BE1029788B1

BE1029788B1 - Paneel en werkwijzen voor het vervaardigen van een paneel

Info

Publication number: BE1029788B1
Application number: BE20215830A
Authority: BE
Inventors: Vlassenrode Kristof Van; Rick Jan De
Original assignee: Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date: 2021-09-22
Filing date: 2021-10-22
Publication date: 2023-04-24
Also published as: BE1029788A1

Abstract

De huidige uitvinding betreft een paneel omvattende een primaire en een secundaire substraatlaag, een intermediaire laag, en een toplaag, waarbij genoemde intermediaire laag zich tussen genoemde primaire en secundaire substraatlaag bevindt, en waarbij genoemde toplaag op de secundaire substraatlaag is aangebracht. De intermediaire laag heeft ten minste één van volgende eigenschappen: de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal. Tevens betreft de huidige uitvinding werkwijzen voor het vervaardigen van een paneel.

Description

1 BE2021/5830

Paneel en werkwijzen voor het vervaardigen van een paneel.

Deze uitvinding heeft betrekking op een paneel en werkwijzen ter vervaardiging van een paneel.

WO 97/47834 beschrijft een vloerpaneel voor het samenstellen van een zwevende vloer.

Het vloerpaneel zoals hierin beschreven heeft echter als nadeel dat het hierin gebruikte substraat, in het bijzonder MDF of HDF (Medium Density Fiberboard of High Density

Fiberboard) gevoelig is aan vocht, en dat de opbouw van dergelijk paneel aanleiding geeft tot het ontstaan van loop- en/of tikgeluiden.

EP 1 938 963 beschrijft een kunststof vloerpaneel voor het samenstellen van een zwevende vloer. Niettegenstaande het vloerpaneel volgens EP ‘963 beter bestand is tegen vocht en minder aanleiding geeft tot tikgeluiden, beschikt dergelijk vloerpaneel over een beperkte stijfheid en een hoge vervormbaarheid, wat voor problemen kan zorgen bij het aanbrengen ervan op oneffen oppervlakken. In het bijzonder, kunnen oneffenheden van de ondergrond tot aan het oppervlak van het vloerpaneel migreren (telegrafie) en/of kunnen lokale lasten zoals tafel- of stoelpoten voor een permanente vervorming (indentatie) zorgen in het oppervlak van het vloerpaneel.

EP 3 405 346 beschrijft een kunststof vloerpaneel dat goed bestand is tegen vocht en een verbeterde stijfheid en lagere vervormbaarheid heeft, wat voordelig is voor het minimaliseren van telegrafie en/of indentatie. Het vloerpaneel zoals beschreven in

EP ‘346 geeft echter opnieuw aanleiding tot akoestisch ongemak, in het bijzonder een toename van loop- en/of tikgeluiden.

De uitvinding beoogt dan ook in de eerste plaats een alternatief materiaal, in het bijzonder een paneel, te voorzien waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing kan worden bekomen voor de problemen gerelateerd aan loop- en/of tikgeluiden van gekende panelen. Sommige uitvoeringsvormen beogen

2 BE2021/5830 bovendien een verbeterde stijfheid van deze panelen, waarbij nadelige effecten zoals telegrafie en/of indentatie worden geminimaliseerd en/of tegengegaan.

Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar eerste onafhankelijk aspect een paneel omvattende een primaire en een secundaire substraatlaag, een intermediaire laag, en een toplaag, waarbij genoemde intermediaire laag zich tussen genoemde primaire en secundaire substraatlaag bevindt, en waarbij genoemde toplaag op de secundaire substraatlaag is aangebracht, en waarbij de intermediaire laag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: - de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag; - de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag; - de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of - de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal.

In het licht van de onderhavige uitvinding wordt met de term “paneel” een plaatvormig materiaal aangeduid, welk plaatvormig materiaal zowel in gesneden, bijvoorbeeld op maat gesneden, als in niet-gesneden vorm kan voorkomen. In het bijzonder wordt hierbij verwezen naar onder andere Luxury Vinyl Tiles (LVT), Stone Polymer Composite (SPC), of andere polymeergebaseerde panelen. De “toplaag” zoals hierin beschreven omvat mogelijks afwerkingslagen zoals een decorlaag, een slijtvaste laag, een laklaag, of combinaties daarvan. Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvatten de primaire en/of secundaire substraatlaag een thermoplastisch materiaal gekozen uit de groep van polyvinylchloride (PVC), polyethyleen (PE), high-density polyethyleen (HDPE), polypropyleen (PP), polyester, polyethyleentereftalaat (PET), polyurethaan (PU) en/of elastomeer. Het meest voorkeurdragende thermoplastisch materiaal is PVC.

De intermediaire lagen zoals hierin beschreven zorgen er voor dat de panelen een betere geluidsdemping vertonen. Dit is in het bijzonder van belang bij panelen welke worden

3 BE2021/5830 gebruikt als vloerpanelen. De intermediaire lagen zoals hierin beschreven zorgen er additioneel en/of alternatief voor dat de panelen een verbeterd loopcomfort vertonen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen heeft de intermediaire laag een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag. In het licht van de onderhavige uitvinding wordt met de term “Shore A hardheid” de hardheid van de intermediaire laag aangeduid zoals bepaald met een Shore durometer van het type A. De methodologie voor het bepalen van de Shore A hardheid, alsook de specifieke vereisten welke worden opgelegd aan een Shore durometer van het type A, zijn bepaald in de ASTM D2240 standaard. Bij voorkeur heeft de intermediaire laag een Shore A hardheid welke 11 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag, meer bij voorkeur 12 eenheden lager, nog meer bij voorkeur 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 of 20 eenheden lager. Met toenemende voorkeur, zorgen de verscheidene uitvoeringsvormen zoals hierin beschreven voor een verdere verbetering van de geluidsdemping en/of van het loopcomfort van de panelen.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, heeft de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag. De intermediaire laag, en in het bijzonder de lagere elasticiteitsmodulus ten opzichte van de primaire en/of secundaire substraatlaag, zorgt voor een verbetering van de geluiddempende eigenschappen van het paneel, en verbetert het loopcomfort, in het bijzonder wanneer het paneel als vloerpaneel wordt aangewend. Bij voorkeur heeft de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus welke minstens 11,0% lager is dan de elasticiteitsmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag, meer bij voorkeur 12,0% lager, nog meer bij voorkeur 13,0%, 14,0% of 15,0% lager.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat de intermediaire laag een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur. Volgens sommige uitvoeringsvormen omvat de intermediaire laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal. Deze uitvoeringsvormen voorzien in een paneel met verbeterde geluiddemping en/of een verbeterd loopcomfort.

4 BE2021/5830

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, heeft de intermediaire laag een Shore A hardheid die 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de secundaire substraatlaag en/of heeft de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus die minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de secundaire substraatlaag. Het paneel heeft hierbij een relatief harde secundaire substraatlaag, en voorziet hierbij voldoende stijfheid aan het paneel, waarbij de relatief zachte intermediaire laag verbeterde geluiddemping en/of verbeterd loopcomfort aan het paneel voorziet.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, omvat de intermediaire laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal, waarbij het geschuimd thermoplastisch materiaal of het geschuimd thermohardend materiaal een leeg celvolume heeft begrepen tussen 10,0 en 80,0 vol.%. Het leeg celvolume binnen het bereik zoals hierin beschreven is optimaal geschikt voor het verbeteren van de geluiddempende eigenschappen van het paneel.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is voornoemd geschuimd thermoplastisch materiaal gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd polyethyleen copolymeer (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC-plastisol, polyurethaan (PU), of combinaties daarvan. Deze materialen zijn optimaal geschikt als intermediaire laag en voorzien het paneel van verbeterde geluiddempende eigenschappen en/of van een verbeterd loopcomfort. Bij voorkeur, is voornoemd geschuimd thermoplastisch materiaal gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), polyvinylchloride (PVC),

PVC-plastisol, polyurethaan (PU), of combinaties daarvan.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat genoemde primaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC). Bij voorkeur, heeft het polyvinylchloride een concentratie van minstens 95 gew.%, meer bij voorkeur minstens 99 gew.%, meest bij voorkeur 100 gew.%.

Het is mogelijk dat de primaire substraatlaag verder één of meerdere vulstoffen omvat gekozen uit de groep van anorganische vulstoffen, zoals krijt, kalk en/of talk, of organische vulstoffen, zoals hout, bamboe en/of kurk, of minerale vulstoffen. Volgens 5 een verdere of andere uitvoeringsvormen, omvat genoemde primaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) en calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:3) een concentratie van maximaal 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van minstens 20 gew.%. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:3) een concentratie begrepen tussen 10 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 90 gew.%.

Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaC O3) een concentratie begrepen tussen 60 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen en 40 gew.%. Het is gebleken dat een bijzonder goede stijfheid en/of stabiliteit wordt bereikt doordat het aandeel calciumcarbonaat groter is dan het aandeel PVC. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 65 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 20 35 gew.%. Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO4) een concentratie begrepen tussen 70 en 80 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 30 gew.%. Meest bij voorkeur heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie van 75 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van 25 gew.%.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat genoemde secundaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC). Volgens sommige uitvoeringsvormen, heeft het polyvinylchloride een concentratie van minstens 95 gew.%, meer bij voorkeur minstens 99 gew.%, meest bij voorkeur 100 gew.%.

6 BE2021/5830

Bij voorkeur, omvat genoemde secundaire substraatlaag weekmakers in een hoeveelheid van minder dan 15 phr, bij voorkeur van minder dan 10 phr, meer bij voorkeur van minder dan 5 phr.

De verschillende uitvoeringsvormen zoals hierin beschreven zorgen voor een secundaire substraatlaag die voldoende stabiliteit en/of stijfheid aan het paneel bezorgt.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is genoemde secundaire substraatlaag geconfigureerd om de stijfheid van het paneel te vergroten waarbij de secundaire substraatlaag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: - de secundaire substraatlaag omvat een versterkingslaag; - de secundaire substraatlaag omvat calctumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel, of - de secundaire substraatlaag heeft een dikte van ten minste 2,0 mm.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat genoemde secundaire substraatlaag een versterkingslaag. Een geschikte versterkingslaag is bijvoorbeeld een glasvezellaag. De secundaire substraatlaag omvat mogelijks alternatieve en/of additionele versterkingslagen teneinde de stijfheid verder te vergroten.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat genoemde secundaire substraatlaag calciumcarbonaat (CaCOs) als vulmiddel, waarin het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie van maximaal 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van minstens 20 gew.% heeft. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 10 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 90 gew.%.

Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaC O3) een concentratie begrepen tussen 60 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 40 gew.%. Het is gebleken dat een bijzonder goede stabiliteit en/of stijfheid wordt bereikt doordat het aandeel calciumcarbonaat groter is dan het aandeel PVC. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 65 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en

7 BE2021/5830 35 gew.%. Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 70 en 80 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 30 gew.%. Meest bij voorkeur heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie van 75 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van 25 gew.%.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm heeft de secundaire substraatlaag een dikte van ten minste 2,0 mm, welke een verbeterde stijfheid en/of stabiliteit aan het paneel verleent. Bij voorkeur, heeft de secundaire substraatlaag een dikte van ten minste 2,1 mm, 2,2 mm, 2,3 mm, 2,4 mm of 2,5 mm.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is voornoemd paneel aan minstens twee tegenoverliggende randen voorzien van koppelmiddelen, waarbij aan de betreffende randen een vergrendeling wordt teweeggebracht minstens in een verticale richting loodrecht op het vlak van de panelen en/of minstens in een horizontale richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de randen. Dankzij de koppelmiddelen zoals hierin beschreven, kunnen verschillende panelen op een eenvoudige en stabiele wijze aan elkaar worden gekoppeld.

Bij voorkeur is minstens één van de voornoemde randen voorzien van een groef, waarbij deze groef geflankeerd is door een bovenlip en een onderlip, waarbij genoemde intermediaire laag zich in hoofdzaak doorheen de bovenlip uitstrekt. Meer bij voorkeur, is het onderoppervlak van de bovenlip minstens gedeeltelijk gevormd in genoemde primaire substraatlaag. Nog meer bij voorkeur, is voornoemde bovenlip in hoofdzaak gevormd in de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag. De uitvoeringsvormen zoals hierin beschreven, hebben als voordeel dat de bovenlip een uitstekende stijfheid heeft, waardoor een kwalitatieve en duurzame koppeling tussen de koppelmiddelen wordt verkregen. Verder zorgt de aanwezigheid van de intermediaire laag in de bovenlip ervoor dat bij het vastkoppelen en/of loskoppelen van aangrenzende vloerpanelen, de bovenlip een lichte samendrukking en/of vervorming toelaat, waardoor dit vastkoppelen en/of loskoppelen efficiënt verloopt, en waarbij het

8 BE2021/5830 risico op permanente vervorming van de bovenlip, bijvoorbeeld door breuk, wordt verlaagd.

Volgens sommige uitvoeringsvormen drukken, in een gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen tegen elkaar aan, waarbij zich een dichting vormt langsheen de randen van genoemde panelen. Dergelijke dichting verbetert verder de geluiddempende eigenschappen tussen aangrenzende panelen.

Volgens sommige andere uitvoeringsvormen raken, in een gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen elkaar niet, waarbij zich een spatie vormt tussen genoemde intermediaire lagen langsheen de randen van genoemde panelen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, zijn de koppelmiddelen geconfigureerd voor het aan elkaar koppelen van de eerste rand van een dergelijk paneel aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten voor het vergrendelen van een dergelijk paneel gekoppeld met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen en/of in de richting loodrecht op de gekoppelde randen en in het vlak van de panelen, en waarbij zich aan de eerste rand een koppeldeel in de vorm van een tand en aan de tweede rand een koppeldeel in de vorm van een groef bevindt, waarbij de groef begrensd wordt door een onderste lip en een bovenste lip, waarbij de bovenste lip zich aan de bovenzijde van het paneel bevindt, en waarbij aan de bovenzijde het paneel aan de eerste rand een eerste sluitvlak bevat, waarbij het distale uiteinde van de bovenste lip een tweede sluitvlak bevat, waarbij het eerste sluitvlak en het tweede sluitvlak geconfigureerd zijn zodat in gekoppelde toestand van een dergelijk paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel het eerste sluitvlak van het dergelijk paneel contact maakt met of dicht aansluit bij het tweede sluitvlak van het ander dergelijk paneel.

9 BE2021/5830

De koppelmiddelen zoals hierin beschreven zijn in sommige uitvoeringsvormen voorzien op een eerste, en een tweede tegenoverliggende rand. Volgens sommige uitvoeringsvormen zijn de koppelmiddelen zoals hierin beschreven op een eerste, en een tweede tegenoverliggende rand, alsook op een derde, en een vierde tegenoverliggende rand.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is genoemd paneel een vloerpaneel of wandpaneel.

Volgens een tweede onafhankelijk aspect, betreft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een paneel, omvattende de stappen: - het extruderen van een primaire substraatlaag, - het extruderen van een intermediaire laag, - het extruderen en/of lamineren van een secundaire substraatlaag, en - het lamineren van een toplaag, waarbij ten minste de primaire substraatlaag en de intermediaire laag zijn gevormd middels co-extrusie.

Co-extrusie is een bijzonder geschikte en efficiënte wijze voor het vormen van twee of meer aan elkaar verbonden lagen, in het bijzonder de primaire substraatlaag en de intermediaire laag, waarbij het bovendien mogelijk is dat de respectievelijke samenstellingen van de primaire substraatlaag en de secundaire substraatlaag substantieel van elkaar verschillen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, zijn de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag gevormd middels co-extrusie. Vervaardiging van panelen wordt hierbij verder vereenvoudigd en de efficiëntie ervan verbeterd.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm, wordt de secundaire substraatlaag gelamineerd. Lamineren laat toe de secundaire substraatlaag op een efficiënte wijze op het samenstel van de primaire substraatlaag en de intermediaire laag te bevestigen in een afzonderlijke werkwijzestap.

10 BE2021/5830

Volgens sommige uitvoeringsvormen, zijn genoemde lagen welke zijn gevormd middels co-extrusie gevormd door een enkelvoudige matrijs. Volgens sommige uitvoeringsvormen, zijn genoemde lagen welke zijn gevorm middels co-extrusie gevormd door twee of meer afzonderlijke matrijzen. Bij voorkeur betreffen genoemde matrijzen één of meerdere sleufvormige matrijzen.

Volgens een derde onafhankelijk aspect, betreft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een paneel, omvattende de stappen: - het extruderen van een eerste substraatlaag, - het lamineren van een intermediaire laag, - het lamineren van een secundaire substraatlaag, en - het lamineren van een toplaag, waarbij ten minste de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag samen worden gelamineerd op de primaire substraatlaag onder de vorm van een gelamineerd complex.

Met de term “gelamineerd complex” wordt een vooraf en/of offline gevormd complex van twee of meer lagen aangeduid, welk complex in een enkelvoudige stap kan worden gelamineerd op de eerste substraatlaag. Het lamineren van een gelamineerd complex is een bijzonder geschikte en efficiënte wijze voor het vormen van twee of meer aan elkaar verbonden lagen, in het bijzonder de primaire substraatlaag en het samenstel van de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag, waarbij het bovendien mogelijk 1s dat de respectievelijke samenstellingen van de individuele lagen substantieel van elkaar verschillen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, is genoemd gelamineerd complex gevormd door de stappen: - het voorzien van de secundaire substraatlaag, - het coaten van genoemde secundaire substraatlaag met een schuimbare samenstelling, en - het opschuimen van genoemde schuimbare samenstelling met vorming van de intermediaire laag.

11 BE2021/5830

Vorming van het gelamineerd complex middels het schuimen van een schuimbare samenstelling welke is gecoat op de secundaire substraatlaag laat de eenstapsvorming van een geschuimd materiaal, en de binding van dit geschuimd materiaal op de secundaire substraatlaag toe, welke een efficiënte wijze is voor het vormen van het gelamineerd complex. Meer bij voorkeur, wordt genoemde schuimbare samenstelling opgeschuimd middels verhitting, met vorming van de intermediaire laag. De schuimbare samenstelling en/of de gevormde intermediaire laag omvat mogelijks een PVC-plastisol.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, is genoemd gelamineerd complex gevormd door de stappen: - het voorzien van de secundaire substraatlaag, - het voorzien van de intermediaire laag, en - het verlijmen van de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag.

Vorming van het gelamineerd complex middels het verlijmen van een de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag laat toe dat de intermediaire laag en/of de secundaire laag reeds vooraf en/of offline gevormd zijn.

Bij voorkeur, worden de secundaire substraatlaag en/of de intermediaire laag onderworpen aan een coronabehandeling voorafgaand aan het verlijmen ervan. De coronabehandeling zoals hierin beschreven laat een verbeterde hechting van de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag toe, met vorming van een goed gehecht gelamineerd complex.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm van het tweede en/of derde aspect van de onderhavige uitvinding, heeft de intermediaire laag ten minste één van volgende eigenschappen: - de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag; - de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag;

12 BE2021/5830 - de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of - de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal.

De verscheiden uitvoeringsvormen van de werkwijzen volgens het tweede en/of derde aspect zijn uitzonderlijk geschikt voor het vervaardigen van een paneel waarbij de intermediaire laag ten minste één van voornoemde eigenschappen heeft. In het bijzonder laten co-extrusie, laminering en/of de vorming van een gelamineerd complex toe dat de intermediaire laag, de primaire en/of de secundaire substraatlaag onderling een substantieel verschillende samenstelling en/of verschillende materiaaleigenschappen hebben, met vorming van een paneel dat voldoende stabiliteit en adhesie tussen de verscheidene lagen vertoont.

De intermediaire lagen zoals hierin beschreven zorgen er voor dat de panelen een betere geluidsdemping vertonen. Dit is in het bijzonder van belang bij panelen welke worden gebruikt als vloerpanelen. De intermediaire lagen zoals hierin beschreven zorgen er additioneel en/of alternatief voor dat de panelen een verbeterd loopcomfort vertonen.

Volgens sommige uitvoeringsvormen heeft de intermediaire laag een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag. Bij voorkeur heeft de intermediaire laag een Shore A hardheid welke 11 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag, meer bij voorkeur 12 eenheden lager, nog meer bij voorkeur 13, 14, 15, 16,17, 18, 19 of 20 eenheden lager. Met toenemende voorkeur, zorgen de verscheidene uitvoeringsvormen zoals hierin beschreven voor een verdere verbetering van de geluidsdemping en/of van het loopcomfort van de panelen.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, heeft de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag. De intermediaire laag, en in het bijzonder de lagere elasticiteitsmodulus ten opzichte van de primaire en/of secundaire substraatlaag,

13 BE2021/5830 zorgt voor een verbetering van de geluiddempende eigenschappen van het paneel, en verbetert het loopcomfort, in het bijzonder wanneer het paneel als vloerpaneel wordt aangewend. Bij voorkeur heeft de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus welke minstens 11,0% lager is dan de elasticiteitsmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag, meer bij voorkeur 12,0% lager, nog meer bij voorkeur 13,0%, 14,0% of 15,0% lager.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is voornoemd geschuimd thermoplastisch materiaal gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd polyethyleen copolymeer

14 BE2021/5830 (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC-plastisol, polyurethaan (PU), of combinaties daarvan. Deze materialen zijn optimaal geschikt als intermediaire laag en voorzien het paneel van verbeterde geluiddempende eigenschappen en/of van een verbeterd loopcomfort. Bij voorkeur, is voornoemd geschuimd thermoplastisch materiaal gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), polyvinylchloride (PVC),

PVC-plastisol, polyurethaan (PU), of combinaties daarvan.

Het is mogelijk dat de primaire substraatlaag verder één of meerdere vulstoffen omvat gekozen uit de groep van anorganische vulstoffen, zoals krijt, kalk en/of talk, of organische vulstoffen, zoals hout, bamboe en/of kurk, of minerale vulstoffen. Volgens een verdere of andere uitvoeringsvormen, omvat genoemde primaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) en calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:3) een concentratie van maximaal 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van minstens 20 gew.%. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie begrepen tussen 10 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 90 gew.%.

Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaC O3) een concentratie begrepen tussen 60 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 40 gew.%. Het is gebleken dat een bijzonder goede stijfheid en/of stabiliteit wordt bereikt doordat het aandeel calciumcarbonaat groter is dan het aandeel PVC. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 65 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en gew.%. Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie

15 BE2021/5830 begrepen tussen 70 en 80 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 30 gew.%. Meest bij voorkeur heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie van 75 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van 25 gew.%.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, omvat genoemde secundaire substraatlaag calciumcarbonaat (CaCOs) als vulmiddel, waarin het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie van maximaal 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een

16 BE2021/5830 concentratie van minstens 20 gew.% heeft. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 10 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 90 gew.%.

Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaC O3) een concentratie begrepen tussen 60 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 40 gew.%. Het is gebleken dat een bijzonder goede stabiliteit en/of stijfheid wordt bereikt doordat het aandeel calciumcarbonaat groter is dan het aandeel PVC. Bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO:) een concentratie begrepen tussen 65 en 80 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 35 gew.%. Meer bij voorkeur, heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie begrepen tussen 70 en 80 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie begrepen tussen 20 en 30 gew.%. Meest bij voorkeur heeft het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie van 75 gew.% en heeft het polyvinylchloride (PVC) een concentratie van 25 gew.%.

Bij voorkeur is minstens één van de voornoemde randen voorzien van een groef, waarbij deze groef geflankeerd is door een bovenlip en een onderlip, waarbij genoemde intermediaire laag zich in hoofdzaak doorheen de bovenlip uitstrekt. Meer bij voorkeur,

17 BE2021/5830 is het onderoppervlak van de bovenlip minstens gedeeltelijk gevormd in genoemde primaire substraatlaag. Nog meer bij voorkeur, is voornoemde bovenlip in hoofdzaak gevormd in de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag. De uitvoeringsvormen zoals hierin beschreven, hebben als voordeel dat de bovenlip een uitstekende stijfheid heeft, waardoor een kwalitatieve en duurzame koppeling tussen de koppelmiddelen wordt verkregen. Verder zorgt de aanwezigheid van de intermediaire laag in de bovenlip ervoor dat bij het vastkoppelen en/of loskoppelen van aangrenzende vloerpanelen, de bovenlip een lichte samendrukking en/of vervorming toelaat, waardoor dit vastkoppelen en/of loskoppelen efficiënt verloopt, en waarbij het risico op permanente vervorming van de bovenlip, bijvoorbeeld door breuk, wordt verlaagd.

Volgens sommige uitvoeringsvormen, zijn de koppelmiddelen geconfigureerd voor het aan elkaar koppelen van de eerste rand van een dergelijk paneel aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten voor het vergrendelen van een dergelijk paneel gekoppeld met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen en/of in de richting loodrecht op de gekoppelde randen en in het vlak van de panelen, en waarbij zich aan de eerste rand een koppeldeel in de vorm van een tand en aan de tweede rand een koppeldeel in de vorm van een groef bevindt, waarbij de groef begrensd wordt door een onderste lip en een bovenste lip, waarbij de

18 BE2021/5830 bovenste lip zich aan de bovenzijde van het paneel bevindt, en waarbij aan de bovenzijde het paneel aan de eerste rand een eerste sluitvlak bevat, waarbij het distale uiteinde van de bovenste lip een tweede sluitvlak bevat, waarbij het eerste sluitvlak en het tweede sluitvlak geconfigureerd zijn zodat in gekoppelde toestand van een dergelijk paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel het eerste sluitvlak van het dergelijk paneel contact maakt met of dicht aansluit bij het tweede sluitvlak van het ander dergelijk paneel.

Volgens een verdere of andere uitvoeringsvorm, is het verkregen paneel een vloerpaneel of wandpaneel.

De werkwijzen zoals beschreven in het tweede en derde onafhankelijke aspect van de onderhavige uitvinding, in diens verscheidene uitvoeringsvormen, geven bij voorkeur aanleiding tot de vervaardiging van een paneel volgens het eerste onafhankelijke aspect, in diens verschillende uitvoeringsvormen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin: figuren 1 en 2 panelen weergeven met de kenmerken van de uitvinding, omvattende een eerste en tweede rand; figuur 3 twee panelen zoals in figuur 2 weergeeft in gekoppelde toestand; figuur 4 een paneel weergeeft met de kenmerken van de uitvinding, omvattende een derde en vierde rand;

19 BE2021/5830 figuur 5 en 6 specifieke configuraties tonen van randen van panelen volgens de uitvinding; figuren 7, 8 en 9 werkwijzen voor het vervaardigen van een paneel illustreren, met de kenmerken van de uitvinding in haar tweede aspect; en figuur 10 een werkwijze voor het vervaardigen van een paneel illustreert, met de kenmerken van de uitvinding in haar derde aspect.

Figuur 1 geeft een paneel 1 weer volgens de uitvinding, en omvat een primaire 1 en een secundaire substraatlaag 2, een intermediaire laag 3, en een toplaag 4, waarbij genoemde intermediaire laag 3 zich tussen genoemde primaire 1 en secundaire substraatlaag 2 bevindt, en waarbij genoemde toplaag 4 op de secundaire substraatlaag 2 is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag 3 ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de intermediaire laag 3 heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire 1 en/of secundaire substraatlaag 2; de intermediaire laag 3 heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire 1 en/of secundaire substraatlaag 2; de intermediaire laag 3 omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of de intermediaire laag 3 omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal.

De intermediaire laag 3 van het paneel zoals hierin weergegeven omvat mogelijks een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal, waarbij het geschuimd thermoplastisch materiaal of het geschuimd thermohardend materiaal een leeg celvolume heeft begrepen tussen 10,0 en 80,0 vol.%. Geschikte geschuimde thermoplastische of geschuimde thermohardende materialen zijn mogelijks gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd polyethyleen copolymeer (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC-plastisol, polyurethaan, of combinaties daarvan.

20 BE2021/5830

Uit Figuren 1 en 2 wordt duidelijk dat genoemd paneel aan minstens twee tegenoverliggende randen is voorzien van koppelmiddelen, waarbij aan de betreffende randen een vergrendeling wordt teweeggebracht minstens in een verticale richting loodrecht op het vlak van de panelen en/of minstens in een horizontale richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de randen. Hierbij is minstens één van de voornoemde randen, voorzien van een groef 5, waarbij deze groef 5 geflankeerd is door een bovenlip 6 en een onderlip 7, waarbij genoemde intermediaire 3 laag zich in hoofdzaak doorheen de bovenlip 6 uitstrekt, in het bijzonder waarbij het onderoppervlak van de bovenlip 6 minstens gedeeltelijk gevormd in genoemde primaire substraatlaag 1, meer in het bijzonder waarbij voornoemde bovenlip 6 in hoofdzaak is gevormd in de primaire substraatlaag 1, de intermediaire laag 3 en de secundaire substraatlaag 2. Zoal weergegeven, omvatten de koppelmiddelen hierbij onderling samenwerkende koppeldelen, namelijk de groef 5 zoals hierin beschreven, en een tongvormig element, tong of tand 8. In het bijzonder wordt verder verwezen naar de randen zijnde de eerste rand 9, omvattende de tand 8, en naar de tweede rand 10, omvattende de groef 5, welke groef 5 is geflankeerd door de bovenlip 6 en de onderlip 7. De onderlip 7 strekt zich verder uit dan de bovenlip 6. De tand 8 en de groef 5 zorgen in gekoppelde toestand voor een vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen.

In Figuren 2 en 3 wordt verder weergegeven dat de toplaag 4 een decoratieve laag 11 en een slijtvaste laag 12 omvat. Verder omvat het paneel een aan de onderzijde aangebrachte dempingslaag 13. De koppelmiddelen zoals weergegeven in Figuren 2 en 3 betreffen de onderlip 6 welke een opstaand vergrendeldeel 14 omvat, dat samen met een uitsparing 15 aan de onderkant van de tand 8 in gekoppelde toestand voor een vergrendeling zorgt loodrecht op de gekoppelde randen en in het vlak van de gekoppelde panelen.

De intermediaire laag 3 bevindt zich over zijn ganse dikte in de bovenste lip 6. De minimum dikte D1 van het primaire substraat 1 in de bovenste lip 6 en onder de intermediaire laag 3 in de sectie waar in gekoppelde toestand van een paneel met zijn eerste rand 9 aan de tweede rand 10 van een ander dergelijk paneel de tand 8 van het eerste paneel contact maakt met de bovenste lip 6 van het tweede paneel is bij voorkeur

21 BE2021/5830 ten minste 0,4 mm, en bij hogere voorkeur ten minste 0,5 mm en bij nog hogere voorkeur minstens 1,0 mm.

Aan de decorzijde, i.e. de bovenzijde, bevat het paneel aan de eerste rand 9 een eerste sluitvlak 16. Het distale uiteinde van de bovenste lip 6 bevat een tweede sluitvlak 17. Het eerste sluitvlak 16 en het tweede sluitvlak 17 zijn geconfigureerd zodat in gekoppelde toestand van een dergelijk paneel met zijn eerste rand 9 aan de tweede rand 10 van een ander dergelijk paneel het eerste sluitvlak 16 van het dergelijk paneel contact maakt met of dicht aansluit bij het tweede sluitvlak 17 van het ander dergelijk paneel.

De koppeldelen aan de eerste rand 9 en de tweede rand 10 van het paneel van Figuur 2 zijn geconfigureerd zodat het paneel met zijn eerste rand 9 aan de tweede rand 10 van een ander dergelijk paneel gekoppeld kan worden door middel van een wentelbeweging en/of door middel van een schuifbeweging substantieel parallel met het vlak van de panelen waarbij een snappen optreedt. Het paneel getoond in Figuren 2 en 3 bevat verder aan de eerste rand 9 en aan de tweede rand 10 een afkanting 18. Dergelijke afkantingen zijn optioneel in het kader van de uitvinding.

Figuur 4 toont een voorbeeld van de derde rand 19 en de tegenoverliggende vierde rand 20 van een paneel volgens de uitvinding. Dit betreft hetzelfde paneel waarvan in figuur 2 de eerste rand 9 en de tweede rand 10 getoond worden. Dezelfde referentiecijfers hebben hierin dan ook dezelfde betekenis.

Het paneel bevat aan zijn de derde rand 19 een koppeldeel gevormd door een naar onder gericht bovenste haakvormig gedeelte. Dit bovenste haakvormige gedeelte bevat een lip 21 met een naar onder gericht vergrendelelement 22 dat een mannelijk deel vormt. Het paneel bevat aan de vierde rand 20 een koppeldeel gevormd door een naar boven gericht onderste haakvormig gedeelte. Dit onderste haakvormige gedeelte bestaat uit een lip 23 met een naar boven gericht vergrendelelement 24 dat proximaal daarvan een vrouwelijk deel in de vorm van een uitsparing 25 definieert. Deze koppeldelen zijn geconfigureerd voor het aan elkaar koppelen van de derde rand 19 van een dergelijk paneel aan de vierde rand 20 van een ander dergelijk paneel, waarbij bij koppelen van de derde rand 19 van

22 BE2021/5830 een dergelijk paneel aan de vierde rand 20 van een ander dergelijk paneel het mannelijk deel ingrijpt in het vrouwelijk deel waarbij een vergrendeling in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen 19, 20 gerealiseerd wordt.

De koppeldelen aan de derde rand 19 en aan de vierde rand 20 bevatten een eerste paar vergrendeldelen 26, 27 die samen in gekoppelde toestand een vergrendeling van de gekoppelde panelen in de richting loodrecht op de gekoppelde randen verzorgt. De koppeldelen aan de derde rand 19 en aan de vierde rand 20 bevatten een tweede paar vergrendeldelen 28, 29 die samen in gekoppelde toestand een vergrendeling van de gekoppelde panelen in de richting loodrecht op de gekoppelde randen verzorgt.

Het distale uiteinde van de lip 21 van het bovenste haakvormige gedeelde bevat een derde sluitvlak 30. Het proximale uiteinde van de vierde rand 20 bevat een vierde sluitvlak 31.

Het derde sluitvlak 30 en het vierde sluitvlak 31 zijn geconfigureerd zodat in gekoppelde toestand van een dergelijk paneel met zijn derde rand 19 aan de vierde rand 20 van een ander dergelijk paneel het derde sluitvlak 30 van het dergelijk paneel contact maakt met of dicht aansluit bij het vierde sluitvlak 31 van het ander dergelijk paneel.

Figuren 5 en 6 tonen in detail volgens F5A en FSB van de respectievelijke Figuren 2 en 4 specifieke configuraties van de randen van panelen volgens de uitvinding. In de uitvoeringsvorm van Figuren 2 en 4 eindigt de intermediaire laag 3 aan beide tegenoverliggende randen 9, 10 of 19, 20 in het zelfde verticale vlak als de toplaag 4.

Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm waarbij de intermediaire laag 3 aan de rand van het paneel een uitstulping 32 bevat. Dit kan aan beide tegenoverliggende randen uitgevoerd worden, of slechts aan één van het paar tegenoverliggende randen. Dit kan gerealiseerd worden via geschikte freesbewerkingen tijdens het frezen van de koppeldelen aan de betreffende randen van het paneel. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat in gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van de aangrenzende panelen tegen elkaar aan drukken, dit vormt een dichting langsheen de gekoppelde randen van de aangrenzende panelen.

23 BE2021/5830

Dit kan aan één van beide paren tegenoverliggende randen uitgevoerd worden (hetzij aan het eerste paar tegenoverliggende randen of aan het tweede paar tegenoverliggende randen) of aan beide paren tegenoverliggende randen.

Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm waarbij aan de rand van het paneel de rand van de intermediaire laag 3 zich in een uitsparing 33 bevindt. Dit kan aan beide tegenoverliggende randen uitgevoerd worden, of slechts aan één van het paar tegenoverliggende randen. Dit kan gerealiseerd worden via geschikte freesbewerkingen tijdens het frezen van de koppeldelen aan de betreffende randen van het paneel. Bij dergelijke uitvoeringsvormen raken in gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van de aangrenzende panelen elkaar niet, en vormt er zich een spatie tussen de intermediaire lagen aan de gekoppelde de randen van de gekoppelde panelen.

Het is ook mogelijk dat aan een rand van het paneel de intermediaire laag een uitstulping heeft, en aan de tegenoverliggende rand de rand van de intermediaire laag zich in een uitsparing aan deze rand bevindt.

Figuur 7 illustreert een werkwijze voor het vervaardigen van een paneel volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding. In het bijzonder toont Figuur 7 het extruderen van een primaire substraatlaag 1, het extruderen van een intermediaire laag 3 en het lamineren van een secundaire substraatlaag 2. De geïllustreerde werkwijze wordt erdoor gekenmerkt dat de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3 zijn gevormd middels co-extrusie. Hiertoe wordt in Figuur 7 weergegeven dat de primaire substraatlaag 1 wordt geëxtrudeerd middels een eerste extruder 34 en dat de intermediaire laag 3 wordt geëxtrudeerd middels een tweede extruder 35. De eerste extruder 34 en de tweede extruder 35 geven gezamenlijk uit op een matrijs 36, waarbij de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag worden ge-coëxtrudeerd. In een daaropvolgende

24 BE2021/5830 stap wordt de secundaire substraatlaag 2 gelamineerd op het geco-extrudeerde samenstel van de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3. Het lamineren van de secundaire substraatlaag 2 op het samenstel van de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3 zoals weergegeven in Figuur 7, wordt mogelijks uitgevoerd middels een rol 39. De secundaire substraatlaag 2 is mogelijks offline gevormd als een film teneinde efficiënte laminering op het samenstel van de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3 toe te laten.

In Figuur 8 wordt een variante geïllustreerd van de werkwijze voor het vervaardigen van een paneel volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding, waarin de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3 worden ge-coëxtrudeerd, zij het middels twee afzonderlijke matrijzen 36, 37. Onmiddellijk na extrusie worden de primaire substraatlaag 1 en de intermediaire laag 3 mogelijks aan elkaar bevestigd middels een rol 41.

Figuur 9 geeft nog een andere variante weer van de werkwijze volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding, waarbij zowel de primaire substraatlaag 1, de intermediaire laag 3 als de secundaire substraatlaag 2 worden gevormd middels co- extrusie. Hierbij worden de primaire 1 en de secundaire substraatlaag 2 gevormd middels de eerste extruder 34 en wordt de intermediaire laag 3 gevormd middels de tweede extruder 35, welke materialenstromen door een enkelvoudige matrijs 36 worden gevormd.

In Figuur 10 wordt een werkwijze voor het vervaardigen van een paneel volgens het derde aspect van de onderhavige uitvinding weergegeven, omvattende de volgende stappen: het extruderen van een eerste substraatlaag 1, het lamineren van een intermediaire laag 3, en het lamineren van een secundaire substraatlaag 2, waarbij de intermediaire laag 3 en de secundaire substraatlaag 2 samen worden gelaminereerd op de primaire substraatlaag 1 onder de vorm van een gelamineerd complex 38. Volgens sommige uitvoeringsvormen van de hierin weergegeven werkwijze, wordt dit gelamineerd complex 38 voorafgaand aan het lamineren gevormd, middels de niet weergegeven stappen: het voorzien van de secundaire substraatlaag 2, het coaten van

25 BE2021/5830 genoemde secundaire substraatlaag 2 met een schuimbare samenstelling, en het opschuimen van genoemde schuimbare samenstelling met vorming van de intermediaire laag 3. De intermediaire laag 3 en de secundaire substraatlaag 2 vormen hierin samen het gelamineerd complex 38. Alternatief wordt het gelamineerd complex 38 gevormd middels de niet weergegeven stappen: het voorzien van de secundaire substraatlaag 2, het voorzien van de intermediaire laag 3, en het verlijmen van de intermediaire laag 3 en de secundaire substraatlaag 2, met vorming van het gelamineerd complex 38. Het lamineren van het gelamineerd complex 38 op de primaire substraatlaag 1 wordt mogelijks uitgevoerd middels een rol 42.

Elk van deze werkwijzen omvat verder de stap van het lamineren van een toplaag, welke toplaag mogelijks uit een decoratieve en/of slijtvaste laag bestaat. Deze stap is niet expliciet in de Figuren 7, 8, 9 en 10 weergegeven. Mogelijks wordt het samengesteld materiaal omvattende de primaire substraatlaag 1, de intermediaire laag 3 en de secundaire substraatlaag 2 tegen elkaar aangedrukt middels één of meerdere rollen 40.

De werkwijzen zoals weergegeven in elk van de Figuren 7-10 kenmerken zich er verder in dat de intermediaire laag 3 ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal.

De intermediaire laag van het paneel zoals hierin weergegeven omvat mogelijks een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal, waarbij het geschuimd thermoplastisch materiaal of het geschuimd thermohardend materiaal een leeg celvolume heeft begrepen tussen 10,0 en 80,0 vol.%. Geschikte geschuimde thermoplastische of geschuimde thermohardende materialen zijn mogelijks

26 BE2021/5830 gekozen uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd polyethyleen copolymeer (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC-plastisol, polyurethaan, of combinaties daarvan.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke panelen en werkwijzen ter vervaardiging daarvan kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims

27 BE2021/5830 Conclusies.

1.- Paneel omvattende een primaire en een secundaire substraatlaag, een intermediaire laag, en een toplaag, waarbij genoemde intermediaire laag zich tussen genoemde primaire en secundaire substraatlaag bevindt, en waarbij genoemde toplaag op de secundaire substraatlaag is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag;, de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal.

2.- Paneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag een Shore A hardheid heeft die 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de secundaire substraatlaag en/of dat de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus heeft die minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de secundaire substraatlaag.

3.- Paneel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal omvat, waarbij het geschuimd thermoplastisch materiaal of het geschuimd thermohardend materiaal een leeg celvolume heeft begrepen tussen 10,0 en 80,0 vol.% 4 - Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-3, daardoor gekenmerkt dat de intermediare laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal omvat, waarbij het geschuimd materiaal gekozen is uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd

28 BE2021/5830 polyethyleen copolymeer (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC- plastisol, polyurethaan, of combinaties daarvan.

5.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-4, daardoor gekenmerkt dat genoemde primaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) en calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel omvat.

6.- Paneel volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie heeft begrepen tussen 60,0 en 80,0 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie heeft begrepen tussen 20,0 en 40,0 gew.%.

7.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-6, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) omvat.

8- Paneel volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag weekmakers omvat in een hoeveelheid van minder dan 15 phr, bij voorkeur van minder dan 10 phr, meer bij voorkeur van minder dan 5 phr.

9.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-8, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag is geconfigureerd om de stijfheid van het paneel te vergroten waarbij de secundaire substraatlaag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de secundaire substraatlaag omvat een versterkingslaag;, de secundaire substraatlaag omvat calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel; of de secundaire substraatlaag heeft een dikte van ten minste 2,0 mm.

10.- Paneel volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel omvat, waarbij het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie heeft begrepen tussen 60,0 en 80,0 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie heeft begrepen tussen 20,0 en 40,0 gew.%.

29 BE2021/5830

11.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-10, daardoor gekenmerkt dat voornoemd paneel aan minstens twee tegenoverliggende randen voorzien is van koppelmiddelen, waarbij aan de betreffende randen een vergrendeling wordt teweeggebracht minstens in een verticale richting loodrecht op het vlak van de panelen en/of minstens in een horizontale richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de randen.

12.- Paneel volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde randen voorzien is van een groef, waarbij deze groef geflankeerd is door een bovenlip en een onderlip, waarbij genoemde intermediaire laag zich in hoofdzaak doorheen de bovenlip uitstrekt.

13.- Paneel volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat het onderoppervlak van de bovenlip minstens gedeeltelijk gevormd is in genoemde primaire substraatlaag.

14.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 11-13, daardoor gekenmerkt dat voornoemde bovenlip in hoofdzaak in de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag is gevormd.

15.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 11-14, daardoor gekenmerkt dat, in een gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen tegen elkaar aan drukken, waarbij zich een dichting vormt langsheen de randen van genoemde panelen.

16.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 11-14, daardoor gekenmerkt dat, in een gekoppelde toestand tussen twee aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen elkaar niet raken, waarbij zich een spatie vormt tussen genoemde intermediaire lagen langsheen de randen van genoemde panelen.

17.- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 1-16, daardoor gekenmerkt dat genoemd paneel een vloerpaneel of wandpaneel is.

30 BE2021/5830

18.- Werkwijze voor het vervaardigen van een paneel, omvattende de stappen: het extruderen van een primaire substraatlaag, het extruderen van een intermediaire laag, het extruderen en/of lamineren van een secundaire substraatlaag, en het lamineren van een toplaag, daardoor gekenmerkt dat ten minste de primaire substraatlaag en de intermediaire laag zijn gevormd middels co-extrusie.

19.- Werkwijze volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag zijn gevormd middels co-extrusie.

20.- Werkwijze volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de secundaire substraatlaag wordt gelamineerd.

21.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-20, daardoor gekenmerkt dat genoemde lagen welke zijn gevormd middels co-extrusie, zijn gevormd door een enkelvoudige matrijs.

22.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-20, daardoor gekenmerkt dat genoemde lagen welke zijn gevorm middels co-extrusie, zijn gevormd door twee of meer afzonderlijke matrijzen.

23.- Werkwijze voor het vervaardigen van een paneel, omvattende de stappen: het extruderen van een eerste substraatlaag, het lamineren van een intermediaire laag, het lamineren van een secundaire substraatlaag, en het lamineren van een toplaag, daardoor gekenmerkt dat ten minste de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag samen worden gelamineerd op de primaire substraatlaag onder de vorm van een gelamineerd complex.

31 BE2021/5830 24 - Werkwijze volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat, genoemd gelamineerd complex is gevormd door de stappen: het voorzien van de secundaire substraatlaag, het coaten van genoemde secundaire substraatlaag met een schuimbare samenstelling, en het opschuimen van genoemde schuimbare samenstelling met vorming van de intermediaire laag.

25.- Werkwijze volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat, genoemde schuimbare samenstelling wordt opgeschuimd middels verhitting met vorming van de intermediaire laag.

26.- Werkwijze volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat, genoemd gelamineerd complex is gevormd door de stappen: het voorzien van de secundaire substraatlaag, het voorzien van de intermediaire laag, en het verlijmen van de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag.

27.- Werkwijze volgens conclusie 26, daardoor gekenmerkt dat, de secundaire substraatlaag en/of de intermediaire laag worden onderworpen aan een coronabehandeling voorafgaand aan het verlijmen ervan.

28.- Werkwijze volgens één der conclusies 18-27, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de intermediaire laag heeft een Shore A hardheid welke 10 eenheden lager is dan de Shore A hardheid van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag heeft een elasticiteitsmodulus welke minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de primaire en/of secundaire substraatlaag; de intermediaire laag omvat een materiaal met een in hoofdzaak open celstructuur; of de intermediaire laag omvat een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal.

32 BE2021/5830

29.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-28, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag een Shore A hardheid heeft die 10 eenheden lager 1s dan de Shore A hardheid van de secundaire substraatlaag en/of dat de intermediaire laag een elasticiteitsmodulus heeft die minstens 10,0% lager is dan de elasticiteitmodulus van de secundaire substraatlaag.

30.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-29, daardoor gekenmerkt dat de intermediaire laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal omvat, waarbij het geschuimd thermoplastisch materiaal of het geschuimd thermohardend materiaal een leeg celvolume heeft begrepen tussen 10,0 en 80,0 vol.%

31.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-30, daardoor gekenmerkt dat de intermediare laag een geschuimd thermoplastisch materiaal of een geschuimd thermohardend materiaal omvat, waarbij het geschuimd materiaal gekozen is uit de groep van ethyleenvinylacetaat (EVA), irradiatie gecrosslinkt polyethyleen (IXPE), irradiatie gecrosslinkt polypropyleen (IXPP), geëxpandeerd polyethyleen (EPE), geëxpandeerd polyethyleen copolymeer (EPC), polypropyleen (PP), polyvinylchloride (PVC), PVC- plastisol, polyurethaan, of combinaties daarvan.

32.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-31, daardoor gekenmerkt dat genoemde primaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) en calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel omvat.

33.- Werkwijze volgens conclusie 32, daardoor gekenmerkt dat het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie heeft begrepen tussen 60,0 en 80,0 gew% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie heeft begrepen tussen 20,0 en 40,0 gew.%.

34.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-32, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag polyvinylchloride (PVC) omvat.

33 BE2021/5830

35.- Werkwijze volgens conclusie 34, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag weekmakers omvat in een hoeveelheid van minder dan 15 phr, bij voorkeur van minder dan 10 phr, meer bij voorkeur van minder dan 5 phr.

36.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-35, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag 1s geconfigureerd om de stijfheid van het paneel te vergroten waarbij de secundaire substraatlaag ten minste één van volgende eigenschappen heeft: de secundaire substraatlaag omvat een versterkingslaag;, de secundaire substraatlaag omvat calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel; of de secundaire substraatlaag heeft een dikte van ten minste 2,0 mm.

37.- Werkwijze volgens conclusie 36, daardoor gekenmerkt dat genoemde secundaire substraatlaag calciumcarbonaat (CaCO3) als vulmiddel omvat, waarbij het calciumcarbonaat (CaCO3) een concentratie heeft begrepen tussen 60,0 en 80,0 gew.% en het polyvinylchloride (PVC) een concentratie heeft begrepen tussen 20,0 en 40,0 gew.%.

38.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-37, daardoor gekenmerkt dat het verkregen paneel aan minstens twee tegenoverliggende randen voorzien wordt van koppelmiddelen, waarbij aan de betreffende randen een vergrendeling wordt teweeggebracht minstens in een verticale richting loodrecht op het vlak van de panelen en/of minstens in een horizontale richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de randen.

39.- Werkwijze volgens conclusie 38, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde randen voorzien is van een groef, waarbij deze groef geflankeerd is door een bovenlip en een onderlip, waarbij genoemde intermediaire laag zich in hoofdzaak doorheen de bovenlip uitstrekt.

40.- Werkwijze volgens conclusie 38 of 39, daardoor gekenmerkt dat het onderoppervlak van de bovenlip minstens gedeeltelijk gevormd is in genoemde primaire substraatlaag.

34 BE2021/5830

41.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 38-40, daardoor gekenmerkt dat voornoemde bovenlip in hoofdzaak in de primaire substraatlaag, de intermediaire laag en de secundaire substraatlaag is gevormd.

42.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 38-41, daardoor gekenmerkt dat, in een gekoppelde toestand tussen twee verkregen, aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen tegen elkaar aan drukken, waarbij zich een dichting vormt langsheen de randen van genoemde panelen.

43.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 38-41, daardoor gekenmerkt dat, in een gekoppelde toestand tussen twee verkregen, aangrenzende panelen, de intermediaire lagen van genoemde aangrenzende panelen elkaar niet raken, waarbij zich een spatie vormt tussen genoemde intermediaire lagen langsheen de randen van genoemde, verkregen panelen.

44- Paneel volgens één der voorgaande conclusies 18-43, daardoor gekenmerkt dat genoemd, verkregen paneel een vloerpaneel of wandpaneel is.

45.- Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 18-44, waarbij een vloerpaneel wordt verkregen volgens één der conclusies 1-17.