BE822361A

BE822361A - Tang voor het sluiten van merkblikjes.

Info

Publication number: BE822361A
Application number: BE150652A
Authority: BE
Priority date: 1974-11-19
Filing date: 1974-11-19
Publication date: 1975-03-14

Description

" Tang voor het sluiten van merkblikjes " .

De uitvinding betreft een tang voor het sluiten van merkblikjes die een mechanisme dat de merkblikjes stuk per stuk aanvoert,bevat en twee klauwen voor het plooien van de merkblikjes en het naar elkaar toe drukken van de uiteinden hiervan.

Het doel van de uitvinding is een tang voor te schrijven die minstens drie noodzakelijke bewerkingen,tijdens één beweging van een hefboom die het mechanisme van de tang beveelt, uitvoert.

Een ander doel van de uitvinding is de keuze van onderdelen die een eenvoudige en toch stevige constructie mogelijk maken.

Te dien einde maken de högerbedoelde klauwen deel uit van scharnierende hefbomen waarvan de wentelassen op een heen- en weergaande plaat zijn bevestigd welke hefbomen aan de van de klauwen afgekeerde zijde telkens een nokvormige arm vertonen die bij de heengaande beweging van hogerbedoelde plaat tegen een cilinder, t.o.v. dewelke bedoelde plaat over een bepaalde afstand bewogen wordt, aangedrukt wordt zodat de klauwen in hun sluitstand geblokkeerd gehouden worden.

In een bij voorkeur toegepaste verwezenlijkingsvorm steekt hogerbedoelde cilinder door een in hogerbedoelde heen- en weergaande plaat voorziene overlangse sleuf en wordt hij met een uitspringende rand weerhou-

doelde nokvormige armen in de vorm van een afgeronde haak eindigen die in sluitstand van de tang rondom hogerbedoelde cilinder zitten en tegen deze cilinder aandrukken terwijl zij in de open stand van de tang tegen niet beweegbare onderdelen van het mechanisme bevestigde stootvlakken stoten.

Andere voordelen en eigenschappen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een tang volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De referentietekens hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuur.

Figuur 1 is een vooraanzicht met gedeeltelijke weglating van de tang in open stand. Figuur 2 is een vooraanzicht van de tang in gesloten stand. Figuren 3 en 4 zijn langsdoorsneden van de tang volgens de uitvinding.

De tang door deze figuren voorgesteld bevat een mechanisme dat t.o.v. vaststaande onderdelen 1 bewogen wordt.

Tot de vaststaande onderdelen behoort o.m. het schematisch door referentie 2 aangeduid mechanisme voor het in één vlak aanvoeren van

jes geschiedt door middel van een tang waarvan zich de klauwen in een vlak bewegen dat zich loodrecht op het eerste uitstrekt.

Het mechanisme waartoe de eigenlijke tang behoort bestaat uit een plaat 3 die tegen de werking in van een veer 4 heen en weer kan bewogen worden. Deze heen- en weergaande beweging wordt bekomen door de hefboom 5, die rondom de as 6 scharniert,naar het vast handvat 7 toe te be-

op de as 9 gemonteerd, samenwerkt met het uiteinde 10 van de hefboom 5. Het wieltje 8 past in een sleuf 11 van de plaat 3. Op de plaat 3 zijn twee rondom de wentelassen 12, 13 scharnierend gelagerde hefbomen 14 voorzien die tegen de werking in van veren 15 kunnen bewogen worden. Beide hefbomen

blikjes moeten plooien en ze met de uiteinden in elkaar werken. Aan de tegenoverliggende zijde t.o.v. de klauwen 16 zijn nokvormige armen 17 voorzien waarvan de rol van het nokkenprofiel verder in de beschrijving duidelijk zal worden gemaakt. Stootvlakken, onder de vorm van pinnen 18, beperken de beweging van het geheel gevormd door de hefbomen 14, de klauwen 16 en de nokvormige armen 17. De plaat 3 vertoont tenslotte een centrale overlangse sleuf 19 waarvan de breedte nagenoeg overeenstemt met de diameter van de cilinder 20. Deze cilinder zit met een uitspringend deel 20' achter een

mechanisme kan verschoven worden. Op deze cilinder 20 is door middel van een schroef 22 bij voorbeeld het ires 23 bevestigd voor het één voor één losmaken van de merkblikjes wanneer deze sluitingselementen in de vorm van een doorlopende metalen band aangevoerd worden. De heen- en weergaande bewegingen van de cilinder 20, en dus van het mes 23, zijn beperkt tot een fractie van de heen- en weergaande bewegingen van de plaat 3. Indien men verwijst naar figuur 4 bemerkt men dat deze beweging van de cilinder 20 dezelfde omvang heeft als de breedte van de ruimte tussen de cilinder 20 en de onderzijde van het stuk 24, behorende tot de vaste elementen van het mechanisme.

Een stang 25, waarvan het bovenste vlak 25' een stempel vormt voor het aanbrengen van een aanduiding in relief in het merkblikje,

is vast verbonden door middel van een schroef 26 bij voorbeeld met het stuk 27 dat t.o.v. de vaste onderdelen 1 een beweging kan uitvoeren die

in feite beperkt wordt door de lengte van de langwerpige uitsparing 28 waarin de schroef 29 past. De opwaartse beweging van het stuk 27 wordt bewerkstelligd door de neerwaartse beweging van de hefboom 5 waarvan de afgeronde kop als een nok inwerkt op een rondom de as 30 wentelende hefboom 31. Deze laatste hefboom kan onder invloed staan van een niet voorgestelde blad-

wordt. De trekveer 32 wordt tussen de schroeven 26 en 29 gespannen gehouden. De koers van de stang 25 wordt hoofdzakelijk bepaald door de schuinte van het bovenvlak 31' van de hefboom 31.

Wanneer de plaat 3 in de onderste stand is, d.i. de stand door figuur 1 afgebeeld, dan zijn de klauwen 16 van de tang uit elkaar en zijn de scharnierende hefbomen 14, onder invloed van de veren 15, in de horizontale stand terwijl de nokvormige armen 17 in hun uiterste open stand zijn komen te staan. Ook het mes 23 staat in zijn onderste stand, terwijl de cilinder 20 met de bovenste afgeronde zijde van de overlangse sleuf 19 in contact is. Wordt nu de plaat 3 tegen de werking in van veer 4 naar omhoog verplaatst dan zullen de hefbomen 14 rondom de wentelassen 12 en 13

verplaatsen en het profiel van deze nokvormige armen de scharnierende beweging van de hefbomen 14, dus van de klauwen 16, bepaalt.

Tenslotte komt de cilinder 20 in contact met de onderste afgeronde rand van de sleuf 19 en op het einde van de opwaartse koers van de

Claims

Conclusies. <EMI ID=10.1>

dat de merkblikjes stuk per stuk aanvoert, bevat en twee klauwen voor

het plooien van de merkblikjes en het naar elkaar toe drukken van de uiteinden hiervan, met het k e n m e r k dat de klauwen deel uitmaken van scharnierende hefbomen waarvan de wentelassen op een heen-

en weergaande plaat zijn bevestigd, welke hefbomen aan de van de klauwen afgekeerde zijde telkens een nokvormige arm vertonen die bij de heengaande beweging van hogerbedoelde plaat tegen een cilinder, t.o.v. dewelke bedoelde plaat over een bepaalde afstand bewogen wordt, aangedrukt wordt zodat de klauwen in hun sluitstand geblokkeerd gehouden worden.

2. Tang volgens vorige conclusie, met het k e n m e r k dat hogerbedoelde cilinder door een in hogerbedoelde heen- en weergaande plaat voorziene overlangse sleuf steekt en met een uitspringende rand weerhouden wordt tussen twee niet beweegbare onderdelen van het mechanisme.

3. Tang volgens vorige conclusie, met het k e n m e r dat hogerbedoelde cilinder nog een mes draagt voor het één voor één van elkaar scheiden van de in de vorm van een band aangevoerde merkblikjes.

4. Tang volgens conclusie 1 of 2 , met het kenmerk dat hogerbedoelde heen- en weergaande plaat tegen de werking in van een veer gelicht wordt door middel van een hefboom van de eerste soort, waarvan het vrije uiteinde in een in deze plaat voorziene opening past.

<EMI ID=11.1>

weging inwerkt op een tuimelhefboom waarvan het vrije uiteinde tegen de werking in van een veer een stuk opwaarts verplaatst waarop een stang is bevestigd waarvan het uiteinde een reli�fteken in het merkblikje indrukt.

6. Tang volgens conclusie 1, m e het kenmerk dat

de hogerbedoelde nokvormige armen in de vorm van een afgeronde haak eindigen <EMI ID=12.1>

tegen deze cilinder aandrukken terwijl zij in de open stand van de tang tegen niet beweegbare onderdelen van het mechanisme bevestigde stootvlakken stoten.

7. Tang volgens vorige conclusie, met het k e n m e r k dat hogerbedoelde stootvlakken in op de heen- en weergaande plaat voorziene uitsparingen passen en de koers van deze plaat bepalen.

<EMI ID=13.1>

dat hogerbedoelde nokvormige armen,langs de zijde die in contact komt met hogerbedoelde cilinder, boogvormige uitsparingen vertonen, waarvan de straal nagenoeg overeenstemt met deze van bedoelde cilinder zodat, in de open stand van de tang, de nokvormige armen t.o.v. deze cilinder geblokkeerd blijven.

<EMI ID=14.1>

de tekeningen voorgesteld.