<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze en Inrichting voor het ontvezelen van houtspaanders".
De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting die bestemd is voor het ontvezelen van spaanders van gelijk welke houtsoort. Deze spaanders welke voortkomen van hakmachines of dergelijke toestellen, worden door de werkwijze volgens de uitvinding tot een volledig ontvezelde houtpap omgewerkt, die dan tot verdere behandeling geschikt is, om dan, zooals gekend, voor het vervaardigen van bekleedingspaneelen, isoleerwanden, geperste voorwerpen, enz., te kunnen worden aangewend.
De uitvinding is gekenmerkt door een uiterste een- voud en de verwezenlijking ervan vergt een minimum aan toestellen, hetgeen dus onder oogpunt van onderhoudswerken en-kosten van groot belang is.
De werkwijze volgens de uitvinding bestaat er in
<Desc/Clms Page number 2>
hoofdzaak in dat de aangevoerde houtspaandersmassa wordt omge- vormd in proppen, die één na één worden verwezenlijkt, met het doel een regelmatige doseering van de inrichting te verzekeren, alsmede den terugslag van den bij de werkwijze gebezigden hoogen stoomdruk uit te schakelen, welke stoomdruk wordt aangewend om de houtspaanders te wecken, het verder malen en ontvezelen te bevoordeelen en hetvervoer der vezels te verzekeren. Hierna worden de proppen in de stoomkamer geweekt en door den hierin heerschenden stoomdruk naar een ontvezeltoestel gedreven, waarna de hieruitkomende houtpap door een roerwerk gemengd en voor verdere behandeling afgevoerd wordt.
Met het doel de essentieele kenmerken der uitvinding te bepalen, is hierna een inrichting beschreven die de werkwijze volgens de uitvinding toepast en is in de figuren van bijgaande teekeningen schematisch aangetoond.
Figuur 1 geeft schematisch den aanzicht op de prop-
EMI2.1
penpomp en den mnalmolen-ontvezelaar. Figuur 2 toont den maalmolen-ontvezelaar met afge- nomen deksel en de verdere hulptoestellen.
Figuur 3 is een doorsnede volgens lijn III-III van figuur 2 over den roerketel.
Volgens deze figuren bemerkt men dat de inrichting is samengesteld uit een proppenpomp A, een verzamelaar B, een maalmolen-ontvezelaar C, een kleppenmechanisme D en den roer- ketel E.
EMI2.2
DE PROPPE1TPOl\!:P Z.
Deze bestaat uiteen ladingstrechter of aanvoerpijp 1, waarin bestendig de te bewerken houtspaanders worden aange- voerd. Deze ladingstrechter 1 bezit aan zijn basis een cylinder 2, waarin een zuiger 3 door tusschenkomst van een krukschijf 4, een krukstang 5, een kruiskop 6 en een glijbaan 7 kan over en weer bewegen. Dit samenstel kan worden gemonteerd op een freern 8.
Aan het vrije uiteinde van den cylinder 2 en in de verlengenis hiervan, is een bronzen buis 9 aangebracht, die aan haar binnen- zijde van tandgroeven 10 is voorzien.
<Desc/Clms Page number 3>
Voor het vrije uiteinde der buis 9 is e en valklep 11 geplaatst, die kan wentelen rond een spil 12 die buitenwaarts een hefboom 13 met regelbaar tegengewicht 14 draagt. Het uiteinde vande buis 9 en de klep 11 bevinden zich in een kamer 15 , waarin een pijp 16 uitmondt, die bestendig stoom onder hoogen druk aanvoert.
Daar deze hooge stoomdruk voorzien is voor het latere malen en ontvezelen en insgelijks het verplaatsen der houtspaanders naar de toestellen verzekert, dient de proppenpomp tegen dezen druk in te werken; deze uiterst eenvoudige werking is overigens als volgt: Wanneer de zuiger 5 zich in zijn volledig uitgeweken stand bevindt, kan e en zekere hoeveelheid spaanders uit de aanvoerpijp 1 vrij in den cylinder 2 vallen. Wanneer nu de zuiger 3 onder de werking van zijn aandrijfmechanisme- kruk 4, kruk- stang 5 en kruiskop 6 - terug den cylinder binnendringt, sluit hij automatisch den aanvoer van spaanders af en drukt de zich voo. hein bevindende spaanders in de buis 9.
Zooals hooger gezegd, is deze buis 9 van tandgroeven voorzien, die zoodanig zijn geprofi- leerd datzij tegen den in de kamer 15 heerschenden stoomdruk gericht zijn en hieruit volgt dat, onder den druk van den zuiger 3 en den tegendruk van den stoom, in de buis 9 een prop van houtspaanders wordt gevormd, die ingevolge den bijzonderen vorm der tandgroeven, niet kan teruggedrukt worden. De tusschen het vrije uiteinde der buis 9 en de stoomaanvoerpijp 16 aange- brachte terugslagklep 11 heeft ten doel de pomp in zekere mate van den in de kamer 15 heerschenden hoogen stoomdruk te ontlas- ten.
Wanneer nu de zuiger is teruggeweken en een zelfde werking zich herhaalt, dus een nieuwe prop gevormd wordt, wordt de voor- gaande uit de buis gedreven, daar de zwaartekracht van het tegen- gewicht 14 gehecht aan de spil 12 der klep 11, wordt overwonnen en de eerst gevormde prop in de kamer 15 wordt gedreven. Op het einde van den zuigerslag valt de klep 11 automatisch terug in haar normalen stand en de werking gaat verder haar normalen gang. De aldus in de kamer 15 gedreven prop wordt door den hier aanwezigen stoom geweekt en ontvoerd naar
<Desc/Clms Page number 4>
EMI4.1
DEN VERZ.A1IlELAAR .L7 I
Deze bestaat uit een rechtstaand reservoir 17, waarin bovenwaarts de pijp 18 uitmondt, die de geweekte hout- spaanders en stoom aanvoert.
Aan den bodem van den verzamelaar is een helicoïdale schroef 19 aangebracht, die door een aange- paste draaibeweging de spaanders en stoom onder hoogen druk langsheen een pijp 20 voert naar
EMI4.2
DEN M.AAIl\19LEN-ONTV.illZELA Ce
Deze bestaat in hoofdzaak uit twee getande schijven, waarvan de eene, 21, vast, de andere, 22, beweegbaar is. Zooals in de figuren 1 en 2 is aangetoond, is de veste schijf 21 ge- hecht aan het deksel 23 van den maalmolen, terwijl de schijf 22 samen met een schoepenrad 24, op een as 25 zijn aangebracht, die bij tusschenkomst van een riemschijf 26, door een motor aange- dreven wordt . Deze as rust op een kogellager 27, terwijl de axiale druk door een stootlager 28 wordt opgevangen.
De vaste schijf 21, de beweegbare schijf 22 en het schoepenrad 24 bevinden zich in een kamer 29, waarin een pijp 30 uitmondt. De afstand tusschen de schijven is regelbaar door een excentrische spil 31, waaraan een hefboom 32 is gehecht wiens stand door een schroefwiel 33 kan worden geregeld. Deze standverandering van den hefboom 32 wordt medegdeeld aan het tusschenstuk 34, dat gehecht is aan het lagerblok 35. Hieruit volgt dus dat bij de minste verplaatsing van den hefboom 32 het lager blok 35 in overeenstemmende richting wordt verplaatst, het gansche samenstel-as 30, schoepenwiel 24 en schijf 22 - medeneemt en dus den afstand tusschen de vaste en beweegbare maalschijven regelt.
Aan hetvrije uiteinde van den hefboom 32 is een kleine cylinder 36 voorzien, waarin een spiraalveer 37 is aangebracht, waarvan de spanning kan worden geregeld door een schroefwiel 38. Dit schroefwiel 38 schroeftop een gemoerde spil 39, die gehecht iw aan een stang 40, die in het punt 41 aan de vaste kamer 29 van den maalmolen is gehecht. Hierdoor wordt de ondeinge spanning tusschen de vaste en beweegbare
<Desc/Clms Page number 5>
schijven verzekerd en geregeld.
Het volstaat inderdaad het schroefwiel 38 in een aangepaste richting te draaien, om de spiraalveer 37 minder of meer aan te spannen, opdatdit spannings -verschil langsheen den hefboom 32, de hieraan gehechte as 25 en beweegbare schijf 22, en anderzijds langsheen de stang 40 en de vaste kamer 29 en schijf 21 worde overgemaakt.
De spaanders en stoom worden dus door de belicoïdale schroef 19 van den verzamelaar centrisch in den maalmolen- ontvezelaar gestuwd, worden tusschen de maalschijven gedreven en door hun doorgang hiertusschen volledig ontvezeld. Door den aanwezigen hoogen stoomdruk. door de centrifugale kracht en door de schoepen 42 van het schoepenrad 24, worden zij tegen den binnenwand van de kamer 29 geslingerd en langs een zijdelingsche uitlaatpijp 30 gestuwd naar
EMI5.1
IET KLEPPENMECHANISME D.
Dit 'bestaat uieen gekromde pijp 43, die aan haar beide uiteinden een kle-o, respektievelijk 44,45, bevat. Deze kleppen worden bevolen door assen, respektievelijk 46, 47, ein- digend op rolletjes, respektievelijk 48, 49, die bestendig door een schroefveer, respektievelijk 50,51, tegen nokken, respek- tievelijk 52, 53, worden aangedrukt. Deze zijn op een as 54 gemonteerd, die bij middel van een tandradkoppeling 55, een as 56 en een tandrad 57 gedraaid wordt.
De nokken 52 en 53 zijn dusdanig geplaatst dat zij de kleppen 44 en 45 periodisch en beurtelings openen, en hierdoor verkrijgt men dus dat de gekrom- de pijp 43 een sas vormt, dat de verdere inrichting van den stoom- druk bevrijdt. Inderdaad, wanneer de klep 44 open is, is de klep 45 gesloten en worden de ontvezelde houtspaanders die nu een hout- pap vormen, door den stoomdruk en de centrifugale kracht van den
EMI5.2
maalmolen-ontvezelsar, langsheen de pijp 30 in het sas 43 gestuwd.
Hierna sluit de klep 44, opent de klep 45, is dus het sas 43 van den druk afgescheiden en kan de houtpap langsheen de geopende klep 45, vrijelijk gevoerd worden naar
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
Dm RRICETEL E .
Deze bestaat uit e en rechtstaand reservoir, waarin langs de tangentiale aanvoerpijp 58, de houtpap van het sas 43 wordt aangevoerd. Aan de bovenzijde van d en roerketel wordt water ingespoten en is e en verluchtingspijp aangebracht, terwijl aan de onderzijde een roermechanisme 59 is voorzien, in huidig geval bestaande uit een as, voorzien van roerbladen. Hierdoor wordt dus de aanwezige houtpap volledig gemengd en langs een kleine vergaarbak 60 afgevoerd, voor verdere behandeling.
De hierboven beschreven en geïllustreerde construc- toevorm is enkel bij wijze van voorbeeld aangehaald en derhalve schematisch weergegeven.
Het spreekt vanzelf dat de inrichting vervolledigd wordt door allerhande toebehoorten, die omwille der verklaring van de essentieele kenmerken der uitvinding, zijn weggelaten.
200 kunnen de bewegingen der onderscheidene toestellen worden verkregen door afzonderlijke motoren of een gemeenschappelijke aandrijfinrichting.
Evenzoo, kunnen naar gelang den aard der te bewerken houtsoorten, en met het oog op het verkrijgen van een doorloopen- de opbrengst, de aandrijfmiddelen van een snelheidsregeling worden voorzien.
Dit alles doet echter geen afbreuk aan het principe der uitvinding, waarvan overigens de essentieele kenmerken zijn als volt.
EISCHEN. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.
<Desc / Clms Page number 1>
"Method and Apparatus for defibing wood chips".
The invention relates to a method and device intended for defibing chips of any type of wood. These chips, which come from chopping machines or similar devices, are converted by the method according to the invention into a completely defibrated wood pulp, which is then suitable for further treatment, and then, as is known, for the manufacture of cladding panels, insulating walls, pressed objects, etc. ., to be used.
The invention is characterized by the utmost simplicity and its realization requires a minimum of equipment, which is thus of great importance from the viewpoint of maintenance work and costs.
The method according to the invention consists of
<Desc / Clms Page number 2>
mainly in that the supplied wood chips mass is converted into plugs, which are produced one by one, with the aim of ensuring regular dosing of the device, as well as eliminating the recoil of the high steam pressure involved in the process, which steam pressure becomes used to preserve the wood chips, to favor the further grinding and defibrillation and to ensure the transport of the fibers. The plugs are then soaked in the steam chamber and driven by the steam pressure prevailing therein to a defibrillator, after which the resulting wood pulp is mixed by an agitator and removed for further treatment.
For the purpose of determining the essential characteristics of the invention, an apparatus is described below which applies the method according to the invention and is schematically shown in the figures of the accompanying drawings.
Figure 1 shows a schematic view of the plug
EMI2.1
pen pump and mill-defiberizer. Figure 2 shows the grinder defiberator with the lid removed and the further auxiliary devices.
Figure 3 is a sectional view along line III-III of Figure 2 across the stirred kettle.
According to these figures, it is seen that the apparatus is composed of a plug pump A, a collector B, a grinder defiberator C, a valve mechanism D and the stirring kettle E.
EMI2.2
THE PROPPE1TPOl \ !: P Z.
It consists of a loading hopper or supply pipe 1, into which the wood chips to be processed are continuously supplied. This loading hopper 1 has at its base a cylinder 2, in which a piston 3 can move back and forth through a crank disc 4, a crank rod 5, a crosshead 6 and a slide 7. This assembly can be mounted on a freern 8.
At the free end of the cylinder 2 and in its extension, a bronze tube 9 is arranged, which is provided with tooth grooves 10 on its inner side.
<Desc / Clms Page number 3>
In front of the free end of the tube 9 there is placed a drop valve 11, which can revolve around a spindle 12 which carries outwardly a lever 13 with adjustable counterweight 14. The end of the tube 9 and the valve 11 are located in a chamber 15 into which a pipe 16 opens, which continuously supplies steam under high pressure.
Since this high steam pressure is provided for subsequent grinding and defibering and likewise ensures the transfer of the wood chips to the appliances, the plug pump must act against this pressure; This extremely simple operation is otherwise as follows: When the piston 5 is in its fully deviated position, a certain amount of chips from the feed pipe 1 can fall freely into the cylinder 2. When the piston 3 now enters back into the cylinder under the action of its drive mechanism - crank 4, crank rod 5 and crosshead 6 - it automatically shuts off the supply of chips and pushes itself forward. chips in the tube 9.
As stated above, this tube 9 is provided with toothed grooves, which are profiled in such a way that they are directed against the steam pressure prevailing in the chamber 15 and it follows that, under the pressure of the piston 3 and the counter pressure of the steam, in the tube 9 a plug of wood chips is formed which, due to the special shape of the tooth grooves, cannot be pushed back. The purpose of the non-return valve 11 arranged between the free end of the tube 9 and the steam supply pipe 16 is to relieve the pump to a certain extent of the high steam pressure prevailing in the chamber 15.
Now when the piston has receded and a similar action is repeated, i.e. a new plug is formed, the previous one is expelled from the tube as the force of gravity of the counterweight 14 attached to the spindle 12 of the valve 11 is overcome. and the first formed plug is forced into the chamber 15. At the end of the piston stroke, the valve 11 automatically returns to its normal position and operation continues its normal course. The plug thus driven into the chamber 15 is soaked by the steam present here and abducted to
<Desc / Clms Page number 4>
EMI4.1
THE COLLECTOR. L7 I
This consists of an upright reservoir 17, into which the pipe 18 opens upwards and supplies the soaked wood chips and steam.
At the bottom of the collector a helicoidal screw 19 is arranged which, by an adapted rotary movement, feeds the chips and steam under high pressure along a pipe 20 to
EMI4.2
DEN M.AAIl \ 19LEN-ONTV.illZELA Ce
It mainly consists of two toothed discs, one of which, 21, fixed, the other, 22, is movable. As shown in FIGS. 1 and 2, the rigid disc 21 is bonded to the cover 23 of the mill, while the disc 22, together with a paddle wheel 24, are mounted on a shaft 25, which is interposed by a pulley 26 , is driven by a motor. This shaft rests on a ball bearing 27, while the axial pressure is absorbed by a thrust bearing 28.
The fixed disc 21, the movable disc 22 and the paddle wheel 24 are located in a chamber 29 into which a pipe 30 opens. The distance between the discs is adjustable by an eccentric spindle 31, to which is attached a lever 32 whose position can be controlled by a screw wheel 33. This change in position of the lever 32 is communicated to the spacer 34, which is attached to the bearing block 35. It follows, therefore, that with the slightest movement of the lever 32, the bearing block 35 is displaced in the corresponding direction, the entire assembly shaft 30, impeller 24 and disc 22 - and thus controls the distance between the fixed and movable grinding discs.
At the free end of the lever 32 is provided a small cylinder 36, in which is arranged a coil spring 37, the tension of which can be controlled by a helical wheel 38. This helical wheel 38 screws on top of a threaded spindle 39, which is attached to a rod 40, which at point 41 is attached to the fixed chamber 29 of the mill. This creates tension between the fixed and movable ones
<Desc / Clms Page number 5>
drives insured and regulated.
Indeed, it is sufficient to turn the helical wheel 38 in an appropriate direction to tighten the coil spring 37 less or more so that this tension difference along the lever 32, the attached shaft 25 and movable disc 22, and on the other hand along the rod 40 and the fixed chamber 29 and disk 21 are transferred.
Thus, the chips and steam are driven centrally into the grinder defiberator by the collector bicoid screw 19, are forced between the grinding discs and completely defiberized by their passage between them. Due to the high steam pressure present. by the centrifugal force and by the blades 42 of the blade wheel 24, they are hurled against the inner wall of the chamber 29 and pushed along a lateral exhaust pipe 30 to
EMI5.1
IET VALVE MECHANISM D.
This consists of a curved pipe 43, which has a color at both ends, 44.45, respectively. These valves are commanded by shafts 46, 47, respectively, ending on rollers, 48, 49, respectively, which are steadily pressed against cams 52, 53, respectively, by a coil spring, respectively. These are mounted on a shaft 54, which is rotated by means of a gear coupling 55, a shaft 56 and a gear wheel 57.
The cams 52 and 53 are arranged so that they periodically and alternately open the valves 44 and 45, thus providing the curved pipe 43 to form a lock which releases the further device from the steam pressure. Indeed, when the valve 44 is open, the valve 45 is closed and the defiberized wood chips now forming a wood pulp are removed by the steam pressure and centrifugal force of the wood.
EMI5.2
grinder-defibers, stowed along the pipe 30 in the lock 43.
After this, the valve 44 closes, the valve 45 opens, so the lock 43 is separated from the pressure and the wood pulp can be fed freely along the opened valve 45 to
<Desc / Clms Page number 6>
EMI6.1
Dm RRICETEL E.
This consists of an upright reservoir, into which the wood sludge from the shaft 43 is supplied along the tangential supply pipe 58. Water is injected at the top of the stirrer and a ventilation pipe is provided, while a stirring mechanism 59 is provided at the bottom, in the present case consisting of a shaft, provided with stirring blades. As a result, the wood sludge present is thus completely mixed and discharged along a small receptacle 60 for further treatment.
The construction form described and illustrated above is cited by way of example only and is therefore shown schematically.
It goes without saying that the device is completed by all kinds of accessories, which have been omitted for the purpose of explaining the essential characteristics of the invention.
200, the movements of the various devices can be achieved by separate motors or a common drive device.
Likewise, depending on the nature of the wood species to be worked and with a view to obtaining a continuous yield, the drive means can be provided with a speed control.
All this, however, does not detract from the principle of the invention, the essential characteristics of which are otherwise as volts.
REALLY. ** WARNING ** End of DESC field may contain beginning of CLMS field **.