<Desc/Clms Page number 1>
"Krat".
De uitvinding betreft een krat die bestaat uit een bodem en vier opstaande wanden en die in de vie hoeken onderaan een opening en langs boven een boven de opstaande wanden uitstekend element heeft.
Gekende kratten van deze poort bezitten meestal in iedere hoek een buis, vast aan de opstande wanden, die langs onder ter hoogte van de bodem open is en langs boven een kegelvor@@g uit- steeksel vormt dat boven de wanden uitsteekt. Bij het op elkaar stapelen van dergelijke kratten komen deze uitsteeksels volledig in de openingen van de buizen op de hoeken van de bovenliggende krat, zodat de onderste rand van de vier opstaande wanden van de
<Desc/Clms Page number 2>
EMI2.1
bovenliggende krat op de bovenste rand van de opstaande ;...... van de er onder liggende krat rust. -.
Dergelijke kratten worden onder meer gebruikt voor :j' opstapelen van groenten of fruit. De verluchting van de inhoud van de kratten is sterk verminderd door het opstapelen.
Ook zal door het gewicht en door het materiaal dat uiteraard elastisch is de bodem doorbuigen. Indien de onderliggende krat tot boven toe gevuld is kan dit doorbuigen van de bodem van een bovenliggende krat de inhoud van de eerste krat beschadigen. Anderzijds zal het moeilijk zijn vooral indien de uitsparingen die de handvatten vormen niet zichtbaar zijn de inhoud van opgestapelde kratten na te zien.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen.
Tot dit doel is in minstens een opstaande wand in het midden bovenaan minstens plaatselijk een stuk uitgespaard.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het uitgespaarde stuk de vorm van een trapezium met zijn lange basis samenvallend met de bovenrand en de kleine basis evenwijdig er aan.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de hoogte van het uitgespaarde stuk van de orde van grootte van 3 cm.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de lengte van het uitgespaarde stuk zodanig dat de uitsparing tot op nagenoeg 5 cm van de hoeken komt'..... , @
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding bezitten de opstaande wanden ook ter hoogte van het uitgespaarde stuk, een naar buiten geplooide rand die overgaat in de naar buiten geplooide rand van de opstaande wanden daar waar er geen uitsparing is.
<Desc/Clms Page number 3>
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier voegende beschrijving van een krat volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een vooraanzicht van oen krat volgens de 'uitvinding.
Figuur 2 is een zijaanzicht van de krat uit figuur 1.
Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn 111-111 uit figuur 2.
Figuur 4 is een doorsnede' volgens de lijn IV-IV uit figuur 2.
In de verschillende figuren hobben dezelfde verwijzing.9- cijfers betrekking op dezelfde etrmenten.
De in de figuren voorgestelde krat is van kunststof ver- vaardigd. De bodem 1 is gevormd door staafjes 2 met nagenoeg T-vormige of driehoekvormige é.oorsnede dio een soort rooster vormen met nagenoeg vierkantige openingen De driehoekvormige staafjes komen met hun onderste rand, overeenkomend met een hoek van de driehoek, een weiniglager dan de T-vormige, terwijl hun plat bovenvlak op gelijke hoogte komt mit dit van de T-vormige.
De opstaande wanden, bestaande, uit de langse wanden 3 en de zijwanden 4, zijn vol maar dum. Deze zij-vanden reiken tot aun de onderrand van de staafjes 2 met driehoekige doorsnede Deze zijwanden bezitten onderaan een rechte naar buiten omgeplooide rand :'.' @ wegenceg in het vlak ligt dat door de onderste ronden van de des @vormige staafjes zou lopen.
Om voldoende sterkte te habben zijn de wanden 3 en 4 versterkt door horizonalle en vverticale ribben. De horizontale ribben 6 hebben nagenoeg een breedte, loodrecht op de manden gemeten, van de orde van grootte van 1cm. Van de verticale ribben bezitten sommige, ,-tamelijk deze door het verwijzingscijfer 7 aangeduid, minstens
<Desc/Clms Page number 4>
gedeeltelijk nagenoeg diezelfde breedte loodrecht op de wanden gemeten. De breedte van die ribben 7 vermindert echter, tenzij bij de ribben 7 van iedere wand die het dichtst bij de hoeken gelegen zijn, vanaf de onderste horizontale ribbe naar beneden toe tot deze tegen de rand 5 dezelfde waarde als deze van de rand bezit.
Andere verticale ribben, deze door het verwijzingscijfer 8 aangeduid, bezitten een breedte lood- recht op de wanden gemeten die kleiner is dan de breedte van de rand 5. In de zijwanden 4 zijn openingen 9 opengelaten die als handvat gebruikt worden. De wanden van deze openingen 9 vallen juist samen met ribben 6 of 7. In de vier hoeken gaan de wanden over in een buis 10 die licht aonisch is over gans de hoogte van de krat en een as bezit evenwijdig aan de wanden 3 en 4 en op gelijke afstand van beide wanden. Deze buis 10 steekt boven de randen 11 uit met een deel 12 dat de vorm heeft van een afgeknotte kegel. Deze buizen 10 zijn hol en onderaan der hoogte van de rand 5 open, terwijl ze bovenaan door de afgeknotte kegel 12 gedeeltelijk gesloten zijn.
Op de licht conische buizen 10 zijn op het deel dat in de buitenhoek gevormd door de twee wanden 3 en 4 valt, horizontale en verticale ribben 13 aangebracht. Deze ribben bezitten een breedte loodrecht op de wandvlakken gemeten zodanig dat hun buitenste rand op een cilinder valt die dezelfde as bezit als de buis 10 en als straal de loodrechte afstand van die as tot de vlakken door de randen van de ribben 6 en 7 en evenwijdig aan de wanden 3 en 4 lopend.
De horizontale ribben 13 gaan over in de ribben 6. In de vier opstaande wanden zijn bovenaan in het midden uitsparingen 14 aangebracht. Deze uitsparingen hebben de vorm van een trapeziwn met zijn grote basis 15 samen- vallend met de bovenrand 11 en met zijn kleine basis 16 op een
<Desc/Clms Page number 5>
afstand van nagenoeg 3 cm evenwijdig eraan. De lengte van die trapeziumvormige uitsparingen is zodanig dat de kleine basissen 16 tot op ongeveer 8 cm komen van de hoeken en de grote basissen 15 tot op ongeveer 5 cm van de hoeken.
De helling van de schuine verbindingszijden 17 van hot trapezium hebben dus nagenoeg een helling van 45 , De bovenranden 11 zowel als de randen van de opstaande wanden samenvallend met do randen van de uitsparing namelijk 16 en 17 zijn naar buiten omgebogen. Aan de bovenzijde is aldus een platte rand gevormd van nagenoeg 1 cm breed, die van dezelfde vorm is als de versterkingsribben 6 of, ter horgte van de buizen 10, van dezelfde vorm als de horizontale r bben 13, en die zelfs aan de ribben 6,7,8 en 13 verbonden is.
Aan de onderkant van de krat sijn in de nabijheid van de hoeken de randen 5 loodrecht op de wanden verbreed zodanig dat ze er ribben vormen waarvan de buitenste randen meer buitanawaarts liggen dan de buitenste punten van de buizen 10. De breedte van die ribben is ook van de orde van grootte van 1 cm.
Bij het opsta.pelen van dergelijke kratten komt het kegel- vormig uitsteeksel 12 volledig in de opening van de buis 10 van een bovenliggende krat waarvan decourek op de figuur 2 in streeplijn getekend is. De uitstekend ribben van de rand 5 aan de hoeken van deze bovenliggende krat rusten dus op de omgebogen rand 11. Tussen de onderrand van die bovenliggende krat en de bovenrand gevormd door de delen 11, 16 en 17 is er
EMI5.1
e::# '. " 1.j?n een trap:: "'J.D1vormige opening overeenkomend ':r:'3E!l'l 14. De '...,-ts zijn slechts gevuld tot t - "a#.1# '?" de .'.'I.nden 16. :)001.' die openingen ,a.4 een - .
zt= f;j.; .; en een gemakkelijk nazicht van de inhoud van e.c r"-. stoh in een stapel kratten bevindt mogelijk.
.11.'1'; r 3<,?r"-..!.j: -nu de bodem bi,adt ook minder gevaar de inhoud *,'.. de z::.t-eiié.iixdo krat te beschadigen.
<Desc/Clms Page number 6>
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoering en binnen het raam van de cotrooisanvrage kunnen aan de beschreven uitvoering vele veranderingen aar- gebracht worden onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling. de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
<Desc / Clms Page number 1>
"Crate".
The invention relates to a crate which consists of a bottom and four upright walls and which has an opening at the bottom corners and along above an element protruding above the upright walls.
Known crates of this gate usually have a tube at each corner, fixed to the upright walls, which is open at the bottom at the bottom and forms a conical protrusion above the walls at the top. When stacking such crates on top of each other, these protrusions enter completely into the openings of the tubes at the corners of the upper crate, so that the lower edge of the four upright walls of the
<Desc / Clms Page number 2>
EMI2.1
upper crate rests on the top edge of the upright; ...... of the crate below. -.
Such crates are used, inter alia, for: stacking vegetables or fruit. The ventilation of the contents of the crates is greatly reduced by stacking.
The bottom will also bend due to the weight and the material, which is of course elastic. If the underlying crate is filled to the top, this bending of the bottom of an upper crate can damage the contents of the first crate. On the other hand, it will be difficult, especially if the recesses forming the handles are not visible, to check the contents of stacked crates.
The object of the invention is to overcome these drawbacks.
For this purpose, at least locally a piece has been cut out in at least one upright wall in the top center.
In a curious embodiment of the invention, the recessed piece is in the shape of a trapezoid with its long base coinciding with the top edge and the small base parallel to it.
In an expedient embodiment of the invention, the height of the recessed piece is of the order of magnitude of 3 cm.
In an advantageous embodiment of the invention, the length of the recessed piece is such that the recess comes to approximately 5 cm from the corners' ....., @
In a preferred embodiment of the invention, the upright walls also have, at the level of the recessed piece, an outwardly pleated edge which merges into the outwardly pleated edge of the upright walls where there is no recess.
<Desc / Clms Page number 3>
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the accompanying description of a crate according to the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers relate to the attached drawings.
Figure 1 is a front view of a crate according to the invention.
Figure 2 is a side view of the crate of Figure 1.
Figure 3 is a sectional view taken on the line III-III of Figure 2.
Figure 4 is a section along the line IV-IV of Figure 2.
In the different figures, the same reference numbers refer to the same elements.
The crate shown in the figures is made of plastic. The bottom 1 is formed by rods 2 of approximately T-shaped or triangular cross-section forming a kind of grid with approximately square openings. The triangular rods have their lower edge, corresponding to an angle of the triangle, a little lower than the T- shaped, while their flat top surface is level with that of the T-shaped.
The upright walls, consisting of the longitudinal walls 3 and the side walls 4, are full but dull. These side walls reach as far as the lower edge of the rods 2 with triangular cross-section. These side walls have a straight edge folded outwards at the bottom: "." @ wegceg is in the plane that would run through the bottom rounds of the des @shaped bars.
To have sufficient strength, the walls 3 and 4 are reinforced by horizontal and vertical ribs. The horizontal ribs 6 have a width, measured perpendicular to the baskets, of the order of magnitude of 1 cm. Some of the vertical ribs, namely those designated by the reference numeral 7, have at least
<Desc / Clms Page number 4>
partly measured almost the same width perpendicular to the walls. However, the width of those ribs 7, unless at the ribs 7 of each wall closest to the corners, decreases from the bottom horizontal rib downward until it has the same value as that of the edge against the edge 5.
Other vertical ribs, those indicated by the reference numeral 8, have a width perpendicular to the walls, measured that is smaller than the width of the edge 5. Openings 9 are left open in the side walls 4 which are used as handles. The walls of these openings 9 just coincide with ribs 6 or 7. In the four corners the walls merge into a tube 10 which is slightly aonic over the whole height of the crate and has an axis parallel to the walls 3 and 4 and equidistant from both walls. This tube 10 protrudes above the edges 11 with a portion 12 having the shape of a truncated cone. These tubes 10 are hollow and open at the bottom of the height of the rim 5, while they are partially closed at the top by the truncated cone 12.
On the slightly conical tubes 10, horizontal and vertical ribs 13 are provided on the part which falls in the outer corner formed by the two walls 3 and 4. These ribs have a width perpendicular to the wall planes measured such that their outer edge falls on a cylinder having the same axis as the tube 10 and as radius the perpendicular distance from that axis to the planes through the edges of the ribs 6 and 7 and parallel. walking on walls 3 and 4.
The horizontal ribs 13 merge into ribs 6. In the four upright walls, recesses 14 are provided at the top in the middle. These recesses are in the form of a trapezoid with its large base 15 coinciding with the top edge 11 and with its small base 16 on a
<Desc / Clms Page number 5>
distance of nearly 3 cm parallel to it. The length of those trapezoidal recesses is such that the small bases 16 are within about 8 cm from the corners and the large bases 15 are within about 5 cm from the corners.
The slope of the sloping connecting sides 17 of the trapezium thus have a slope of approximately 45. The top edges 11 as well as the edges of the upright walls coinciding with the edges of the recess, namely 16 and 17, are bent outwards. At the top is thus formed a flat edge of almost 1 cm wide, which is of the same shape as the reinforcing ribs 6 or, for the purpose of the tubes 10, of the same shape as the horizontal ribs 13, and which even on the ribs 6 , 7, 8 and 13 is connected.
At the bottom of the crate, near the corners, the edges 5 perpendicular to the walls are widened to form ribs whose outer edges are more outwardly than the outermost points of the tubes 10. The width of those ribs is also of the order of 1 cm.
When stacking such crates, the cone-shaped protrusion 12 enters completely into the opening of the tube 10 of an upper crate, the center of which is drawn in dashed line in FIG. The protruding ribs of the edge 5 at the corners of this upper crate thus rest on the bent-over edge 11. Between the bottom edge of that upper crate and the upper edge formed by the parts 11, 16 and 17 there is
EMI5.1
e::# '. "1.j? N a staircase ::" 'J.D1shaped opening matching': r: '3E! L'l 14. The' ..., - ts are only filled to t - "a # .1 # '? " the. '.' I.nden 16.:) 001. ' those openings, a.4 a -.
zt = f; j .; .; and an easy inspection of the contents of each container is possible in a stack of crates.
.11.'1 '; r 3 <,? r "- ..!. j: -now the bottom bi, adt also less risk of damaging the contents *, '.. the z ::. t-eiié.iixdo crate.
<Desc / Clms Page number 6>
The invention is by no means limited to the embodiment described above and within the framework of the co-application, many changes can be made to the described embodiment, including in terms of shape, composition. the arrangement and number of the parts used to implement the invention.