BE1030506A1 - Bouwmodule - Google Patents

Bouwmodule Download PDF

Info

Publication number
BE1030506A1
BE1030506A1 BE20235421A BE202305421A BE1030506A1 BE 1030506 A1 BE1030506 A1 BE 1030506A1 BE 20235421 A BE20235421 A BE 20235421A BE 202305421 A BE202305421 A BE 202305421A BE 1030506 A1 BE1030506 A1 BE 1030506A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
roof
profile
floor
flank
frame
Prior art date
Application number
BE20235421A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030506B1 (nl
Inventor
Christophe Joanna André Schepens
Mathijs Saman
Original Assignee
Real Verhuur Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Real Verhuur Nv filed Critical Real Verhuur Nv
Publication of BE1030506A1 publication Critical patent/BE1030506A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030506B1 publication Critical patent/BE1030506B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/348Structures composed of units comprising at least considerable parts of two sides of a room, e.g. box-like or cell-like units closed or in skeleton form
    • E04B1/34815Elements not integrated in a skeleton
    • E04B1/3483Elements not integrated in a skeleton the supporting structure consisting of metal

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)

Abstract

Een bouwmodule voor gebruik als een deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte wordt verschaft. De bouwmodule omvat een dakframe. Het dakframe omvat ten minste één dakprofiel. De module omvat ten minste één dakelement dat is verbonden met het dakprofiel, waarbij het dakprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het dakprofiel is gericht. De eerste flank is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement, het eindpunt van de tweede flank dat van de hoek weg is gericht, strekt zich, in een richting loodrecht op de eerste flank, minder ver of even ver van de eerste flank uit als het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement. De module omvat ten minste een eerste wandelement, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een bovenste zijprofiel, welk bovenste zijprofiel verbonden is met het dakprofiel.

Description

BOUWMODULE
Toepassingsgebied van de uitvinding
[01] De onderhavige uitvinding heeft over het algemeen betrekking op bouwmodules voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte.
Achtergrond van de uitvinding
[02] Bouwmodules voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte zijn bekend. Dergelijke modules worden naast en/of bovenop elkaar gerangschikt om een verplaatsbare werk- en/of leefruimte te verschaffen, bijv. voor tijdelijke huisvesting, als tijdelijke kantoren op bouwplaatsen, en voor vele andere toepassingen.
[03] Een voorbeeld van een dergelijke bouwmodule is beschreven in
DE202009002015U1.
[04] Het worden steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, om te voldoen aan de veiligheids- en milieuvoorschriften voor dergelijke tijdelijke werk- en/of leefruimtes, zoals de Belgische EPB-eisen, vereiste R(El)-waarden opgelegd door lokale wetgeving, enzovoort. Gebruikers hebben ook steeds meer specifieke eisen, zoals in hoofdzaak planaire vloeren en daken langs een veelheid van aan elkaar grenzende modules.
[05] Ook tijdens het monteren van de modules worden steeds strengere eisen gesteld wat betreft de veiligheid van de arbeiders die de modules installeren.
Tegenwoordig is het veilig monteren van verplaatsbare werk- en/of leefruimtes tijdrovend.
Samenvatting van de uitvinding
[06] Het is een doel van de onderhavige uitvinding om bouwmodules te verschaffen voor gebruik als een deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte die één of meerdere nadelen van de bouwmodules uit de huidige stand van de techniek verhelpen. Het is een doel van sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding om bouwmodules te verschaffen die makkelijker en met minder tussenkomsten van arbeiders op de daken van de te plaatsen modules kunnen worden geïnstalleerd. Het is een doel van sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding om bouwmodules te verschaffen die kunnen voldoen aan de huidige veiligheids- en milieuvoorschriften.
[07] Volgens een eerste aspect wordt een bouwmodule verschaft voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte. De bouwmodule omvat een dakframe. Het dakframe omvat ten minste één dakprofiel. De module omvat ten minste één dakelement dat is verbonden met het dakprofiel, waarbij het dakprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het dakprofiel is gericht. De eerste flank is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement, het eindpunt van de tweede flank dat van de hoek weg is gericht, strekt zich, in een richting loodrecht op de eerste flank, minder ver of even ver van de eerste flank uit als het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement.
[08] De module kan ten minste een eerste wandelement omvatten, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement, en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een bovenste zijprofiel, welk bovenste zijprofiel verbonden is met het dakprofiel.
[09] Een naar binnen gerichte hoek is een hoek van het profiel waarbij de buitenhoek van de hoek, d.i. de hoek aan de buitenzijde van het profiel, minder dan 180° is.
[0] Een dakelement is een element dat ten minste een deel van en mogelijk het volledige dak van de module verschaft. Het betreft gewoonlijk een plaatvormig element waarvan de onderzijde ten minste een deel van het binnenste dakoppervlak van de module verschaft. Op soortgelijke wijze is een vloerelement een element dat ten minste een deel van en mogelijk de volledige vloer van de module verschaft. Het betreft gewoonlijk een plaatvormig element waarvan de bovenzijde ten minste een deel van het binnenste vloeroppervlak van de module verschaft. Op soortgelijke wijze is een wandelement een element dat ten minste een deel van en mogelijk een volledige wand van de module verschaft. Het betreft gewoonlijk een plaatvormig element waarvan de binnenzijde ten minste een deel van het binnenste wandoppervlak van de module verschaft.
[11] De afstand vanaf het eindpunt van de tweede flank dat van de hoek weg is gericht en het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement, in een richting loodrecht op de eerste flank, ligt bij voorkeur in het bereik van 15 tot en met 150 mm.
[12] Als zodanig kan het dakelement gekoppeld zijn aan het dakprofiel, waarbij een koudebrug tussen de buitenomgeving van de werk- en/of leefruimte en het inwendige van de module, en dus de binnenruimte van de werk- en/of leefruimte, wordt vermeden.
[13] Een profiel, zoals een stalen profiel, is een product dat is gevormd, zoals geplooid, gewalst, getrokken, geëxtrudeerd of geperst, zodat de vorm over zijn volledige lengte dezelfde dwarsdoorsnede heeft. Een profiel heeft een centrale as die loodrecht staat op het vlak dat de dwarsdoorsnede vormt.
[14] Het profiel kan een polymeerprofiel of een metalen profiel zijn, bij voorkeur een stalen profiel. Het metalen profiel kan een geëxtrudeerd, warm- of koudgewalst metalen profiel zijn, het liefst een koudgewalst stalen profiel. Het profiel kan dus een dwarsdoorsnede in radiale richting hebben, waarbij de dwarsdoorsnede een massief profiel is, of een gevuld profiel, gevuld met materiaal. Het metalen profiel kan een geëxtrudeerd, warm- of koudgewalst metalen profiel zijn, het liefst een koudgewalst stalen profiel, waarvan de inwendige lege ruimte gedeeltelijk of volledig is gevuld met thermisch en/of vlamvertragend materiaal.
[15] Het profiel kan een buisvormig profiel zijn. Het profiel kan dus een ongevuld profiel zijn, d.w.z. met een dwarsdoorsnede in radiale richting waarvan de dwarsdoorsnede een omtrek heeft die een lege ruimte omgeeft. Het gevulde of ongevulde profiel kan een gesloten profiel zijn, d.w.z. dat de dwarsdoorsnede vrij is van openingen of onderbrekingen langs de omtrek ervan, of het kan een open profiel zijn, d.w.z. dat de dwarsdoorsnede een opening of onderbreking langs haar omtrek heeft.
[16] Bij voorkeur is het profiel een koudgewalst stalen profiel, verschaft uit een stalen plaat met een dikte in het bereik van 1 tot en met 6 mm, zoals in het bereik van 2 tot en met 5 mm. De gebruikte staallegering is bij voorkeur een bouwstaallegering. De buitenoppervlakken van het profiel, of zelfs alle oppervlakken van het profiel, kunnen gecoat zijn met een corrosievertragende of -werende coating. De buitenoppervlakken van het profiel, of zelfs alle oppervlakken van het profiel, kunnen facultatief bovenop de corrosievertragende of -werende coating voorzien zijn van om het even welke andere coating, zoals een decoratieve coating.
[17] Het dakframe heeft bij voorkeur een veelhoekige, met meer voorkeur een vierkante of rechthoekige omtrek. De lengte van de zijden van de omtrek kunnen in het bereik van 1 tot en met 12 m liggen, zoals in het bereik van 1 tot en met 5 m voor de kleine zijde van de rechthoekige omtrek en 3 tot en met 12 m voor de lange zijde van de rechthoekige omtrek.
[18] Bij voorkeur zijn alle profielen van het dakframe identiek.
[19] De module kan een vloerframe omvatten. Het dakframe en het vloerframe kunnen dezelfde planaire projectie hebben, d.w.z. dezelfde projectie van het vloerframe of dakframe ten opzichte van een vlak dat evenwijdig is aan de vloer van de module.
[20] Op het punt waar twee profielen van een dakframe bij elkaar komen, kan de verbinding of voeg tussen de twee profielen worden verschaft als een verstekverbinding, d.w.z. een verbinding tussen twee profielen onder een bepaalde hoek, zoals een hoek van 90° zodat de lijn van de verbinding deze hoek middendoor snijdt. Als alternatief kunnen verbindingsmiddelen worden gebruikt om de twee uiteinden van de twee profielen met elkaar te verbinden. Dergelijke verbindingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een hoek zijn, zoals een stalen hoek, bijv. een ISO1161-hoekstuk.
[21] De eerste flank van het profiel is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement. Wezenlijk evenwijdig betekent dat het vlak van de flank en het vlak van het bovenste oppervlak evenwijdig zijn binnen normale toleranties tijdens de bouw. Hoewel het de bedoeling is dat de hoek tussen deze vlakken 0° is, wordt een hoek van plus of min 2° beschouwd als wezenlijk evenwijdig.
[22] Het dakframe en het dakelement of de dakelementen verschaffen samen een dak voor de module. Mogelijk is meer dan één dakelement verschaft en aan het dakframe gekoppeld. De veelheid aan dakelementen kunnen naast elkaar zijn ingericht terwijl ze coplanair zijn. De zijde van een eerste dakelement kan contact maken met de zijde van een tweede dakelement. De lengte van de zijden van de omtrek van één enkel dakelement kan in het bereik van 0,5 tot en met 12 m liggen, zoals in het bereik van 1 tot en met 10 M.
[23] In sommige uitvoeringsvormen kan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement bevestigd zijn aan de eerste flank.
[24] In sommige uitvoeringsvormen kan ten minste een deel van de zijde van het ten minste één dakelement bevestigd zijn aan de tweede flank.
[25] Het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement kan gekoppeld zijn aan de eerste flank, zodat zij mechanisch en/of chemisch met elkaar zijn verbonden.
Deze koppeling kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van een adhesief, zoals een permanent adhesief, zoals kits met silaan-gemodificeerd polymeer, of door middel van mechanische bevestigingsmiddelen zoals bouten, schroeven of klinknagels. De kop van de mechanische bevestigingsmiddelen is mogelijk verzonken in het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement. De lege ruimte tussen de kop van de verzonken mechanische bevestigingsmiddelen en het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement kan gevuld zijn met vulmateriaal, facultatief met thermisch isolerende en/of vlamvertragende en/of brandwerende eigenschappen. Het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement bedekt mogelijk het volledige oppervlak van de eerste flank of slechts een deel van het oppervlak van de eerste flank, bij voorkeur een deel omvattende het buitenste punt van de eerste flank, d.w.z. het eindpunt van de eerste flank dat weg is gericht van de hoek die ze maakt met de tweede flank.
[26] Een deel of de volledige zijde van het ten minste één dakelement kan gekoppeld zijn aan de tweede flank, zodat zij mechanisch en/of chemisch met elkaar zijn verbonden. Deze koppeling kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van een adhesief, zoals een permanent adhesief, zoals kits met silaan-gemodificeerd polymeer, of door middel van mechanische bevestigingsmiddelen zoals bouten, schroeven of klinknagels. De kop van de mechanische bevestigingsmiddelen is mogelijk verzonken in het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement. De lege ruimte tussen de kop van de verzonken mechanische bevestigingsmiddelen en het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement kan gevuld zijn met vulmateriaal, facultatief met thermisch isolerende en/of vlamvertragende en/of brandwerende eigenschappen. De zijde van het ten minste één dakelement bedekt mogelijk het volledige oppervlak van de tweede flank of slechts een deel van het oppervlak van de tweede flank, bij voorkeur een deel omvattende het buitenste punt van de tweede flank, d.w.z. het eindpunt van de tweede flank dat weg is gericht van de hoek die ze maakt met de eerste flank.
[27] Het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement kan contact maken met, zelfs gekoppeld zijn aan de eerste flank en het deel of de volledige zijde van het ten minste één dakelement kan contact maken met, zelfs gekoppeld zijn aan de tweede flank. Als zodanig vult het dakelement de door de eerste en tweede flank verschafte hoek.
[28] Het dakprofiel kan vrij zijn van flanken die zich uitstrekken onder het onderste oppervlak van het dakelement.
[29] Heteindpunt van de tweede flank dat weg van de hoek is gericht kan het laagste punt van het dakprofiel verschaffen.
[30] Dit vergemakkelijkt verder het verschaffen van een werk- en/of leefruimte door middel van modules, waarbij koudebruggen tussen de binnenruimte van de werk- en/of leefruimte en de buitenomgeving worden vermeden wanneer verschillende modules aangrenzend aan elkaar zijn gerangschikt, en met zijden die met elkaar contact maken, om zo een werk- en/of leefruimte te vormen omvattende een binnenruimte die de combinatie is van de binnenruimtes van de twee of meer aangrenzende modules.
Waar twee profielen van twee aangrenzende dakframes samenkomen, zal de onderzijde van beide profielen minder ver verwijderd zijn van de respectieve eerste flanken van de profielen, vergeleken met het onderste oppervlak van de dakelementen. Beide onderste oppervlakken van de dakelementen strekken zich lager uit dan de profielen. Het gebied tussen de zijden van de dakelementen, het gebied dat zich onder de twee profielen bevindt, kan gevuld zijn met een thermisch isolerend en/of vlamvertragend en/of brandwerend materiaal, zoals een strook of plaat van dergelijk materiaal. Door dit gebied te vullen kan een wezenlijk planair dakvlak worden verschaft aan de volledige binnenzijde van de werk- en/of leefruimte, waarbij het wezenlijk planaire dakvlak vrij is van koudebruggen naar de buitenomgeving van de werk- en/of leefruimte.
[31] Het ten minste één dakelement kan vlamvertragend en/of brandwerend en thermisch isolerend materiaal omvatten.
[32] Het ten minste één dakelement kan vlamvertragend en/of brandwerend en/of thermisch isolerend materiaal omvatten. “Vlamvertragend” betekent materiaal dat bij een kleine tot gematigde blootstelling aan brand niet gemakkelijk ontbrandt of vlammen verspreidt. Brandwerend betekent niet-brandbaar. “Thermisch isolerend materiaal” betekent materiaal met een lambdawaarde van minder dan of gelijk aan 0,100 W/mK.
[33] Bij voorkeur omvat het ten minste één dakelement vlamvertragend en/of brandwerend, en thermisch isolerend materiaal, zoals minerale wol, polyurethaan- materiaal (PUR), polyisocyanuraat-materiaal (PIR), speciale harde schuimen en dergelijke, en combinaties daarvan. Facultatief omvat het dakelement een veelheid aan bovenop elkaar aangebrachte lagen. De verschillende lagen kunnen identiek zijn of verschillende individuele diktes hebben en kunnen van identieke of verschillende materialen zijn gemaakt.
[34] Het ten minste één dakelement heeft bij voorkeur een totale dikte in het bereik van 50 tot en met 300 mm, zoals in het bereik van 60 tot en met 200 mm.
[35] Aan de buitenzijde bovenaan kan de module een waterdichte laag of waterdichte lagen omvatten waarmee de verbinding tussen het dakelement en het dakframe aan de buitenzijde van de module wordt bedekt. Bijvoorbeeld kan een membraan of folie op basis van PVC (polyvinylchloride) of EPDM (Ethyleen-Propyleen-
Dieen-Monomeer) worden gebruikt. Als alternatief kan dakbedekking op rol, dakbedekking op basis van asfalt, TPO (thermoplastische elastomeer op olefinbasis) worden gebruikt. Water, zoals regen of sneeuw en dergelijke, dat op het dak van de module kan vallen, kan naar een afvoer worden geleid die aan het dak van de module, bij voorkeur aan de zijkant van het dak van de module, is verschaft. De module kan voorzien zijn van een waterafvoer langs de zijkant van de module. De waterafvoer kan zodanig worden verschaft dat de waterafvoer van een eerste module aansluit op de waterafvoer van een tweede module die zich onder de eerste module bevindt. De waterafvoer kan zodanig worden verschaft dat de waterafvoer van een eerste module aansluit op de waterafvoer van een tweede module die zich onder de eerste module bevindt, door de modules bovenop elkaar te stapelen.
[36] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het dakprofiel een buisvormige dwarsdoorsnede hebben. De buisvormige dwarsdoorsnede kan open of gesloten zijn.
[37] Een derde flank kan de bovenzijde van het dakprofiel verschaffen, en een vierde zijde kan de buitenzijde van het profiel verschaffen.
[38] Het ten minste één dakprofiel kan een L-vormige dwarsdoorsnede hebben.
[39] De eerste en tweede flank zijn de flanken die de binnenhoek van de L-vormige doorsnede vormen. De L-vorm kan twee benen van gelijke lengte hebben, maar een
L-vorm met een lang been en een kort been heeft de voorkeur. Met meer voorkeur is de eerste flank deel van het korte been en de tweede flank deel van het lange been.
De dikte van de benen kan gelijk of verschillend zijn ten opzichte van elkaar. Met meer voorkeur wordt een L-vorm met een lang been en een kort been verschaft, waarbij de eerste flank deel is van het korte been, de tweede flank deel is van het lange been en het korte been een grotere dikte heeft dan het lange been.
[40] Bij voorkeur is de L-vormige dwarsdoorsnede een buisvormige L-vormige dwarsdoorsnede, d.w.z. dat het inwendige volume dat door de flanken van de L-vorm wordt begrensd ongevuld is. De L-vorm kan, opeenvolgend in tegenwijzerzin rond de as van het profiel, worden begrensd door genoemde eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de L-vorm verschaft, een eerste buitenflank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank die de bovenzijde van het dakprofiel verschaft, een vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft en een tweede buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert, en genoemde tweede flank. Tussen elk paar opeenvolgende flanken is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens in het bereik van 60 tot en met 120° ligt, bijvoorbeeld in het bereik tussen 80 tot en met 100° en het liefst voor alle hoeken ongeveer 90° is.
[41] Het L-vormige profiel is mogelijk een koudgewalst profiel, gemaakt van een metalen plaat, zoals staal. De plaat kan zodanig zijn gewalst dat de buitenranden van de plaat elkaar raken en aan elkaar kunnen worden gelast aan één van de hoeken van de L-vorm. Deze las wordt het liefst verschaft in de hoek die wordt gedefinieerd door de eerste buitenflank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert en de derde flank die de bovenzijde van het dakprofiel verschaft, of in de hoek die wordt gedefinieerd door de vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft en de tweede buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert. Als zodanig kan een gesloten buisvormige dwarsdoorsnede worden verschaft.
[42] Als alternatief is het profiel een koudgewalst profiel, gemaakt van een metalen plaat, zoals staal. Mogelijk is het profiel een L-vormig profiel. De plaat kan zodanig zijn gewalst dat de buitenranden van de plaat de eindpunten van de eerste en tweede flank verschaffen, waarbij deze eindpunten naar de hoek zijn gericht die door deze twee flanken wordt gevormd. De eindpunten van de eerste en tweede flank kunnen samenkomen en aan elkaar zijn gelast. Als zodanig kan een gesloten buisvormige dwarsdoorsnede worden verschaft. Als alternatief kunnen deze eindpunten ook op een afstand van elkaar liggen en niet onderling verbonden zijn, zodat een open buisvormige dwarsdoorsnede wordt verschaft.
[43] De eerste en tweede flank zijn dus mogelijk niet met elkaar verbonden en dus vrij van verbindingen of zijn niet verbonden aan de hoek die zij vormen.
[44] Het vloerframe kan ten minste één vloerprofiel omvatten, waarbij het vloerprofiel soortgelijk is aan het dakprofiel. Het ten minste één vloerprofiel en het ten minste één dakprofiel kunnen verschillen qua vorm en/of afmetingen en/of wijze van vervaardiging en/of gebruikte materialen en dergelijke. De verschillende eigenschappen van de vloerprofielen kunnen soortgelijk zijn aan die van de dakprofielen zoals die in de context van de onderhavige uitvinding worden gebruikt.
[45] Het dakframe en het vloerframe kunnen met elkaar verbonden zijn door één of meerdere steunmiddelen, om het dakframe en het vloerframe, en dus het dak en de vloer van de module op een afstand van elkaar te houden. Daarbij wordt een inwendig volume van de module verschaft. Deze steunmiddelen dragen het gewicht van onder andere het dakframe en het dakelement of de dakelementen. Mogelijk dragen de steunmiddelen het gewicht van modules die bovenop de module zijn geplaatst waarvan de draagmiddelen deel uitmaken.
[46] Het vloerframe kan voorzien zijn van vorkheftrucksleuven of middelen waarmee de module door vorkheftrucks kan worden opgetild.
[47] De module kan een vloerframe omvatten, waarbij het dakframe en vloerframe met elkaar verbonden zijn door steunkolommen.
[48] Dergelijke steunkolommen kunnen hoekprofielen zijn, zoals koud- of warmgewalste stalen hoekprofielen. Deze profielen zijn bij voorkeur profielen met een rechte hoek.
[49] Het gebruik van steunkolommen, bij voorkeur ten minste in elke hoek van het dakframe in de richting van de overeenkomstige hoek van het vloerframe, heeft het voordeel dat tussen het dakframe en het vloerframe geen verdere draagmiddelen moeten worden verschaft. Het open gebied begrensd door de steunkolommen, het dak en het vloerframe kan worden opengelaten, zodat twee modules naast elkaar kunnen worden geplaatst waarbij een werk- en/of leefruimte wordt verschaft die groter is dan het volume van één module. Als alternatief kunnen de gebieden die naar de omgeving van de werk- en/of leefruimte zijn gericht, en facultatief ook gebieden binnen het volume van de werk- en/of leefruimte, worden afgesloten door wandelementen die in een richting evenwijdig aan het vlak van het wandelement geen andere belasting dragen dan hun eigen gewicht.
[50] Over het algemeen kunnen de bouwmodules volgens de uitvinding afmetingen hebben die in overeenstemming zijn met de bouwwetgeving. De hoogte van de bouwmodule kan in het bereik van 2,5 tot en met 4 m liggen, zoals in het bereik van 2,6 tot en met 3,6 m. De bouwmodule heeft bij voorkeur een rechthoekig cuboïde- vormig volume. De lange zijde van de planaire projectie van het rechthoekige cuboïde- vormige volume (d.w.z. de projectie evenwijdig aan de hoogte van de bouwmodule) kan in het bereik van 3 tot 12 m liggen, bijvoorbeeld in het bereik van 4 tot en met 10 m. De korte zijde van de planaire projectie van het rechthoekige cuboïde-vormige volume kan in het bereik van 1 tot 5 m liggen, bijvoorbeeld in het bereik van 2 tot en met 4m.
[51] De module kan een vloerframe omvatten, waarbij het vloerframe ten minste één vloerprofiel omvat, waarbij het vloerprofiel identiek is aan het dakprofiel.
[52] Het gebruik van identieke profielen voor dakprofielen en vloerprofielen heeft het voordeel dat de productie van de modules minder complex is en minder logistiek vereist, aangezien tijdens de vervaardiging van de modules slechts één type profiel moet worden verschaft om zowel het vloer- als het dakframe te verschaffen.
[53] De module kan een vloerframe omvatten, waarbij de module ten minste één vloerelement omvat dat is verbonden met het vloerprofiel, waarbij genoemd vloerprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het vloerprofiel is gericht, waarbij genoemde eerste flank van het vloerprofiel wezenlijk evenwijdig is aan het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement, waarbij het eindpunt van de tweede flank van het vloerprofiel dat van de hoek weg is gericht zich, in een richting loodrecht op de eerste flank van het vloerprofiel, minder ver uitstrekt vanaf de eerste flank van het vloerprofiel dan de bovenzijde van het ten minste één vloerelement.
[54] Hiermee worden koudebruggen tussen de binnenruimte van de module en de omgeving grotendeels, zo niet volledig, voorkomen.
[55] Het ten minste één vloerelement kan vlamvertragend en/of brandwerend en/of thermisch isolerend materiaal omvatten. Als alternatief kan het vloerelement houten platen of elementen, betonnen platen, stalen bouwelementen, thermisch isolatiemateriaal, vloermateriaal en -oppervlakken, metalen — zoals stalen — platen en dergelijke, en combinaties daarvan omvatten.
[56] Facultatief omvat het vloerelement een veelheid aan bovenop elkaar aangebrachte lagen. De verschillende lagen kunnen identiek zijn of verschillende individuele diktes hebben en kunnen van identieke of verschillende materialen zijn gemaakt.
[57] Het ten minste één vloerelement heeft bij voorkeur een totale dikte in het bereik van 50 tot en met 300 mm, zoals in het bereik van 70 tot en met 250 mm.
[58] De eerste flank van het vloerprofiel is wezenlijk evenwijdig aan het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement. Wezenlijk evenwijdig betekent dat het vlak van de flank en het vlak van het onderste oppervlak evenwijdig zijn binnen normale toleranties tijdens de bouw. Hoewel het de bedoeling is dat de hoek tussen deze vlakken 0° is, wordt een hoek van plus of min 2° beschouwd als wezenlijk evenwijdig.
[59] Het vloerframe en het vloerelement of de vloerelementen verschaffen samen een vloer voor de module. Mogelijk is meer dan één vloerelement verschaft en aan het vloerframe gekoppeld. De veelheid aan vloerelementen kunnen naast elkaar zijn ingericht terwijl ze coplanair zijn. De zijde van een eerste vloerelement kan contact maken met de zijde van een tweede vloerelement. De lengte van de zijden van de omtrek van één enkel vloerelement kan in het bereik van 0,5 tot en met 12 m liggen, zoals in het bereik van 1 tot en met 10 M.
[60] Het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement kan gekoppeld zijn aan de eerste flank, zodat zij mechanisch en/of chemisch met elkaar zijn verbonden.
Deze koppeling kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van een adhesief, zoals een permanent adhesief, zoals kits met silaan-gemodificeerd polymeer, of door middel van mechanische bevestigingsmiddelen zoals bouten, schroeven of klinknagels. De kop van de mechanische bevestigingsmiddelen is mogelijk verzonken in het bovenste oppervlak van het ten minste één vloerelement. De lege ruimte tussen de kop van de verzonken mechanische bevestigingsmiddelen en het bovenste oppervlak van het ten minste één vloerelement kan gevuld zijn met vulmateriaal. Het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement bedekt mogelijk het volledige oppervlak van de eerste flank of slechts een deel van het oppervlak van de eerste flank, bij voorkeur een deel omvattende het buitenste punt van de eerste flank, d.w.z. het eindpunt van de eerste flank dat weg is gericht van de hoek die ze maakt met de tweede flank.
[61] Een deel of de volledige zijde van het ten minste één vloerelement kan gekoppeld zijn aan de tweede flank, zodat zij mechanisch en/of chemisch met elkaar zijn verbonden. Deze koppeling kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van een adhesief, zoals een permanent adhesief, zoals kits met silaan-gemodificeerd polymeer, of door middel van mechanische bevestigingsmiddelen zoals bouten, schroeven of klinknagels. De kop van de mechanische bevestigingsmiddelen is mogelijk verzonken in het bovenste oppervlak van het ten minste één vloerelement.
De lege ruimte tussen de kop van de verzonken mechanische bevestigingsmiddelen en het bovenste oppervlak van het ten minste één vloerelement kan gevuld zijn met vulmateriaal. De zijde van het ten minste één vloerelement bedekt mogelijk het volledige oppervlak van de tweede flank of slechts een deel van het oppervlak van de tweede flank, bij voorkeur een deel omvattende het buitenste punt van de tweede flank, d.w.z. het eindpunt van de tweede flank dat weg is gericht van de hoek die ze maakt met de eerste flank.
[62] Het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement kan contact maken met, zelfs gekoppeld zijn aan de eerste flank en het deel of de volledige zijde van het ten minste één vloerelement kan contact maken met, zelfs gekoppeld zijn aan de tweede flank. Als zodanig vult het vloerelement de door de eerste en tweede flank verschafte hoek.
[63] Het dakprofiel is mogelijk vrij van flanken die zich uitstrekken onder het onderste oppervlak van het dakelement. Het eindpunt van de tweede flank dat weg van de hoek is gericht verschaft mogelijk het laagste punt van het dakprofiel.
[64] Dit vergemakkelijkt verder het verschaffen van een werk- en/of leefruimte door middel van modules, waarbij koudebruggen tussen de binnenruimte van de werk- en/of leefruimte en de buitenomgeving worden vermeden wanneer verschillende modules aangrenzend aan elkaar zijn gerangschikt, en met zijden die met elkaar contact maken, om zo een werk- en/of leefruimte te vormen omvattende een binnenruimte die de combinatie is van de binnenruimtes van de twee of meer aangrenzende modules.
Waar twee profielen van twee aangrenzende vloerframes samenkomen, zal de bovenzijde van beide vloerprofielen minder ver verwijderd zijn van de respectieve eerste flanken van de vloerprofielen, vergeleken met het bovenste oppervlak van de vloerelementen. Beide bovenste oppervlakken van de vloerelementen strekken zich boven de vloerprofielen uit. Het gebied tussen de zijden van de vloerelementen, het gebied dat zich boven de twee profielen bevindt, kan gevuld zijn met een geschikt materiaal, zoals een strook of plaat materiaal. Door dit gebied te vullen kan een wezenlijk planair vloervlak worden verschaft over de volledige binnenzijde van de werk- en/of leefruimte, waarbij het wezenlijk planaire vloervlak vrij is van koudebruggen naar de buitenomgeving van de werk- en/of leefruimte.
[65] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen één of meerdere wandelementen worden verschaft, waarbij de bovenzijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement. Bovendien, of als alternatief, indien er een open ruimte is verschaft tussen de zijde van het ten minste één dakelement en de tweede flank van het dakprofiel, kan de bovenzijde van het wandelement in de open ruimte tussen de zijde van het ten minste één dakelement en de tweede flank van het dakprofiel worden verschaft, waarbij deze open ruimte geheel of gedeeltelijk wordt opgevuld.
[66] Op een soortgelijke wijze voor de vloerzijde van de module, kunnen volgens sommige uitvoeringsvormen één of meerdere wandelementen worden verschaft, waarbij de onderzijde van het wandelement contact maakt met het bovenste oppervlak van het vloerelement. Bovendien, of als alternatief, indien er een open ruimte is verschaft tussen de zijde van het ten minste één vloerelement en de tweede flank van het vloerprofiel, kan de onderzijde van het wandelement in de open ruimte tussen de zijde van het ten minste één vloerelement en de tweede flank van het vloerprofiel worden verschaft, waarbij deze open ruimte geheel of gedeeltelijk wordt opgevuld.
[67] Het ten minste één wandelement kan vlamvertragend en/of brandwerend en/of thermisch isolerend materiaal omvatten.
[68] Bij voorkeur omvat het ten minste één wandelement vlamvertragend en/of brandwerend, en thermisch isolerend materiaal, zoals polyurethaan-materiaal (PUR), polyisocyanuraat-materiaal (PIR), speciale harde schuimen en dergelijke, en combinaties daarvan. Facultatief omvat het wandelement een veelheid aan bovenop elkaar aangebrachte lagen. De verschillende lagen kunnen identiek zijn of verschillende individuele diktes hebben en kunnen van identieke of verschillende materialen zijn gemaakt.
[69] Het ten minste één wandelement heeft bij voorkeur een totale dikte in het bereik van 50 tot en met 300 mm, zoals in het bereik van 60 tot en met 200 mm.
[70] Wandelementen kunnen voorzien zijn van deuren, ramen, openingen en dergelijke. De binnenoppervlakken van de wandelementen kunnen voorzien zijn van geluiddempend materiaal.
[71] Koudebruggen tussen de omgeving en de binnenruimte van de werk- en/of leefruimte bovenaan en onderaan het wandelement kunnen worden vermeden.
[72] De module kan ten minste een eerste wandelement omvatten, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement, en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een bovenste zijprofiel, welk bovenste zijprofiel verbonden is met het dakprofiel.
[73] De zijde van het bovenste Zijprofiel die contact maakt met het eerste wandelement kan evenwijdig of zelfs coplanair zijn met de tweede flank van het dakprofiel.
[74] De module kan een vloerframe omvattende ten minste één vloerprofiel en een vloerelement omvatten, waarbij genoemde module ten minste een eerste wandelement omvat, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het bovenste oppervlak van het vloerelement en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een onderste zijprofiel, welk onderste zijprofiel verbonden is met het vloerprofiel.
[75] Het buitenoppervlak van een wandelement is het oppervlak dat weg van het inwendige volume van de module waarvan het deel uitmaakt is gericht. Het verschaffen van een bovenste en/of onderste zijprofiel dat contact maakt met het buitenoppervlak van het wandelement, en het verbinden van dit bovenste en/of onderste profiel met het dak- respectievelijk het vloerprofiel, heeft het voordeel dat dit bovenste en/of onderste profiel het deel van de zijde van het dak- respectievelijk het vloerelement kan overbruggen waarover het dakelement of het vloerelement zich uitstrekt voorbij het dak- respectievelijk het vloerprofiel. Als zodanig kunnen het wandelement of de wandelementen stevig aan het dak- en/of vloerprofiel worden bevestigd, terwijl er geen koudebruggen worden verschaft, noch delen van het dak- of vloerprofiel moeten worden verschaft om het wandelement aan te koppelen. Als echter geen wandelement is verschaft tussen twee aangrenzende profielen van twee aangrenzende modules die een werk- en/of leefruimte verschaffen, zal de onderzijde van beide dakprofielen minder ver verwijderd zijn van de respectieve eerste flanken van de dakprofielen, vergeleken met het onderste oppervlak van de dakelementen.
Beide onderste oppervlakken van de dakelementen strekken zich lager uit dan de profielen. Het gebied tussen de zijden van de dakelementen, het gebied dat zich onder de twee profielen bevindt, kan gevuld zijn met een thermisch isolerend en/of vlamvertragend en/of brandwerend materiaal, zoals een strook of plaat van dergelijk materiaal. Door dit gebied te vullen kan een wezenlijk planair dakvlak worden verschaft aan de volledige binnenzijde van de werk- en/of leefruimte, waarbij het wezenlijk planaire dakvlak vrij is van koudebruggen naar de buitenomgeving van de werk- en/of leefruimte. Op soortgelijke wijze zal de bovenzijde van beide vloerprofielen minder ver verwijderd zijn van de respectieve eerste flanken van de vloerprofielen, vergeleken met het bovenste oppervlak van de vloerelementen. Beide onderste oppervlakken van de vloerelementen strekken zich boven de vloerprofielen uit. Het gebied tussen de zijden van de vloerelementen, het gebied dat zich boven de twee profielen bevindt, kan gevuld zijn met een vloermateriaal, zoals een strook of plaat geschikt materiaal.
Door dit gebied te vullen kan een wezenlijk planair vloervlak worden verschaft over de volledige binnenzijde van de werk- en/of leefruimte, waarbij het wezenlijk planaire vloervlak vrij is van koudebruggen naar de buitenomgeving van de werk- en/of leefruimte.
[76] Volgens een tweede aspect wordt een bouwmodule verschaft voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte. De module omvat een vloerframe en een dakframe, waarbij het dakframe ten minste één dakprofiel omvat. De module omvat ten minste één dakelement dat is verbonden met het dakprofiel, waarbij het dakprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het dakprofiel is gericht. De eerste flank is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement. Het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement is bevestigd aan de eerste flank, mogelijk over een deel of zelfs over de volledige lengte van de eerste flank. Deze bevestiging kan tot stand worden gebracht door middel van een mechanische bevestiging en/of een chemische bevestiging.
[77] Volgens een derde aspect wordt een bouwmodule verschaft voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte. De module omvat een vloerframe en een dakframe, waarbij het dakframe ten minste één dakprofiel omvat. De module omvat ten minste één dakelement dat is verbonden met het dakprofiel, waarbij het dakprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het dakprofiel is gericht. De eerste flank is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement. De module omvat een vloerframe, waarbij het vloerframe een vloerprofiel omvat, het vloerprofiel zijnde wezenlijk identiek of zelfs identiek aan het dakprofiel.
[78] Het is duidelijk dat de kenmerken van het eerste aspect van de uitvinding kunnen worden gecombineerd met kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding, het derde aspect van de uitvinding of zowel het tweede als het derde aspect van de uitvinding. Het is duidelijk dat de kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding kunnen worden gecombineerd met kenmerken van het derde aspect van de uitvinding.
[79] Volgens een verder, vierde, onafhankelijk aspect van de uitvinding wordt een bouwmodule verschaft voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte. De module omvat een vloerframe en een dakframe. Het vloerframe omvat ten minste drie steunpunten die zijn ingericht om de module op een dakframe van een identieke module te ondersteunen wanneer twee identieke modules bovenop elkaar zijn gerangschikt. Het dakframe is ingericht om een identieke module te ondersteunen die is gerangschikt bovenop de module waarvan het dakframe deel uitmaakt.
[80] Identieke modules moeten worden begrepen als twee modules met hetzelfde dak- en vloerframe en dezelfde dak- en vloerelementen. De identieke modules kunnen dus van elkaar verschillen wat betreft het aantal en het soort wandelementen dat is verschaft.
[81] Demodule omvat ten minste één, en mogelijk een veelheid aan, vloerelementen die op het vloerframe worden ondersteund. Onder het vloerelement of de vloerelementen is een lege ruimte gedefinieerd door het vloerframe, het onderste oppervlak van het vloerelement of de vloerelementen en de ten minste drie steunpunten op het vloerframe.
[82] Het dakframe kan worden voorzien van een hefmiddel dat is ingericht om een haak van een hefinrichting voor het optillen van de bouwmodule te ontvangen.
[83] Het hefmiddel steekt boven het dakframe uit. De lege ruimte aan het vloerframe van genoemde module is ingericht om het hefmiddel te ontvangen van een identieke module die is aangebracht onder de module waarvan het vloerframe deel uitmaakt.
[84] De module kan een vloerframe en een dakframe omvatten, die beide een identieke veelhoekige contour hebben. Het ten minste één hefmiddel is bij voorkeur verschaft in ten minste één van de hoeken van de contour. Facultatief zijn ten minste drie hefmiddelen verschaft, en bij voorkeur in drie hoeken van de contour. De lege ruimte aan het vloerframe van genoemde module is ingericht om alle hefmiddelen te ontvangen van een identieke module die is aangebracht onder de module waarvan het vloerframe deel uitmaakt.
[85] Het vloer- en dakframe kunnen een rechthoekige contour hebben. In de vier hoeken van de contour kunnen vier hefmiddelen worden verschaft. De lege ruimte aan het vloerframe van genoemde module is ingericht om genoemde vier hefmiddelen te ontvangen van een identieke module die is aangebracht onder de module waarvan het vloerframe deel uitmaakt.
[86] Het hefmiddel kan zich aan de binnenkant van het dakframe bevinden.
[87] Het hefmiddel kan verschaft zijn als een haak van een stang, zoals een haak verschaft uit een metalen stang, zoals staal. Als alternatief kan het hefmiddel een plaat zijn, zoals een metalen plaat, bijv. staal, in dewelke ten minste één, zoals één opening, een oog, is aangebracht. Het hefmiddel kan verschaft zijn als een vin die zich boven het dakframe uitstrekt, waarbij het vlak van de vin ongeveer loodrecht staat, bijv. loodrecht op de bovenzijde van het dak. Het hefmiddel kan verschaft zijn als een vin die zich boven het dakframe uitstrekt, waarbij de vin de hoek van het dakframe waaraan zij is verbonden doormidden snijdt.
[88] De bovenzijde van de vin kan verschaft zijn als een geleidingscurve, die is ingericht om het vloerframe, bijv. een hoek van het vloerframe, naar de overeenkomstige positie op het dakframe te geleiden, waar genoemd dakframe dit vloerframe moet ondersteunen. De geleidingscurve kan een ononderbroken lijn zijn, die vanaf het hoogste punt van het hefmiddel continu in hoogte afneemt naar het dakframe waarmee het hefmiddel is verbonden. Dit vergemakkelijkt het rangschikken van identieke of soortgelijke modules in een gestapelde configuratie. Het hefmiddel van de onderste module, dat zelf werd gebruikt om deze onderste module te heffen, zal het vloerframe van de aangrenzende bovenste module ontvangen en het vloerframe, en dus de module, naar de gestapelde positie van deze tweede bovenste
197 BE2023/5421 module op de onderste module leiden, en dit zonder tussenkomst van een arbeider.
Zodra de modules gestapeld zijn, draagt het hefmiddel bij tot de stabiliteit van de stapel modules.
[89] Elk van de hefmiddelen kan worden voorzien van een flexibel hefmiddel, zoals een kabel, ketting of touw of soortgelijke middelen, dat aan één uiteinde aan het hefmiddel is gekoppeld, terwijl het andere uiteinde is verbonden met een centrale hijsinrichting, zoals een hijsring of hijsoog. Door de hijsinrichting op te tillen, kan de module worden opgetild. Bij voorkeur is de hijsinrichting een metalen inrichting, zoals een stalen inrichting, bijvoorbeeld een stalen ring of oog. Deze metalen inrichting kan worden aangetrokken door een hijshaak die voorzien is van een activeerbaar magnetisch middel, zoals een elektromagneet. Door de haak met het activeerbare magnetische middel nabij het hijsmiddel te brengen en het magnetische middel te activeren, wordt de metalen hijsinrichting aangetrokken tot de magnetische inrichting, waardoor de opening van de metalen hijsinrichting zodanig wordt georiënteerd dat de haak zich met de metalen hijsinrichting kan verbinden.
[90] Het is dus niet nodig dat een arbeider zich op het dak van de module begeeft om de haak aan de hijsinrichting te koppelen.
[91] Terwijl modules bovenop elkaar zijn gestapeld, kunnen het hefmiddel, de flexibele hefmiddelen zoals een kabel, ketting of touw of soortgelijke middelen, en de centrale hijsinrichting op hun plaats blijven tijdens het gebruik van de gestapelde modules. In dit geval is de lege ruimte aan het vloerframe van de bovenste module ingericht om het hefmiddel, de flexibele hefmiddelen zoals een kabel, ketting of touw of soortgelijke middelen, en de centrale hijsinrichting te ontvangen.
[92] Als zodanig hoeft geen arbeider zich op het dak van de module te begeven om het flexibele hefmiddel, zoals de kabel, ketting of touw of soortgelijke middelen, en de centrale hijsinrichting los te koppelen van het hefmiddel telkens wanneer een verdere module op een andere module wordt gestapeld.
[93] Het is duidelijk dat de kenmerken van het eerste, tweede, derde en/of vierde aspect van de uitvinding met elkaar kunnen worden gecombineerd.
[94] Het is duidelijk dat de bouwmodules van het eerste, tweede en/of derde aspect van de uitvinding kunnen worden gebruikt om een verplaatsbare werk- en/of leefruimte te verschaffen.
[95] Volgens een vijfde aspect van de uitvinding wordt een verplaatsbare werk- en/of leefruimte verschaft, waarbij de verplaatsbare werk- en/of leefruimte ten minste een eerste en een tweede bouwmodule volgens het eerste aspect van de uitvinding, het tweede aspect van de uitvinding, het derde aspect van de uitvinding of het vierde aspect van de uitvinding omvat. De bouwmodules kunnen in verticale richting aangrenzend aan elkaar worden gerangschikt, d.w.z. bovenop elkaar, waarbij het dakprofiel van een eerste bouwmodule contact maakt met het vloerprofiel van een tweede bouwmodule.
[96] Mogelijk, zelfs bij voorkeur, maakt het vloerprofiel van de eerste bouwmodule contact met het vloerprofiel van de tweede bouwmodule.
[97] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan een veelheid aan modules volgens het eerste, tweede, derde of vierde aspect van de uitvinding, met dezelfde of soortgelijke buitenafmetingen, aangrenzend aan elkaar worden gerangschikt en samen een werk- en/of leefruimte vormen. Sommige of alle zijden van de modules die contact maken met een andere zijde van een andere module kunnen vrij zijn van wandelementen, terwijl de respectieve vloerprofielen contact maken met elkaar en de respectieve dakprofielen contact maken met elkaar. Een wezenlijk planair vloer- en/of dakvlak kan worden verschaft aan de werk- en/of leefruimte door de ruimtes boven aangrenzende vloerframes en ruimtes onder aangrenzende dakframes met geschikte materialen op te vullen. De planaire vloer- en/of het dakvlakken zijn coplanair met de bovenzijde van de vloerelementen, respectievelijk de onderzijde van de dakelementen.
Dit alles zonder koudebruggen naar de omgeving van de werk- en/of leefruimte tot stand te brengen.
[98] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan een veelheid aan modules volgens het eerste, tweede of derde aspect van de uitvinding bovenop elkaar worden gerangschikt. Als zodanig kan een werk- en/of leefruimte met twee, drie, vier, vijf of zelfs meer niveaus en twee, drie, vier, vijf of zelfs meer open ruimtes worden voorzien.
[99] De werk- en/of woonruimtes volgens de uitvinding kunnen voldoen aan de eisen inzake brandveiligheid, zoals de eisen die zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 juli 1994, gewijzigd op 19 december 1997 en 4 april 2003. Een R(El) van 60 kan worden verkregen, gemeten volgens brandproeven volgens NBN EN 1363-1:2020 en
NBN 1365-2:2014. De werk- en/of leefruimtes volgens de uitvinding kunnen voldoen aan de energie-eisen voor gebouwen, zoals bijna energieneutraal zijn. Een E-peil van
E55 of minder, zelfs E40 of minder kan worden bereikt.
[100] De werk- en/of leefruimtes volgens de uitvinding kunnen worden gebruikt in verplaatsbare klaslokalen, installaties voor kinderopvang, ziekenhuizen, studentenkamers, sanitaire ruimtes, kantoren, thuiskantoren, kangoeroewoningen, particuliere woningen, overnachtingsruimtes in vakantieparken, als kantoren, sanitaire ruimtes en/of werkplekken en opslagplaatsen op bouwplaatsen, en nog veel meer.
[101] Wanneer in de context van deze uitvinding naar bereiken wordt verwezen, omvatten deze bereiken de eindpunten van het bereik, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Korte beschrijving van de tekeningen
[102] Figuur 1a is een schematische voorstelling van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte. Figuur 1b is een schematische voorstelling van een dwarsdoorsnede langs een verticaal vlak van de bouwmodules van de verplaatsbare werk- en/of leefruimte van figuur 1a.
[103] Figuren 2a en 2b zijn schematische voorstellingen van een detail A of A’ van de dwarsdoorsnede van de bouwmodules van figuur 1b. Figuren 2c en 2d zijn schematische voorstellingen van dak- en vloerprofielen zoals gebruikt in de uitvoeringsvorm van de bouwmodule die is geïllustreerd in figuren 2a en 2b.
[104] Figuren 3a en 3b zijn schematische voorstellingen van detail A of A’ van de dwarsdoorsnede van alternatieve uitvoeringsvormen van de bouwmodules van figuur 1b. Figuren 3c en 3d zijn schematische voorstellingen van dak- en vloerprofielen zoals gebruikt in de uitvoeringsvorm van de bouwmodule in figuren 3a en 3b.
[105] Figuren 4a en 4b zijn schematische voorstellingen van een detail A of A’ van de dwarsdoorsnede van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van de bouwmodules van figuur 1b, en gebruik makende van dezelfde dak- en vloerprofielen als afgebeeld in figuren 3c en 3d.
[106] Figuren 5a en 5b zijn schematische voorstellingen van een detail B of B’ van de dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvormen van de bouwmodules van figuur 1b, waarvan overige details zijn afgebeeld in figuren 2a tot en met 2d en 3a tot en met 3d.
[107] Figuren 6a en 6b zijn schematische voorstellingen van detail B of B’ van de dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvormen van de bouwmodules van figuur 1b, waarvan overige details zijn afgebeeld in figuren 4a tot en met 4d.
[108] Figuur 7 is een schematische voorstelling van een dak van een in figuren 1a en 1b gebruikte bouwmodule.
[109] In figuur 8 zijn twee bouwmodules afgebeeld zoals te zien in figuren 4a, 4b, 6a en 6b, waarbij de modules in horizontale richting aangrenzend aan elkaar zijn gepositioneerd. Verdere details van deze twee bouwmodules zijn afgebeeld in de figuren 8a tot en met 8e.
[10] In figuur 9 zijn twee bouwmodules voorgesteld zoals afgebeeld in figuren 4a, 4b, 6a, 6b, waarbij de modules in verticale richting aangrenzend aan elkaar zijn gepositioneerd. Verdere details van deze twee bouwmodules zijn afgebeeld in de figuren 9a tot en met 9c.
[111] Dezelfde verwijzingen verwijzen naar dezelfde, soortgelijke of identieke eigenschappen in de verschillende figuren.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvorm(en)
[112] Een verplaatsbare werk- en/of leefruimte 10 is schematisch afgebeeld in figuur 1a en figuur 1b. Figuur 1b is een dwarsdoorsnede van de verplaatsbare werk- en/of leefruimte 10 van figuur 1a langs het vlak XX. De verplaatsbare werk- en/of leefruimte 10 omvat vijf bouwmodules 11, 12, 13, 14 en 15 volgens de onderhavige uitvinding.
Alle modules zijn voorzien van een dak 20 en een vloer 21. De daken omvatten een dakframe en dakelementen die in het dakframe zijn gepositioneerd. De vloeren omvatten een vloerframe en vloerelementen die in het vloerframe zijn gepositioneerd.
Modules 11, 12 en 13 zijn bovenop elkaar gestapeld, om zo een verplaatsbare werk-
en/of leefruimte 10 van drie verdiepingen hoog te verschaffen. Het vloerframe van een bovenste van twee gestapelde modules wordt bovenop het dakframe van het onderste van twee gestapelde modules gepositioneerd. Modules 11 en 12 zijn aan de vier zijden voorzien van wanden, die telkens samen met het dak en de vloer een inwendig volume definiëren.
[113] Modules 13, 14 en 15 zijn aangrenzend naast elkaar geplaatst. Tussen aangrenzende modules zijn de naar elkaar gerichte zijden van de module vrij van wanden en dus open. Alle andere naar buiten gerichte zijden zijn voorzien van wanden 23. Zodoende wordt in combinatie met de daken en de vloeren één groot inwendig volume gedefinieerd met het volume van drie modules volgens de uitvinding. Behalve voor de aanwezigheid of afwezigheid van wanden, zijn alle modules 11, 12, 13, 14 en identiek.
[114] Details A, A’, B of B’ van sommige uitvoeringsvormen van modules volgens de uitvinding zijn schematisch weergegeven in figuren 24, 2b, 3a, 3b, 4a, 4b, 5a, 5b, 6a 15 of 6b.
[115] In figuren 2a en 2b zijn details van de dwarsdoorsneden A en A van uitvoeringsvormen van modules 11 respectievelijk 13 afgebeeld. Figuren 2c en 2d tonen een detail van het dakprofiel 1201 en het vloerprofiel 1101, die identiek zijn aan elkaar.
[16] De bouwmodules 11 en 13 omvatten een vloerframe 110 en een dakframe 120.
Het dakframe 120 omvat vier dakprofielen 1201. Het dak omvat verder een dakelement 121 dat verbonden is met de dakprofielen 1201. De vier dakprofielen 1201 zijn met elkaar verbonden en verschaffen een rechthoekig dakframe 120. Aan de hoeken 1202 van het rechthoekige dakframe 120 worden de connecterende dakprofielen 1201 door middel van een verstekverbinding met elkaar verbonden. In deze uitvoeringsvorm wordt één dakelement 121 verschaft dat zich over het volledige oppervlak van het dakframe 120 uitstrekt. Het wordt begrepen dat meerdere, naast elkaar geplaatste dakelementen kunnen worden gebruikt om het dak 20 van de module te verschaffen, zoals module 11.
[117] De bouwmodules 11 en 13 omvatten een vloerframe 110 met dezelfde planaire projectie als het dakframe 120, d.w.z. dezelfde projectie van het vloerframe of
2% BE2023/5421 dakframe ten opzichte van een vlak dat evenwijdig is aan de vloer van de module. De lange zijden van de frames liggen in het bereik van ongeveer 4 tot en met 10 m en de korte zijden van de frames liggen in het bereik van ongeveer 2 tot en met 4 m. Het vloerframe 110 omvat vier vloerprofielen 1101. De vloer 21 omvat verder een vloerelement 111 dat verbonden is met de vloerprofielen 1101. De vier vloerprofielen 1101 zijn met elkaar verbonden en verschaffen een rechthoekig vloerframe 110. Aan de hoeken 1102 van het rechthoekige vloerframe 110 worden de connecterende vloerprofielen 1101 door middel van een verstekverbinding met elkaar verbonden. In deze uitvoeringsvorm wordt één vloerelement 111 verschaft dat zich over het volledige oppervlak van het vloerframe 110 uitstrekt. Het wordt begrepen dat meerdere, naast elkaar geplaatste vloerelementen kunnen worden gebruikt om de vloer 21 van de module 13 te verschaffen. De vloerprofielen 1101 en dakprofielen 1201 zijn identiek.
De vloerprofielen 1101 en dakprofielen 1201 zijn koudgewalste stalen profielen, die in deze uitvoeringsvorm een gesloten buisvormig profiel met een L-vormige dwarsdoorsnede vormen. De stalen plaat die wordt gebruikt om het profiel te walsen, is een stalen plaat van 2 tot 5 mm dik. De plaat wordt zodanig gewalst dat de buitenranden van de plaat elkaar raken en aan elkaar worden gelast aan één van de hoeken van de L-vorm. Het inwendige volume begrensd door de flanken van de L- vorm is ongevuld.
[118] Zoals afgebeeld in figuur 2c heeft het dakprofiel 1201 een eerste 1203 en een tweede 1204 flank die samen een hoek 1205 vormen die naar binnen in het dakprofiel 1201 is gericht. Meer in detail zoals afgebeeld in figuur 2c voor het dakprofiel 1201, wordt de L-vorm begrensd door, opeenvolgend en in figuur 2d in tegenwijzerzin rond de as van het profiel 1201, deze eerste flank 1203 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de naar beneden gerichte onderzijde van de L-vorm verschaft, een eerste buitenflank 1206 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank 1207 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de bovenzijde van het dakprofiel verschaft, een vierde zijde 1208 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de buitenzijde van het profiel verschaft, een tweede buitenflank 1209 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert en tot slot de tweede flank 1204 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere). Tussen elk paar opeenvolgende flanken is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens ongeveer 90° bedraagt. Tussen de eerste en tweede flank 1203 en 1204 wordt de naar binnen in het profiel gerichte hoek 1205 gedefinieerd, waar de eerste en tweede flank met elkaar zijn verbonden. Het uiteinde van de buitenflank 1206 is voorzien van een kleine lip die evenwijdig aan de eerste flank 1203 is gebogen. De buitenflank 1206 en de eerste flank zijn aan elkaar gelast aan één van de hoeken van de L-vorm.
[119] De eerste flank 1203 is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak 1221 van het dakelement 122. Het eindpunt 1210 van de tweede flank 1204 dat van de hoek 1205 weg is gericht, strekt zich, in een richting loodrecht op de eerste flank 1203, minder ver vanaf de eerste flank 1203 uit dan het onderste oppervlak 1222 van het dakelement 122. Of met andere woorden, de dikte van het dakelement 122 is groter dan de afstand tussen hoek 1205 en eindpunt 1210. Het dakelement 122 kan zich voorbij het eindpunt 1210 uitstrekken in een richting loodrecht op de eerste flank 1203 over een afstand van 50 tot en met 150 mm.
[120] Het dakelement 122 is verbonden met de eerste flank 1203 door middel van bijv. schroeven 1401 of bouten of klinknagels of iets dergelijks. De kop van de schroef 1301 of bout of klinknagel kan in het onderste oppervlak 1222 van het dakelement 122 verzonken zijn. De aldus verkregen uitsparing kan gevuld zijn, bijv. met thermisch isolerend materiaal.
[121] Het dakelement 122 is bij voorkeur een thermisch isolerende en vlamvertragende plaat, bijv. verschaft uit minerale wol, polyurethaan-materiaal (PUR), polyisocyanuraat-materiaal (PIR), speciale harde schuimen en dergelijke, en combinaties daarvan. Ze kan een dikte hebben in het bereik van 60 tot en met 200 mm. Op het bovenste oppervlak 1221 van deze plaat kan een waterdichte laag, bijv. een EPDM-laag, worden verschaft om het dak van de module af te dichten.
[122] Het dakelement 122 is verbonden met de eerste flank 1203. In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 2a is tussen de zijde 1223 van het dakelement 122 en de tweede flank 1204 een ruimte gelaten waarin een wandelement 130 kan worden ingebracht. Dit wandelement 130 kan een dikte hebben die de ruimte vult. Het wandelement 130 kan met zijn buitenzijde 1331 verbonden zijn met de tweede flank 1204 door middel van bijv. schroeven 1402 of bouten of klinknagels.
[123] De wijze waarop het vloerelement 111 met het vloerprofiel 1101 is verbonden, is wezenlijk identiek aan de wijze waarop het dakelement 120 met de dakprofielen 1201 is verbonden. Het dakprofiel 1201 en het vloerprofiel 1101 zijn identiek. De flanken hebben dezelfde lengte van het ene uiteinde tot het andere.
[124] Meer in detail, zoals afgebeeld in figuur 2d voor het vloerprofiel 1101, wordt de
L-vorm, opeenvolgend in figuur 2d in wijzerzin rond de as van het profiel 1101, begrensd door deze eerste flank 1103 die de naar beneden gerichte onderzijde van de L-vorm verschaft, een eerste buitenflank 1106 die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank 1107 die de bovenzijde van het dakprofiel verschaft, een vierde zijde 1108 die de buitenzijde van het profiel verschaft en een tweede buitenflank 1109 die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert en tot slot de tweede flank 1104. Tussen elk paar opeenvolgende flanken is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens ongeveer 90° bedraagt. Tussen de eerste en tweede flank 1103 en 1104 wordt de naar binnen in het profiel gerichte hoek 1105 gedefinieerd, waar de eerste en tweede flank met elkaar zijn verbonden. Het uiteinde van de buitenflank 1106 is voorzien van een kleine lip die evenwijdig aan de eerste flank 103 is gebogen. De buitenflank 1106 en de eerste flank zijn aan elkaar gelast aan één van de hoeken van de L-vorm.
[125] De eerste flank 1103 van het vloerprofiel 1101 is wezenlijk evenwijdig aan het onderste oppervlak 1112 van het vloerelement 111. Het eindpunt 1110 van de tweede flank 1104 van het vloerprofiel 1101 dat van de hoek 1105 weg is gericht, strekt zich, in een richting loodrecht op de eerste flank 1103, minder ver vanaf de eerste flank 1103 uit dan het bovenste oppervlak 1111 van het vloerelement 111. Of met andere woorden, de dikte van het vloerelement 111 is groter dan de afstand tussen hoek 1105 en eindpunt 1110. Het vloerelement 111 kan zich voorbij het eindpunt 1110 uitstrekken in een richting loodrecht op de eerste flank 1103 over een afstand van 20 tot en met 150 mm.
[126] Het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103 van het vloerprofiel 1101 door middel van bijv. schroeven 1403 of bouten of klinknagels of iets dergelijks.
217 BE2023/5421
[127] Het vloerelement 111 is bij voorkeur een thermisch isolerende en vlamvertragende plaat, bijv. verschaft uit houten platen of elementen, betonnen platen, stalen bouwelementen, thermisch isolatiemateriaal, vloermateriaal en -oppervlakken, metalen — zoals stalen — platen en dergelijke, en combinaties daarvan. Ze kan een dikte hebben in het bereik van 70 tot en met 250 mm. Op het bovenste oppervlak 1111 van deze plaat kan een slijtvast vloeroppervlak worden verschaft, bijv. een vinyllaag of iets dergelijks.
[128] Het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103 van het vloerprofiel 1101. In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 2b is tussen de zijde 1113 van het vloerelement 111 en de tweede flank 1104 van het vloerprofiel 1101 een ruimte gelaten waarin een wandelement 130 kan worden ingebracht. Dit wandelement 130 kan een dikte hebben die de ruimte vult. Het wandelement 130 kan met zijn buitenzijde 1331 verbonden zijn met de tweede flank 1104 van het vloerprofiel 1101 door middel van bijv. schroeven 1404 of bouten of klinknagels. Het wandelement 130 kan worden verschaft uit polyurethaan-materiaal (PUR), polyisocyanuraat-materiaal (PIR), speciale harde schuimen en dergelijke, en combinaties daarvan, en een dikte hebben in het bereik van 60 tot en met 200 mm. De hoogte van het wandelement kan in het bereik liggen van 2,6 tot en met 3,6 m.
[129] In figuren 3a en 3b zijn details van de dwarsdoorsneden A en A’ van een alternatieve uitvoeringsvorm van modules 11 en 13 afgebeeld. Figuren 3c en 3d tonen een detail van het dakprofiel 1291 en het vloerprofiel 1191, die identiek zijn aan elkaar.
De verwijzingen naar flanken van het L-vormige profiel van dakprofiel 1291 en het vloerprofiel 1191 verwijzen naar de overeenkomstige flanken van het L-vormige profiel van dakprofiel 1201 en het vloerprofiel 1101.
[130] De dakprofielen 1291 en de vloerprofielen 1191 zijn identiek wat betreft materiaal en afmetingen en hebben een L-vormige dwarsdoorsnede die een open profiel is. Dezelfde verwijzingen verwijzen naar dezelfde punten of flanken als in het geval van de dakprofielen 1201 en de vloerprofielen 1101 van figuren 2a tot en met 2d. De profielen zijn koudgewalste profielen, gemaakt van een stalen plaat. De plaat wordt zodanig gewalst dat de buitenranden van de plaat de eindpunten van de eerste en tweede flank verschaffen, waarbij deze eindpunten naar de hoek 1205 respectievelijk 1105 zijn gericht die door deze twee flanken wordt gevormd. De eerste
-28- BE2023/5421 1203 en tweede 1204 flank kunnen aan de hoek 1205 van elkaar gescheiden blijven en niet onderling verbonden zijn, zodat een open buisvormige dwarsdoorsnede wordt verschaft. De afmetingen van de flanken van het L-vormige profiel zijn identiek aan het profiel dat is afgebeeld in figuren 2a en 2b. De vloerelementen en dakelementen zijn identiek aan die in de figuren 2a en 2b.
[131] De eerste flank 1203 is wezenlijk evenwijdig aan het bovenste oppervlak 1221 van het dakelement 122. Het eindpunt 1210 van de tweede flank 1204 dat van de hoek 1205 weg is gericht, strekt zich, in een richting loodrecht op de eerste flank 1203, minder ver vanaf de eerste flank 1203 uit dan het onderste oppervlak 1222 van het dakelement 122. Of met andere woorden, de dikte van het dakelement 122 is groter dan de afstand tussen hoek 1205 en eindpunt 1210. Het dakelement 122 kan zich voorbij het eindpunt 1210 uitstrekken in een richting loodrecht op de eerste flank 1203 over een afstand van 50 tot en met 150 mm.
[132] Het dakelement 122 is verbonden met de eerste flank 1203 van het dakprofiel 1291 door middel van bijv. schroeven 1401 of bouten of klinknagels of iets dergelijks.
De kop van de schroef 1401 of bout of klinknagel kan in het onderste oppervlak 1222 van het dakelement 122 verzonken zijn. De aldus verkregen uitsparing kan gevuld zijn, bijv. met thermisch isolerend materiaal. In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 3a is tussen de zijde 1223 van het dakelement 122 en de tweede flank 1204 een ruimte 16520 gelaten waarin een wandelement 130 kan worden ingebracht. Dit wandelement 130 heeft een dunner deel 1332 aan de bovenste 1334 en onderste 1335 zijde van het wandelement 130, waarbij de dikte van dit dunnere deel de ruimte 1520 vult. Een deel 1333 van de bovenste zijde 1334 van het wandelement 130 maakt contact met de onderste zijde 1222 van het dakelement 111. Dit deel 1333 kan de plaats bedekken waar het dakelement 120 is verbonden met de eerste flank 1203. Het wandelement 130 kan aan dit dunnere gedeelte met de tweede flank zijn verbonden door middel van bijv. schroeven, bouten of klinknagels. Als alternatief, zoals afgebeeld in figuur 3a, wordt een extra bovenste zijprofiel 1500 verschaft, dat verbonden is met de onderste flank 1209 van het dakprofiel 1201, bijv. door middel van een schroef-, bout-, las- of kleefverbinding of iets dergelijks. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het bovenste zijprofiel 1500, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1402.
[133] De wijze waarop het vloerelement 111 met het vloerprofiel 1191 is verbondeRE2023/5421 is wezenlijk identiek aan de wijze waarop het dakelement 122 met de dakprofielen 1291 is verbonden. Het dakprofiel 1291 en het vloerprofiel 1191 zijn identiek. De flanken hebben dezelfde lengte van het ene uiteinde tot het andere.
[134] Zoals afgebeeld in figuur 3b wordt een extra onderste zijprofiel 1510 verschaft, dat is verbonden met de bovenste flank 1109 van het vloerprofiel 1191, bijv. door middel van een schroef-, bout-, las- of kleefverbinding of iets dergelijks. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het onderste zijprofiel 1510, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1404. Dit extra onderste zijprofiel 1510 is identiek aan het extra bovenste zijprofiel 1500. De profielen 1500 en 1510 kunnen buisvormige koud- of warmgewalste stalen buizen of geëxtrudeerde metalen profielen zijn.
[135] Het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103 van het vloerprofiel 1191 door middel van bijv. schroeven 1403 of bouten of klinknagels of iets dergelijks.
In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 3b is tussen de zijde 1113 van het vloerelement 111 en de tweede flank 1104 een ruimte 1530 gelaten waarin een wandelement 130 kan worden ingebracht. Dit wandelement 130 heeft een dunner deel 1332 aan de onderste zijde 1335 van het wandelement 130, waarbij de dikte van dit dunnere deel 1335 de ruimte 1530 vult. Een deel 1333 van de onderste zijde 1335 van het wandelement 130 maakt contact met de bovenste zijde 1111 van het vloerelement 111. Dit deel 1333 kan de plaats bedekken waar het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103. Het wandelement 130 kan aan dit dunnere gedeelte met de tweede flank 1104 zijn verbonden door middel van bijv. schroeven, bouten of klinknagels. Als alternatief, zoals afgebeeld in figuur 3b wordt een extra onderste zijprofiel 1510 verschaft, dat is verbonden met de bovenste flank 1109 van het vloerprofiel 1101. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het onderste zijprofiel 1510, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1404.
[136] In figuren 4a en 4b zijn details van de dwarsdoorsneden A en A’ van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van modules 11 en 13 afgebeeld. Het dakprofiel 1291 en de vloerprofielen 1191 zijn identiek aan de profielen die zijn afgebeeld in figuur 3a en figuur 3b. De vloerelementen 111 en dakelementen 120 zijn identiek aan die in de figuren 2a en 3a, en 2b en 3b.
[137] Het dakelement 122 is verbonden met de eerste flank 1203 door middel van bijv. schroeven 1401 of bouten of klinknagels of iets dergelijks. De kop van de schroef 1401 of bout of klinknagel kan in het onderste oppervlak 1222 van het dakelement 122 verzonken zijn. De aldus verkregen uitsparing kan gevuld zijn, bijv. met thermisch isolerend materiaal. In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 4a maken de zijde 1223 van het dakelement 122 en de tweede flank 1204 contact met elkaar. Facultatief zijn het dakelement en de tweede flank met elkaar verbonden. De bovenste zijde 1334 van het wandelement 130 maakt contact met de onderste zijde 1222 van het vloerelement 122. De bovenste zijde 1334 van het wandelement 130 kan de plaats bedekken waar het dakelement 122 is verbonden met de eerste flank 1203. Een extra bovenste zijprofiel 1500 wordt verschaft, dat is verbonden met de onderste flank 1209 van het dakprofiel 1291. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het bovenste zijprofiel 1500, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1402.
[138] De wijze waarop het vloerelement met het vloerprofiel is verbonden, is wezenlijk identiek aan de wijze waarop het dakelement met de dakprofielen is verbonden.
[139] Zoals afgebeeld in figuur 4b wordt een extra onderste zijprofiel 1510 verschaft, dat is verbonden met de bovenste flank 1109 van het vloerprofiel 1191. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het onderste zijprofiel 1510, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1404.
[140] Het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103 door middel van bijv. schroeven 1403 of bouten of klinknagels of iets dergelijks. In de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 4b maken de zijde 1113 van het vloerelement 111 en de tweede flank 1104 contact met elkaar en zijn zij facultatief met elkaar verbonden. Een deel van de onderste zijde 1335 van het wandelement 130 maakt contact met de bovenste zijde 1111 van het vloerelement 111. Dit deel kan de plaats bedekken waar het vloerelement 111 is verbonden met de eerste flank 1103. Zoals afgebeeld in figuur 4b wordt een extra onderste zijprofiel 1510 verschaft, dat is verbonden met de bovenste flank 1109 van het vloerprofiel 1191. Het buitenoppervlak 1331 van het wandelement 130 is verbonden met het onderste zijprofiel 1510, bijv. door middel van klinknagels, bouten of schroeven 1404.
[141] In figuur 5a en figuur 5b wordt de verbinding tussen twee horizontaal aangrenzende modules 14 en 15 (of modules 13 en 14) schematisch weergegeven, en wel op het niveau van het dak (figuur 5a) en van de vloer (figuur 5b). Deze delen zijn in figuur 1b aangegeven als detail B en B’. In deze uitvoeringsvormen in figuur 5a en figuur 5b zijn de modules 14 en 15 modules zoals schematisch weergegeven in figuren 3a tot en met 3d. Op identieke wijze kunnen twee modules worden gebruikt zoals weergegeven in figuren 24 tot en met 2d.
[142] Wanneer twee modules 14 en 15 naast elkaar worden geplaatst, wordt aan de buitenste flanken 1208 of 1108 van de dakprofielen 1201 of vloerprofielen 1101 die contact maken met elkaar een lege ruimte 2000 verschaft tussen de zijden 1223 of 1113 van de twee dakelementen 120 of de twee vloerelementen 111. Deze lege ruimte 2000 kan aan de dakelementen 120 worden opgevuld door middel van een vulmiddel 2001 met U-profiel, dat met de benen 2002 nauwsluitend in de ruimte 1520 tussen de tweede flank 1204 van het dakprofiel 1291 en de aangrenzende zijde 1223 van het dakelement 120 past. Het tussenliggende deel 2003 van het U-profiel heeft een dikte die de afstand vult tussen de buitenste punten 1210 van de dakprofielen 1291 en de onderste zijde 1222 van de dakelementen 120. Het vulmiddel 2001 met U-profiel kan met verbindingsmiddelen 2005, zoals schroeven, klinknagels en dergelijke, aan de dakprofielen 1291 zijn bevestigd. Als zodanig kan een vlakke, ononderbroken afdichting van het inwendige volume van de verplaatsbare werk- en/of woonruimte worden verschaft.
[143] Op soortgelijke wize kan de lege ruimte 3000 boven en naast de twee aangrenzende vloerprofielen 111 worden opgevuld door middel van een vulmiddel 3001 met U-profiel, dat met de benen 3002 nauwsluitend in de ruimte 1520 tussen de tweede flank 1104 van het vloerprofiel 1191 en de aangrenzende zijde 1113 van het vloerelement 111 past. Het tussenliggende deel 3003 van het U-profiel heeft een dikte die de afstand vult tussen het buitenste punt 1110 van de vloerprofielen 1191 en de bovenste zijde 1111 van de vloerelementen 111. Het vulmiddel 3001 met U-profiel kan met verbindingsmiddelen 3005, zoals schroeven, klinknagels en dergelijke, aan de vloerprofielen 1191 zijn bevestigd. Als zodanig kan een vlak, ononderbroken vloeroppervlak aan het inwendige volume van de verplaatsbare werk- en/of woonruimte worden verschaft.
[144] Het is duidelijk dat het materiaal van het vulmiddel 2001 en 3001 met U-profiel kan worden gekozen uit materiaal dat soortgelijk of identiek is aan het materiaal waarvan de aangrenzende dak- of vloerelementen zijn gemaakt.
[145] In figuur Ga en figuur 6b wordt de verbinding tussen twee horizontaal aangrenzende modules 14 en 15 (of modules 13 en 14) schematisch weergegeven, en wel op het niveau van het dak (figuur 6a) en van de vloer (figuur 6b) voor modules 14 en 15 die schematisch worden weergegeven in figuren 4a en 4b. Wanneer twee modules 14 en 15 naast elkaar worden geplaatst en de buitenste flanken 1208 van de dakprofielen 1291 contact maken met elkaar, wordt tussen de zijden 1223 of 1113 van de twee dakelementen 122 of de twee vloerelementen 111 een lege ruimte 4000 verschaft. Deze lege ruimte 4000 kan aan de dakelementen 122 worden opgevuld door middel van een cuboïde-vormig vulmiddel 4001, dat nauwsluitend tussen de aangrenzende zijden 1223 van de dakelementen 122 past. Het vulmiddel 4003 heeft een dikte die de afstand vult tussen het buitenste punt 1210 van de dakprofielen 1291 en de onderste zijde 1222 van de dakelementen 122. Het vulmiddel 4001 kan met verbindingsmiddelen 4005, zoals schroeven, klinknagels en dergelijke, aan de dakprofielen 1291 zijn bevestigd. Als zodanig kan een vlakke, ononderbroken afdichting van het inwendige volume van de verplaatsbare werk- en/of woonruimte worden verschaft.
[146] Op soortgelijke wize kan de lege ruimte 5000 boven en naast de twee aangrenzende vloerprofielen 1191 worden opgevuld door middel van een cuboïde- vormig vulmiddel 5001 dat nauwsluitend tussen de aangrenzende zijden 1113 van het vloerelement 111 past. Het vulmiddel 5003 heeft een dikte die de afstand vult tussen het buitenste punt 1110 van de dakprofielen 1191 en de bovenste zijde 1111 van de vloerelementen 111. Het vulmiddel 5001 kan met verbindingsmiddelen 5005, zoals schroeven, klinknagels en dergelijke, aan de vloerprofielen 1191 zijn bevestigd. Als zodanig kan een vlak, ononderbroken vloeroppervlak aan het inwendige volume van de verplaatsbare werk- en/of woonruimte worden verschaft.
[147] Het is duidelijk dat het materiaal van het vulmiddel 4001 en 5001 kan worden gekozen uit materiaal dat soortgelijk of identiek is aan het materiaal waarvan de aangrenzende dak- of vloerelementen zijn gemaakt.
[148] In figuur 7 is een bovenaanzicht afgebeeld van de buitenzijde van het dak 20 van een module volgens de uitvinding, zoals de modules 11, 12, 13, 14 en 15 in figuur 1a. De dakframes 7100 hebben vier hoeken 7000, die worden verschaft door vier dakprofielen 7111 onder een hoek van ongeveer 90° met elkaar te verbinden. De dakprofielen 7111 kunnen dakprofielen 1201 of 1291 zijn, zoals afgebeeld in figuren 2c of 3c. Bij voorkeur worden verstekverbindingen gebruikt. Het hefmiddel 7001, dat is ingericht om een haak van een hefinrichting te ontvangen voor het opheffen van de bouwmodule 11, 12, 13, 14 of 15, wordt in elke hoek 7000 verschaft. Het hefmiddel 7001 is in deze uitvoeringsvorm verschaft als een metalen plaat of vin waarin een opening of oog is aangebracht. Dergelijke hefmiddelen zijn beter weergegeven in figuren 8a, 9b en 9c. Het metalen hefmiddel 7001 is in elke hoek 7000 zodanig verbonden dat de plaat de hoek 7000 middendoor snijdt. Het hefmiddel strekt zich uit boven de bovenzijde 7101 van het dakprofiel 7111, maar de afstand is zodanig beperkt dat, wanneer twee bouwmodules bovenop elkaar zijn geplaatst, het hefmiddel de onderzijde 1112 van de vloerelementen 120 van de bovenste bouwmodule niet raakt.
De hoogte van de flank 1106 van de vloerframes 1101 of 1191 is dus groot genoeg om een lege ruimte 7200 onder de vloerelementen 120 te verschaffen, die is aangepast om het hefmiddel 7001 te ontvangen van een identieke of soortgelijke bouwmodule die is geplaatst onder de bouwmodule waarvan zij deel uitmaakt.
[149] Dit wordt met name afgebeeld in figuur 9c. Zoals afgebeeld in figuur 7 wordt een flexibel element, zoals een ketting, kabel of touw 7002 verschaft aan elk van de hefmiddelen 7001. Het uiteinde van de ketting, de kabel of het touw 7002 dat niet in verbinding staat met het hefmiddel 7001, is verbonden met een centrale hijsinrichting 7004, zoals een hijsring of hijsoog, zoals een stalen ring. Door de hijsinrichting op te tillen, kan de module worden opgetild. Deze metalen ring 7004 kan worden aangetrokken door een hijshaak die voorzien is van een activeerbaar magnetisch middel, zoals een elektromagneet. Door de haak met het activeerbare magnetische middel nabij het hijsmiddel te brengen en het magnetische middel te activeren, wordt de metalen hijsinrichting aangetrokken tot de magnetische inrichting, waardoor de opening van de metalen hijsinrichting zodanig wordt georiënteerd dat de haak zich met de metalen hijsinrichting kan verbinden.
[150] Zoals het best te zien is in figuur 9c, waar twee modules 11 en 12 de een 11 bovenop de ander 12 zijn geplaatst, is de bovenzijde 7006 van het hefmiddel 7001 voorzien van een geleidingscurve, die geschikt is om de hoek van het vloerframe 7500 van de opgetilde module 11 naar de overeenkomstige positie op het dakframe 7100 van de onderste module 12 te geleiden die een identiek hefmiddel 7001 heeft aan de dakzijde. Dit vloerframe 7500 is een vloerframe 1191 zoals weergegeven in figuur 3d en dat deel uitmaakt van de uitvoeringsvorm zoals afgebeeld in figuren 4a en 4b, of een vloerframe 1101 zoals afgebeeld in figuur 2d en dat deel uitmaakt van de uitvoeringsvorm zoals afgebeeld in figuren 2a en 2b of 3a of 3b. De geleidingscurve is een ononderbroken lijn, die vanaf het hoogste punt 7007 van het hefmiddel 7001 naar het dakframe 7100 continu in hoogte afneemt. Dit vergemakkelijkt het rangschikken van identieke of soortgelijke modules in een gestapelde configuratie.
[51] Terwijl de modules 11 en 12 bovenop elkaar zijn gestapeld, blijven het hefmiddel 7001, de ketting, de kabel of het touw 7002 en de centrale hijsring 7004 van de onderste module op hun plaats tijdens het gebruik van de gestapelde modules 11 en 12. Deze elementen blijven opgeborgen in de lege ruimte 7200 die wordt begrensd door het vloerframe 7500 van de bovenste module 11 en het dakframe 7100 van de onderste module 12.
[152] In figuur 8 zijn twee bouwmodules 14 en 15 afgebeeld zoals te zien in figuren 4a, 4b, 6a en 6b, waarbij de modules in horizontale richting aangrenzend aan elkaar zijn gepositioneerd. Verdere details zijn afgebeeld in figuren 8a tot en met 8e. Dezelfde verwijzingstekens verwijzen naar dezelfde elementen als in figuren 4a, 4b, 6a en 6b.
[153] Figuren 8a en 8b tonen een detail van de bovenste hoeken van de dakframes.
Met name wordt het hefmiddel 7001 afgebeeld, dat is ingericht om een haak van een hefinrichting te ontvangen voor het opheffen van de bouwmodule. Het wandelement 130 en het dakelement 122 zijn met elkaar verbonden, terwijl op hun grensvlak een strook 7700 thermisch uitzetbaar materiaal is ingebracht, zoals afgebeeld in figuur 8a.
De lege ruimte tussen aangrenzende zijden van de dakelementen 120 is opgevuld met een vulmiddel 4001, omvattende twee stroken materiaal die bovenop elkaar zijn aangebracht, zoals afgebeeld in figuur 8b.
[154] Figuur 8c is een schematische voorstelling van de steunkolommen 8001 die worden gebruikt om het dakframe 7100 en het vloerframe 7500 van elkaar gescheiden te houden. Zij definiëren de hoogte van de modules 14 en 15. Deze steunkolommen 8001 dragen het gewicht van onder andere het dakframe 7100 en de dakelementen 120 van de module, alsook het gewicht van modules die bovenop de module zijn geplaatst waarvan de steunmiddelen deel uitmaken. Het dakframe 7100 en het vloerframe 7500 zijn dus onderling verbonden door steunkolommen 8001 van koudgewalste stalen profielen met een rechte hoek. De zijden 1339 van de wandelementen 130 zijn verbonden door middel van een sponning- of stootvoeg. De benen van de steunkolommen 8001 kunnen voorzien zijn van extra verticale profielen 8003, waardoor de buitenoppervlakken 1331 van de wandelementen 130 een groter steunvlak krijgen en wordt voorkomen dat wandelementen 130 naar buiten buigen vanaf de module. Die verticale profielen 8003 kunnen buisvormige profielen of koudgewalste stalen profielen zijn, bij voorkeur met een rechthoekige dwarsdoorsnede.
[155] Dezelfde elementen zijn weergegeven in figuur 8e, waar twee steunkolommen 8001 van aangrenzende modules 14 en 15 contact maken met elkaar. De binnenzijde 1338 van de wandelementen 130 strekt zich verder uit vanaf het eerste been 8010 van de steunkolom 8001 die contact maakt met de buitenzijde 1331 van het wandelement 130 dan de eindpunten 8011 van het tweede been 8012 van de steunkolommen 8001.
De lege ruimte 8020 voor de twee eindpunten 8011 van de twee benen 8012 van de steunkolommen 8001, en verder begrensd door het vlak van de binnenoppervlakken 1338 van de wandelementen 130, kan worden opgevuld door middel van een cuboïde- vormig vulmiddel 8025, dat nauwsluitend past tussen de aangrenzende zijden 1339 van de wandelementen 130. Het materiaal van dit vulmiddel 8025 kan soortgelijk of identiek zijn aan het materiaal waaruit de wandelementen 130 zijn verschaft. In deze in figuur 8e afgebeelde uitvoeringsvorm omvat het vulmiddel 8025 twee bovenop elkaar aangebrachte stroken.
[156] Figuur 8d is een schematische voorstelling van een detail van de vloer 21 van de module, omvattende het vloerframe 7500 en het vloerelement 111. Zoals afgebeeld kan het vloerelement 111 zijn verschaft uit twee lagen, waarbij de buitenste laag 1118 de steun en sterkte van het vloerelement 111 verschaft, terwijl de binnenste laag 1119 eerder decoratief is en dient om het vloeroppervlak slijtvast te maken. De buitenste laag 1118 strekt zich uit tot iets voorbij het eindpunt 1110 van de tweede flank 1104 van het vloerframe 7500. Het wandelement 130 rust met zijn onderzijde 1334 op de buitenste laag 1118 van het vloerelement 111, waarbij de binnenste laag 1119 contact maakt met de binnenzijde 1338 van het wandelement 130.
[157] Het vloerframe 7500 is, bij voorkeur langs de lange zijde van het vloerframe, voorzien van vorkheftrucksleuven 8030 zodat de module met vorkheftrucks kan worden opgetild. De module kan voorzien zijn van ramen 8040, externe regenpijpen 8050, deuren, enz.
[158] In figuur 9 zijn verdere details verschaft van twee bouwmodules 11 en 12 zoals afgebeeld in figuren 4a, 4b, 6a en 6b, waarbij de modules in verticale richting aangrenzend aan elkaar zijn gepositioneerd. Dezelfde verwijzingstekens verwijzen naar dezelfde elementen als in figuren 4a, 4b, 6a en 6b en figuur 8.
[159] In figuur 9 zijn twee bouwmodules 14 en 15 afgebeeld zoals te zien in figuren 4a, 4b, 6a en 6b, waarbij de modules in verticale richting aangrenzend aan elkaar zijn gepositioneerd. Verdere details zijn afgebeeld in figuren 9a tot en met 9c. Dezelfde verwijzingstekens verwijzen naar dezelfde elementen als in figuren 4a, 4b, 6a en 6b.
[160] Figuur 9a toont een detail van de verbinding tussen twee regenpijpen 8050.
Tussen de regenpijpen 8050 is een koppelstuk 9010 verschaft, zodat tussen twee verticaal uitgelijnde regenpijpen 8050 een vloeistofverbinding tot stand kan worden gebracht zodat water vanaf de bovenste module 11 via de bovenste regenpijp in de regenpijp van de onderste module 12 kan stromen.
[61] In figuur 9b is de bovenzijde van de bovenste module 11 getoond, omvattende het dakframe 7100, de verstekverbinding tussen twee samengevoegde dakprofielen 7100, en het hefmiddel 7001 dat zich boven het dakprofiel 7100 uitstrekt en de hoek 7000 aan de binnenzijde van het dakframe 7100 en de hoek 7000 middendoor snijdt.
[162] In figuur 9c is een detail afgebeeld van een vloerframe 7500 van de bovenste module 11 dat contact maakt met een dakframe 7100 van een onderste module. Onder het vloerelement 111 is een lege ruimte 7200 verschaft door de vloerprofielen 7501 en de dakprofielen 7111, zijnde een lege ruimte waarin het hefmiddel 7001 past.
[163] De vloerframes 7500 zijn, bij voorkeur langs de lange zijde van het vloerframe, voorzien van vorkheftrucksleuven 8030 zodat de module met vorkheftrucks kan worden opgetild.
[164] Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat alle wijzigingen, variaties of equivalenten zijn opgenomen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden “omvattende” of “omvatten” andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord ‘een’ geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element de functies van verschillende hulpmiddelen kan vervullen die in de conclusies worden vermeld. Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie. De termen “eerste”, “tweede”, “derde”, “a”, “b”, “c’ en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een sequentiële of chronologische volgorde. Op soortgelijke wijze worden de termen “bovenkant”, “onderkant”, “over”, “onder” en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities. Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan die beschreven of geïllustreerd in het bovenstaande.

Claims (16)

CONCLUSIES
1. Een bouwmodule voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte, genoemde module omvattende een dakframe, het dakframe omvattende ten minste één dakprofiel, de module omvattende ten minste één dakelement dat verbonden is met het dakprofiel, waarbij genoemd dakprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het dakprofiel is gericht, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste flank wezenlijk evenwijdig is aan het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement, waarbij het eindpunt van de tweede flank dat van de hoek weg is gericht zich, in een richting loodrecht op de eerste flank, minder ver of even ver uitstrekt van de eerste flank als het onderste oppervlak van het ten minste één dakelement, genoemde module omvattende ten minste een eerste wandelement, waarbij de bovenzijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement, waarbij het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een bovenste zijprofiel, welk bovenste zijprofiel verbonden is met het dakprofiel.
2. Een bouwmodule volgens conclusie 1, waarbij de zijde van het bovenste zijprofiel die contact maakt met het eerste wandelement evenwijdig, facultatief coplanair is met de tweede flank van het dakprofiel.
3. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 2, waarbij het bovenste oppervlak van het ten minste één dakelement is bevestigd aan de eerste flank.
4. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 3, waarin ten minste een deel van de zijde van het ten minste één dakelement is bevestigd aan de tweede flank.
5. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 4, waarbij het dakprofiel vrij is van flanken die zich uitstrekken onder het onderste oppervlak van het dakelement.
6. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 5, waarbij het eindpunt van de tweede flank dat van de hoek weg is gericht, het laagste punt van het dakprofiel verschaft.
7. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 6, waarin het ten minste één dakelement vlamvertragend en/of brandwerend en thermisch isolerend materiaal omvat.
8. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 7, waarbij een derde flank de bovenzijde van het dakprofiel verschaft en een vierde zijde de buitenzijde van het profiel.
9. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 8, waarbij het ten minste één dakprofiel een L-vormige dwarsdoorsnede heeft.
10. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 9, waarbij de eerste en tweede flank niet met elkaar verbonden zijn langs de hoek die zij vormen.
11.Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 10, waarbij de module een vloerframe omvat, waarbij genoemd dakframe en vloerframe met elkaar verbonden zijn door steunkolommen.
12. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 11, de module omvattende een vloerframe, waarbij genoemd vloerframe ten minste één vloerprofiel omvat, waarbij het vloerprofiel identiek is aan het dakprofiel.
13. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 12, waarbij de module een vloerframe omvat, de module omvattende ten minste één vloerelement dat is verbonden met het vloerprofiel, waarbij genoemd vloerprofiel ten minste een eerste en een tweede flank heeft die samen een hoek vormen die naar binnen in het vloerprofiel is gericht, waarbij genoemde eerste flank van het vloerprofiel wezenlijk evenwijdig is aan het onderste oppervlak van het ten minste één vloerelement, waarbij het eindpunt van de tweede flank van het vloerprofiel dat van de hoek weg is gericht zich, in een richting loodrecht op de eerste flank van het vloerprofiel, minder ver uitstrekt vanaf de eerste flank van het vloerprofiel dan de bovenzijde van het ten minste één vloerelement.
14. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 13, waarbij genoemde module ten minste een eerste wandelement omvat, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het onderste oppervlak van het dakelement en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een bovenste zijprofiel, welk bovenste zijprofiel verbonden is met het dakprofiel.
15. Een bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 14, waarbij de module een vloerframe omvat, omvattende ten minste één vloerprofiel en een vloerelement, waarbij genoemde module ten minste een eerste wandelement omvat, waarbij de bovenste zijde van het wandelement contact maakt met het bovenste oppervlak van het vloerelement en het buitenoppervlak van genoemd wandelement verbonden is met een onderste zijprofiel, welk onderste zijprofiel verbonden is met het vloerprofiel.
16. Een verplaatsbare werk- en/of woonruimte omvattende ten minste een eerste en een tweede bouwmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 15, waarbij genoemde bouwmodules in verticale richting aangrenzend aan elkaar zijn gerangschikt, waarbij het dakprofiel van de eerste bouwmodule contact maakt met het vloerprofiel van de tweede bouwmodule.
BE20235421A 2022-05-24 2023-05-23 Bouwmodule BE1030506B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP22175110.0A EP4283062A1 (en) 2022-05-24 2022-05-24 Building module

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030506A1 true BE1030506A1 (nl) 2023-12-01
BE1030506B1 BE1030506B1 (nl) 2024-04-10

Family

ID=81846190

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20235421A BE1030506B1 (nl) 2022-05-24 2023-05-23 Bouwmodule

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4283062A1 (nl)
BE (1) BE1030506B1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202009002015U1 (de) 2009-03-31 2010-08-19 Az1 Containerhandelsgesellschaft Mbh Bürocontainer

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN105464409A (zh) * 2015-12-16 2016-04-06 北京太空板业股份有限公司 一种集装箱型组合房屋及其建造方法
GB2596117A (en) * 2020-06-18 2021-12-22 Portakabin Ltd A modular building unit

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202009002015U1 (de) 2009-03-31 2010-08-19 Az1 Containerhandelsgesellschaft Mbh Bürocontainer

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030506B1 (nl) 2024-04-10
EP4283062A1 (en) 2023-11-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11821196B2 (en) Foldable building structures with utility channels and laminate enclosures
US11718984B2 (en) Liftable foldable transportable buildings
US11739547B2 (en) Stackable foldable transportable buildings
BE1030506B1 (nl) Bouwmodule
US20230383522A1 (en) Foldable transportable buildings
US4142335A (en) Building construction
EP0105406A1 (en) Building units
AU2022264681B2 (en) Foldable transportable buildings
Towers et al. PART 1 GENERAL 1.1 SECTION INCLUDES
Gupta Primary Loads: Dead Loads and Live Loads
US20220259856A1 (en) Wall-Building Element System and Building Element for Use in the System
JP5250571B2 (ja) 建物
AU2013100693A4 (en) Elongate building panel improvement
Worlds The Best of Both Worlds

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240410