BE500853A - - Google Patents

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   HEFWAGEN 
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hefwagen van het type, aangewend voor het oplichten en verplaatsen van welkdanige vrachten die op een uitwisselbaar draagvlak zijn geplaatst. 



   Meer bepaald gaat het hier om een met de hand voort te stuwen of te trekken   rolwagentje   van de aard dezer, waarbij,   wanneer   het wagentje voor de te vervoeren vracht wordt gebracht, zijn hefelementen zich onder het draagvlak der vracht komen te plaatsen, waarna dan deze   hefelementen   door tussenkomst van een geschikt, met de hand bediend drijfwerk voor zover worden opgelicht, dat het draagvlak met zijn vracht   vrijkomt   van de   vloer.   en het wagentje en zijn vracht met een geringe inspanning kunnen worden ver- plaatst. 



   Het voorwerp der uitvinding onderscheidt zich van de   bestaan-   de inrichtingen, door het feit dat de   hefbewerking   uitsluitend mechanisch geschiedt en in maximum tweemaal beëindigd is, een hydraulische of pneumati- sche inrichting de neergaande beweging van de   hefelementen   zacht remt en een totaal veilig grendelorgaan de opgelichte elementen stevig   blokkeert,   zowel tussen de eerste en de twee hefoperaties als na de tweede   hefoperatie,   't is te zeggen na het bereiken van de hoogste stand der   hefelementen,   welke hoogste stand de   hefelementen   nagenoeg 11 cm. boven het grondoppervlak brengt. 



   Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door het feit dat de hefwagen in hoofdzaak en minstens bestaat uit twee of een willekeurig ge- schikt aantal horizontale hefbalken die onder het draagvlak van de vracht kunnen worden   gerold,een   vertikaal aan deze hefbalken vastzittend raam of rugvlak.

   twee enerzijds aan dit rugvlak draaibaar gekoppelde sectoren die   anderzijds   draaibaar zijn vastgezet aan de voortrein van de wagen, waar- bij van deze sectoren de bovenste minstens één uitstekend element draagt waarachter een van een op de voortrein gearticuleerde hefboom deel uitmaken- de draaibare trekhaak kan haken, terwijl de onderste sector eveneens minstens 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 één uitsteeksel bezit waarachter een tweede, op de vork van de voortrein gearticuleerde grendelhaak kan grijpen, deze laatste sector tevens via een trekstang en hefboom aan het rustwiel van elke hefbalk gekoppeld zijnde zodat de stijgende en dalende bewegingen van de achterzijde van de hefbalken overeenstemmend gevolgd worden aan de voorzijde hiervan. 



   Verder is het een voornaam kenmerk der uitvinding dat tussen de voortrein, bij voorkeur tussen het draaipunt van de bovenste sector en de bovenzijde van het vertikaal raam of rugvlak van de wagen een hydraulische of pneumatische   reminrichting   is gekoppeld. 



   De essentiële kenmerken en de talrijke praktische voordelen van de aldus verbeterde hefwagen worden hierna nog beter verklaard door de beschrijving van een de uitvinding. geenszins beperkende uitvoeringsvorm, 
 EMI2.1 
 die door de figuren van de bijgaande tekening alleen in zijn verklaring- halve nodige elementen is aangetoond. 



   De figuren 1, 2 en 3 tonen schetsmatig en in zijzicht de hef- wagen volgens de uitvinding,   respectievelijk   in zijn ruststand,een tussenstand, en zijn eindstand; de figuur 4 is een schetsmatig perspectiefzicht dat de algemene vorm van de hefwagen aantoont. 



   Bij deze figuren bemerkt men dat het voorwerp der uitvinding in hoofdzaak bestaat uit twee horizontale hefbalken 1 (zie figuur 4) die één 
 EMI2.2 
 geheel vormen met een haaks rugvlak 2, bevestigd tegen vertikale stijlen .3, de elementen 1 en 2 bijvoorbeeld bestaande uit fwormige profielijzers. 



  Op de   stijlen 1   zijn in de   punten ±   en 5   sectorvormige   elementen respectie- velijk 6 en 1 vrij draaibaar verbonden. De bovenste sector 6 is draaibaar vastgezet rond een as 8 die deel uitmaakt van de voortrein 10 van het wagen- tje, namelijk vastzit aan het naar boven omgebogen uiteinde van een arm 11. 



  De onderste   sectoren 7   (één voor elke hefbalk 1) zitten draaibaar vast rond   assen 9.   die bevestigd zijn aan de onderuiteinden van een vork 12 die even- eens deel uitmaakt van de voortrein 10. De sector 6 bezit nabij zijn omtrek 
 EMI2.3 
 pinnen 1.2 en 71, terwijl de twee sectoren 7 eveneens een soortgelijke pin 15 bezitten ; het draaipunt 5 van deze   sectoren 7   vormt gelijktijdig de tweede pin van de sector.

   In de voortrein 10 kan op de bekende wijze de stang van het zwenkbaar voorwiel 16 draaien. 'Een hefboom 17 met handgreep 18 is draai- baar vastgezet rond een as 19 die bevestigd is aan de voorzijde van de voor- trein 10, de hoogtestand van de hefboom 17 begrensd wordend door een bek 20 die stuit tegen een kraag 21 van de voortreino Tussen de draaispil 8 van de 
 EMI2.4 
 sector 6 en een spil 22, bevestigd aan het bovenuiteinde van het rugvlak 2 is een hydraulische reminrichting 23 gekoppeld. Nabij en boven het draaipunt ,1, van de hefboom 17 is, in 2. een trekhaak 25¯ vrij draaibaar vastgezet; deze trekhaak bezit enerzijds een haakvormig   uiteinde '26,   en anderzijds een pedaalvormig uiteinde 27.

   In zijn ruststand wordt de trekhaak 25 normaal vastgehouden door een in 28 op de hefboom 17 draaibaar bevestigde grendel 29 
Voor elke sector 7 is in 33 op de vork 12 een grendelhaak 30 draaibaar bevestigd. Deze bezit enerzijds een haakvormig uiteinde 31, en anderzijds een pedaalvormig uiteinde 32, Deze twee grendelhaken kunnen voorkeurshalve worden   samengekoppeld.   Het spreekt vanzelf dat in plaats van de twee pedaalvlakken der twee samen gekoppelde grendelhaken, deze laatste ook evengoed onderling kunnen worden verbonden door een geschikt beugelvormig koppelstuk. Elke hefbalk 1 is voorzien van een rustwiel 34 dat draaibaar vastzit aan het.uiteinde van een dubbele hefboom 35. Deze draait rond een 
 EMI2.5 
 vast punt en is -via een kruk 37 en stang 38 - vastgekoppeld aan een vast uitsteeksel 39 van de sector 7.

   Aan de onderzijde van elke hefbalk 1, is, aan weerszijden van het rustwiel 24. een schuine reeks hulprolletjes, respec- tievelijk .0- voorzien. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   De onderlinge combinatie, afmetingen en afstanden van deze essentiële werkorganen van de hefwagen zijn derwijze bepaald dat de   uiterst   eenvoudige, feilloze en veilige werking van het samenstel als volgt ver- loopt : 
 EMI3.1 
 Vertrekkend van de stand der figuur 1 wordt,de hefwagen zo ver- plaatst dat de twee hefbalken 1 vrij onder de op te lichten, op een draag- vlak liggende vracht wordengroldm Indien dit draagvlak van het type is waarbij de wielen 34 over een op de vloer liggend onderdeel van het draag- vlak moeten rollen, dan geeft de schuine reeks rolletjes 40 van iedere hef- 
 EMI3.2 
 balk 1 aan het samenstel een voorbereidende hhélling die het rollen van de wielen 34 over de hindernis vergemakkelijkt.

   Inderdaad worden, door de over de hindernis rollende elementen 40, de hefbalken 1 progressief opgelicht, 
 EMI3.3 
 waarna dan de glijbaan 1 t2 over de hindernis schuif teniet wiel 3 dan slechts een onbeduidende weerstand moet overwinnen. Is het wiel 34 de hindernis voorbij, dan brengt de reeks rolletjes      de hefbalken 1 progressief terug in hun normale, 't is te zeggen horizontale   stand...   



   Wanneer de hefbalken 1 nu totaal onder de vracht liggen (figuur 1) dan duwt men op de   grendel 29.   Hierdoor wordt de trekhaak 25 vrijgemaakt en valt door eigen zwaarte op de pin 13 van de sector .6. Wanneer nu de hefboom 17 wordt omlaagbewogen dan trekt het haakvormig uiteinde 26 van de trek- 
 EMI3.4 
 haak a2 via de pin 13 de sector achter-uit zodat de sector rond zijn ans 8 draait Terwijl dit gebeurt draait ook de sector 2 van elke hef balk rond zijn as 2, zodat de pin fi zich in de richting van de grendelhaak 30 beweegt. Bij de figuur 2 is de stand aangetoond waarbij de haak 31 rond de pin 15 is ge- vallen.

   De beweging van de sectoren 2 heeft gelijktijdig ook - via de ele- 
 EMI3.5 
 menten l2- 38-37-36-3 de hefbalken aan de achterzijde van een gelijke hoe- veelheid opgelicht, zodat de hefbalken volmaakt gelijklopend en van een be- 
 EMI3.6 
 paalde hoeveelheid van het grondvlak zijn opgelicht. Zo de rustelementen van het draagvlak nog niet vrij zijn van het vloeroppervlak, dan kan de bovenver- melde bewerking herhaald worden. Inderdaad, vertrekkend van de stand der figuur 2, wordt dan de hefboom 17 terug opgelicht totdat de trekhaak 25 met zijn haak   26   nu achter de pin 14 van de sector 6 valt. Men trekt dan de hefboom 17 opnieuw omlaag en de sectoren 6 en   7 draaien   dan opnieuw rond hun assen, respectievelijk 8-9 totdat de samengekoppelde grendelhaken 30 de pin vastklampen (stand der figuur 3).

   De voorzijde der hefbalken 1 is dan ook van een overeenstemmende hoeveelheid opgelicht, zodat nu het boven- vlak der hefbalken 1 op een aanzienlijke hoogte van het grondoppervlak komt te liggen, deze stand totaal veilig afgegrendeld zijnde door de grendelhaken 30. Het draagvlak en zijn vracht zijn nu vrij vande vloer en het wagentje kan normaal voortgetrokken of -geduwd worden. Om nu de vracht op de gewenste plaats af te zetten volstaat het de hefboom 17 nog een weinig naar beneden 
 EMI3.7 
 te trekken, zodat,door het draaien van de sectoren 2 rond hun as 2.de grendel- haken 30 de pinnen 5 vrijgeven.

   Men drukt dan op de pedalen 2, en het nu totaal vx ,:3hnngend samenstel - hefbalken 1 en rugzijde 2, 1 - daalt zeer zacht onder de remwerking van de hydraulische remeylinder   23 totdat   de stand der figuur 1 wordt bereikt waarbij het draagvlak der vracht terug   normaal   op de   grond   rust. 



   Het is duidelijk dat deze schetsmatig geïllustreerde en voorbeeldswijze gekozen uitvoeringsvorm vatbaar is voor allerhande wijzigingen 
 EMI3.8 
 diehettprincipe zelf der hydromechanische combinatie geenszins beïnvloeden of te buiten gaan. 



   Onafhankelijk van deze varianten zal men,   mits   toepassing der essentiële kenmerken van de uitvinding, een zeer eenvoudig, rationeel en totaal veilig hefmechanisme verwerven dat natuurlijk ook bij andere inrichtingen dan deze hierboven beschreven kan worden toegepast, of met allerhande bijkomende elementen kan worden   gecombineerd.  

Claims (1)

1. EISEN.

   1.- Hefwagen voor het oplichten, vervoeren en neerlaten van welk- danige vrachten welke op een draagelement liggen waarvan het laadvlak op een geringe afstand van het grondoppervlak ligt, daardoor gekenmerkt dat hij in hoofdzaak en minstens bestaat uit twee of een willekeurig geschikt aantal horizontale hefbalken die onder het draagvlak van de vracht kunnen worden ge- rold, een vertikaal aan deze hefbalken vastzittend raam of rugvlak, twee enerzijds aan dit rugvlak draaibaar gekoppelde sectoren die anderzijds draai- baar zijn vastgezet aan de voortrein van de wagen, waarbij van deze secto- ren de bovenste minstens één uitstekend element draagt waarachter een van een op de voortrein gearticuleerde hefboom deel uitmakende draaibare trek- haak kan haken, terwijl de onderste sector eveneens minstens één uitsteek- sel bezit waarachter een tweede,

   op de vork van de voortrein gearticuleerde grendelhaak kan grijpen, deze laatste sector tevens via een trekstang en hefboom aan het rustwiel van elke hefbalk gekoppeld zijnde zodat de stijgen- de en dalende bewegingen van de achterzijde van de hefbalken overeenstemmend gevolgd worden aan de voorzijde hiervan.

   2.- Hefwagen volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat tussen de voortrein, bij voorkeur tussen het draaipunt van de bovenste sector en'de bovenzijde van het vertikaal raam of rugvlak van de wagen een hydraulische of pneumatische reminrichting is gekoppeld.

   3. - Hefwagen volgens de eisen 1 en 2, daardoor gekenmerkt dat de onderste sectoren of grendelsectoren ontdubbeld zijn, 't is te zeggen dat voor elke hefbalk een sector is voorzien.

   4.- Hefwagen volgens de eisen 1, 2 en 3, daardoor gekenmerkt dat de bovenste sector nabij zijn omtrek twee of meer pinnen draagt waarrond de draaibare trekhaak acheenvolgens kan gri jpen, de sector aldus rond zijn vast draaipunt zwenkend wanneer de hefboom van de voortrein naar beneden wordt getrokken, totdat een van de onveresnstsunnsnde twee of meer pinnen van de onderste sectoren automatisch door het uiteinde van de grendelhaak wor- den overlopen en aangeklampt, 5.- Hefwagen volgens de voorgaande eisen, daardoor gekenmerkt dat de enerzijds haakvormig eindigende trek- en grendelhaken, anderzijds de vorm van een pedaal hebben.

   6.- Hefwagen volgens de voorgaande eisen, daardoor gekenmerkt dat de grendelhaken samengekoppeld zijn door een geschikt, voorkeurshalve beugelvormig dwarselment.

   7.- Hefwagen volgens de voorgaande eisen, daardoor gekenmerkt dat het draaipunt op het rugvlak van de onderste sectoren tevens de tweede pin daarstelt voor het vastklampen van het op te lichten samenstel na de tweede hefoperatie.

   8.- Hefwagen volgens de voorgaande eisen,daardoor gekenmerkt dat de onderste sector, nabij zijn draaipunt op het rugvlak, een uitsteek- sel draagt waarop een trekstang is gearticuleerd die anderzijds draaibaar vastzit aan het uiteinde van een hefboom der eerste soort, draaibaar rond een vaste spil van de hefbalken en waarvan het ander uiteinde het rustwiel van de hefbalk draagt.

   ..9.- Hefwagen volgens de voorgaande eisen----, daardoor geken- merkt dat voor en achter het rustwiel van elke hefbalk een schuin stel rol- letjes is geplaatst dat het overschrijden, door de rustwielen, van een hin- dernis vergemakkelijkt 10.- Hefwagen, in hoofdzaak zoals hierboven beschreven en door de bijgaande tekeningen geillustreerd.