<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op een electrisch apparaat, in het bijzonder transformator, met een in een kunst- harsblok ingebed gedeelte c.q. wikkeling en met tenminste één aansluitklem aan een op het blok geplaatste isolator voor hoge spanning.
Het is bij transformatoren reeds bekend, de isolator of isolatoren als één geheel met het kunstha.rsblok te gieten of te persen, ofwel een vooraf vervaardigde isolator over een deel van zijn lengte in het blok in te sluiten. Beide inrichtingen hebben het nadeel dat bij het ingieten van de wikkeling een plaats voor de isolator aanwezig moet zijn in de matrijs, het- geen een betrekkelijk grote en gecompliceerde matrijs nood-
<Desc/Clms Page number 2>
zakelijk maakt.
Het doel van de uitvinding is, een constructie aan te geven, dank zi j welke het ingieten van de wikkeling in een zeer @ eenvoudige en zo klein mogelijke matrijskan plaats hebben, en waarbij voor transformatoren van gelijke grootte doch met ver- schillende aantallen isolatoren steeds dezelfde matrijs kan wor- den gebruikt.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in fig. 1 in zijaanzicht is voorgesteld; Fig. 2 illustreert de wijze waarop de transformator wordt ingegoten.
Fig. 1 toont een transformator (of smoorspoel) die kan dienen voor het leveren van de gloeistroom voor de katode van een ontladingsbuis, bijvoorbeeld een gelijkrichtbuis, welke katode op een hoge spanning ten opzichte van aarde ligt. De transformator heeft een gebruikelijke, uit E- en I- blikken gestapelde kern en een uit een primaire en secundaire spoel bestaande wikkeling 3, (gestippeld getekend) die in een blok kunsthars 5 is ingegoten. De transformator kan door middel van Vier houten 7-die tevens de kern 1 bijeenhouden- op een (niet getekende) chassisplaat worden bevestigd.
Op het bovenblad van het blok 5 zijn twee afgeknotte kegelvormige isolatoren 9 voor hoge spanning (bijvoorbeeld 10. 000 V. ) geplaatst, die van met de uiteinden der secundaire Spoel verbonden aansluitklemmen 11 zijn voorzien (één isolator is in fig. 1 zichtbaar). De primaire spoel - die bestemd is voor aansluiting op het lichtnet - is verbonden met twee aansluit- klemmen 13.
In het blok 5 zijn cylindrische metalen delen 15 ingesloten die van een verticale boring met schroefdraad zijn voorzien. Hierin is een lange bout 17 geschroefd die verder door een passende axiale boring van de bijbehorende isolator 9 is gestoken of in het materiaal van de isolator is ingebed en aan
<Desc/Clms Page number 3>
het boveneinde van twee moeren is voorzien, die met de bout de aansluitklem 11 vorken; de electrische verbinding met de se- cundaire spoel is tot stand gebracht, doordat het betreffende uiteinde daarvan aan het metaaldeel 15 is vastgesoldeerd.
De isolator 9, die bij voorkeur van kunsthars van dezelfde soort als het blok 5 kan zijn, is door middel van een (electrisch isolerende) lijm aan het blok bevestigd. Het platte ondervlak van de isolator wordt na het aanbrengen van de lijm door tussenkomst van de bout 17 met enige kracht tegen het - eveneens vlakke - blok 5 gedrukt, zodat de lijm onder druk kan verharden. Hierdoor wordt een stevige bevestiging van de isolator verkregen, waarbij de isolerende lijm het ontstaan van een kruipweg tussen de isolator en het blok 5 door, voor- komt.
Fig. 2 toont in doorsnede de matrijs waarin het in- gieten (omgieten) van de wikkeling 3 plaats heeft. De matrijs bestaat uit twee bakvormige delen 19 en 21,22 die door bouten 23 bijeen worden gehouden en waartussen de kern 1 van de trans- formator is ingeklemd. In de losneembare bodem 22 van de onderste bak 21, 22 (wa.arin het bovenste deel van het blok 5 van fig. 1 wordt gevormd) zijn van schroefdraad voorziene gaten geboord, waarin respectievelijk bouten 25, 27 en 29 zijn geschr oefd. Met de bout 25 is het metaaldeel 15, waarin later de verbindingsbout 17 (zie fig. 1) wordt geschroefd, tijdelijk tegen de bodemplaat 22 bevestigd; de bout 29 dient voor het tijdelijk bevestigen van een soortgelijk metaaldeel waarin later de klemschroef 13 wordt geschroefd.
De bout 27 dient in het onderhavige geval slechts voor het afsluiten van de betreffende opening, doch kan worden vervangen door een langer exemplaar, indien men tussen de klemmenll en 13 nog een verdere aansluitklem wil aanbrengen.
De matrijs wordt via een vulopening 31 met een geschikte kunstharsmassa bijvoorbeeld poly-esterhars gevuld;
<Desc/Clms Page number 4>
@ na de verharding worden de bouten 23,25 en 29 losgeschroefd, waarna de transformator uit de matrijs kan worden genomen. De isolator 17 wordt uiteraard in een afzonderlijke matrijs vervaar- digd.
Zoals uit hetbovenstaande blijkt, kan de matrijs 19, 21, 22 zeer eenvoudig van vorm en zo klein mogelijk zijn.
De matrijs behoeft namelijk slechts het de wikkeling omgevende kunstharsblok 5 en de kleine metaaldelen 15 te omvatten aange- zien immers de isolatoren 17 later kunnen worden aa-ntttebracht.
<Desc / Clms Page number 1>
The invention relates to an electrical appliance, in particular a transformer, with a portion or winding embedded in an artificial resin block and with at least one connection terminal to a high voltage insulator placed on the block.
In transformers it is already known to cast or mold the insulator or insulators integrally with the synthetic resin block or to enclose a prefabricated insulator over part of its length in the block. Both devices have the drawback that when the winding is poured in, a place for the insulator must be present in the mold, which requires a relatively large and complicated mold.
<Desc / Clms Page number 2>
business.
The object of the invention is to provide a construction, thanks to which the casting of the winding takes place in a very simple and smallest possible mold, and whereby for transformers of the same size but with different numbers of insulators. the same mold can be used.
The invention will be further elucidated on the basis of an exemplary embodiment which is shown in side view in Fig. 1; FIG. 2 illustrates how the transformer is poured in.
FIG. 1 shows a transformer (or choke) which can serve to supply the filament current for the cathode of a discharge tube, for example a rectifying tube, which cathode is at a high voltage to ground. The transformer has a conventional E and I tin stacked core and a primary and secondary coil winding 3, (shown in dotted lines), which is cast in a block of synthetic resin 5. The transformer can be mounted on a chassis plate (not drawn) by means of four wooden 7 - which also hold the core 1 together.
On the top of the block 5 are placed two truncated conical insulators 9 for high voltage (for example 10,000 V.), which are provided with terminals 11 connected to the ends of the secondary coil (one insulator is visible in Fig. 1). The primary coil - which is intended for connection to the mains - is connected to two connection terminals 13.
Included in the block 5 are cylindrical metal parts 15 which are provided with a vertical bore with screw thread. A long bolt 17 is screwed into this which is further inserted through a suitable axial bore of the associated insulator 9 or embedded in the material of the insulator and attached to it.
<Desc / Clms Page number 3>
the top end is provided with two nuts, which with the bolt forks the connecting clamp 11; the electrical connection to the secondary coil is effected by soldering the relevant end thereof to the metal part.
The insulator 9, which can preferably be of synthetic resin of the same type as the block 5, is attached to the block by means of an (electrically insulating) glue. After the adhesive has been applied, the flat bottom surface of the insulator is pressed with some force against the - also flat - block 5 by means of the bolt 17, so that the adhesive can harden under pressure. A firm fastening of the insulator is hereby obtained, whereby the insulating adhesive prevents the creation of a creepage distance between the insulator and the block 5.
FIG. 2 shows in cross-section the mold in which the molding (overmoulding) of the winding 3 takes place. The mold consists of two tray-shaped parts 19 and 21, 22 which are held together by bolts 23 and between which the core 1 of the transformer is clamped. In the detachable bottom 22 of the lower tray 21, 22 (forming the upper part of the block 5 of FIG. 1) threaded holes are drilled into which bolts 25, 27 and 29 are screwed, respectively. With the bolt 25 the metal part 15, into which the connecting bolt 17 (see Fig. 1) is later screwed, is temporarily fixed against the bottom plate 22; the bolt 29 serves for temporarily fixing a similar metal part into which the clamping screw 13 is subsequently screwed.
In the present case, the bolt 27 only serves to close the opening in question, but can be replaced by a longer one if a further connection clamp is to be arranged between the terminals 11 and 13.
The mold is filled through a filling opening 31 with a suitable synthetic resin composition, for example polyester resin;
<Desc / Clms Page number 4>
@ After hardening, the bolts 23, 25 and 29 are unscrewed, after which the transformer can be removed from the mold. The insulator 17 is, of course, manufactured in a separate mold.
As can be seen from the above, the mold 19, 21, 22 can be very simple in shape and as small as possible.
Namely, the mold need only comprise the synthetic resin block 5 surrounding the winding and the small metal parts 15, since the insulators 17 can be applied later.