve 48a is pressed open and the valve
46 opens.
As a result, the pressure in the cylinder space 44 is released and the belt wipers 30 and 25 and the piston 27 are driven to the right by the piston 29 of larger diameter. During this movement, the band ends are glued together in pairs.
After termination of the latter movement, the reversing slide 40 is switched over, so that the line 39 comes under pressure. This has the effect that the cylinder spaces 8a ", 8b"
and 44 come under pressure and thereby the tire tensioners
8a, 8b can be moved apart from each other and the tape wiper
30 in the head 19 of the strap tensioner 8b is pushed back. When the strap tensioners 8a, 8b have reached their ineffective right and left end positions, the pressure will flow into the line.
39 enough to open the check valve 50a and return the valve 46 to the closed state.
In order to perform a new tape rewinding cycle, the reversing slide 40 must be returned to the position shown.