BE1028944B1

BE1028944B1 - METHOD AND INSTALLATION FOR WORKING A WOODEN SURFACE

Info

Publication number: BE1028944B1
Application number: BE20205970A
Authority: BE
Inventors: Deurwaerder Carl De
Original assignee: Houthandel Leirman En Zonen
Priority date: 2020-12-23
Filing date: 2020-12-23
Publication date: 2022-07-25
Also published as: EP4019216A1; BE1028944A1

Abstract

Volgens de methode van de uitvinding wordt een houten werkstuk (1) bewogen langs een om zijn centrale as draaiende cilindrische schaafkop (2) voorzien van minstens één schaafmes (3) dat zich uitstrekt langs de buitenzijde van de schaafkop en in de longitudinale richting ervan, waarbij het schaafmes een snijkant (4) heeft die de snijlijn vormt tussen een voorste snijvlak (5) en een achterste snijvlak (6) van het mes, zoals bepaald door de draairichting van de schaafkop, en waarbij het werkstuk (1) tijdens de interactie met het schaafmes beweegt in tegengestelde richting aan de beweging van het schaafmes (3). Volgens de uitvinding is de hoek (α) tussen het voorste snijvlak (5) en het oppervlak (7) van het werkstuk een scherpe hoek gedurende de gehele interactie tussen het schaafmes en het oppervlak (7). De uitvinding betreft eveneens een schaafinstallatie voorzien van een schaafkop (2) zoals hierboven beschreven wanneer de schaafkop een werkstuk (1) bewerkt in de installatie. De specifieke hoek tussen het voorste snijvlak (5) en het te bewerken oppervlak (7) maakt het mogelijk om een verweerd aspect te verlenen aan het oppervlak. Bij voorkeur wordt deze hoek gecombineerd met een snijkant (4) voorzien van inkepingen (21).According to the method of the invention, a wooden workpiece (1) is moved along a cylindrical planer head (2) rotating about its central axis, provided with at least one planer blade (3) extending along the outside of the planer head and in its longitudinal direction, wherein the planer blade has a cutting edge (4) which forms the cutting line between a front cutting surface (5) and a rear cutting surface (6) of the blade, as determined by the direction of rotation of the planer head, and wherein the workpiece (1) during the interaction the planer blade moves in the opposite direction to the planer blade (3) movement. According to the invention, the angle (α) between the front cutting face (5) and the surface (7) of the workpiece is an acute angle throughout the interaction between the planer blade and the surface (7). The invention also relates to a planing installation provided with a planing head (2) as described above when the planing head processes a workpiece (1) in the installation. The specific angle between the front cutting plane (5) and the surface to be machined (7) makes it possible to impart a weathered appearance to the surface. Preferably, this corner is combined with a cutting edge (4) provided with notches (21).

Description

METHOD AND INSTALLATION FOR WORKING A WOODEN

OPPERVLAK Domein van de uitvinding De uitvinding heeft betrekking op de bewerking van houten werkstukken, in bijzonder het machinaal schaven van hout om het uiterlijk van het oppervlak te wijzigen. Stand van de techniek Het machinaal schaven van hout kan op verschillende wijzen gebeuren, onder andere met een draaiende schaafkop. Deze heeft een cilindrisch lichaam waarop één of meerdere messen zijn geplaatst die uitsteken ten opzichte van de buitenwand van het cilindrisch lichaam. De kop draait rond een as en een houten plank of balk wordt onder de draaiende kop doorgevoerd in een richting tegengesteld aan de draairichting van de schaafkop.SURFACE Field of the Invention The invention relates to the processing of wooden workpieces, in particular the machine planing of wood to alter the appearance of the surface. State of the art The mechanical planing of wood can be done in various ways, including with a rotating planer head. It has a cylindrical body on which are placed one or more knives projecting relative to the outer wall of the cylindrical body. The head rotates around an axis and a wooden plank or beam is passed under the rotating head in a direction opposite to the direction of rotation of the planer head.

Het is bekend om machinale schaaftechnieken toe te passen om een houtoppervlak een bepaald uiterlijk aspect te geven, bijvoorbeeld om een gladgeschaafde plank het uiterlijk te geven van verweerd of handgeshaafd hout. Voorbeelden van deze machinale oppervlaktebehandelingen worden beschreven in documenten US2012/192996 en US4949768. Vele van deze technieken geven echter een kunstmatig resultaat, of ze vergen een complexe machine met meerdere vaste (niet-draaiende) schaafkoppen verspreid over de breedte van het doorgevoerde oppervlak, of een combinatie van draaiende en niet- draaiende koppen, zoals het geval is in document US2012/192996. In US4949768 worden draaiende koppen gebruikt maar voor een specifiek doel, namelijk het maken van plaatselijke uithollingen in het oppervlak van een houten balk, die de indruk geven dat de balk met de hand is bewerkt.It is known to use machine planing techniques to give a wood surface a certain appearance, for example to give a smooth planed board the appearance of weathered or hand planed wood. Examples of these machined surface treatments are described in documents US2012/192996 and US4949768. However, many of these techniques produce an artificial result, or require a complex machine with multiple fixed (non-rotating) planer heads spread across the width of the fed surface, or a combination of rotating and non-rotating heads, as is the case in document US2012/192996. US4949768 uses rotary heads but for a specific purpose, which is to create localized depressions in the surface of a wooden beam, giving the impression that the beam has been worked by hand.

Voor het geven van een ruw en verweerd uiterlijk aan een houten oppervlak is er echter geen techniek bekend die snel en efficiënt het gewenst resultaat kan bereiken met een relatief eenvoudige of standaard installatie. Voornaamste aspecten van de uitvinding De uitvinding betreft een methode en installatie voor het bewerken van een houten oppervlak, zoals beschreven in de hierbij aangehechte conclusies. Volgens de methode van de uitvinding wordt een houten werkstuk bewogen langs een om zijn centrale as draaiende cilindrische schaafkop voorzien van minstens één schaafmes dat zich uitstrekt langs de buitenzijde van de schaafkop en in de longitudinale richting ervan, waarbij het schaafmes een snijkant heeft die de snijlijn vormt tussen een voorste snijvlak en een achterste snijvlak van het mes, zoals bepaald door de draairichting van de schaafkop, en waarbij het werkstuk tijdens de interactie met het schaafmes beweegt in tegengestelde richting aan de beweging van het schaafmes.However, there is no known technique for giving a rough and weathered appearance to a wooden surface that can quickly and efficiently achieve the desired result with a relatively simple or standard installation. Principal Aspects of the Invention The invention relates to a method and equipment for processing a wooden surface, as described in the claims appended hereto. According to the method of the invention, a wooden workpiece is moved along a cylindrical planer head revolving about its central axis having at least one planer blade extending along the outside of the planer head and in its longitudinal direction, the planer blade having a cutting edge which crosses the cutting line. forms between a front cutting surface and a rear cutting surface of the blade, as determined by the direction of rotation of the planer head, and wherein the workpiece moves in the opposite direction to the motion of the planer blade during interaction with the planer blade.

Volgens de uitvinding is de hoek tussen het voorste snijvlak en het te bewerken oppervlak een scherpe hoek gedurende de gehele interactie tussen het schaafmes en het oppervlak.According to the invention, the angle between the leading cutting surface and the surface to be machined is an acute angle throughout the interaction between the planer blade and the surface.

De hoek waarvan sprake is de hoek tussen de buitenzijde van het voorste snijvlak en het te bewerken oppervlak dat zich vóór dit snijvlak uitstrekt naarmate de snijkant interageert met het oppervlak.The angle in question is the angle between the outside of the leading cutting face and the surface to be machined which extends in front of this cutting face as the cutting edge interacts with the surface.

Deze hoek is aangeduid als de hoek ‘a’ in Figuren 2a en 2b.This angle is referred to as the angle 'a' in Figures 2a and 2b.

De uitvinding betreft eveneens een schaafinstallatie voorzien van een schaafkop zoals hierboven beschreven wanneer de schaafkop een werkstuk bewerkt in de installatie.The invention also relates to a planing installation provided with a planing head as described above when the planing head processes a workpiece in the installation.

De specifieke hoek tussen het voorste snijvlak en het te bewerken oppervlak maakt het mogelijk om een ruw uiterlijk te verlenen aan het oppervlak.The specific angle between the leading cutting face and the surface to be machined makes it possible to impart a rough appearance to the surface.

Bij voorkeur wordt deze hoek gecombineerd met een snijkant voorzien van inkepingen.Preferably, this corner is combined with a cutting edge provided with notches.

Eigenschappen van een aantal verdere uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de conclusies.Features of a number of further embodiments are set forth in the claims.

Korte beschrijving van de figuren Figuur 1 geeft een 3D beeld van de stand van een schaafkop ten opzichte van een werkstuk, zoals toegepast volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.Brief description of the figures Figure 1 gives a 3D view of the position of a planer head relative to a workpiece, as used according to an embodiment of the invention.

Figuren 2a en 2b tonen in detail hoe het schaafmes zich beweegt ten opzichte van het werkstuk volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.Figures 2a and 2b show in detail how the planer blade moves relative to the workpiece according to an embodiment of the invention.

Figuren 3a en 3b tonen ter vergelijking met Figuren 2a/2b, de hoekstanden bij een klassiek schaafproces.Figures 3a and 3b show, for comparison with Figures 2a/2b, the angular positions in a classic planing process.

Figuur 4 toont een schaafkop met messen die voorzien zijn van inkepingen, zoals gebruikt in een uitvoeringsvorm van de methode volgens de uitvinding.Figure 4 shows a planer head with knives provided with notches, as used in an embodiment of the method according to the invention.

Figuur 5 is een voorbeeld van het uiterlijk van een houten plank bewerkt volgens de methode van de uitvinding.Figure 5 is an example of the appearance of a wooden plank processed according to the method of the invention.

Figuur 6 toont enkele componenten van een schaafinstallatie volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.Figure 6 shows some components of a planing installation according to an embodiment of the invention.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding Figuur 1 toont een cilindrische schaafkop 2 en een houten plank 1 die langs de draaiende kop wordt bewogen tijdens het uitvoeren van de methode volgens de uitvinding.DETAILED DESCRIPTION OF THE INVENTION Figure 1 shows a cylindrical planing head 2 and a wooden plank 1 which is moved past the rotating head while carrying out the method according to the invention.

De draairichting van de kop 2 en de doorvoer-richting van de plank 1 zijn aangegeven met pijlen.The direction of rotation of the head 2 and the direction of passage of the shelf 1 are indicated by arrows.

Een cilindrische schaafkop is op zich bekend.A cylindrical planer head is known per se.

Deze bevat een centrale as 10 die gelagerd is in een schaafmachine (niet afgebeeld), waarin de rotatie van de kop 2 wordt aangedreven, rond de geometrische draai-as 20. De figuur toont een voorbeeld van de vorm van het lichaam van de schaafkop, met 2 diametraal tegenover elkaar gelegen ronde zijwanden 15 en 2 diametraal tegenover elkaar gelegen vlakke zijwanden 16, waarbij twee schaafmessen 3 zijn gemonteerd in de hoeken tussen aan elkaar grenzende ronde en vlakke wanden. De vorm van de schaafkop 2, het aantal schaafmessen 3 en de manier waarop de messen 3 gemonteerd zijn kan echter verschillen van de getoonde afbeelding en is dus niet beperkend voor de draagwijdte van de uitvinding. Wel bepalend voor de uitvinding is de stand van de schaafmessen 3 ten opzichte vanhet te bewerken oppervlak. In Figuren 2a en 2b is één van de schaafmessen 3 meer in detail getoond, zoals aangewend in de methode volgens de uitvinding. Elk mes 3 heeft een snijkant 4, die de snijlijn vormt tussen een voorste snijvlak 5 en een achterste snijvlakIt contains a central shaft 10 mounted in a planer (not shown), in which the rotation of the head 2 is driven, around the geometrical rotation axis 20. The figure shows an example of the shape of the body of the planer head, with 2 diametrically opposed round sidewalls 15 and 2 diametrically opposed flat sidewalls 16, wherein two planer knives 3 are mounted in the corners between adjacent round and flat walls. However, the shape of the planer head 2, the number of planer knives 3 and the way in which the knives 3 are mounted may differ from the illustration shown and is thus not limiting for the scope of the invention. What is decisive for the invention is the position of the planing knives 3 relative to the surface to be worked. In figures 2a and 2b one of the planer knives 3 is shown in more detail, as used in the method according to the invention. Each blade 3 has a cutting edge 4, which forms the cutting line between a front cutting surface 5 and a rear cutting surface

6. De termen ‘voorste’ en ‘achterste’ worden hier gebruikt met betrekking tot de beweging van het mes 3 ten opzichte van het werkstuk 1, en dus met betrekking tot de draairichting van de schaafkop 2 : de voorste kant 5 bevindt zich vóór de achterste kant 6 in de beweegrichting van het mes 3.6. The terms "front" and "rear" are used here in reference to the movement of the blade 3 relative to the workpiece 1, and thus to the direction of rotation of the planer head 2 : the front edge 5 is in front of the rear side 6 in the direction of movement of the blade 3.

Tijdens één omwenteling van de schaafkop 2 interageert het mes met het oppervlak 7 van het werkstuk. Dit is een vlak oppervlak dat in een rechtlijnige beweging langs de draaikop wordt gevoerd. De interactie tussen het mes 3 en het oppervlak 7 vindt plaats tijdens een hoekverdraaiing van de schaafkop 2, die bepaald wordt door de afmetingen van de kop 2 en het mes 3. Figuur 2a toont het moment waarop de interactie begint : de snijkant 4 maakt contact met het te bewerken oppervlak 7. Op dat moment is de hoek a tussen het voorste snijvlak 5 en het te bewerken oppervlak 7 een scherpe hoek, dus een hoek van minder dan 90°. De aanliggende hoek B is een stompe hoek. Figuur 2b toont het eindpunt van de interactie. De interactie tussen het mes 3 en het werkstuk 1 heeft een bewerkte zone 8 veroorzaakt, waarvan de vorm en diepte afhangt van verschillende factoren waaronder de relatieve snelheid van het werkstuk 1 ten opzichte van het draaiende schaafmes 3. Men ziet dat op het einde van de interactie de hoek a nog steeds een scherpe hoek is, en B nog steeds een stompe hoek.During one revolution of the planer head 2, the blade interacts with the surface 7 of the workpiece. This is a flat surface that is passed along the rotary head in a rectilinear motion. The interaction between the blade 3 and the surface 7 takes place during an angular rotation of the planing head 2, which is determined by the dimensions of the head 2 and the blade 3. Figure 2a shows the moment at which the interaction starts: the cutting edge 4 makes contact with the surface 7 to be machined. At that moment the angle between the front cutting surface 5 and the surface 7 to be machined is an acute angle, i.e. an angle of less than 90°. The adjacent angle B is an obtuse angle. Figure 2b shows the end point of the interaction. The interaction between the blade 3 and the workpiece 1 has created a machined zone 8, the shape and depth of which depends on several factors including the relative speed of the workpiece 1 relative to the rotating planer blade 3. It can be seen that at the end of the interaction the angle a is still an acute angle, and B is still an obtuse angle.

Dit verloop van de hoeken, m.a.w. het feit dat de hoek a scherp is (en de hoek B stomp) tijdens de hele interactie, is kenmerkend voor de methode van de uitvinding en verschilt van het klassieke verloop, dat geïllustreerd is in Figuren 3a en 3b. Hierin is de positie van het mes 3’ en van de snijkanten 5’ en 6’ duidelijk verschillend van de situatie in Figuren 2a en 2b. Bij het klassieke proces varieert a van een scherpe hoek bij het begin van de interactie naar een stompe hoek op het einde (en B varieert van stomp naar scherp), waardoor het mes 3’ een meer ingrijpende impact heeft op het werkstuk in de zone 8’.This gradient of the angles, i.e. the fact that the angle a is acute (and the angle B obtuse) during the whole interaction, is characteristic of the method of the invention and differs from the classical gradient illustrated in Figures 3a and 3b. . Here, the position of the blade 3' and of the cutting edges 5' and 6' is clearly different from the situation in Figures 2a and 2b. In the classical process, a varies from an acute angle at the start of the interaction to an obtuse angle at the end (and B varies from obtuse to sharp), giving the blade 3' a more drastic impact on the workpiece in zone 8 '.

Volgens de methode van de uitvinding is deze impact minder groot.According to the method of the invention, this impact is less great.

Het mes wrijft meer over het oppervlak dan dat het erin snijdt.The blade rubs the surface more than it cuts into it.

Hierdoor is het mogelijk om het oppervlak 7 een verweerd uiterlijk te geven.It is hereby possible to give the surface 7 a weathered appearance.

Volgens een geprefereerde uitvoeringsvorm wordt de methode van de uitvinding uitgevoerd met een schaafkop met een snijkant voorzien van inkepingen 21, zoals geïllustreerd in Figuur 4. De inkepingen vormen bij voorkeur een regelmatig profiel van even grote inkepingen 21, zoals een zaagtandprofiel.According to a preferred embodiment, the method of the invention is performed with a planer head having a cutting edge provided with notches 21, as illustrated in Figure 4. The notches preferably form a regular profile of equally sized notches 21, such as a sawtooth profile.

De afmetingen (hoogte en breedte) van de inkepingen 21 is bijvoorbeeld in de grootteorde van een halve millimeter.The dimensions (height and width) of the notches 21 are, for example, on the order of half a millimeter.

Bij voorkeur is de volledige achterste snijkant 6 voorzien van een regelmatig profiel van inkepingen die loodrecht staan op de snijkant 4 en zich uitstrekken tot en met de snijkant, zoals getoond in Figuur 4. Deze inkepingen 21 dragen verder bij tot het verstrekken van een verweerd uiterlijk aan het houtoppervlak.Preferably, the entire rear cutting edge 6 has a regular profile of notches perpendicular to the cutting edge 4 and extending through the cutting edge, as shown in Figure 4. These notches 21 further contribute to providing a weathered appearance. to the wood surface.

Met name zorgen zij voor een geribbeld uiterlijk, wat typisch is voor zogenaamd steigerhout.In particular, they provide a ribbed appearance, which is typical for so-called scaffolding wood.

Figuur 5 toont het oppervlak van een plank die met de methode van de uitvinding is bewerkt, en met gebruikmaking van een snijkant 4 met een regelmatig profiel van inkepingen 21 zoals getoond in Figuur 4. Men ziet de ribbels 22 veroorzaakt door de inkepingen 21. Men ziet ook de typische uitrafeling 23 van het hout langs de nerven.Figure 5 shows the surface of a plank processed by the method of the invention, using a cutting edge 4 with a regular profile of notches 21 as shown in Figure 4. The ridges 22 caused by the notches 21 are seen. also sees the typical fraying 23 of the wood along the grain.

Dit laatste effect is eerder toe te schrijven aan de specifieke hoekstand van de schaafmessen 3 zoals hierboven beschreven.This latter effect is rather attributable to the specific angular position of the planer knives 3 as described above.

Zoals gezegd zijn de hoeken a en B respectievelijk scherp en stomp gedurende de hele interactie tussen het mes 3 en het oppervlak 7. Als de schaafkop 2 meerdere messen 3 heeft, zoals het geval is in de schaafkop afgebeeld in figuren 1 en 4, is dit het geval voor elk van de messen 3. De hoek a ligt bij voorkeur tussen de waarden 75° en 88° tijdens de interactie tussen het mes 3 en het oppervlak.As mentioned, the angles a and B are sharp and obtuse, respectively, throughout the interaction between the blade 3 and the surface 7. If the planer head 2 has multiple blades 3, as is the case in the planer head shown in Figures 1 and 4, this is the case for each of the blades 3. The angle is preferably between the values 75° and 88° during the interaction between the blade 3 and the surface.

Volgens een meer specifieke uitvoeringsvorm ligt de hoek a tussen 85° en 87° tijdens de interactie.According to a more specific embodiment, the angle is between 85° and 87° during the interaction.

De grenzen van alle intervallen die in deze beschrijving worden aangeduid met ‘tussen’ bevatten de grenzen van de intervallen.The boundaries of all intervals referred to as "between" in this description contain the boundaries of the intervals.

De hoek tussen de snijvlakken 5 en 6 onderling is bij voorkeur een scherpe hoek.The angle between the mutually cutting surfaces 5 and 6 is preferably an acute angle.

Bij voorkeur is de draaisnelheid van de schaafkop 2 in de methode volgens de uitvinding lager dan bij klassieke schaafprocessen.Preferably, the rotational speed of the planing head 2 is lower in the method according to the invention than in conventional planing processes.

Volgens een uitvoeringsvorm ligt deze snelheid tussen 1000 rpm (toeren per minuut) en 4000 rpm.According to one embodiment, this speed is between 1000 rpm (rpm) and 4000 rpm.

Nog meer geprefereerd is een snelheid tussen 2000rpm en 2500rpm.Even more preferred is a speed between 2000rpm and 2500rpm.

Bij snelheden lager dan 1000rpm kan de schaafkop bij bepaalde houtsoorten blokkeren wanneer het mes langs harde stukken in het hout beweegt.At speeds below 1000rpm, the planer head can lock up on certain types of wood as the blade moves past hard areas in the wood.

Bij snelheden van meer dan 4000rpm wordt het oppervlak bij de meeste houtsoorten te glad.At speeds over 4000rpm, the surface becomes too slippery on most woods.

Deze snelheden zijn over het algemeen lager dan bij standaard processen uitgevoerd met een schaafkop zoals getoond in Figuren 3a en 3b, waarbij snelheden worden toegepast van 10000 rpm en meer.These speeds are generally lower than standard processes performed with a planer head as shown in Figures 3a and 3b, using speeds of 10,000 rpm and above.

De doorvoersnelheid van het houten werkstuk 1 langs de draaiende schaafkop 2 die wordt toegepast bij de methode van de uitvinding, ligt bij voorkeur tussen 10 m/min en 25m/min. Voor sommigen houtsoorten is een snelheid van 15m/min ideaal. Deze snelheden liggen ook lager dan bij de klassieke schaafprocessen.The throughput speed of the wooden workpiece 1 past the rotary planer head 2 used in the method of the invention is preferably between 10 m/min and 25 m/min. For some types of wood, a speed of 15m/min is ideal. These speeds are also lower than with traditional planing processes.

5 De methode wordt bij voorkeur toegepast op de volledige breedte van een werkstuk, gemeten in de lengterichting van de schaafmessen 3. Met andere woorden : men bewerkt bij voorkeur enkel werkstukken zoals planken of balken, die smaller zijn dan de lengte van de schaafmessen. Hierdoor is het verweerde uiterlijk uniform over het hele oppervlak van de plank of balk.5 The method is preferably applied to the entire width of a workpiece, measured in the longitudinal direction of the planer knives 3. In other words: it is preferable to only work on workpieces such as planks or beams, which are narrower than the length of the planer knives. This makes the weathered appearance uniform over the entire surface of the plank or beam.

Volgens een geprefereerde uitvoeringsvorm wordt de schaafbewerking volgens de uitvinding gevolgd door een borstelbewerking zoals op zich gekend in de stand van de techniek, en bij voorkeur uitgevoerd door een draaiende borstelkop gelijkaardig aan de schaafkop, maar voorzien van borstels langs de omtrek. Het borstelen van het oppervlak zorgt desgewenst voor een vlakker uiterlijk doordat loshangende vezels worden verwijderd.According to a preferred embodiment, the planing operation according to the invention is followed by a brushing operation as per se known in the art, and preferably performed by a rotating brush head similar to the planing head, but provided with bristles along the periphery. If desired, brushing the surface provides a flatter appearance by removing loose fibers.

Het borstelen is echter optioneel en kan worden weggelaten, afhankelijk van de mate van ruwheid die men wenst te bekomen.However, brushing is optional and can be omitted depending on the degree of roughness one wishes to achieve.

De uitvinding betreft eveneens een installatie die geschikt is om de methode volgens de uitvinding uit te voeren volgens één of meer van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Een voorbeeld van een dergelijke installatie is afgebeeld in Figuur 6.The invention also relates to an installation suitable for carrying out the method according to the invention according to one or more of the embodiments described above. An example of such an installation is shown in Figure 6.

Een stel aangedreven doorvoerrollen 11 zorgt voor het bewegen van een plank 1 in haar lengterichting. De schaafkop 2 met hoek-eigenschappen ten opzichte van de plank zoals hierboven beschreven, is opgesteld in een omhulsel 24 en draait rond haar geometrische as in de aangegeven richting. De installatie van Figuur 6 bevat verder een borstelmachine 12 zoals op zich gekend, waarin een borstelkop 25 ronddraait rond een as evenwijdig met de as van de schaafkop 2. De installatie kan diverse bijkomende onderdelen bevatten, die op zich gekend zijn en die dus hier niet in detail beschreven worden, zoals bijvoorbeeld : zaag -en of klassieke schaaftoestellen voorafgaand aan de schaafkop 2, om een plank op een gewenste dikte en breedte te brengen, of om tand -en gleuf profielen aan te brengen in de zijkanten van de plank.A set of driven feed rollers 11 provides for moving a shelf 1 in its longitudinal direction. The planer head 2 with angular properties to the board as described above is arranged in a casing 24 and rotates about its geometric axis in the indicated direction. The installation of Figure 6 further comprises a brushing machine 12 as known per se, in which a brush head 25 rotates around an axis parallel to the axis of the planing head 2. The installation may comprise various additional parts, which are known per se and are therefore not shown here. described in detail, such as, for example: sawing or conventional planing devices prior to the planer head 2, to bring a plank to a desired thickness and width, or to apply tooth and groove profiles in the sides of the plank.

Claims

CONCLUSIONS

1. Method for giving a flat surface (7) of a wooden workpiece (1) a rough appearance, whereby the workpiece is moved along a cylindrical planer head (2) rotating about its central axis (10) provided with at least one planer blade ( 3) extending along the outside of the planer head and in its longitudinal direction, the planer blade having a cutting edge (4) forming the line of intersection between a front cutting surface (5) and a rear cutting surface (6) of the blade, such as determined by the direction of rotation of the planer head (2), and where the workpiece during interaction with the planer blade moves in the opposite direction to the motion of the planer blade, characterized in that the angle (a) between the front cutting face (5) and the surface ( 7) is an acute angle throughout the interaction between the planer blade (3) and the surface (7).

The method according to claim 1, wherein the length of the cutting edge (4) is greater than or equal to the width of the surface to be treated, as measured during the planing operation in the longitudinal direction of the cutting edge (4).

The method according to claim 1 or 2, wherein the cutting edge (4) is provided with notches (21).

The method according to claim 3, wherein the rear cutting edge (6) is provided with a regular profile of notches (21) extending through the cutting edge (4) along its entire length.

The method according to any one of the preceding claims, wherein said angle (a) is between 75° and 88° throughout the interaction between the planer blade (3) and the surface (7).

The method according to claim 5, wherein said angle (a) is between 85° and 87° throughout the interaction between the planer blade (3) and the surface (7).

The method according to any one of the preceding claims, wherein the rotational speed of the planer head (2) is between 1000 and 4000 rpm.

The method of claim 7, wherein the rotational speed is between 2000 and 2500 rpm.

The method according to any one of the preceding claims, wherein the feed rate of the workpiece (1) relative to the axis of rotation (10) of the planer head (2) is between 10 and 25 meters per minute.

The method of any preceding claim, wherein the planing is followed by brushing the surface.

11. Planing installation for imparting a rough appearance to a flat surface (7) of a wooden workpiece (1), the installation comprising the following components: - at least one set of feed rollers (11) to round a workpiece (1) on a speed to be set, - a cylindrical planer head (2) provided with at least one planer blade (3) extending along the outside of the planer head and in its longitudinal direction, the planer blade having a cutting edge (4) which crosses the cutting line forms between a front cutting surface (5) and a rear cutting surface (6) as determined by the direction of rotation of the planer head, characterized in that the planer blade (3) is designed such that the angle (a) between the front cutting surface (5) and the surface (7) is an acute angle throughout the interaction between the planer blade (2) and the surface (7).

The installation according to claim 11, wherein the cutting edge (4) is provided with notches (21).

The installation according to claim 11 or 12, wherein said angle (a) is between 75° and 88° throughout the interaction between the planer blade and the surface.

The installation according to claim 13, wherein said angle (a) is between 85° and 87° throughout the interaction between the planer blade and the surface.

The installation according to any one of claims 11 to 14, further comprising a machine (12) for brushing the workpiece immediately after the planing operation.